Windmolens in het Westfriese landschap Volkskunst De betekenisvolle arbeid van de Commissie voor Landelijk Schoon I Ode aan West-Friesland Aesthetisch gezien niet worden gemist" kan de molen Aan de slopers dient een halt te worden toegeroepen „25 JAAR OUD-WEST-FRKSLAND" Ware schoonheid is levensvreugde Het Historisch Genootschap „Oud West-Friesland" heeft reeds vroeg een commissie in het leven geroepen, die de naam kreeg: „Commissie ter bevor dering van het Landelijk Schoon in West-Friesland" en die is samengesteld uit leden van het Genootschap, Voor vele Westfriezen weer iets nieuws en we horen al zeggen: „Wat moet dat nu weer betekenen, er zijn al commissies genoeg". WU willen er iets ovei< vertellen. s Mooie boerderijen. In verscheidene dorpen zijn nog vele boerderijen, althans van buiten, want als men er inkomt ziet men veel wan smaak. Met medewerking van de commissie heeft de Rijkscommissie voor de Mo numentenzorg er reeds verscheidene doen opmeten. Het ligt in de bedoe ling om deze verzameling op de ten toonstelling naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van het Genootschap te exposeren. Mooie oude pronkdeuren zijn er niet veel meer over. Wij noemen er drie: Westwoud W 67, O 16 en Zwaag 336. Wat blijft er van deze pronkdeuren, van deze mooie voorbeelden van tim merkunst over? Bijna niets, men voelt er niet voor. Als men maar eens kijkt naar het ontwerp gevel te Zwaag, hiervoor genoemd, dan voelt men wat voor geest er heerst en hier moet ver andering in komen. En als men aan het Keern, de gevel van de herberg „Wie weet nog hoe", bekijkt, die eni ge jaren geleden is veranderd, is het dan een wonder, dat een der aanwe zigen in de vergadering van de ver eniging „Oud-Hoorn" zegt: De naam moet veranderd en moet worden: „Hoe bestaat het". We zouden zo door kunnen gaan, ook wat betreft de afsluiting van de terreinen. Wat we denken moeten van het schilderwerk van de huizen weten wij niet. We vragen ons af: Waarom moet alles omgekeerd worden? Het is altijd een goede traditie geweest om de kozijnen van deuren en ven sters een gele tint te geven en de ra men groen. Dus de kozijnen licht en de ramen donker. De artistieke schil ders menen, dat het anders moet, de kozijnen donker, de ramen licht en dan dikwijls met knal hardekleuren. Waarom mag Joost weten, het is ze ker een mode-artikel als de dames kleding. Pleidooi van J. C. Kerkmeyer Zij stelt zich ten doel het Landelijk schoon in Westfriesland te bewaren en te bevorderen. Zij moet dit doen door het houden van samenkomsten. Wat uit een oudheidkundig oogpunt belang rijk wordt geoordeeld moet de com missie trachten te bewaren. En zo mo gelijk moet van het nieuwe het schoon worden bevorderd. Dit is de omschrijving van het doel, zoals in het reglement van 1937 voor komt Of in het algemeen de belang- ïijkheid ervan wordt ingezien betwij felen wij zeer, want dikwijls hoort men zeggen: „Wat hebben wij er aan, het geeft geen zout in de pap". Goed, het kan zijn, dat in het algemeen voor iets dergelijks niets gevoeld wordt, omdat men er totaal buiten staat. Wij hopen echter, dat men inziet, dat een derge lijke commissie niet uit gekken be staat en dat ze een zeer edel doel heeft. Wij willen de lezer iets over het werk \an deze commissie vertellen. Vroeger speelden in Oud West-Fries land, toneel, dichtkunst, dans en mu ziek een eerste rol. 25 jaar geleden was de geest eventjes anders dan thans. Er is een verandering gekomen ten goe de van de schoonheid van het land schap en van de bouwkunst, boven dien is er grote belangstelling geko men voor het bodemonderzoek, want we willen zo graag weten hoe onze voorvaderen hier geleefd hebben. Men begint al meer en meer te beseffen van hoeveel belang het is om de om geving waarin men leeft, er mooier en beter te doen uitzien In vroeger eeuwen is er in West-Friesland ook een tijd geweest waarin men dit, al is het misschien onbewust, besefte. De 19de eeuw is voor dit alles fnui kend geweest. De tijd van het ma terialisme. Veel moois verdwenen, veel lelijks gekomen. Het vele moois, dat West-Fries land bezat, is voor enkele guldens verkocht, en wat is er voor in de de plaats gekomen? We kunnen ge rust zeggen: Een bende brandhout. Dit is het geval met de meubelen en ook met de huizen. We kurhien hier thans niet over uitweiden, want we dwalen af. Gelukkig is er nog wat over, al is het niet veel, en het is het doel van de commissie te trachten dit te bewaren en om het nieuwe zo goea mogelijk te laten zijn. Het is van groter belang dan menigeen denkt, wij menen te kunnen zeggen, dat het een stuk levensgeluk is. Er is veel lelijks tot stand gekomen en er is veel moois vernietigd. Wij hebben hier vooral het oog op ge bouwen, erfafscheidingen en inrij- hekken. Het ontwerpen van dergelijke zaken wordt als heel gemakkelijk be schouwd. Vier muren met gaten voor deuren en ramen en een afdekking voor de regen; ziedaar een huis. Wat betonnen palen met een ijzeren pjjp er door; ziedaar een terreinafsluiting. Dit is geen juiste manier, want het ontwerpen van welk klein geval ook, vraagt niet alleen practische kennis, maar ook gevoel voor een rhythmi- sche verdeling. Dit zjjn nu eenmaal wetten, die het heelal beheersen. Het ligt in de bedoeling van de commissie om al dit lelijke te be strijden en het mooie te bevorderen. Het is een moeilijke taak, omdat men dikwijls stuit op onwillige mensen, die niet willen begrijpen of niet in staat zijn te begrijpen, dat de ware schoon heid een levensvreugde is. Dikwijls is het hopeloos. Gelukkig zijn er ook nog fijngevoelige Westfriezen, die er anders over denken. Een aardig voor beeld willen we hier naar voren brengen. Het was op een mooie dag in 1943. dat we naar buiten gingen om te te kenen. We werden getroffen door de zo typische boerderij Zwaag no. 325, eigenaar de heer J. van Zelm. Het buiten tekenen geeft dikwijls aanlei ding tot belangstelling en van be langstelling komt praten. Zo was het ook hier. Tot onze grote schrik ver namen we, dat de typische voorgevel geheel veranderd zou worden. Er was een tekening gemaakt, die goedge keurd was. Toen we deze onder de ogen kregen, konden we niet anders dan onze teleurstelling te kennen ge ven. We vroegen ons af: Hoe is het in 's hemelsnaam mogelijk, dat iemand ter wereld zo iets afschuwelijks in elkaar kan zetten en toestemming voor uitvoering krijgt? Wij hebben met de eigenaar en de eigenares maar heel kort ge sproken om ze te overtuigen, dat dit zo niet kon en dat het beter was de gevel in dezelfde trant te restaure ren. Natuurlijk werd voor zo'n geval de volle medewerking van Rijk, Pro vincie en Gemeente verkregen. De restauratie is nog niet geheel afgelopen, maar het gebouw staat er als een juweeltje tussen veel lelijks. Alle lof aan de familie Van Zelm waar we zo prettig mee samenwer ken. Er heerst een sfeer waar we gaarne vertoeven om te praten over allerlei moois. De voorzitter van de Commissie voor Landelijk Schoon, Hoorns ereburger J. C. Kerkmeyer, schreef voor ons blad en „De Speelwagen" nevenstaand arti kel. Het is 'n typisch geestespro duct van de heer Kerkmeyer: critiek wordt er niet in gespaard, maar die critiek is opbouwend; laten degenen die het aangaat er hun voordeel mee doen! Het is wel te begrijpen, dat de Commissie voor Landelijk Schoon heel wat te doen heeft om alles in goede banen te leiden. Met de oude kerken is het in het algemeen ook treurig gesteld; er zijn er vele in verr al en verknoeid. Het is bjjna onmogelijk om alles onder han den te nemen, bovendien is eir vee) geld voor nodig. Enige kerken, waarvoor de Com missie zich interesseert en waarvoor restauratieplannen zijn gemaakt, zijn die te Schellinkhout, Sijbekarspel en Oude Niedorp. Er zijn er nog meerdere, die de aandacht verdienen. Het is een mooi verschijnsel, dat verscheiden gemeenten voor hun bouwkundige problemen advies vragen aan de Adviescommissie voor Noord- Holland te Amsterdam. Maar deze Adviescommissie krijgt het te druk. Om een betere gang van zaken te be vorderen is op initiatief van de Com missie voor Landelijk Schoon een aparte commissie voor West-Friesland in het leven geroepen, die haar zetel te Hoorn heeft. Deze commissie is een onderdeel van de Amsterdamse commissie. Het contact voor de Westfriese vaklieden wordt hierdoor gemakkelijker en het is te hopen, dat alle Westfriese gemeenten zullen medewerken om een flinke eenheid te krijgen. Op de jaarvergadering te Purmer- end in 1942 is gewezen op de nood zakelijkheid om spoedig te komen tot een goed overzicht van de vele oude dingen (let wel: dingen), die er ten plattelande nog hier en daar zijn te vinden. Wat er zoal genoemd wordt in de circulaire van 1943 is onmoge lijk. Gemakkelijker gezegd dan ge daan. Maar toch kunnen we mede delen, dat met samenwerking van de Commissie voor Landelijk Schoon door het Rijksbureau voor de Monu mentenzorg reeds vele kerken en boerderijen in tekening zijn gebracht en nog meer moeten volgen. We ge ven de verzekering, dat dit werk in tens wordt gedaan. Een verzameling van dit werk zal op de tentoonstel ling van het Genootschap te zien zijn. Opgravingen. We zouden nog veel meer over de bouwkunst en sierkunst kunnen schrij ven, maar voorlopig is dit genoeg. We moeten ook nog eens even kijken naar de opgravingen, die met mede werking van de Commissie zijn onder nomen. Reeds lang geleden is door prof. West-Friesland, ik hou van je land en je volk, ik hou van je molens en dijken lk hou van je bongerds, met bloesems bela&n, ik mag er zo gaarne naar kijken. Ik hou van je sloten, zo kris-kras door 't land, van je akkers, je weiden, je bomen. Van je dorpkens, die er naar wijd en naar zijd zo rustigjes liggen te dromen. Ik hou van je mensen, al zijn Ze wat stug, van je boeren en je boerinnen, Je land en je volk en je eigen taal, ik blijf ze altoos nog beminnen. West-Friesland, jij bent er der vaderen grond, een grond met een rijke historie, Je volk voerde strjjd tegen menig geweld en 't bevocht telkens weer de victorie. Ik zing er een lied, aan West-Friesland ten lof, een lied, dat een ieder mag horen, Een lied van de nijvere werker des velds, die zaad strooit in gulzige voren. Ik zing er een lied, dat het schalie alom, over bossen en beemden en stranden, Van 't land waar ik leef, waar 'k werk, waar 'k woon en dat ik mijn hart blijf verpanden. West-Friesland, het land, waar traditie nog leeft, geen land op deez' aard kan zo schoon zijn, Jij zult, wat de toekomst ook berg'e in haar schoot, steeds 'n parel aan Nederland's kroon zjjn, JAC. BROERSEK, Van Giffen en door de heer J. Butter te Deventer een terrein te Zandwer- ven onderzocht. Er zijn belangrijke vondsten gedaan, die getuigen van 'n zeer oude nederzetting. Wij hadden gaarne dat terrein willen behouden voor verder onderzoek. Dit bleek ook weer niet mogelijk; het schijnt, dat nog steeds wordt afgegraven en dat na verloop van tijd de gehele zand heuvel zal zijn verkocht. Jammer en jammer! Een mooi deskundig onderzoek was de afgraving van de heuvels op het land van de Gebr. Hetzen te IVtil vershoof onder leiding van prof. vul Giffen. Het was ook weer de missie voor Landelijk Schoon, die zijl hiervoor interesseerde. De vondst!;! zijn niet belangrijk geweest, toch is wel vast komen te staan, i;| de heuvels uit het Bronstijdperk n.| komstig zijn. Een belangrijk terrein om te onder.l zoeken is zeer zeker het zgn. H09.I terland in de Bangert, waar vroeg# I het klooster Nieuwlicht stond. Hetjl wel zeker, dat hier goede voorbij. I den van Middeleeuwse voorwerpen ij voorschijn zullen komen. Na vele hopeloze pogingen varjj instanties is door de weigeringe de huurder een onderzoek niet t» kunnen gaan. Alles was klaar om beginnen. Is het niet treurig, dat persoon een werk van zoveel bela«| kan tegen gaan? We moeten nu ophouden, we hopcl dat de lezers zullen inzien, dat er vsf werk wordt verricht en dat het dill wijls zeer moeilijk is om alles i:| goede banen te leiden. De boerderij van J. van Zelm te Zwaag. Tot de meest karakteristieke monumenten van de lage landen aan de zee kunnen ongetwijfeld de windmolens worden gerekend. De gunstige zeewinden en het bijna volkomen vlakke land zijn de primaire factoren, die het gebruik van de windkracht stimuleren. Het gevolg hiervan is dat het Noordhollandse polderlandschap een bijzonder aspect krijgt, hetgeen zich vooral onderscheidt van de meer geaccidenteerde landstreek in het heuvelachtige Zuiden van ons land. Voor degene, die gevoel heeft voor de fijne geledingen van het landschap, speciaal van het gedeelte boven het Noordzeekanaal en in het bijzonder van West-Friesland, vervult de molen wel een bijzondere taak. kwamen, doch hierbij dient aangete kend te worden, dat in Enkhuizen een dergelijke standaardmolen destijds heeft gestaan. Al spoedig ging men de windmolens ook voor andere doeleinden, gebruiken, n.l. voor het slaan van olie en het za gen van hout en in de 15e eeuw ging men er toe over deze toe te passen als wateropvoerwerktuig. Dit laatste was natuurlijk juist voor ons gewest van bijzonder grote betekenis, met gevolg dat talloze molens verrezen om deel te nemen aan een zeer belangrijk werk: het scheppen van nieuw cultuurland in de vorm van de drooglegging van de vele meren en de vorming van pol ders. Een zeer groot aandeel in d bouw en constructie van deze polder molens dient te worden toegekend aan De Rijp's grootste zoon: Jan Adriaenszoon Lceghwater. De watermolens in het Noordholland se landschap zijn alle volgens het type van deze grote' ingenieur; in de tijd, dat Leeghwater van zich deed spreken, kwam deze molen tot een geweldige Niet alleen voor de schoonheid van. het gewest is de molen van veel be tekenis, doch ook uit cultureel-histo- risch oogpunt bezien neemt hij een belangrijke plaats in. Het zijn de water molens destijds geweest, die de grote polders hebben leeggemalen en de grondslag gelegd hebben voor de latere industrie, denk bijvoorbeeld aan de Zaanstreek. De oorsprong van de windmolens is een veelomstreden zaak, doch met ze kerheid kan gezegd worden dat het geen West-Europese uitvinding is ge weest, want de bakermat moet worden gezocht in het Verre Oosten. In Grie kenland gebruikte men n.l. reeds wind molens in het begin onzer jaartelling, zij het in een enigszins andere ver schijningsvorm, dan waarin wij de molens kennen. Eerst in de 12e eeuw begon in West- Ergens in een oud geschrift staat vermeld, dat een adellijk heer in een of ander dorp de bevolking strafte door de „koningsspil" uit de molen te laten weghalen, doch de dorpsgenoten kwamen hiertegen in opstand, hetgeen de „Heer" aanleiding gaf met behulp van een geweldige schuttersmacht de cpgelegde straf te doen doorzetten. Een weinig fraaie methode, die bij ons al len nog wrange herinneringen opwekt 'aan de voorbije bezettingsjaren! Tegenwoordig beziet men de aan wezigheid van de molens geheel an ders. Al is de betekenis uit economisch oogpunt bezien niet meer gelijk „e stellen met vroeger tijden, aesthetisch gezien kan de molen in het Westfriese landschap evenmin gemist worden als voorheen. Het vlakke land zonder de stoere watermolen, evenals de dorpen zonder de karakteristieke oude torens zouden onze streek een vreemde aanblik geven. Men vraagt zich af, wat voor schoons er nog over is als de molens, de mach tige attributen van dit lage polderland, die door hun stoere bouw de omgeving als imperators beheersen, zouden moe ten verdwijnen om nooit weer te ver rijzen. Molenbezit sterk teruggelopen Het molenbezit in West-Friesland is zeer sterk teruggelopen in de achter ons liggende jaren en de molenliefhebber tracht derhalve het resterende bezit met hand en tand te verdedigen en te behouden. Vele interessante molen typen zijn helaas reeds verdwenen. Wij brengen slechts in herinnering de prachtige Paltrokmolen van weleer uit Enkhuizen, die destijds dienst heeft ge daan als houtzaagmolen. Van dit type molens bestaat er thans nog slechts een drietal in ons land! Ook de wipkorenmolen te Abbekerk was een sieraad voor het landschap en wie herinnert zich nog de vroegere meelmolens te Winkel, Sijbekarspel en Hoogwoud? Nabij Obdam staat nog een wipwa- termolen en voorts kan gememoreerd worden het herstel van de watermolen aan de Langereis, in eigendom toebero- rende aan de polder „De Lagehoek", Europa de molen tot ontwikkeling te1 ntwikkeling, met gevolg dat de in komen, speciaal in Noord-Frankrijk, Belgie, Zuid-Nederland' en Engeland; dit waren de z.g. „Standaard-molens", die als industriewerktuigen voorname lijk werden gebruikt voor het malen van graan. Heden ten dage treft men in het Zuiden van ons land nog verschillende van dergelijke typen molens aan, ter wijl velen in de veronderstelling ver keren, dat deze molens in het Noorde lijke gedeelte van Nederland niet voor- dustrie in opkomst kwam en speciaal de Zaanstreek, dank zij de modernste machines van die tijd, tot ongekende bloei steeg. Het was van niet te onderschatten betekenis als in een dorp of buurt schap de molen afbrandde of onbruik baar werd, want men kwam dan zon der centrale krachtbron, want het was juist de korenmolen, die tot taak had het meel voor het dagelijks brood te malei». MOLENS BIJ RUSTENBURG. die dank zij financiële' medewerkt I van rijk, provincie en gemeente Hoci I woud. binnenkort weer in bedrijf kil worden gesteld, een prettige mede:1! ling in deze tijd van molenverval. 5 a I molens te H011I De prachtige Zuiderzeestad Hoo:| de plaats, waar het Historisch Gene schap „Oud West-Friesland" bej Augustus zijn zilveren jubileum vieren, telde destijds liefst 6 i 7 moll Op de plaats, waar tegenwoordig* z.g. „krententuin" is, hebben voorhe twee molens gestaan. Met enige fe tasie kan men zich voorstellen, ®j een prachtige aanblik men vanuit komende had in de richting van oude stad, met haar fraaie Hoofdtotfl met terzijde deze beide molens. Hoer-1 bezit tegenwoordig nog één molen ri I het Keern, waarop iedere Horics11 trots is. Ook in de omgeving van 1>'P| oemblik sierden weleer vele wate molens het landschap. Slechts kort f leden is de laatste molen aldaar in s! pershanden gevallen. Het is zeer te ''J treuren, dat dit monument, staande de oude Westfriese zeedijk, van het tf| neel is verdwenen, want juist deze m-"| len gaf op zo natuurlijke wijze ifl scheiding aan tussen het oude Wes'j Friesland en het nieuwe cultuur»'! van de Wieringermeer en beheersl'l met zijn prachtige contouren op frs® wijze het landschap. Wanneer men door West-Frieslaril dwaalt, dan treft men nog wel een Wl molen aan, dat niet bepaaldelijk o?'l valt door monumentaliteit, doch wel bepaalde charme aan de omgevM| geeft, n.l. de kleine aanbrengertjeJ1 zgn. „weidemolens". In Oostwoud, het hart van TM f riesland, is men momenteel bezig «^1 de bouw van, een type molen, die constructie betreft modern is, stroomlijnwiekjes bevat, doch lttl glans de concurrentie doorstaan met ijzeren schrikmolen. Gelukkig zijn nog niet alle nW'el'fl ten dode opgeschreven, doch het is I gebiedende eis, dat een absoluut: B»J wordt toegeroepen aan de slopers!» I den, die zich helaas in toenemeI' I mate uitstrekken over al dit schoot-1 A. J. DE KONING. Technisch Adviseur van Ver. „De Hollandse Mo» I Iets te vertellen over de folklore aantal kolommen is een moeilijk gc stippen van het belangrijkste mogeli kunstvoorwerp en de volkskunst; e een kunstvoorwerp. Evenwel, de de schuttersstukken en de andere s Moeten de sieraden van de bijna ui kend worden? Volkskunsten zijn zi lot de folklore behoren ze zeker. De Westfriese hoofdtooi, die n r.og sporadisch ziet dragen, is 'n ki baar en ingewikkeld samenstel. Vó dat de draagster het mutsje van ti (een fijne wollen stof) opzet, dat gehele hoofd omsluit, windt zij zwarte band (het windsel) enige ma rond het hoofd om het haar bij elk te houden. Over het zwarte mu komt de ondermuts, dikwijls van do gestopte tulle gemaakt, met 'n zw met witte figuurtjes versierd lint om heen. Dan komt 't oorijzer en t slotte de kap van blauw gaas, wa langs de geplooide kappekant gezet Het gouden of zilveren oorijzer is melijk smal plm. 5 cm. en eindigt „poten", die hier „boeken" genot worden. Bij het oudste oorijzer in museum, in plm. 1800 in Hoorn maakt en' afkomstig uit het Weesl te Medemblik, gelijken ze inderd op boekjes. Ze zijn met een gedre- bloemetje versierd. Tegen het mid van de 19e eeuw worden het grote, weinig gebogen plooitjes met een sierde rand en hoeken en bloeme van cantille in het midden; aan een veren ijzer van 1842 zien we dergel: boeken. Tegen het eind der 19e ee zijn de boeken weer kleiner, ze heb een eenvoudig randje en in hetmid< nog een bloemetje of rozetje. Dit het oorijzer, dat nog een enkele k gedragen wordt. Het Museum bezit ten van 1871. Waar zijn de oude oorjjzi I Het is merkwaardig, dat het nooit gelukt is een oorijzer te pak I te krijgen, dat ouder is dan plm. 1 I de ijzers, die wij tot nu toe bij fa lies aangetroffen hebben, zijn alle de 70 en 80er jaren. Met gouden s] den, soms met diamanten knop] J wordt de kap aan het oorijzer vasi 1 maakt. Achter de boeken steekt 1 de gouden zijnaalden, waaraan ketti jes bevestigd zijn om ze vast te zet Een gedeelte der naalden steekt r voren uit, de rest ziet men door de heenschemeren, die er even door o] K licht wordt. Vroeger stak men d ■naast nog een „toertje" van haakw ■Ais de bruin het trekken kon. di F men ter voltooiing van het geheel I voornaald, die hetzij van goud filigi hetzij met diamanten bezet was. was natuurlijk een zeer kostbaar raad. Het museum bezit nog een manten voornaald van plm. 1887. trouwde vrouwen droegen de v naald aan de linkerzijde, ongehu1 I aan de rechter. In plaats van de v |j naald werd soms een z.g. ferronn gedragen, een gouden plooitje, dat twee kettinkjes midden op het v< hoofd hing. Om de hals droeg twee strengen heel dikke bloedkor (ook wel meerdere strengen grana met het slotje van voren. Was dit diamanten bezet, dan noemde men een „bootje". De kap, die opzij ge gen wordt en van achteren stijf Plooid uitstaat, hing vroeger naar reden en was soms langer, zoals zien kan bij de pop in het West-f Museum, die uit het begin der eeuw dateert. Het naaien van een kap was ieders werk, er waren dan ook v wen, die daar hun beroep van maal en die de kappen ook wasten, wa; gen raam gebruikt werd met sto om de plooien er mooi regelmatig i persen. Het eenvoudige hulletje, dat ec dikwijls van gewone machinale 1 gemaakt is, wordt nog wel door ou vrouwen gedragen. Bij 't uitgaan gen ze er het wonderlijke boerenh ie, een klein schuithoedje van fijn met opgeslagen rand. gevoerd met te of gebloemde en bij rouw met z1 te zijde: en dat herinnert aan de potjes die de dames omstreeks droegen. De hoofddracht heeft het langer gehouden dan de gekleurde s: Jurkjes en rokken, die een tijdlan,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1949 | | pagina 6