Uit
de Schatkamers der Middeleeuwen
'TIS FEEST VANDAAG"
n
dorst!
stelde ritten
cameter de
'js aan.
Een
bijzondere expositie in het Rijksmuseum
erkschatten van zeer verheven schoonheid
een wereld van mystieke vroomheid, gevangen
in blijvende kunstwerken
Mona Lisa zonder glimlach
Opening van hei toneelseizoen
iipl OTCE[R[DA[M5fH|
de mensl
d. Tuinbouwveilingen
ien laat hij dat met
iet de Chef nu weer
gt hij, „er was nog
ïggevonden is...."
auffeur. „Het kan-
or. Die wagen i»
j Ke
r»E GROTE ZOMERTENTOONSTELLINGEN in het Rijksmuseum te Amsterdam
zjjn langzamerhand een dierbare traditie geworden. Ze vormen elk jaar op
nieuw een hoogtepunt in het toch reeds rijk voorziene programma van kunst
manifestaties- De kostbaarste collecties, die door de oorlog hun tehuis verloren,
vonden tijdelijk onderdak in Amsterdam en ditmaal kan men met recht zeggen,
dat de schatkamers der Middeleeuwen ontsloten werden voor het Nederlandse
publiek. Kerkschatten die sinds eeuwen veilig geborgen waren in de kathedralen
en kerken van West-Duitsland, werden door de bijzondere omstandigheden, voor
bet eerst elders tentoongesteld.
n,. bij 2.66) doch vooral door zijn ex
pressie, is het Kruisbeeld dat meester
Imerward pl.m. 1160 vóór de Dom te
Brunswijk maakte. Ook hier treft de
zelfde, suggestieve symbolische wer
king. De gelaatsuitdrukking is tra
gisch, door de naar beneden getrokken
mondhoeken, door de zwaar, geloken
oogleden, doch er is niet gestreefd
naar een dramatische uitbeelding van
menselijk lijden. Ontzag en geen me
delijden moest dit beeld inboezemen.
De monumentale plastiek vormde
natuurlijk meestal een onderdeel van
de architectuur en moest dus op deze
tentoonstelling ontbreken. Toch geven
de houten deuren van de zwaar be
schadigde St. Maria kerk te Keulen
een indruk van wat de vroeg-middel-
eeuwse beeldhouwer vermocht. Het
snijwerk heeft nog sterk het karakter
van de kunstnijverheid, zoals die op
reliekschrijnen en ivoorsnijwerken
werd toegepast. Van de bedrevenheid
van de middeleeuwse edelsmeden
geeft de tentoonstelling een overwel
digende indruk. In het halfduister
glanzen de gedreven processie-kruisen
met hun tooi van edelstenen en email
versieringen, een fantastische orna
mentatie die toch nooit overdadig
wordt. De reliekschrijnen en reis-alta-
ren zijn dikwijls een op verkleinde
schaal uitgevoerde, architectuur, zoals
het beroemde schrijn van de H. Me-
ribert. Langs de kanten zijn de Ma
donna, de Heilige zelf en Apostelfigu
ren van gedreven zilver opgesteld, het
dakvormige deksel is versierd met
beschilderde email-medaillons. Het ge-
MOEDER GODS
Bisschop Imad van Paderbom
West-Duitsland, ca. 1050-1060
I MOG EEN ANDERE omstandigheid
t4 stempelt de huidige tentoonstel-
f ling tot een zeer bijzondere gebeurte-
nis. In tegenstelling n.l. tót de beide
vorige museumcollecties, vormen de
middeleeuwse kerkschatten een een
heid, zowel wat betreft de geografi
sche herkomst als de tijd waarin zij
ontstonden. Natuurlijk moet deze tijds
periode ruim genomen worden (zij
omspant enige eeuwen) doch in ieder
geval is hier één logisch geheel waar
in de ontwikkelingsgang gemakkelijk
te volgen ie.
Men zou kunnen vrezen dat religi-
euze kunst, die uit haar natuurlijke
bestemming overgebracht wordt naar
kille museumzalen, veel van haar wer
king zou inboeten, doch de organisa
toren hebben al het mogelijke gedaan
om door een zorgvuldige opstelling al
les tot zijn recht te doen komen en
zijn daarin bijna steeds geslaagd. Een
uitstekend idee is het b.v. geweest,
cm verschillende vertrekken te ver
duisteren, zodat de aandacht geheel
geconcentreerd wordt op de kostbaar
heden in enkele verlichte vitrines, die
zodoende de geheimzinnige luister
krijgen, die zij ook in de donkere
schatkamers van de Romaanse kerken
hebben.
Alles te zamen is hier de vroeg
middeleeuwse wereld tot leven geko
men, een wereld die ver achter ons
ligt, die ons soms wonderlijk aandoet,
doch die steeds indrukwekkend is door
de echtheid van zijn religieuze over
tuiging.
Hoe dicht staat deze vroeg-Christe-
lijke kunst nog bij de oerbron van alle
kunst! Is er geen gelijkenis tussen de
„Essener Madonna" met een Boeddha
beeld of met Chinese plastiek? Ligt
aan de uitingen van zulke verschillen
de volken niet eenzelfde ontzag voor
bovenaardse verhevenheid ten grond
slag? Sinds de Renaissance omstreeks
1400 het Westerse denken en beelden
weer in direct en nauw contact bracht
met de Grieks-Romeinse „klassieke"
wereld, ligt deze ons nader dan die
lange tussenperiode van het vroege
Christendom. Pas in de laatste tijd is
er weer begrip ontstaan voor een
kunst, die niet zozeer streefde naar
uiterlijke schoonheid en harmonie,
maar naar expressie van innerlijke en
in dit geval religieuze waarden.
HE VROEGSTE Christelijke kunst is
ontstaan in Syrië, Egypte, in de
Romeinse catacomben om ten slotte in
Byzantium tot grote bloei te geraken.
Op deze Byzantynse kunst, met zijn
Oosters karakter, werd voortgebouwd,
toen West-Europa geheel gekerstend
was en toen na de laatste invallen der
Noormannen de kerk ook in het Wes
ten een onaantastbare positie had
verworven en een nieuwe sociale orde,
een nieuwe beschaving kon scheppen.
Ik noemde reeds even de z.g. „Esse
ner Madonna" die ca. 973982 ver
vaardigd is, misschien in Aken. Het
oorspronkelijk houten beeld is met ge
dreven goudblad bekleed, de ogen zijn
geëmailleerd. Massaal en strak van
houding, het kind stijf, bijna liggend
op schoot, de ogen uitdrukkingsloos
vooruit starend, is deze Moeder Gods
volkomen on-menselijk, een boven
aards wezen dat evenals een heidens
afgodsbeeld een magische werking uit
oefent. Iets menselijker is die andere,
tronende Moeder Gods, genoemd naar
bisschop Imad van Paderborn, uit
lir.denhout gesneden en waarvan de
oorspronkelijke goudbekleding ver
dwenen is. Doch ook hier de strenge
rechte houding en de innerlijke onbe
wogenheid. Het kind met boek en het
zegenend gebaar van de rechterhand
is in de eerste plaats een goddelijk fi
guur die niets met aardse kinderen ge
meen heeft. Zo tronen hier stuk voor
stuk de Madonna's, verzonken in een
geheimzinnige contemplatie, in on-ge-
naakbare rust, los van aardse vreug
de of smart, hoog verheven boven de
menigte van eerbiedige gelovigen.
Geweldig door zijn afmetingen (2.71
KRUISBEELD (detail)
Meester Imerward (ca. 1160)
heel is fors en massief, doch tevens
zinvol versierd, symbolisch voor de
geloofswereld van die dagen.
Een grote tegenstelling met de mas
sieve kracht van dit Romaanse kunst
werk vormt de Gothische reliekhou
der uit Aken, die het scheenbeen van
Karei de Grote bevat. Ook hier weer
een architecturale vorm, doch nu
luchtig en doorzichtig met vrijstaande
beelden en opengewerkte baldakijnen
en torens. Ik moet volstaan met het
noemen van enkele van de meest be
langrijke voorbeelden en kan slechts
terloops de ivoorkunst noemen. Deze
snijwerken vormen misschien de
meest onmiddellijke schakel met de
Oost-Romeinse kunst, weerspiegelen
althans het duidelijkst de „klassieke"
geest.
jTjE TOCHT door de expositiezalen
voortzettend, wordt allengs een
verandering in stijl en karakter merk
baar. De uitdrukking van de beelden
wordt steeds menselijker, lieflijker en
inniger. De Madonna staart niet meer
in de verte, doch haar blik is op het
kind gevestigd, een glimlach speelt
om haar mond en Jezus grijpt naar een
appel die zijn moeder hem voorhoudt.
In tegenstelling tot deze lieflijke ta-
frelen wordt de Kruisiging en de Be
wening van Christus in al zijn gruwe
lijkheid en smartelijkheid voorgesteld.
De menselijke gevoelens die in deze
beelden en in de figuren van Heiligen,
van Engelen van de Dwaze Maagden
tot uitdrukking komen, kunnen in de
XlVe en XVe eeuw nog wel samen
gaan met een diep-religieuze bezieling.
Doch reeds tonen zich sporen van ont
aarding. doordat een pathetisch of
zelfs behaagziek element meer en meer
de overhand krijgt. Naast de beeld
houwkunst ontwikkelt de schilder
kunst in de XlVe eeuw zich als zelf
standig genre, uit de boekverluch
ting en de glasschilderkunst. Een van
de vroegste schilderscholen is de Keul
se. die reeds in de eerste helft van de
XlVe eeuw zulke stijlvolle schilderin
gen het aanzien gaf. als de beide vleu
gels van een huisaltaar met een Ma-
ria-boodschap en een Opdracht in de
Tempel.
Vergeleken met de iets latere, grote
Vlaamse meesters, zijn deze oud-Duit
se schilders heel primitief, doch ook
in hun werk komt die innige vroom
heid tot uiting, die ons heden nog kan
ontroeren. Het „Kölner Dombild" met
op het middenpaneel de aanbidding
der drie Koningen en de Madonna
voor de Rozenhaag, beide van de hand
van Stephan Lichner, vormen de be
kroning van de vroeg-Keulse school.
Een zacht lyrische stemming gaat uit
van de grazieuze vormen en licht
glanzende kleuren van deze prachtige
schilderijen. Eenzelfde geest ademt een
vroeger werk uit dezelfde school, de
7. g. Madonna met de bloeiende wikke.
Conrad van Soest en Meester Fran-
cke tonen dat naast Keulen ook in
Westfalen een bloeiende schilderschool
bestond. Als afsluiting van de middel
eeuwse schilderkunst kan het werk
van Bartholomeus Bruyn de Oude
gelden, wiens portret van Arnold von
Brauweiler, burgemeester van Keulen,
een meesterstuk is van realistische
portretkunst, dat reeds een volgend
tijdperk inluidt.
^EN SLOTTE zou ik in het bijzonder
de aandacht willen vestigen op
ae weef- en borduurkunst van de ten
toonstelling. In de met wit op wit ge-
DE MADONNA MET DE
BLOEIENDE WIKKE
Keulen (begin XVe eeuw)
borduurde tafrelen uit de passie van de
z.g. „Hungertueh" of in de kleurige
wandkleden met voorstellingen uit de
sage van Tristan en Isolde, of uit
Heiligenlevens, spreekt zeer sterk de
middeleeuwse geest, die in een sprook
jesachtige sfeer Hemel en Aarde weet
te verenigen.
In mijn opsomming kon ik slechts
een enkele greep doen uit de hier ge
boden rijkdommen. Ik moest vele be
zienswaardigheden voorbijgaan, want
bijna elk stuk van de tentoonstelling
is de moeite waard. R. E. PENNING.
KEN UW LAND!
Pietersen, die ging naar Zweden,
Jansen ging naar Zwitserland.
Stieltjes vond Parijs moorddadig
En geweldig amusant.
Van der Hummes deed van Londen
Alle deugden mij verkonden.
En Van Putten, vlotte vent,
Zwoer bij Brussel, Luik en Gent.
Nu, ge hebt het wel begrepen,
Ik bleef ook niet in een hoek.
Haastig schoot ik in mijn sport
hemd,
Dook ik in mijn kuitenbroek.
Daarop ben ik, onverschrokken,
Ook de wereld ingetrokken!
En ik trapte op mijn fiets
Door Westfrieslandverder niets.
Maar ik heb genóten, vrienden,
Niet te zeggen, wonderbaar.'
Wat een rust en wat een
schoonheid
Nauw verenigd met elkaar.
't Was voor mij een openbaring,
(En al ben ik dan geen Staring)
Tóch bezing ik in de krant
't Schone van dit vlakke land.
'k Ben de Bangert door gereden,
Neerlands fruittuin op z'n best.
'k Zag de schoonheid van de Streek
en Schellinkhout en Wijdenes
'k Zag de zon de haver stoven
En de tarwe aan de schoven,
En de blauwgekielde boer
Op zijn akker, sterk en stoer.
O, m'n veelgesmaad Noord-Holland
Wat ben je toch zeldzaam mooi
Met je molens en je sluizen
En je midzomerse tooi.
Met je dorpen en je steden
En je landelijke vrede.
Met je vogels in hun vlucht
En je wijde, wijde lucht. JABSON
A NEE... DIE NAAM IS ALLEEN MAAR EEN KNAP BEDENKSEL, een
goedgeslaagde „trekker", een blikvanger die het op de grote aanplakbiljetten
voortreffelijk doet. „De Glimlach van Mona Lisa".dat klinkt! Dat ruikt naaf
Maestro Leonardo en Florence. Dat geurt naar die uiterst romantische geschie
denis van de bejaarde Meester met die allervreemdste, zéér mysterieuze, zéér
universele, zéér vrouwelijke, boeien-
de, half-demonische, half-goddelijke,
vrouw. Mona Lisa.la Gioconda: Da
Vinci's laatste grote liefde. Een schil
derij, waarvan wij reproducties ken
nen. Een stil voor zich uit glimlachende vrouw. Eigenlijk nauwelijks glim
lachend. Alleen maar de zweem naar een glimlach. Voor de rest: sex appeal, om
dit ongure, kwasi-moderne woord te gebruiken.
Och.het heeft er eerlijk niets mee te maken, lezer. La Gioconda, Leonardo,
Florence.ze staan er buiten. Deze gedachtenassociatie is alleen nodig om te
„trekken". En ze t r k t voortreffelijk! Aldous Huxlcy schreef deze „thriller"»
Niet als toneelstuk maar als short story, als kort verhaal. Dat verhaal was eea
voorbeeld van een geniaal kort verhaal. Jaren later werkte hij het om tot een
toneelstuk, hetgeen in Hollandse vertaling thans als scizoens-opening wordt op
gevoerd door het Amsterdams Toneelgezelschap.
DAAR GEBEURT zoal het een en ander
Een rijke, artistieke Engelsman is ge
trouwd met een vrouw, die eens beeld
schoon was maar door een ziekte haar
-nkerJ... DOOIUMIS?
schoonheid volledig verloor. Hij voelt
zich aan haar gekluisterd. Daar is een
andere vrouw, niet zo heel jong die 'n
onuitgesproken liefde voor deze man
heeft. En daar is nog een derde vrouw,
vlinderachtig, frivool, ordinair. Als de
eerste vrouw sterft trouw de man met
die derde. Maar dan blijkt dat het met
dat sterven een beetje zonderling ge
steld is. Die laatste kop koffie was ver
re van zuivere koffie. Het was koffie
die naar arsenicum rook, hoewel arse
nicum geurloos is. Wel, er komt een
rechtsgeding en natuurlijk blijkt dat de
man zijn vrouw heeft vermoord. De
jury spreekt het schuldig uit, maar
even voor het ogenblik dat hij zijn le
ven aan de galg zal eindigen treedt zjjn
onschuld aan de dag. Die tweede
vrouw had het gedaan. Uit jaloezie en
uit in haat verkeerde liefde. En dan is
het uit.
Dit alles bezit ontegenzeglijke span
ning. Er zijn zelfs bedrijven van
een zekere hoogspanning, al is er niet
zo heel veel intelligentie voor nodig
om dóór te hebben dat die af en toe
nogal demonstratief glimlachende juf
frouw 't lichtelijk achter de ellebogen
heeft. Al doet ze nog zo lief. Al ligt
ze ons, het publiek, nog zo na aan het
hart vanwege die versmade liefde.
Maar ondanks al die spanning zijn
daar toch dingen die ons niet aanston
den in dit eerste stuk van het kersverse
toneelseizoen. Het klinkt idioot, maar
er wordt te veel gepraat in dit stuk. Ge
praat om te praten, weet U. Zeker,
het is alles knap bedacht en Huxley
zou Huxley niet zijn als hij geen kans
zag dit alles psychologisch volgens de
letter te verantwoorden. Maar we ge
loven nu eenmaal niet aan die monolo
gen gedurende de kardinale gebeurte
nissen. We geloven niet aan de man
die verzen zegt als hij zich verliest in
de mollige armen van zijn geliefde.
Zoiets is te nadrukkelijk litterair, te
„toneelmatig". Het is: theater. Het is
niet waar, niet waarachtig.
En zo is er meer. Ondanks alle ver
nuft, ondanks het raffinement waar
mee de zich steeds toespitsende situa
ties zich als een uiterst knap mozaiek
aan en in'elkaar sluiten, blijft er steeds
een vaag gevoel van onbehagen. Dit
is alleen maar: knap. Vervaarlijk
knap. Maar, en dit is volgens mij de
grote tekortkoming aan dit overigens
uitnemende stuk: het is levend dood.
Het is steriel. Het is het leven op sterk
water. Het leven gezien door de bril
van een analyst, die tóch geen kans
zag tijdens dat analyseren de twee
allervoornaamste bestanddelen te be
houden: het bloed en de ziel.
pRANSE FILM is een begrip geworden: het staat voor ons gelijk met somber- te van de dorpsdwaas, die door
heid, drama's vol onontwijkbare noodlotstragiek, regen en mist over het iedereen aangespoord op zijn Ameri-
landschap als symbool voor verregende levens van mensen. Maar nu komt kaans de post gaat bezorgen. In ra-
Jacques Tati, eigenlijk een nieuweling in het filmbedrijf, ons overrompelen met zend tempo hij haalt tenslotte zelfs
een film, wars van alle noodlotsdramatiek, „Jour de fête" (,,'t Is feest vandaag") de kopploeg van de Tour de France in
waarin een frisse, originele humor de boventoon voert, de meest zotte kolder
soms hoogtij viert; maar waarin ook de fijnzinnige typisch-Franse „esprit" leeft.
Een nieuwe Chaplin:
JACQUES TATI
JACQUES TATI Tatischeff is zijn zetten er een draaimolen en een schiet-
ware naam begon een jaar of twin- tent neer. Heel het dorp is in opwin-
tig geleden als variété-artist. Eigenlijk ding, de lange wat onnozele postbode
had hij als zijn vader lijstenmaker niet het minst. Hij neemt de leiding bij
moeten worden, maar de sport inte- het oprichten van de grote mast op het
resseerde hem meer. Hij voetbalde, kermisterrein, sticht door zijn slungel-
eveneens de regie, zoals wij ook van
Chaplin gewoon zijn. De kolderachtige
humor van Tati is eveneens verwant
aan die van Chaplin: zij heeft een
wrange ondertoon, die op het leven
kwijt hij zich van zijn bijna ver- zelf terugvoert. Want in wezen is een
waarloosde taak, prikt in het voorbij- clorpsdwaas helemaal niet belachelijk,
gaan brieven aan hooivorken, sorteert maar heeft hij slechts een tragisch as-
zijn post in volle vaart op de achter- peet en bovendien: wat is deze op hol
klep van een vrachtauto, haalt de geslagen postbode anders dan een tot
meest zotte capriolen uit en belandt in het excessieve doorgevoerde type-
tenslotte met fiets en post in het ring van de mens in het algemeen?
water. En dat doet hem ook weer te- fati drijft hier immers de spot met ons
bokste, speelde tennis en rugby en
kwam er zo toe zijn vrienden te ver
maken met komische imitaties van be
kende sportsmen. Het spel werd zijn
beroep: hij werd parodist en maakte
enige naam. Samen met de beroemde
clown Rhum vervaardigde hij een kort
filmpje „Gay Dimanche", dat echter
geen succes had. Tati voelde echter
voor de film en waagde opnieuw: in
samenwerking met de toen nog onbe
kende René Clement ontstond zijn
humoristische filmschets „Soigne ton
gauche". En ook al bestond er voor
dergelijke korte filmpjes geen belang
stelling, Tati zette door. Tijdens de
ooi-log was hij ondergedoken in het
Franse dorpje Ste-Sevère-sur-Indre.
Daar kreeg hij een nieuw idee, dat hij
na de bevrijding met de producer Fred
Orain verwerkelijkte: een korte film
over een dorpspostbode. De film liep
goed, maar werd geen financieel suc
ces. Tati had echter vertrouwen in de
onderneming en besloot een grote film
te maken van hetzelfde gegeven. De
film werd „Jour de fête". een rolprent
waarin maar twee overigens onbe
kende beroepsacteurs meespelen. Zij
werd niet in studio's, maar in het
plaatsje Ste-Sevère zelf opgenomen en
de plattelandsbevolking leverde de
spelers.
,,'t Is feest vandaag"
HET VERHAAL is gauw verteld: in
een klein Frans dorp is het een avond
feest. Een paar reizende kermisklanten
achtige onbeholpenheid allerlei ver
warringen, is meer dan ooit het mik
punt van plagerijen en raakt helemaal
de kluts kwijt, wanneer in het kermis-
bioscoopje een filmpje gedraaid wordt
over het enorme tempo van zijn con
currenten der Amerikaanse posterijen.
Heel het dorpje amuseert zich ten kos-
rechtkomen in de wijze sleur van het
bezadigde landelijke leven.
JACQUES
denken. Hij
hoofdrol in
schreef ook
TATI doet aan Chaplin
speelde niet alleen de
„Jour de fète", maar
het scenario en voerde
De regisseur Jacques Tati speelde in zijn film „Jour de fête" zelf de rol
van de onnozele postbode, die voor iedereen dorpsgenoten en kermis
klanten het mikpunt is van plagerijen.
allemaal, die toch zo snel onder de in
vloed komen van het buitenissige en
exotische en geneigd zijn zelfs onze
eigen aard te verloochenen om anderen
n te volgen in wat ons wezen eigen
lijk vreemd is, opdat wij vooral niet 't
gevoel krijgen minderwaardig te zijn.
Tati's postbode verschilt slechts hierin
met de typeringen van Chaplin, dat hij,
onberoerd blijft door alle spot en pla
gerijen, maar in zijn geestelijk isole
ment van dorpsdwaas kinderlijk ge
lukkig leeft, terwijl Chaplin's figuren
altijd weer een navrante, beklemmende
sfeer hebben omdat zij ten volle het
slachtoffer worden van een, door alle
humor heenberekend, sociaal conflict.
„Jour de fète" is met primitieve mid
delen gemaakt, maar desondanks steekt
deze film ver boven het huidige peil
uit. Niet in de eerste plaats door de
kolder en de burlesque humor, maar
vooral door de wijze, waarop ons deze
wordt opgediend. Want Tati bedient
lich hier van zuivere en oorspronke-
ijke beeldtaal: de dialoog heeft een
volkomen ondergeschikte functie. En
lie beeldtaal zit zo vol verrassingen en
oarodistische wendingen (in een paar
leelden van slechts enkele seconden
•vordt bijvoorbeeld heel argeloos en
onopvallend een kostelijke parodie op
De Gaule ten beste gegeven) die beeld
taal is zo krachtig en toch zo poëtisch
speels en weinig nadrukkelijk, zo gees
tig en luchtig, maar allerminst opper
vlakkig, dat het inderdaad een feest is
deze film ,,'t Is feest vandaag" te zien.
LONG-SHOT
l
EN ZO WANDELEN de figuren over
het toneel en elk van hen doet zijn
plicht. Zoals men dat verwacht van
artisten als Johan Schmitz, Elise Hoo-
mans, Paul Huf, Carla de Raet en Louis
van Gasteren. Men voelt achter dit alles
de strenge, krachtdadige hand van
Louis Saalborn en heel de avond door
volgt men, nu eens in mindere, dan
weer in meerdere mate, de puntige
dialogen.
Daar is voor iedereen een surplus aan
„dramatische" situaties en het voll»
pond krijgt men toegediend van zinne
lijkheid en leed, toewijding en patholo
gische jaloezie. Maar steeds hoopt men
dat het bloed komt. Het komt niet. En
de ziel. Die evenmin komt. En dat is
jammer, want daarvoor zijn wij geko
men.
NATUURLIJK is dit een belangrijk
stuk, „De Glimlach van Mona Lisa".
Natuurlijk is deze start van het nieu
we toneelseizoen in zeker opzicht een
voortreffelijke. En het spreekt vanzelf
dat een dergelijk stuk, gespeeld met 'n
dergelijke bezetting, allure heeft. En
spanning. En benauwenis. Maar men
verwacht, tussen de polen die Leonardo
en Huxley heten, nog iets anders. Het
warme, pulserende, hijgende, jagende,
gedreven leven. Want dat leven ken
de Leonardo, toen hij la Gioconda
schilderde in het middeleeuwse Floren
ce. Dat leven hadden wij vertoond wil
len zien door Huxley en het Amster
dams Toneelgezelschap beide. Dat le
ven ontbrak. Het werd een prachtige
gouden ring, waarin de brillant ont
brak. Een voorjaarshemel met een ver
re donderkop. Een symphonie met
een steeds hoorbare dissonant. Een
vrouw zonderglimlach. Maar knap
bedacht, uitmuntend geregisseerd en
overvloedig aan emotionele momenten.
Nog twee opmerkingen die ons van
het hart moeten: zou het misschien mo
gelijk zijn dat de spelers in het alge
meen iets duidelijker kunnen spreken?
Vooral in het eerste bedrijf articuleert
men slecht en worden soms halve zin
nen binnensmonds gehouden. Dit is
geen uitzondering. Het wordt de laatste
tijd haast gewoonte op de Nederlandse
planken. Maar dan een bijster slechte
gewoonte. En dan: er komt een scène
voor, waarin Hutton, de mannelijke
hoofdrol, zijn liefje ontmoet. Het pu
bliek wordt dan vergast op een dermate
plastische en realistische weergave van
het „oudste-spel-ter-wereld", dat men
het er, in deze warme dagen, extra
warm van krijgt. Men behoeft geen pu
ritein en geen middernachtzendeling te
zijn om tijdens dit divan-sermoen z'n
gevoelens in deze drie syllaben weer te
geven: nounou....nou
pAUL HUF, de figuur van de dokter,
draagt het stuk. Huf is de enige die
als men onder de mensen naar voren
komt en zijn spel zal ons lang in her
innering blijven. Een groot artist en
een groot mens. Hij was de enige die
deze woestijn van woorden draineerde
met het bloed van zijn warm. diep-men
selijk hart.
En zo werd dit toneelseizoen dan
geopend. Met alles van de praatgrage
Huxley en met niets van de zwijgzame,
mysterieuze, universele Leonardo. Zijn
taak was alleen als „trekker", „blik
vanger" te fungeren. Arme arme
Leonardo
ANTHONY VAN KAMPEN.
Vier Rotterdammers
lichtten Antwerpenaar op
Naar eerst thans bekend wordt, heb
ben op 4 Juni j.l. vier Rotterdammers
de 47-jarige Antwerpse bioscoopex
ploitant L. M. 8000 gulden lichter ge
maakt. Het was een vooraf beraamd
plan. De 29-jarige vertegenwoordiger
D. H. wist dat de Antwerpenaar geld
in vreemde valuta wisselde. De vier
oplichters trokken daarop naar de
Scheldestad, waar de bioscoopexploi
tant gevraagd werd naar een hotel te
komen. Daar telde de man f 8000 neer,
waarop een der mannen even naar zijn
kamer ging, zoals hij zei, om de tegen
waarde in francs te halen. Hij keerde
echter niet terug. De Rotterdamse re
cherche heeft intussen het viertal
gearresteerd. Van het geld hadden de
meesten goede sier gemaakt.
Actte-comité B.S.P.
Het z.g. actiecomité van de Belgische
socialistische partij heeft zich tot taak
gesteld „de arbeiders te beschermen
tegen de verenigde krachten der ka
tholieken en liberalen, de hervormin
gen op sociaal gebied, zoals deze door
de vorige regering werden verwezen
lijkt, te doen handhaven en de terug
keer van de koning zonder goedkeu
ring van Kamer en Senaat met alle
middelen te verhinderen". Zij spraken
zich tevens uit tegen een verhoging der
kolen- en transportprijzen, die door de
nieuwe regering zou worden voorge
steld teneinde de belastingen te kun
nen verlagen.