Uit de Schatkamers der Middeleeuwen 'TIS FEEST VANDAAG" n dorst! stelde ritten cameter de 'js aan. Een bijzondere expositie in het Rijksmuseum erkschatten van zeer verheven schoonheid een wereld van mystieke vroomheid, gevangen in blijvende kunstwerken Mona Lisa zonder glimlach Opening van hei toneelseizoen iipl OTCE[R[DA[M5fH| de mensl d. Tuinbouwveilingen ien laat hij dat met iet de Chef nu weer gt hij, „er was nog ïggevonden is...." auffeur. „Het kan- or. Die wagen i» j Ke r»E GROTE ZOMERTENTOONSTELLINGEN in het Rijksmuseum te Amsterdam zjjn langzamerhand een dierbare traditie geworden. Ze vormen elk jaar op nieuw een hoogtepunt in het toch reeds rijk voorziene programma van kunst manifestaties- De kostbaarste collecties, die door de oorlog hun tehuis verloren, vonden tijdelijk onderdak in Amsterdam en ditmaal kan men met recht zeggen, dat de schatkamers der Middeleeuwen ontsloten werden voor het Nederlandse publiek. Kerkschatten die sinds eeuwen veilig geborgen waren in de kathedralen en kerken van West-Duitsland, werden door de bijzondere omstandigheden, voor bet eerst elders tentoongesteld. n,. bij 2.66) doch vooral door zijn ex pressie, is het Kruisbeeld dat meester Imerward pl.m. 1160 vóór de Dom te Brunswijk maakte. Ook hier treft de zelfde, suggestieve symbolische wer king. De gelaatsuitdrukking is tra gisch, door de naar beneden getrokken mondhoeken, door de zwaar, geloken oogleden, doch er is niet gestreefd naar een dramatische uitbeelding van menselijk lijden. Ontzag en geen me delijden moest dit beeld inboezemen. De monumentale plastiek vormde natuurlijk meestal een onderdeel van de architectuur en moest dus op deze tentoonstelling ontbreken. Toch geven de houten deuren van de zwaar be schadigde St. Maria kerk te Keulen een indruk van wat de vroeg-middel- eeuwse beeldhouwer vermocht. Het snijwerk heeft nog sterk het karakter van de kunstnijverheid, zoals die op reliekschrijnen en ivoorsnijwerken werd toegepast. Van de bedrevenheid van de middeleeuwse edelsmeden geeft de tentoonstelling een overwel digende indruk. In het halfduister glanzen de gedreven processie-kruisen met hun tooi van edelstenen en email versieringen, een fantastische orna mentatie die toch nooit overdadig wordt. De reliekschrijnen en reis-alta- ren zijn dikwijls een op verkleinde schaal uitgevoerde, architectuur, zoals het beroemde schrijn van de H. Me- ribert. Langs de kanten zijn de Ma donna, de Heilige zelf en Apostelfigu ren van gedreven zilver opgesteld, het dakvormige deksel is versierd met beschilderde email-medaillons. Het ge- MOEDER GODS Bisschop Imad van Paderbom West-Duitsland, ca. 1050-1060 I MOG EEN ANDERE omstandigheid t4 stempelt de huidige tentoonstel- f ling tot een zeer bijzondere gebeurte- nis. In tegenstelling n.l. tót de beide vorige museumcollecties, vormen de middeleeuwse kerkschatten een een heid, zowel wat betreft de geografi sche herkomst als de tijd waarin zij ontstonden. Natuurlijk moet deze tijds periode ruim genomen worden (zij omspant enige eeuwen) doch in ieder geval is hier één logisch geheel waar in de ontwikkelingsgang gemakkelijk te volgen ie. Men zou kunnen vrezen dat religi- euze kunst, die uit haar natuurlijke bestemming overgebracht wordt naar kille museumzalen, veel van haar wer king zou inboeten, doch de organisa toren hebben al het mogelijke gedaan om door een zorgvuldige opstelling al les tot zijn recht te doen komen en zijn daarin bijna steeds geslaagd. Een uitstekend idee is het b.v. geweest, cm verschillende vertrekken te ver duisteren, zodat de aandacht geheel geconcentreerd wordt op de kostbaar heden in enkele verlichte vitrines, die zodoende de geheimzinnige luister krijgen, die zij ook in de donkere schatkamers van de Romaanse kerken hebben. Alles te zamen is hier de vroeg middeleeuwse wereld tot leven geko men, een wereld die ver achter ons ligt, die ons soms wonderlijk aandoet, doch die steeds indrukwekkend is door de echtheid van zijn religieuze over tuiging. Hoe dicht staat deze vroeg-Christe- lijke kunst nog bij de oerbron van alle kunst! Is er geen gelijkenis tussen de „Essener Madonna" met een Boeddha beeld of met Chinese plastiek? Ligt aan de uitingen van zulke verschillen de volken niet eenzelfde ontzag voor bovenaardse verhevenheid ten grond slag? Sinds de Renaissance omstreeks 1400 het Westerse denken en beelden weer in direct en nauw contact bracht met de Grieks-Romeinse „klassieke" wereld, ligt deze ons nader dan die lange tussenperiode van het vroege Christendom. Pas in de laatste tijd is er weer begrip ontstaan voor een kunst, die niet zozeer streefde naar uiterlijke schoonheid en harmonie, maar naar expressie van innerlijke en in dit geval religieuze waarden. HE VROEGSTE Christelijke kunst is ontstaan in Syrië, Egypte, in de Romeinse catacomben om ten slotte in Byzantium tot grote bloei te geraken. Op deze Byzantynse kunst, met zijn Oosters karakter, werd voortgebouwd, toen West-Europa geheel gekerstend was en toen na de laatste invallen der Noormannen de kerk ook in het Wes ten een onaantastbare positie had verworven en een nieuwe sociale orde, een nieuwe beschaving kon scheppen. Ik noemde reeds even de z.g. „Esse ner Madonna" die ca. 973982 ver vaardigd is, misschien in Aken. Het oorspronkelijk houten beeld is met ge dreven goudblad bekleed, de ogen zijn geëmailleerd. Massaal en strak van houding, het kind stijf, bijna liggend op schoot, de ogen uitdrukkingsloos vooruit starend, is deze Moeder Gods volkomen on-menselijk, een boven aards wezen dat evenals een heidens afgodsbeeld een magische werking uit oefent. Iets menselijker is die andere, tronende Moeder Gods, genoemd naar bisschop Imad van Paderborn, uit lir.denhout gesneden en waarvan de oorspronkelijke goudbekleding ver dwenen is. Doch ook hier de strenge rechte houding en de innerlijke onbe wogenheid. Het kind met boek en het zegenend gebaar van de rechterhand is in de eerste plaats een goddelijk fi guur die niets met aardse kinderen ge meen heeft. Zo tronen hier stuk voor stuk de Madonna's, verzonken in een geheimzinnige contemplatie, in on-ge- naakbare rust, los van aardse vreug de of smart, hoog verheven boven de menigte van eerbiedige gelovigen. Geweldig door zijn afmetingen (2.71 KRUISBEELD (detail) Meester Imerward (ca. 1160) heel is fors en massief, doch tevens zinvol versierd, symbolisch voor de geloofswereld van die dagen. Een grote tegenstelling met de mas sieve kracht van dit Romaanse kunst werk vormt de Gothische reliekhou der uit Aken, die het scheenbeen van Karei de Grote bevat. Ook hier weer een architecturale vorm, doch nu luchtig en doorzichtig met vrijstaande beelden en opengewerkte baldakijnen en torens. Ik moet volstaan met het noemen van enkele van de meest be langrijke voorbeelden en kan slechts terloops de ivoorkunst noemen. Deze snijwerken vormen misschien de meest onmiddellijke schakel met de Oost-Romeinse kunst, weerspiegelen althans het duidelijkst de „klassieke" geest. jTjE TOCHT door de expositiezalen voortzettend, wordt allengs een verandering in stijl en karakter merk baar. De uitdrukking van de beelden wordt steeds menselijker, lieflijker en inniger. De Madonna staart niet meer in de verte, doch haar blik is op het kind gevestigd, een glimlach speelt om haar mond en Jezus grijpt naar een appel die zijn moeder hem voorhoudt. In tegenstelling tot deze lieflijke ta- frelen wordt de Kruisiging en de Be wening van Christus in al zijn gruwe lijkheid en smartelijkheid voorgesteld. De menselijke gevoelens die in deze beelden en in de figuren van Heiligen, van Engelen van de Dwaze Maagden tot uitdrukking komen, kunnen in de XlVe en XVe eeuw nog wel samen gaan met een diep-religieuze bezieling. Doch reeds tonen zich sporen van ont aarding. doordat een pathetisch of zelfs behaagziek element meer en meer de overhand krijgt. Naast de beeld houwkunst ontwikkelt de schilder kunst in de XlVe eeuw zich als zelf standig genre, uit de boekverluch ting en de glasschilderkunst. Een van de vroegste schilderscholen is de Keul se. die reeds in de eerste helft van de XlVe eeuw zulke stijlvolle schilderin gen het aanzien gaf. als de beide vleu gels van een huisaltaar met een Ma- ria-boodschap en een Opdracht in de Tempel. Vergeleken met de iets latere, grote Vlaamse meesters, zijn deze oud-Duit se schilders heel primitief, doch ook in hun werk komt die innige vroom heid tot uiting, die ons heden nog kan ontroeren. Het „Kölner Dombild" met op het middenpaneel de aanbidding der drie Koningen en de Madonna voor de Rozenhaag, beide van de hand van Stephan Lichner, vormen de be kroning van de vroeg-Keulse school. Een zacht lyrische stemming gaat uit van de grazieuze vormen en licht glanzende kleuren van deze prachtige schilderijen. Eenzelfde geest ademt een vroeger werk uit dezelfde school, de 7. g. Madonna met de bloeiende wikke. Conrad van Soest en Meester Fran- cke tonen dat naast Keulen ook in Westfalen een bloeiende schilderschool bestond. Als afsluiting van de middel eeuwse schilderkunst kan het werk van Bartholomeus Bruyn de Oude gelden, wiens portret van Arnold von Brauweiler, burgemeester van Keulen, een meesterstuk is van realistische portretkunst, dat reeds een volgend tijdperk inluidt. ^EN SLOTTE zou ik in het bijzonder de aandacht willen vestigen op ae weef- en borduurkunst van de ten toonstelling. In de met wit op wit ge- DE MADONNA MET DE BLOEIENDE WIKKE Keulen (begin XVe eeuw) borduurde tafrelen uit de passie van de z.g. „Hungertueh" of in de kleurige wandkleden met voorstellingen uit de sage van Tristan en Isolde, of uit Heiligenlevens, spreekt zeer sterk de middeleeuwse geest, die in een sprook jesachtige sfeer Hemel en Aarde weet te verenigen. In mijn opsomming kon ik slechts een enkele greep doen uit de hier ge boden rijkdommen. Ik moest vele be zienswaardigheden voorbijgaan, want bijna elk stuk van de tentoonstelling is de moeite waard. R. E. PENNING. KEN UW LAND! Pietersen, die ging naar Zweden, Jansen ging naar Zwitserland. Stieltjes vond Parijs moorddadig En geweldig amusant. Van der Hummes deed van Londen Alle deugden mij verkonden. En Van Putten, vlotte vent, Zwoer bij Brussel, Luik en Gent. Nu, ge hebt het wel begrepen, Ik bleef ook niet in een hoek. Haastig schoot ik in mijn sport hemd, Dook ik in mijn kuitenbroek. Daarop ben ik, onverschrokken, Ook de wereld ingetrokken! En ik trapte op mijn fiets Door Westfrieslandverder niets. Maar ik heb genóten, vrienden, Niet te zeggen, wonderbaar.' Wat een rust en wat een schoonheid Nauw verenigd met elkaar. 't Was voor mij een openbaring, (En al ben ik dan geen Staring) Tóch bezing ik in de krant 't Schone van dit vlakke land. 'k Ben de Bangert door gereden, Neerlands fruittuin op z'n best. 'k Zag de schoonheid van de Streek en Schellinkhout en Wijdenes 'k Zag de zon de haver stoven En de tarwe aan de schoven, En de blauwgekielde boer Op zijn akker, sterk en stoer. O, m'n veelgesmaad Noord-Holland Wat ben je toch zeldzaam mooi Met je molens en je sluizen En je midzomerse tooi. Met je dorpen en je steden En je landelijke vrede. Met je vogels in hun vlucht En je wijde, wijde lucht. JABSON A NEE... DIE NAAM IS ALLEEN MAAR EEN KNAP BEDENKSEL, een goedgeslaagde „trekker", een blikvanger die het op de grote aanplakbiljetten voortreffelijk doet. „De Glimlach van Mona Lisa".dat klinkt! Dat ruikt naaf Maestro Leonardo en Florence. Dat geurt naar die uiterst romantische geschie denis van de bejaarde Meester met die allervreemdste, zéér mysterieuze, zéér universele, zéér vrouwelijke, boeien- de, half-demonische, half-goddelijke, vrouw. Mona Lisa.la Gioconda: Da Vinci's laatste grote liefde. Een schil derij, waarvan wij reproducties ken nen. Een stil voor zich uit glimlachende vrouw. Eigenlijk nauwelijks glim lachend. Alleen maar de zweem naar een glimlach. Voor de rest: sex appeal, om dit ongure, kwasi-moderne woord te gebruiken. Och.het heeft er eerlijk niets mee te maken, lezer. La Gioconda, Leonardo, Florence.ze staan er buiten. Deze gedachtenassociatie is alleen nodig om te „trekken". En ze t r k t voortreffelijk! Aldous Huxlcy schreef deze „thriller"» Niet als toneelstuk maar als short story, als kort verhaal. Dat verhaal was eea voorbeeld van een geniaal kort verhaal. Jaren later werkte hij het om tot een toneelstuk, hetgeen in Hollandse vertaling thans als scizoens-opening wordt op gevoerd door het Amsterdams Toneelgezelschap. DAAR GEBEURT zoal het een en ander Een rijke, artistieke Engelsman is ge trouwd met een vrouw, die eens beeld schoon was maar door een ziekte haar -nkerJ... DOOIUMIS? schoonheid volledig verloor. Hij voelt zich aan haar gekluisterd. Daar is een andere vrouw, niet zo heel jong die 'n onuitgesproken liefde voor deze man heeft. En daar is nog een derde vrouw, vlinderachtig, frivool, ordinair. Als de eerste vrouw sterft trouw de man met die derde. Maar dan blijkt dat het met dat sterven een beetje zonderling ge steld is. Die laatste kop koffie was ver re van zuivere koffie. Het was koffie die naar arsenicum rook, hoewel arse nicum geurloos is. Wel, er komt een rechtsgeding en natuurlijk blijkt dat de man zijn vrouw heeft vermoord. De jury spreekt het schuldig uit, maar even voor het ogenblik dat hij zijn le ven aan de galg zal eindigen treedt zjjn onschuld aan de dag. Die tweede vrouw had het gedaan. Uit jaloezie en uit in haat verkeerde liefde. En dan is het uit. Dit alles bezit ontegenzeglijke span ning. Er zijn zelfs bedrijven van een zekere hoogspanning, al is er niet zo heel veel intelligentie voor nodig om dóór te hebben dat die af en toe nogal demonstratief glimlachende juf frouw 't lichtelijk achter de ellebogen heeft. Al doet ze nog zo lief. Al ligt ze ons, het publiek, nog zo na aan het hart vanwege die versmade liefde. Maar ondanks al die spanning zijn daar toch dingen die ons niet aanston den in dit eerste stuk van het kersverse toneelseizoen. Het klinkt idioot, maar er wordt te veel gepraat in dit stuk. Ge praat om te praten, weet U. Zeker, het is alles knap bedacht en Huxley zou Huxley niet zijn als hij geen kans zag dit alles psychologisch volgens de letter te verantwoorden. Maar we ge loven nu eenmaal niet aan die monolo gen gedurende de kardinale gebeurte nissen. We geloven niet aan de man die verzen zegt als hij zich verliest in de mollige armen van zijn geliefde. Zoiets is te nadrukkelijk litterair, te „toneelmatig". Het is: theater. Het is niet waar, niet waarachtig. En zo is er meer. Ondanks alle ver nuft, ondanks het raffinement waar mee de zich steeds toespitsende situa ties zich als een uiterst knap mozaiek aan en in'elkaar sluiten, blijft er steeds een vaag gevoel van onbehagen. Dit is alleen maar: knap. Vervaarlijk knap. Maar, en dit is volgens mij de grote tekortkoming aan dit overigens uitnemende stuk: het is levend dood. Het is steriel. Het is het leven op sterk water. Het leven gezien door de bril van een analyst, die tóch geen kans zag tijdens dat analyseren de twee allervoornaamste bestanddelen te be houden: het bloed en de ziel. pRANSE FILM is een begrip geworden: het staat voor ons gelijk met somber- te van de dorpsdwaas, die door heid, drama's vol onontwijkbare noodlotstragiek, regen en mist over het iedereen aangespoord op zijn Ameri- landschap als symbool voor verregende levens van mensen. Maar nu komt kaans de post gaat bezorgen. In ra- Jacques Tati, eigenlijk een nieuweling in het filmbedrijf, ons overrompelen met zend tempo hij haalt tenslotte zelfs een film, wars van alle noodlotsdramatiek, „Jour de fête" (,,'t Is feest vandaag") de kopploeg van de Tour de France in waarin een frisse, originele humor de boventoon voert, de meest zotte kolder soms hoogtij viert; maar waarin ook de fijnzinnige typisch-Franse „esprit" leeft. Een nieuwe Chaplin: JACQUES TATI JACQUES TATI Tatischeff is zijn zetten er een draaimolen en een schiet- ware naam begon een jaar of twin- tent neer. Heel het dorp is in opwin- tig geleden als variété-artist. Eigenlijk ding, de lange wat onnozele postbode had hij als zijn vader lijstenmaker niet het minst. Hij neemt de leiding bij moeten worden, maar de sport inte- het oprichten van de grote mast op het resseerde hem meer. Hij voetbalde, kermisterrein, sticht door zijn slungel- eveneens de regie, zoals wij ook van Chaplin gewoon zijn. De kolderachtige humor van Tati is eveneens verwant aan die van Chaplin: zij heeft een wrange ondertoon, die op het leven kwijt hij zich van zijn bijna ver- zelf terugvoert. Want in wezen is een waarloosde taak, prikt in het voorbij- clorpsdwaas helemaal niet belachelijk, gaan brieven aan hooivorken, sorteert maar heeft hij slechts een tragisch as- zijn post in volle vaart op de achter- peet en bovendien: wat is deze op hol klep van een vrachtauto, haalt de geslagen postbode anders dan een tot meest zotte capriolen uit en belandt in het excessieve doorgevoerde type- tenslotte met fiets en post in het ring van de mens in het algemeen? water. En dat doet hem ook weer te- fati drijft hier immers de spot met ons bokste, speelde tennis en rugby en kwam er zo toe zijn vrienden te ver maken met komische imitaties van be kende sportsmen. Het spel werd zijn beroep: hij werd parodist en maakte enige naam. Samen met de beroemde clown Rhum vervaardigde hij een kort filmpje „Gay Dimanche", dat echter geen succes had. Tati voelde echter voor de film en waagde opnieuw: in samenwerking met de toen nog onbe kende René Clement ontstond zijn humoristische filmschets „Soigne ton gauche". En ook al bestond er voor dergelijke korte filmpjes geen belang stelling, Tati zette door. Tijdens de ooi-log was hij ondergedoken in het Franse dorpje Ste-Sevère-sur-Indre. Daar kreeg hij een nieuw idee, dat hij na de bevrijding met de producer Fred Orain verwerkelijkte: een korte film over een dorpspostbode. De film liep goed, maar werd geen financieel suc ces. Tati had echter vertrouwen in de onderneming en besloot een grote film te maken van hetzelfde gegeven. De film werd „Jour de fête". een rolprent waarin maar twee overigens onbe kende beroepsacteurs meespelen. Zij werd niet in studio's, maar in het plaatsje Ste-Sevère zelf opgenomen en de plattelandsbevolking leverde de spelers. ,,'t Is feest vandaag" HET VERHAAL is gauw verteld: in een klein Frans dorp is het een avond feest. Een paar reizende kermisklanten achtige onbeholpenheid allerlei ver warringen, is meer dan ooit het mik punt van plagerijen en raakt helemaal de kluts kwijt, wanneer in het kermis- bioscoopje een filmpje gedraaid wordt over het enorme tempo van zijn con currenten der Amerikaanse posterijen. Heel het dorpje amuseert zich ten kos- rechtkomen in de wijze sleur van het bezadigde landelijke leven. JACQUES denken. Hij hoofdrol in schreef ook TATI doet aan Chaplin speelde niet alleen de „Jour de fète", maar het scenario en voerde De regisseur Jacques Tati speelde in zijn film „Jour de fête" zelf de rol van de onnozele postbode, die voor iedereen dorpsgenoten en kermis klanten het mikpunt is van plagerijen. allemaal, die toch zo snel onder de in vloed komen van het buitenissige en exotische en geneigd zijn zelfs onze eigen aard te verloochenen om anderen n te volgen in wat ons wezen eigen lijk vreemd is, opdat wij vooral niet 't gevoel krijgen minderwaardig te zijn. Tati's postbode verschilt slechts hierin met de typeringen van Chaplin, dat hij, onberoerd blijft door alle spot en pla gerijen, maar in zijn geestelijk isole ment van dorpsdwaas kinderlijk ge lukkig leeft, terwijl Chaplin's figuren altijd weer een navrante, beklemmende sfeer hebben omdat zij ten volle het slachtoffer worden van een, door alle humor heenberekend, sociaal conflict. „Jour de fète" is met primitieve mid delen gemaakt, maar desondanks steekt deze film ver boven het huidige peil uit. Niet in de eerste plaats door de kolder en de burlesque humor, maar vooral door de wijze, waarop ons deze wordt opgediend. Want Tati bedient lich hier van zuivere en oorspronke- ijke beeldtaal: de dialoog heeft een volkomen ondergeschikte functie. En lie beeldtaal zit zo vol verrassingen en oarodistische wendingen (in een paar leelden van slechts enkele seconden •vordt bijvoorbeeld heel argeloos en onopvallend een kostelijke parodie op De Gaule ten beste gegeven) die beeld taal is zo krachtig en toch zo poëtisch speels en weinig nadrukkelijk, zo gees tig en luchtig, maar allerminst opper vlakkig, dat het inderdaad een feest is deze film ,,'t Is feest vandaag" te zien. LONG-SHOT l EN ZO WANDELEN de figuren over het toneel en elk van hen doet zijn plicht. Zoals men dat verwacht van artisten als Johan Schmitz, Elise Hoo- mans, Paul Huf, Carla de Raet en Louis van Gasteren. Men voelt achter dit alles de strenge, krachtdadige hand van Louis Saalborn en heel de avond door volgt men, nu eens in mindere, dan weer in meerdere mate, de puntige dialogen. Daar is voor iedereen een surplus aan „dramatische" situaties en het voll» pond krijgt men toegediend van zinne lijkheid en leed, toewijding en patholo gische jaloezie. Maar steeds hoopt men dat het bloed komt. Het komt niet. En de ziel. Die evenmin komt. En dat is jammer, want daarvoor zijn wij geko men. NATUURLIJK is dit een belangrijk stuk, „De Glimlach van Mona Lisa". Natuurlijk is deze start van het nieu we toneelseizoen in zeker opzicht een voortreffelijke. En het spreekt vanzelf dat een dergelijk stuk, gespeeld met 'n dergelijke bezetting, allure heeft. En spanning. En benauwenis. Maar men verwacht, tussen de polen die Leonardo en Huxley heten, nog iets anders. Het warme, pulserende, hijgende, jagende, gedreven leven. Want dat leven ken de Leonardo, toen hij la Gioconda schilderde in het middeleeuwse Floren ce. Dat leven hadden wij vertoond wil len zien door Huxley en het Amster dams Toneelgezelschap beide. Dat le ven ontbrak. Het werd een prachtige gouden ring, waarin de brillant ont brak. Een voorjaarshemel met een ver re donderkop. Een symphonie met een steeds hoorbare dissonant. Een vrouw zonderglimlach. Maar knap bedacht, uitmuntend geregisseerd en overvloedig aan emotionele momenten. Nog twee opmerkingen die ons van het hart moeten: zou het misschien mo gelijk zijn dat de spelers in het alge meen iets duidelijker kunnen spreken? Vooral in het eerste bedrijf articuleert men slecht en worden soms halve zin nen binnensmonds gehouden. Dit is geen uitzondering. Het wordt de laatste tijd haast gewoonte op de Nederlandse planken. Maar dan een bijster slechte gewoonte. En dan: er komt een scène voor, waarin Hutton, de mannelijke hoofdrol, zijn liefje ontmoet. Het pu bliek wordt dan vergast op een dermate plastische en realistische weergave van het „oudste-spel-ter-wereld", dat men het er, in deze warme dagen, extra warm van krijgt. Men behoeft geen pu ritein en geen middernachtzendeling te zijn om tijdens dit divan-sermoen z'n gevoelens in deze drie syllaben weer te geven: nounou....nou pAUL HUF, de figuur van de dokter, draagt het stuk. Huf is de enige die als men onder de mensen naar voren komt en zijn spel zal ons lang in her innering blijven. Een groot artist en een groot mens. Hij was de enige die deze woestijn van woorden draineerde met het bloed van zijn warm. diep-men selijk hart. En zo werd dit toneelseizoen dan geopend. Met alles van de praatgrage Huxley en met niets van de zwijgzame, mysterieuze, universele Leonardo. Zijn taak was alleen als „trekker", „blik vanger" te fungeren. Arme arme Leonardo ANTHONY VAN KAMPEN. Vier Rotterdammers lichtten Antwerpenaar op Naar eerst thans bekend wordt, heb ben op 4 Juni j.l. vier Rotterdammers de 47-jarige Antwerpse bioscoopex ploitant L. M. 8000 gulden lichter ge maakt. Het was een vooraf beraamd plan. De 29-jarige vertegenwoordiger D. H. wist dat de Antwerpenaar geld in vreemde valuta wisselde. De vier oplichters trokken daarop naar de Scheldestad, waar de bioscoopexploi tant gevraagd werd naar een hotel te komen. Daar telde de man f 8000 neer, waarop een der mannen even naar zijn kamer ging, zoals hij zei, om de tegen waarde in francs te halen. Hij keerde echter niet terug. De Rotterdamse re cherche heeft intussen het viertal gearresteerd. Van het geld hadden de meesten goede sier gemaakt. Actte-comité B.S.P. Het z.g. actiecomité van de Belgische socialistische partij heeft zich tot taak gesteld „de arbeiders te beschermen tegen de verenigde krachten der ka tholieken en liberalen, de hervormin gen op sociaal gebied, zoals deze door de vorige regering werden verwezen lijkt, te doen handhaven en de terug keer van de koning zonder goedkeu ring van Kamer en Senaat met alle middelen te verhinderen". Zij spraken zich tevens uit tegen een verhoging der kolen- en transportprijzen, die door de nieuwe regering zou worden voorge steld teneinde de belastingen te kun nen verlagen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1949 | | pagina 5