Windmolens in
het Westfriese landschap
Volkskunst
De betekenisvolle arbeid van de Commissie
voor Landelijk Schoon
I
Ode aan West-Friesland
Aesthetisch gezien
niet worden gemist"
kan de molen
Aan de slopers dient
een halt te worden
toegeroepen
„25 JAAR OUD-WEST-FRKSLAND"
Ware schoonheid is levensvreugde
Het Historisch Genootschap „Oud West-Friesland" heeft reeds vroeg een
commissie in het leven geroepen, die de naam kreeg: „Commissie ter bevor
dering van het Landelijk Schoon in West-Friesland" en die is samengesteld
uit leden van het Genootschap,
Voor vele Westfriezen weer iets nieuws en we horen al zeggen: „Wat moet
dat nu weer betekenen, er zijn al commissies genoeg". WU willen er iets ovei<
vertellen. s
Mooie boerderijen.
In verscheidene dorpen zijn nog vele
boerderijen, althans van buiten, want
als men er inkomt ziet men veel wan
smaak.
Met medewerking van de commissie
heeft de Rijkscommissie voor de Mo
numentenzorg er reeds verscheidene
doen opmeten. Het ligt in de bedoe
ling om deze verzameling op de ten
toonstelling naar aanleiding van het
25-jarig bestaan van het Genootschap
te exposeren.
Mooie oude pronkdeuren zijn er niet
veel meer over. Wij noemen er drie:
Westwoud W 67, O 16 en Zwaag 336.
Wat blijft er van deze pronkdeuren,
van deze mooie voorbeelden van tim
merkunst over? Bijna niets, men voelt
er niet voor. Als men maar eens kijkt
naar het ontwerp gevel te Zwaag,
hiervoor genoemd, dan voelt men wat
voor geest er heerst en hier moet ver
andering in komen. En als men aan
het Keern, de gevel van de herberg
„Wie weet nog hoe", bekijkt, die eni
ge jaren geleden is veranderd, is het
dan een wonder, dat een der aanwe
zigen in de vergadering van de ver
eniging „Oud-Hoorn" zegt: De naam
moet veranderd en moet worden:
„Hoe bestaat het". We zouden zo
door kunnen gaan, ook wat betreft de
afsluiting van de terreinen.
Wat we denken moeten van het
schilderwerk van de huizen weten
wij niet. We vragen ons af: Waarom
moet alles omgekeerd worden? Het
is altijd een goede traditie geweest
om de kozijnen van deuren en ven
sters een gele tint te geven en de ra
men groen. Dus de kozijnen licht en
de ramen donker. De artistieke schil
ders menen, dat het anders moet, de
kozijnen donker, de ramen licht en
dan dikwijls met knal hardekleuren.
Waarom mag Joost weten, het is ze
ker een mode-artikel als de dames
kleding.
Pleidooi van
J. C. Kerkmeyer
Zij stelt zich ten doel het Landelijk
schoon in Westfriesland te bewaren en
te bevorderen. Zij moet dit doen door
het houden van samenkomsten. Wat
uit een oudheidkundig oogpunt belang
rijk wordt geoordeeld moet de com
missie trachten te bewaren. En zo mo
gelijk moet van het nieuwe het schoon
worden bevorderd.
Dit is de omschrijving van het doel,
zoals in het reglement van 1937 voor
komt Of in het algemeen de belang-
ïijkheid ervan wordt ingezien betwij
felen wij zeer, want dikwijls hoort men
zeggen: „Wat hebben wij er aan, het
geeft geen zout in de pap". Goed, het
kan zijn, dat in het algemeen voor iets
dergelijks niets gevoeld wordt, omdat
men er totaal buiten staat. Wij hopen
echter, dat men inziet, dat een derge
lijke commissie niet uit gekken be
staat en dat ze een zeer edel doel heeft.
Wij willen de lezer iets over het werk
\an deze commissie vertellen.
Vroeger speelden in Oud West-Fries
land, toneel, dichtkunst, dans en mu
ziek een eerste rol. 25 jaar geleden was
de geest eventjes anders dan thans. Er
is een verandering gekomen ten goe
de van de schoonheid van het land
schap en van de bouwkunst, boven
dien is er grote belangstelling geko
men voor het bodemonderzoek, want
we willen zo graag weten hoe onze
voorvaderen hier geleefd hebben. Men
begint al meer en meer te beseffen
van hoeveel belang het is om de om
geving waarin men leeft, er mooier
en beter te doen uitzien In vroeger
eeuwen is er in West-Friesland ook
een tijd geweest waarin men dit, al
is het misschien onbewust, besefte.
De 19de eeuw is voor dit alles fnui
kend geweest. De tijd van het ma
terialisme.
Veel moois verdwenen, veel
lelijks gekomen.
Het vele moois, dat West-Fries
land bezat, is voor enkele guldens
verkocht, en wat is er voor in de
de plaats gekomen? We kunnen ge
rust zeggen: Een bende brandhout.
Dit is het geval met de meubelen en
ook met de huizen. We kurhien hier
thans niet over uitweiden, want we
dwalen af. Gelukkig is er nog wat
over, al is het niet veel, en het is het
doel van de commissie te trachten dit
te bewaren en om het nieuwe zo goea
mogelijk te laten zijn. Het is van
groter belang dan menigeen denkt,
wij menen te kunnen zeggen, dat het
een stuk levensgeluk is.
Er is veel lelijks tot stand gekomen
en er is veel moois vernietigd. Wij
hebben hier vooral het oog op ge
bouwen, erfafscheidingen en inrij-
hekken.
Het ontwerpen van dergelijke zaken
wordt als heel gemakkelijk be
schouwd. Vier muren met gaten voor
deuren en ramen en een afdekking
voor de regen; ziedaar een huis. Wat
betonnen palen met een ijzeren pjjp
er door; ziedaar een terreinafsluiting.
Dit is geen juiste manier, want het
ontwerpen van welk klein geval ook,
vraagt niet alleen practische kennis,
maar ook gevoel voor een rhythmi-
sche verdeling. Dit zjjn nu eenmaal
wetten, die het heelal beheersen.
Het ligt in de bedoeling van de
commissie om al dit lelijke te be
strijden en het mooie te bevorderen.
Het is een moeilijke taak, omdat men
dikwijls stuit op onwillige mensen, die
niet willen begrijpen of niet in staat
zijn te begrijpen, dat de ware schoon
heid een levensvreugde is. Dikwijls is
het hopeloos. Gelukkig zijn er ook
nog fijngevoelige Westfriezen, die er
anders over denken. Een aardig voor
beeld willen we hier naar voren
brengen.
Het was op een mooie dag in 1943.
dat we naar buiten gingen om te te
kenen. We werden getroffen door de
zo typische boerderij Zwaag no. 325,
eigenaar de heer J. van Zelm. Het
buiten tekenen geeft dikwijls aanlei
ding tot belangstelling en van be
langstelling komt praten. Zo was het
ook hier. Tot onze grote schrik ver
namen we, dat de typische voorgevel
geheel veranderd zou worden. Er was
een tekening gemaakt, die goedge
keurd was. Toen we deze onder de
ogen kregen, konden we niet anders
dan onze teleurstelling te kennen ge
ven. We vroegen ons af: Hoe is het
in 's hemelsnaam mogelijk, dat iemand
ter wereld zo iets afschuwelijks in
elkaar kan zetten en toestemming
voor uitvoering krijgt?
Wij hebben met de eigenaar
en de eigenares maar heel kort ge
sproken om ze te overtuigen, dat dit
zo niet kon en dat het beter was de
gevel in dezelfde trant te restaure
ren. Natuurlijk werd voor zo'n geval
de volle medewerking van Rijk, Pro
vincie en Gemeente verkregen.
De restauratie is nog niet geheel
afgelopen, maar het gebouw staat er
als een juweeltje tussen veel lelijks.
Alle lof aan de familie Van Zelm
waar we zo prettig mee samenwer
ken. Er heerst een sfeer waar we
gaarne vertoeven om te praten over
allerlei moois.
De voorzitter van de Commissie
voor Landelijk Schoon, Hoorns
ereburger J. C. Kerkmeyer,
schreef voor ons blad en „De
Speelwagen" nevenstaand arti
kel. Het is 'n typisch geestespro
duct van de heer Kerkmeyer:
critiek wordt er niet in gespaard,
maar die critiek is opbouwend;
laten degenen die het aangaat er
hun voordeel mee doen!
Het is wel te begrijpen, dat de
Commissie voor Landelijk Schoon
heel wat te doen heeft om alles in
goede banen te leiden.
Met de oude kerken is het in het
algemeen ook treurig gesteld; er zijn
er vele in verr al en verknoeid. Het is
bjjna onmogelijk om alles onder han
den te nemen, bovendien is eir vee)
geld voor nodig.
Enige kerken, waarvoor de Com
missie zich interesseert en waarvoor
restauratieplannen zijn gemaakt, zijn
die te Schellinkhout, Sijbekarspel en
Oude Niedorp. Er zijn er nog meerdere,
die de aandacht verdienen.
Het is een mooi verschijnsel, dat
verscheiden gemeenten voor hun
bouwkundige problemen advies vragen
aan de Adviescommissie voor Noord-
Holland te Amsterdam. Maar deze
Adviescommissie krijgt het te druk.
Om een betere gang van zaken te be
vorderen is op initiatief van de Com
missie voor Landelijk Schoon een
aparte commissie voor West-Friesland
in het leven geroepen, die haar zetel
te Hoorn heeft. Deze commissie is
een onderdeel van de Amsterdamse
commissie. Het contact voor de
Westfriese vaklieden wordt hierdoor
gemakkelijker en het is te hopen, dat
alle Westfriese gemeenten zullen
medewerken om een flinke eenheid te
krijgen.
Op de jaarvergadering te Purmer-
end in 1942 is gewezen op de nood
zakelijkheid om spoedig te komen tot
een goed overzicht van de vele oude
dingen (let wel: dingen), die er ten
plattelande nog hier en daar zijn te
vinden. Wat er zoal genoemd wordt
in de circulaire van 1943 is onmoge
lijk. Gemakkelijker gezegd dan ge
daan. Maar toch kunnen we mede
delen, dat met samenwerking van de
Commissie voor Landelijk Schoon
door het Rijksbureau voor de Monu
mentenzorg reeds vele kerken en
boerderijen in tekening zijn gebracht
en nog meer moeten volgen. We ge
ven de verzekering, dat dit werk in
tens wordt gedaan. Een verzameling
van dit werk zal op de tentoonstel
ling van het Genootschap te zien zijn.
Opgravingen.
We zouden nog veel meer over de
bouwkunst en sierkunst kunnen schrij
ven, maar voorlopig is dit genoeg.
We moeten ook nog eens even kijken
naar de opgravingen, die met mede
werking van de Commissie zijn onder
nomen.
Reeds lang geleden is door prof.
West-Friesland, ik hou van je land en je volk,
ik hou van je molens en dijken
lk hou van je bongerds, met bloesems bela&n,
ik mag er zo gaarne naar kijken.
Ik hou van je sloten, zo kris-kras door 't land,
van je akkers, je weiden, je bomen.
Van je dorpkens, die er naar wijd en naar zijd
zo rustigjes liggen te dromen.
Ik hou van je mensen, al zijn Ze wat stug,
van je boeren en je boerinnen,
Je land en je volk en je eigen taal,
ik blijf ze altoos nog beminnen.
West-Friesland, jij bent er der vaderen grond,
een grond met een rijke historie,
Je volk voerde strjjd tegen menig geweld
en 't bevocht telkens weer de victorie.
Ik zing er een lied, aan West-Friesland ten lof,
een lied, dat een ieder mag horen,
Een lied van de nijvere werker des velds,
die zaad strooit in gulzige voren.
Ik zing er een lied, dat het schalie alom,
over bossen en beemden en stranden,
Van 't land waar ik leef, waar 'k werk, waar 'k woon
en dat ik mijn hart blijf verpanden.
West-Friesland, het land, waar traditie nog leeft,
geen land op deez' aard kan zo schoon zijn,
Jij zult, wat de toekomst ook berg'e in haar schoot,
steeds 'n parel aan Nederland's kroon zjjn,
JAC. BROERSEK,
Van Giffen en door de heer J. Butter
te Deventer een terrein te Zandwer-
ven onderzocht. Er zijn belangrijke
vondsten gedaan, die getuigen van 'n
zeer oude nederzetting. Wij hadden
gaarne dat terrein willen behouden
voor verder onderzoek. Dit bleek ook
weer niet mogelijk; het schijnt, dat
nog steeds wordt afgegraven en dat
na verloop van tijd de gehele zand
heuvel zal zijn verkocht. Jammer en
jammer!
Een mooi deskundig onderzoek was
de afgraving van de heuvels op het
land van de Gebr. Hetzen te IVtil
vershoof onder leiding van prof. vul
Giffen. Het was ook weer de
missie voor Landelijk Schoon, die zijl
hiervoor interesseerde. De vondst!;!
zijn niet belangrijk geweest,
toch is wel vast komen te staan, i;|
de heuvels uit het Bronstijdperk n.|
komstig zijn.
Een belangrijk terrein om te onder.l
zoeken is zeer zeker het zgn. H09.I
terland in de Bangert, waar vroeg# I
het klooster Nieuwlicht stond. Hetjl
wel zeker, dat hier goede voorbij. I
den van Middeleeuwse voorwerpen ij
voorschijn zullen komen.
Na vele hopeloze pogingen varjj
instanties is door de weigeringe
de huurder een onderzoek niet t»
kunnen gaan. Alles was klaar om
beginnen. Is het niet treurig, dat
persoon een werk van zoveel bela«|
kan tegen gaan?
We moeten nu ophouden, we hopcl
dat de lezers zullen inzien, dat er vsf
werk wordt verricht en dat het dill
wijls zeer moeilijk is om alles i:|
goede banen te leiden.
De boerderij van J. van Zelm
te Zwaag.
Tot de meest karakteristieke monumenten van de lage landen aan de zee
kunnen ongetwijfeld de windmolens worden gerekend. De gunstige zeewinden
en het bijna volkomen vlakke land zijn de primaire factoren, die het gebruik
van de windkracht stimuleren. Het gevolg hiervan is dat het Noordhollandse
polderlandschap een bijzonder aspect krijgt, hetgeen zich vooral onderscheidt
van de meer geaccidenteerde landstreek in het heuvelachtige Zuiden van ons
land. Voor degene, die gevoel heeft voor de fijne geledingen van het landschap,
speciaal van het gedeelte boven het Noordzeekanaal en in het bijzonder van
West-Friesland, vervult de molen wel een bijzondere taak.
kwamen, doch hierbij dient aangete
kend te worden, dat in Enkhuizen een
dergelijke standaardmolen destijds
heeft gestaan.
Al spoedig ging men de windmolens
ook voor andere doeleinden, gebruiken,
n.l. voor het slaan van olie en het za
gen van hout en in de 15e eeuw ging
men er toe over deze toe te passen als
wateropvoerwerktuig. Dit laatste was
natuurlijk juist voor ons gewest van
bijzonder grote betekenis, met gevolg
dat talloze molens verrezen om deel te
nemen aan een zeer belangrijk werk:
het scheppen van nieuw cultuurland in
de vorm van de drooglegging van de
vele meren en de vorming van pol
ders. Een zeer groot aandeel in d
bouw en constructie van deze polder
molens dient te worden toegekend aan
De Rijp's grootste zoon:
Jan Adriaenszoon Lceghwater.
De watermolens in het Noordholland
se landschap zijn alle volgens het type
van deze grote' ingenieur; in de tijd,
dat Leeghwater van zich deed spreken,
kwam deze molen tot een geweldige
Niet alleen voor de schoonheid van.
het gewest is de molen van veel be
tekenis, doch ook uit cultureel-histo-
risch oogpunt bezien neemt hij een
belangrijke plaats in. Het zijn de water
molens destijds geweest, die de grote
polders hebben leeggemalen en de
grondslag gelegd hebben voor de latere
industrie, denk bijvoorbeeld aan de
Zaanstreek.
De oorsprong van de windmolens is
een veelomstreden zaak, doch met ze
kerheid kan gezegd worden dat het
geen West-Europese uitvinding is ge
weest, want de bakermat moet worden
gezocht in het Verre Oosten. In Grie
kenland gebruikte men n.l. reeds wind
molens in het begin onzer jaartelling,
zij het in een enigszins andere ver
schijningsvorm, dan waarin wij de
molens kennen.
Eerst in de 12e eeuw begon in West-
Ergens in een oud geschrift staat
vermeld, dat een adellijk heer in een
of ander dorp de bevolking strafte
door de „koningsspil" uit de molen te
laten weghalen, doch de dorpsgenoten
kwamen hiertegen in opstand, hetgeen
de „Heer" aanleiding gaf met behulp
van een geweldige schuttersmacht de
cpgelegde straf te doen doorzetten. Een
weinig fraaie methode, die bij ons al
len nog wrange herinneringen opwekt
'aan de voorbije bezettingsjaren!
Tegenwoordig beziet men de aan
wezigheid van de molens geheel an
ders. Al is de betekenis uit economisch
oogpunt bezien niet meer gelijk „e
stellen met vroeger tijden, aesthetisch
gezien kan de molen in het Westfriese
landschap evenmin gemist worden als
voorheen.
Het vlakke land zonder de stoere
watermolen, evenals de dorpen zonder
de karakteristieke oude torens zouden
onze streek een vreemde aanblik geven.
Men vraagt zich af, wat voor schoons
er nog over is als de molens, de mach
tige attributen van dit lage polderland,
die door hun stoere bouw de omgeving
als imperators beheersen, zouden moe
ten verdwijnen om nooit weer te ver
rijzen.
Molenbezit sterk teruggelopen
Het molenbezit in West-Friesland is
zeer sterk teruggelopen in de achter ons
liggende jaren en de molenliefhebber
tracht derhalve het resterende bezit
met hand en tand te verdedigen en te
behouden. Vele interessante molen
typen zijn helaas reeds verdwenen. Wij
brengen slechts in herinnering de
prachtige Paltrokmolen van weleer uit
Enkhuizen, die destijds dienst heeft ge
daan als houtzaagmolen. Van dit type
molens bestaat er thans nog slechts een
drietal in ons land!
Ook de wipkorenmolen te Abbekerk
was een sieraad voor het landschap en
wie herinnert zich nog de vroegere
meelmolens te Winkel, Sijbekarspel en
Hoogwoud?
Nabij Obdam staat nog een wipwa-
termolen en voorts kan gememoreerd
worden het herstel van de watermolen
aan de Langereis, in eigendom toebero-
rende aan de polder „De Lagehoek",
Europa de molen tot ontwikkeling te1 ntwikkeling, met gevolg dat de in
komen, speciaal in Noord-Frankrijk,
Belgie, Zuid-Nederland' en Engeland;
dit waren de z.g. „Standaard-molens",
die als industriewerktuigen voorname
lijk werden gebruikt voor het malen
van graan.
Heden ten dage treft men in het
Zuiden van ons land nog verschillende
van dergelijke typen molens aan, ter
wijl velen in de veronderstelling ver
keren, dat deze molens in het Noorde
lijke gedeelte van Nederland niet voor-
dustrie in opkomst kwam en speciaal
de Zaanstreek, dank zij de modernste
machines van die tijd, tot ongekende
bloei steeg.
Het was van niet te onderschatten
betekenis als in een dorp of buurt
schap de molen afbrandde of onbruik
baar werd, want men kwam dan zon
der centrale krachtbron, want het was
juist de korenmolen, die tot taak had
het meel voor het dagelijks brood te
malei».
MOLENS BIJ RUSTENBURG.
die dank zij financiële' medewerkt I
van rijk, provincie en gemeente Hoci I
woud. binnenkort weer in bedrijf kil
worden gesteld, een prettige mede:1!
ling in deze tijd van molenverval.
5 a I molens te H011I
De prachtige Zuiderzeestad Hoo:|
de plaats, waar het Historisch Gene
schap „Oud West-Friesland" bej
Augustus zijn zilveren jubileum
vieren, telde destijds liefst 6 i 7 moll
Op de plaats, waar tegenwoordig*
z.g. „krententuin" is, hebben voorhe
twee molens gestaan. Met enige fe
tasie kan men zich voorstellen, ®j
een prachtige aanblik men vanuit
komende had in de richting van
oude stad, met haar fraaie Hoofdtotfl
met terzijde deze beide molens. Hoer-1
bezit tegenwoordig nog één molen ri I
het Keern, waarop iedere Horics11
trots is. Ook in de omgeving van 1>'P|
oemblik sierden weleer vele wate
molens het landschap. Slechts kort f
leden is de laatste molen aldaar in s!
pershanden gevallen. Het is zeer te ''J
treuren, dat dit monument, staande
de oude Westfriese zeedijk, van het tf|
neel is verdwenen, want juist deze m-"|
len gaf op zo natuurlijke wijze ifl
scheiding aan tussen het oude Wes'j
Friesland en het nieuwe cultuur»'!
van de Wieringermeer en beheersl'l
met zijn prachtige contouren op frs®
wijze het landschap.
Wanneer men door West-Frieslaril
dwaalt, dan treft men nog wel een Wl
molen aan, dat niet bepaaldelijk o?'l
valt door monumentaliteit, doch wel
bepaalde charme aan de omgevM|
geeft, n.l. de kleine aanbrengertjeJ1
zgn. „weidemolens".
In Oostwoud, het hart van TM
f riesland, is men momenteel bezig «^1
de bouw van, een type molen, die
constructie betreft modern is,
stroomlijnwiekjes bevat, doch lttl
glans de concurrentie doorstaan met
ijzeren schrikmolen.
Gelukkig zijn nog niet alle nW'el'fl
ten dode opgeschreven, doch het is I
gebiedende eis, dat een absoluut: B»J
wordt toegeroepen aan de slopers!» I
den, die zich helaas in toenemeI' I
mate uitstrekken over al dit schoot-1
A. J. DE KONING.
Technisch Adviseur van
Ver. „De Hollandse Mo» I
Iets te vertellen over de folklore
aantal kolommen is een moeilijk gc
stippen van het belangrijkste mogeli
kunstvoorwerp en de volkskunst; e
een kunstvoorwerp. Evenwel, de
de schuttersstukken en de andere s
Moeten de sieraden van de bijna ui
kend worden? Volkskunsten zijn zi
lot de folklore behoren ze zeker.
De Westfriese hoofdtooi, die n
r.og sporadisch ziet dragen, is 'n ki
baar en ingewikkeld samenstel. Vó
dat de draagster het mutsje van ti
(een fijne wollen stof) opzet, dat
gehele hoofd omsluit, windt zij
zwarte band (het windsel) enige ma
rond het hoofd om het haar bij elk
te houden. Over het zwarte mu
komt de ondermuts, dikwijls van do
gestopte tulle gemaakt, met 'n zw
met witte figuurtjes versierd lint
om heen. Dan komt 't oorijzer en t
slotte de kap van blauw gaas, wa
langs de geplooide kappekant gezet
Het gouden of zilveren oorijzer is
melijk smal plm. 5 cm. en eindigt
„poten", die hier „boeken" genot
worden. Bij het oudste oorijzer in
museum, in plm. 1800 in Hoorn
maakt en' afkomstig uit het Weesl
te Medemblik, gelijken ze inderd
op boekjes. Ze zijn met een gedre-
bloemetje versierd. Tegen het mid
van de 19e eeuw worden het grote,
weinig gebogen plooitjes met een
sierde rand en hoeken en bloeme
van cantille in het midden; aan een
veren ijzer van 1842 zien we dergel:
boeken. Tegen het eind der 19e ee
zijn de boeken weer kleiner, ze heb
een eenvoudig randje en in hetmid<
nog een bloemetje of rozetje. Dit
het oorijzer, dat nog een enkele k
gedragen wordt. Het Museum bezit
ten van 1871.
Waar zijn de oude oorjjzi
I Het is merkwaardig, dat het
nooit gelukt is een oorijzer te pak
I te krijgen, dat ouder is dan plm. 1
I de ijzers, die wij tot nu toe bij fa
lies aangetroffen hebben, zijn alle
de 70 en 80er jaren. Met gouden s]
den, soms met diamanten knop]
J wordt de kap aan het oorijzer vasi
1 maakt. Achter de boeken steekt 1
de gouden zijnaalden, waaraan ketti
jes bevestigd zijn om ze vast te zet
Een gedeelte der naalden steekt r
voren uit, de rest ziet men door de
heenschemeren, die er even door o]
K licht wordt. Vroeger stak men d
■naast nog een „toertje" van haakw
■Ais de bruin het trekken kon. di
F men ter voltooiing van het geheel
I voornaald, die hetzij van goud filigi
hetzij met diamanten bezet was.
was natuurlijk een zeer kostbaar
raad. Het museum bezit nog een
manten voornaald van plm. 1887.
trouwde vrouwen droegen de v
naald aan de linkerzijde, ongehu1
I aan de rechter. In plaats van de v
|j naald werd soms een z.g. ferronn
gedragen, een gouden plooitje, dat
twee kettinkjes midden op het v<
hoofd hing. Om de hals droeg
twee strengen heel dikke bloedkor
(ook wel meerdere strengen grana
met het slotje van voren. Was dit
diamanten bezet, dan noemde men
een „bootje". De kap, die opzij ge
gen wordt en van achteren stijf
Plooid uitstaat, hing vroeger naar
reden en was soms langer, zoals
zien kan bij de pop in het West-f
Museum, die uit het begin der
eeuw dateert.
Het naaien van een kap was
ieders werk, er waren dan ook v
wen, die daar hun beroep van maal
en die de kappen ook wasten, wa;
gen raam gebruikt werd met sto
om de plooien er mooi regelmatig i
persen.
Het eenvoudige hulletje, dat ec
dikwijls van gewone machinale 1
gemaakt is, wordt nog wel door ou
vrouwen gedragen. Bij 't uitgaan
gen ze er het wonderlijke boerenh
ie, een klein schuithoedje van fijn
met opgeslagen rand. gevoerd met
te of gebloemde en bij rouw met z1
te zijde: en dat herinnert aan de
potjes die de dames omstreeks
droegen.
De hoofddracht heeft het langer
gehouden dan de gekleurde s:
Jurkjes en rokken, die een tijdlan,