ERGENS IN EUROPA
Nederlands Texas blijft er rustig onder
Weinig hoop op
gouden dagen
De schoonheid van Noord-Holland
AMSTERDAMS PODIUM
ETEN BIJ DE ITALIANEN
n
DOOR DE OLIEVELDEN VAN OVERIJSEL
Burgemeesters, predikanten en pastoors van Overijsel
in verlegenheid om een Napoleontische wet
(Van onze reizende redacteur).
MARIëNBERG, October.
MAG BAN VERBODEN TOEGANG" en nog een heleboel meer op
het houten bord staan bij het begin van het weggetje, dat naar de boor
toren in het Beerzelveld bij het spoorwegstation Mariënberg onder de ge
meente Ommen leidt, dit neemt niet weg, dat er af en toe een boer op het
kleine houten kantoortje van de geoloog afstapt om eens te horen of hjj er
beter van kan worden als er olie onder zijn land gevonden wordt. Andermaal
is het een arbeider uit de veenderijen, die de winter dat is voor hem de
werkloosheidsperiode ziet aankomen en liever aan de slag blijft dan weer
„in de steun" te gaan lopen. Nu, om het maar meteen te zeggen, zij worden,
er voorlopig niet wtijzer van.
Die toren trekt wel de aandacht; er staan er trouwens meer in het land
schap van Noordelijk Overijsel. Die by Koekange, niet ver van Meppel,
heeft een tijdlang in het middelpunt der belangstelling gestaan, want daar
kwam vuur uit de grond; des avonds was het een fantastisch schouwspel.
Eigenlijk kwam er helemaal geen vuur uit de grond; er was een gasbron aan
geboord en het gas, dat uit de pijp ontsnapte, was op de een of andere ma
nier in brand geraakt, alle voorzorgen ten spijt. Het brandt nu niet meer;
men heeft de brand, die overigens volkomen ongevaarlijk was, onder de knie
en er is voor de argeloze toeschouwer weinig te beleven.
Dog meer dan de torens trekken de
aanplakbiljetten de aandacht, die
allerwege zijn aangebracht boven het
gebied van het anticlinorium, d.w.z. in
de gemeenten Gramsbergen, Harden-
berg, Avereest, Dalfsen, Ommen, Nieuw-
leuzen, Zwollerkerspel, Staphorst,
Zwartsluis, Vollenhove, Wanneperveen,
Giethoorn, Steenwijk, Steenwijkerwold
en Oldemarkt. Zij zitten aangeplakt
aan de gevels van de raadhuizen, op
de deuren van de kerken en tegen de
bomen. Af en toe blijft er eens iemand
staan om te lezen wat dat nu weer is.
Men is het ontwend, dat de overheid
zich op deze wijze tot de bevolking
richt. „Mijpwet" staat er met zware let
ters op. Wat hebben de boeren van
Overijsel daar nu mee te maken? Zij
lebben er nooit enig vermoeden van
gehad. Trouwens, zij hadden nog nooit
van die wet gehoord.
Dit laatste is ook geen wonder. De
is gesteld in de Franse taal; immers, zij
mijnwet dateert van 21 April 1810 en
dateert uit de Napoleontische tijd. Geen
der vijftien gemeentebesturen, die daar
nu eensklaps mee te maken hebben
gekregen, had er een exemplaar van.
De provinciale griffie moest eraan te
pas komen om een afschrift van de
tekst te leveren. Daar, op de griffie te
Zwolle, is dezer dagen op grond van
die oude wet uit het Bulletin des Lois
een aanvrage binnengekomen van de
N.V. Nederlandse Aardolie-Maatschap
pij ter uitbreiding van de concessie ter
exploitatie van petroleumbronnen. Een
petroleumbron is, volgens de Neder
landse wetgeving, een mijn. En deze
maatschappij, die reeds in Drente pe
troleum uit de grond haalt, wil dat nu
ook in Overijsel gaan doen. Zij mag
dat alleen als zij daar vergunning (con
cessie) voor heeft en die moet verleend
worden door de Kroon na advies van
o.a. „Ie préfect du département des
bouches de 1' Issel". Zulk een func
tionaris bestaat er langer dan honderd
jaar niet meer; in zijn plaats is geko
men de Commisssris der Koningin in
de provincie Overijsel.
Geen concurrentie
De wet zegt, dat een concessie - aan
vraag bekend gemaakt moet worden
in het gebied, waarop zij betrekking
heeft, en dat elkeen in de gelegenheid
moet worden gesteld daar bezwaar te
gen te maken of een concurrerende aan
vraag in te dienen. Vandaar die aan
plakbiljetten. Het loopt echter niet
storm naar de griffie en de secreta
rieën; er schijnt dus weinig bezwaar
tegen te zijn en nog minder animo voor
de oprichting van een concurrerende
maatschappij.
De burgemeester en met hem de predi
kanten en de pastoors zitten een beetje
met die wet in hun maag. In artikel 24
toch staat letterlijk: „Les publications
des demandes en concession de mines
auront lieu devant le porte de la mai-
son de commune et des églises parois-
siales et consistorlales, a la diligence
des maines, a l'issue de l'office, un jour
de dimanehe, et au moins une fois par
mois pendant la durée des affiches". De
prov. griffie nu heeft deze tekst uit
het Bulletin des Lois vertaald met het
verzoek „die bekendmaking tenminste
één maal in de maand des Zondags voor
de deur van het gemeentehuis en voor
die van de hoofdkerken hunner Ge-
Kostbare onderzoekingen van
wege de N.V. Nederlandse Aard
olie-Maatschappij hebben aange
toond, dat het olieveld Schoone-
beek slechts een klein deel vormt
van „een uitgestrekt anticlino
rium, dat een oppervlakte be
slaat van 93.000 hectares en zich
in Westelijke richting tot voor
bij Meppel voortzet". Vandaar,
dat die Maatschappij een conces
sie heeft aangevraagd om in dit
gebied ook de bitumina als aard
olie en aardgas te exploiteren.
Wellicht betekent dit een econor
mische structuurverandering
voor geheel Noordelijk Overijs
sel. Als dat zo is de maat
schappij heeft wel de aanwezig
heid, maar niet de hoeveelheid
der delfstoffen aangetoond
zullen er evenwel nog enige ja
ren overheen gaan voor de ge
volgen zich beginnen af te teke
nen. Onze reizende redacteur
heeft ondertussen nagegaan hoe
de bevolking ter plaatse op de
concessie-aanvraag reageert.
Er komen nu ook boortorens
bij Oostzaan en bij Warmenhui
zen. Komt daar het derde Schoo-
nebeek? Niemand kan 't zéggen.
Het zijn tenslotte niet meer dan
proefboringen. Zij kunnen ver
rassende resultaten opleveren,
maar ookniets!
De boor, die van deze toren nabij
Mariënberg uit in de grond gedre
ven is, heeft nu een diepte van 1450
meter bereikt. Daar bestaat de aard
korst uit hard gesteente. Misschien
zit daaronder de begeerde aardolie.
meente na het uitgaan van de kerk
dienst af te kondigen en ook daarvan
te zijner tijd de bewijzen te overleg
gen". De persfotografen liggen al op de
loer om een burgemeester-met-ambts
keten, een dominee en een pastoor te
vereeuwigen, staande op de stoep van
het raadhuis resp. de kerk, de mijncon-
cessie-aanvraag afkondigend. Maar zij
krijgen vermoedelijk geen kans.
„Volmaakt rustig"
„Waarom zou ik op een Zondag voor
het raadhuis gaan staan om een papier
voor te lezen", zegt mr. Johan de Widt,
burgemeester van Avereest (Dedems-
vaart), als ik hem ernaar vraag: „door
de week loopt het er al niet druk, laat
staan des Zondags. Dan ravot de jeugd
in het plantsoen ervoor en voor zulk
'n gehoor te spreken heeft al heel wei
nig nut. Ik heb 't biljet maar tegen een
boom in de tuin laten prikken, naast
de rijwielstalling. Daar kan iedereen
het lezen. Bovendien hebben de kerken
er elk een gekre
gen met een brief
erbij om er één
maal per maand
tot het eind van 't
jaar even de aan
dacht op te vesti
gen. Dat lijkt mij
voldoende, 't Heeft
trouwens in alle
kranten gestaan,
zodat er wel nie
mand onkundig zal
bljjven. Het kan de
mensen overigens
weinig schelen. Zij
blijven er volmaakt
rustig onder. En
zij knopen er al
lerminst verwach
tingen aan vast."
„En wat denkt
u er zelf van?"
„Tja, dat is niet
zo eenvoudig te
zeggen, 't Is hele
maal niet gezegd,
dat deze gemeente
er als een tweede
Schoonebeek zal
gaan uitzien. Is dat
wel 't geval, dan
betekent zoiets natuurlijk meer
werkgelegenheid voor de arbei
dersbeweging en een groter afzetge
bied voor de middenstand en dat kan
nooit kwaad. Maar komt hier een in
stallatie? Ik weet het niet. De maat
schappij laat er zich niet over uit. Mis
schien heeft zij nog geen gedetailleer
de plannen. Wij zullen het wel zien."
„Hebt u deze concessie-aanvraag zien
aankomen?"
„Neen, het was volkomen een verras
sing voor mij en voor al mijn collega's
in de omgeving. Wij wisten er niets
van. Zeker, er zijn hier een hele tijd
geleden seismische proeven genomen,
waarvan men op het raadhuis medede
ling is komen doen. Daar ben ik wel
eens bij wezen kijken. Maar wat kreeg
je dan te zien? Een papiertje met een
onregelmatige streep erop. Ik kon er
niets uit wijs worden. Maar in Den
Haag hebben ze er blijkbaar de con
clusie uitgetrokken, dat hier olie zit.
Ik vindt het best. 't Is nu maar de vraag
hoe ze het eruit halen en waar ze dat
doen".
Zo ongeveer verloopt telkens weer
het gesprek met de burgemeester van
het ene zowel als van het andere „olie
dorp". Ik spreek met boeren-landeige-
naren en zelfs die winden zich niet op.
Zij weten, dat zij geen eigendomsrech
ten kunnen doen gelden op wat diep
uit de grond gehaald wordt. Wel zullen
zij mettertijd „oliegeld" krijgen, zoals
zij dat hier noemen; d.w.z. de maat
schappij is na verlening van de con
cessie verplicht voor elke hectare een
klein bedrag aan de eigenaren van de
grond uit te betalen. Maar daar zal
niemand rijk van worden. De pachtboe
ren op de landerijen der adellijke be
zittingen zullen er helemaal niets van
te zien krijgen. Er is een gematigd-op
timistisch afwachten onder de midden
standers, die vinden, dat zij van meer
drukte in de buurt altijd beter worden;
een simpele wet, die altijd opgaat. De
arbeiders hebben uiteraard belangstel
ling voor een ruimere werkgelegenheid,
maar of die erin zit? Niemand heeft
hooggespannen verwachtingen, nergens
wordt erop gespeculeerd.
Het Nederlandse Texas is niet in op
schudding geb"acht
Gerrit Klein Assink, een boer uit de omgeving van
Ommerschans, verdiept zich in de wettelijke be
palingen nopens de bitumina. Hij is niet van plan
bezwaren tegen de concessie-aanvraag in te dienen.
JJET WAS VANDAAG DONKER IN AMSTERDAM. Het regende en de
wereld zag er in „Centrum" maar grimmig en ongastvrij uit. Ik dacht
aan Italië. Aan een blauwe kust en een nog blauwer hemel. Aan het Lago
Maggiore en Tino Rossi. Aan de zon en het Alpengloeien. En toen ik de regen
voelde tussen m'n boordje en m'n nek wist ik het: ik ging eten bij de Italia
nen. Restaurant Italien aan de Amstel. Er tegenover, aan de andere oever,
hotel de i'Europe. Aan de ene kant van het huis een passagebureau, aan de
andere een aannemer-en-ontwerper. Binnen was het eenzaam. Er zat een
heer achter een glas donkere wijn. Verderop, in onbestemde verten, waren
vrouwenstemmen bezig een Frans gesprek te voeren. De radio stond aan en
speelde iets van Bob Scholten. Aan de zolder scheepslantaarns, sommige
donkerrood of lichtgeel brandend. Andere gedoofd. Onder de zoldering nog
een soort galerij, met flessen wijn als soldaten in 't gelid naast elkaar. Aan
de wanden figuren, die Italië en Italiaanse sfeer moeten stimuleren. Een paar
beeldjes, meisjeskoppen, die onze grootvader mooi vond. Tussen al deze
Italiaanse requisieten dan de Hollandse, zijnde Hollandse tafeltjes en stoe
len; Hollandse kleedjes; een stervende Clivia; een opgezette merel, wiens
opengesperde snavel moet suggereren, dat hij alsmaar zingt en kwinkeleert.
Dóór en dóór Italiaans alleen is het menu op tafel en men kan kiezen tus
sen Specialité's La Pergola en spaghetti alia Caruso. Tussen spaghetti alia
Bolognaise en minestrone di Ceci alla Romana. En tussen tientallen andere
gerechten.
J7EN JONG BEDIENDE kwam vra
gen „wat het wezen moest", het
geen ganselijk niet Romeins klonk.
En toen ik, ten einde raad met die
Italiaanse menu-kaart, besloot de kerk
in het midden te laten door maar
spaghetti alla Bolognaise te kiezen
(omdat het Hollandse woord spaghetti
ten slotte zo veel weg heeft van het
Italiaanse woord spagheti), toen keek
de eerdergenoemde bediende mij ver
wijtend, enigszins bedroefd aan, en
lispelde: „En wat zou meneer gedacht
hebben van een lekker kanapeetje?"
Mijn eerste impuls was een slechte.
Ik was dus toch in een verdachte ge
legenheid terecht gekomen! In een hol
van ontucht, een poel des verderfs.
Maar mij schoot te binnen, dat het
wellicht hier de gewoonte was zijn
spaghetti alla Bolognaise te savoure
ren op een- canapé. Net toen ik hals
starrig wilde weigeren me te onder
werpen aan dergelijke decadente han
delingen, lispelde de bediende voort:
„Zo'n klein canapeetje, met toast, ge
smolten kaas en lever".
Het was heerlijk, het canapé-tje, de
spaghetti en de koffie na. En boven
dien het was anders. Hier bakt
men in olijfolie. Hier heeft alles zijn
sterke sauzen; hier is gebakken le
ver, op ontelbare manieren toebereide
kaas, lever-op-ijs. En de spaghetti, die
yRIJWEL IEDER LAND heeft tegenwoordig zijn eigen filmindustrie, tot
Marokko, India en Hawaii toe. Het behoeft dus geen verwondering te
wekken, dat ook Hongarije zich bezig houdt met de productie van films. Wei
verwonderlijk is het echter, dat men daar in alle stilte zich tot een uitzon
derlijk hoog peil heeft opgewerkt, zoals thans de Hongaarse film „Ergens
in Europa" ons komt bewijzen. Voor de meesten onzer is Hongarije zoiets
als een openluchtmuseum van romantiek: zigeuners, pustza, czardós. Hon
garije als een werkelijkheid kennen we doorgaans niet. De werkelijkheid van
het Hongarije tijdens en na de oorlog was hard, liet geen ruimte voor
zwijmelende romantische dromerijen, maar kende slechts problemen en ellen
de, waardoor verschillende generaties getroffen worden. Met één der be
klemmendste problemen van dit Hongarije confronteert ons de film „Ergens
in Europa".
Hendrik Jan Wesselink, de olie
verkoper van Dalfsen, zit al vijf
tien jaar in het vak. Hij zal er dtis
wel alles van af weten. „De boe
ren", zegt hij, „halen het nog niet
rel1 uit de grond". Zijn omzet lijdt
er dan ook niet onder
Geen puszté. met romantische zi
geunermelodieën, geen wilde czardas,
maar soldatenlaarzen dreunen over
Hongarije, sirenes gieren, mensen
vluchten in de straten voor het on
heilspellend lawaai der dood-brengen-
de vliegtuigen. Huizen storten ineen,
geluk wordt tot puin geslagen. Een
bom treft een gevangenis ergens aan
de Donau, twee jongens weten zich uit
de puinhopen te redden en vluchten
zonder bestemming; geen ouders, geen
dak, geen voedsel, geen toekomst. De
soldatenlaarzen blijven dreunen heel
de oorlog door en vermorzelen wat op
hun weg komt. Een kleine meisje mag
verbijsterd toezien, hoe haar ouders
gefusilleerd worden. Puin, puin, puin.
Kinderen blijven achter, door ontzet
ting bevangen, doelloos zwervend
door de chaos van het leven, dat hun
geen enkel houvast meer biedt. Alleen,
of in groepjes van twee of drie trek
ken ze langs de wegen, andere lot
genoten ontmoetend, die zich bij hen
aansluiten.
Zo groeide in Midden-Europa tijdens
de oorlog een ontstellend probleem
dat van de verweesde en verwilderde
kinderen, die zich tot kleine benden
aaneensloten en het land afstroopten,
rovend, plunderend en moordend zelfs
om zich in leven te houden. Een pro
bleem, dat ons volkomen vreemd is.
waarvan we ons ternauwernood eer
voorstelling kunnen maken, maar da'
in Centraal-Europa tot een beklem
mende werkelijkheid is geworden. D
Hongaarse regering gaf opdracht to
een film over dit probleem en dez
film is dan „Ergens in Europa" ge
worden.
Dit nieuwe oorlogsproletariaat, deze
door alle ontzetting verharde en ver
wilderde kinderen, die in troepen het
land onveilig maken om wat veiligheid
voor zichzelf te zoeken, deze dakloze
sociaal en moreel ontwortelde jeugd,
speelt de hoofdrol in „Ergens in Eu
ropa". De film concentreert zich op
het lot van een bende van vijf en twin
tig van deze haveloze en uitgehongei-
de zwervertjes, die het slachtoffer ge
worden zijn van de demoraliserende
verschrikkingen van de oorlog, op de
vlucht geslagen zijn uit alle ellende
om een kans te redden op een klein
beetje leven en nu met strooptochten
en plunderingen proberen het hoofd
boven water te houden.
Overal op het platteland zijn echter
burgerwachten gevormd door de boe
ren, die zich door de landloperij t.e
zeer bedreigd voelen. Bij één der
strooptochten wordt een jog uit de
bende neergeschoten en het troepje
kinderen zoekt een schuilplaats in een
kasteelruïne, die bewoond wordt door
een oude musicus. De kinderen zien
in hem een vijand, maar langzamer
hand weet hij toch hun vertrouwen te
winnen. Onder zijn invloed verliezen
de kinderen wat van hun innerlijke
verhardheid, hun beste verdedigings
wapen in hun strijd om het naakte be
staan. En zij raken gevoelig voor men
selijke begrippen: verdraagzaamheid,
naastenliefde, menselijkheid. Hun
schuwheid en wantrouwen tegenover
de wereld leggen zij af, nadat zij nog
eenmaal een strijd tegen die vijande
lijke wereld hebben moeten voeren en
daarna bij het lijkje van een hunner
kameraden, die in die strijd gedood,
werd, leren beseffen, dat diez'elfde we
reld niet alleen maar vijandig is, maar
ook mild kan zijn en hen in bescher
ming nemen. De musicus heeft dit be
sef in hen ontwikkeld, heeft hen zelfs
tot nuttige arbeid gebracht en maakt
hen ten slotte rechtmatige eigenaars
van de kasteelruïne, die zij weer be
woonbaar gemaakt hebben.
We kunnen gerust erkennen dat dit
De oude musicus, die de kasteelruïne
tjes een schuiloord hebben gevonden,
meer leden van de
bewoont, waar de jeugdige zwerver-
wint eerst bij een enkele, later bij
bende, vertrouwen.
Hongaarse film, die
tot het hart spreekt
slot volkomen misplaatst is, dat eigen
lijk heel die romantisch-optimistische
kasteel-episode, die een oplossing pro
beert te geven waar een oplossing (in
de hier gesuggereerde zin althans)
onmogelijk is, wel heel weinig be
vredigen kan in een film over een zo
ernstig en tragisch onderwerp. Dit
neemt echter niet weg, dat „Ergens
in Europa" door een voortreffelijke
eerste helft tot een zo hoog peil ge
stegen is, dat een zoetelijk besluit de
innerlijke waarde van deze film on
aangetast laat.
De voor ons geheel onbekende fil
mer Géza Radvényi heeft met een
zeldzaam realisme een beeld gegeven
van de ellende van deze ontwortelde
kinderen, met een diepe innerlijke be
wogenheid, die ook weer de toeschou
wer tot innige ontroering brengt. Het
eerste gedeelte van „Ergens in Euro
pa", dat alleen het lot en het leed
schildert van door de oorlog verwor
den kinderen, is intens zuiver van
toon, zonder één valse of onoprechte
klank en werkelijk aangrijpend. Dit
zeldzaam hoge geestelijke peil werd
met even voortreffelijke middelen be
reikt. De fotografie is krachtig ex
pressief; onopgesmukt, eerlijk en so
ber zijn de beelden, die indrukwekkend
worden door een bijzonder gevoelige,
grote spanningen scheppende monta
ge, waarin het innerlijke verband der
zichtbare feiten naar voren komt,
mede ook door een uitmuntende toe
passing van het geluid en vooral ook
de stilte.
Zo is er een beeldenreeks van een
jongetje, dat tijdens een hevig bom
bardement blindelings vlucht en zon
der het te beseffen in een kermistent
terecht komt, waar een bomscherf het
mechaniek van een draaiorgel in be
weging brengt: zelden heeft een film
een zo intense, dieptragische sfeer en
onheilgeladene spanning bereikt en
met zo simpele en oprechte middelen
als hier.
Door dit werkelijk meesterschap,
dat ook het spel even subliem be
heerst heeft, en daarnaast door haai
oprechte bewogenheid, is „Ergens in
Europa" een film geworden, die men
ondanks soms zeer zwakke momenten,
bijzonder moet hoogachten. Een film,
die tot het hart spreekt.
LONG-SHOT.
ik „alla Bolognaise" pleegde, was net
zo eindeloos van draad als we zagen in
de eerste films van Charley Chaplin,
die óók altijd acrobatiek beoefende
met z'n lepel. Net als ik. Ik vergat de
regen, duister Amsterdam en de som
bere wolken. Ik was in Italië. De Am-
stel was de Arno en La Pergola een
Florentijns lido. De bediende zag me
bij tijden peinzend aan en de eenzame
wijndrinker staarde nog steeds in zijn
glas. Toen klonk gestommel onder aan
het trapje bij de deur. Nieuwe bezoe
kers stortten zich binnen. Meisjesstu
denten, opgetuigd met vlammend-rode
baretten, knalgele dassen en blanke,
Egyptisch linnen regenjassen. Ze de
den druk en forceerden de indruk, dat
ze iedere dag Italiaans aten. Maar m'n
oor ving gesprekflarden op in de trant
van „je lacht je dood, zeg" en „ja,
enig hè?" Waaruit ik opmaakte, dat
ook dezulken op etensavontuur uit wa
ren.
Daarna verscheen een gezin. Def
tige mensen. Er werden kip, witte wijn
en soortgelijke exclusiviteiten besteld.
Geen huis-tuin en-keuken spaghetti
„alla Bolognaise" met een kleintje
koffie na. Mevrouw riep de bediende
na: „Niet zo heet die kip, ober!" en
daarna nog: „En niét zo vet!" Ook
dat klonk hoegenaamd niet romeins.
Toen de deur ten derden male geopend
werd verscheen een jongmens, waar
mee iets niet in orde was. Hij behoor
de tot de categorie, die door nette bur
gers onder het standaard-type „schooi
er" gerekend wordt. De man zag er
gejaagd uit en leek me een kruising
van een orgeldraaier, een venter van
een anarchistisch weekblad, een ab
stract schilder en een voortvluchtig
bankbediende. Hij liet spaghetti aan
rukken en begon er met z'n lepel woest
in te spitten. Hij had het kennelijk
eerder gedaan. Er smeulde een vreemd
vuur onder z'n borstelige wenkbrau
wen.
Zo waren wij daar bij elkaar en aten
Italiaans. En ik vroeg me af, welke
zonderlinge impulsen al deze mensen
naar La Pergola hadden gedreven, op
deze verregende, ongelukkige dag, zo
lelijk en zo grauw en zo ontluisterd,
dat je Holland zou kunnen haten. Ik
denk, dat het gezin zich eens Italiaans
te goed wilde doen. De meisjesstuden
ten zochten de sensatie en romantiek
van het onbekende. De schooier had
honger en zocht bevrediging voor een
gekwelde maag. De eenzame man
droomde z'n privédromen achter dat
glas wijn.
Zo zaten wij daar, nogal dicht op
elkaar en toch vreemden van elkaar.
We wisten niets van elkaar, behalve
dat we allemaal iets met Italië te ma
ken wilden hebben. Met een herinne
ring aan Italië. Of een verlangen naar
Italië. Of alleen maar een dagdroom
over Italië.
Het was daar goed. En het was, het
geen belangrijk is in dit tijdsgewricht,
niet duur. Geen gard e robej u ffrouw,
geen portier, geen toeslag voor mu
ziek. Het woord Italië roept allerlei
vervelende herinneringen bij allerlei
mensen op. Zoals Mussolini, omgekeerd
hangend aan een benzinepomp, in ge
zelschap van zijn minnares. En Abes-
sinie. En 't asgenootschap. En hotels
met vlooien in de bedden. Dat zijn
allemaal vervelende en onsmakelijke
dingen. Maar in La Pergola vindt men
de smakelijke, ook al bemint niet een
ieder lever-op-ijs en in olijfolie ge
bakken kip.
ANTHONY VAN KAMPEN.
KRUISWOORDPUZZLE
(Oplossing)
Horizontaal: 1. Bolleboos, 6. Balie, 9. Elf,
11. Anoniem, 13. Larix, 15. Genie, 16. NL.
17. Nu, 18. IX, 19. La, 20. Sawoe, 22. Vught,
23 Badings, 25. Nijl, 26. Turijn, 27. Negen
tien, 29. Er, 31. Er, 32. Barcelona, 35 Octet,
67 Oma, 39. Pamflet, 41. April, 43 Chiel,
44. El, 34, De, 46. DK, 47. Ph, 48. ilobijn,
50 Armee, 51. Citroen, 53. Tay, 54. Eelde,
55. Loodglans.
Verticaal: 1. Brassen, 2. Leo, 3. Eminent,
4 Oom, 5. Splugen, 6. Bariton, 7. LIX, 8.
Lngadin, 9. Een, 10. Fietsen, 12. El, 14. IX,
17. Nu, 19. La, 21. Wolfram, 22. Vermont,
23. Bagatel, 24. Nairobi, 28. Te, 30. RC, 32.
Beperkt, 33. Ellende, 34. Anaemie, 35. Oor
deel, 36. Tachtig, 40. El, 42. Ik, 45. Dr, 47.
ft, 40. Blij, 50. Aal, 51. Coo, 52. Opa.