l Hef nieuwe boek DE ZILVEREN VINGERHOED Sini-sympiomen Sint Nicolaasverlelling door Tanie Ie I WOENSDAG 80 NOVEMBER 1949 £JE MENSEN, die In Wervershulzen woonden, waren zeer gelukkige mensen. Land en bongerd wierpen ln de zomer en herfst rflke vruchten af, die tegen de hoogste markt verkocht werden. Armoede was er uitgesloten, be lasting overbodig en daarom werd bfl raadsbesluit van 13 Augustus 1949 besloten de gemeente-ontvanger, Johan van Oldeklarevat, geboren ll-ll-'U, met behoud van maximum salaris met vervroegd pensioen te sturen. Er was geen fluit voor de man te doen en hem langer in dienst houden zou schade berokkenen aan de plaatselijke zakdoeken-industrie, vanwege het feit, dat hij zijn lediggang alleen vulde met neuspeuteren Alleen gelukkige tijdingen bereikten Wervershulzen. Over het uitbreken van de tweede wereldoorlog was daar niets uitgelekt, het bericht van de bevrijding kwam echter al ln Maart 1948 en werd met ongekende feestjubel begroet. De plaatselijke toneelvereniging T.I.K.K. (Toneelkunst is koud kunstje) begon 's middags met het Instuderen van de welbekende operette „Josep in doodsangst" en 's avonds werd dit product, met wethouder Snaggel ln de hoofdrol van de ware Jacob, met ongekend succes opgevoerd. Voor het doek open ging, lag heel Wervershulzen al krom van de lach. Dat kwam om dat het doek niet openging, althans men kon het niet openkrijgen. Na drie vergeefse pogingen kwam de voorzitter van de feestcommissie, die even te voren gezegd had „Ziet hoe het doek zich nu snel opent", weer te weerschijn met de mededeling, dat vanwege een technische storing meteen maar met de pauze begonnen werd. Toen die voorbij was, speelden de tonelisten voor een zaal, die haar roes ultronkte. Dat geronk klonk op het toneel als een aanhoudend applaus en de spelers voor en achter de schermen klapten elkaar uitbundig op de schouders en zeiden: „Wat hebben we een succes". Zo gin gen toeschouwers en spelers na afloop, Wervershulzers waardig, gelukkig en voldaan naar huis. QELUK was gevlochten door al het doen en laten van de dorpelingen. Het geld speelde er geen rol. De huis huur werd met gasmuntjes betaald en de hoge rekeningen met aanmaningen, die volgens het Rijk vijf en twintig centen waard waren. Al die gelukkige dingen werden echter langs geordende De b<-)»-^<2vnc<2S>"tj<2 V wegen gedistribueerd. Daar stond het voortvarende dorpsbestuur garant voor. Op de vijfde van iedere maand kwamen de vroede vaderen in raads vergadering bijeen. De lange agenda bestond uit twee punten: opening en sluiting. Het openingswoord van de voorzitter was kort maar zeer krach tig en luidde aldus: „Ik open de ver gadering". Daarna staken de raadsleden de koppen bij elkaar en fluisterden, om de burgemeester voor de hoogmoed te bewaren: „Waar haalt de kerel 't vandaan, wat kan ie praten". Dan volgde het slotwoord: „Als de heren zover zijn, dan gaan we." De raadsleden, doorkneed als ze waren in de politiek, begrepen ogen blikkelijk de diepere zin van dat „dan gaan we". Ze trokken hun jas aan en gingen naar het café aan de overzijde van het raadhuis. Het eerste rondje Was voor de kastelein, die daarmee stemrecht verwierf. Na de zeuvende borrel werden be sluiten genomen over voorstellen, die notaris van Roojem tijdens het nut tigen van de zesde bitterbal ter tafel had gebracht. Vanwege het eten dei bitterballen werden die voorstellen volmondig geaccepteerd. Daar kwam nog bij de wetenschap van het geacht college, dat de notaris een geleerd wan was. Hg was zó vol geleerd, dat als er nog een pietsie geleerdheid bij gekomen was, de man van geleerd heid gebarsten zou zijn. Zijn voorstel len waren ontstellend belangrijk. Het dorpse brandweerwezen gaf hij een geheel nieuw aanzien door zijn idee nieuwe bougies voor de dubbelspuit met een enkele straal aan te schaf fen. De ontsteltenis over deze gedach te was groot. De burgemeester liet z'n glas vallen, doch redde zich bur germeesterlijk uit deze situatie, met de verklaring, dat dit voorstel bi) enkele hamerklap was aangenomen. Wethouder Snaggel, reeds gesigna leerd als prima toneelman, was bij zijn kiezers geliefd om zijn goed gebruik van vreemde woorden. Hij zei, dat hij uit de „conservatie" begreep, dat de vergadering „anoniem" tot deze uit gave besloten had. Daarom wilde hij er niet verder over „conserveren", maar vroeg de aandacht voor zijn voor stel. Dat was lang niet mis. Ter be strijding van de colboratiekever, aldus zei hij, zou hij het prettig vinden wan neer Wervershuizen met zijn rjjke landerijen er toe kon besluiten een vliegtuig, zo'n „Dokata", aan te schaf fen. De notaris merkte toen naar aan leiding van dit voorstel heel geestig op, dat wanneer de wethouder met Dokata een Dakota bedoeld, deze aan schaf zijn goedkeuring kon wegdra gen. Tjjdens dit hevige debat werden de piepkuikens opgediend en het con sumeren van dit gevleugelte maakte heel de raad vliegminded, zodat met algemene stemmen tot aankoop van het vliegtuig besloten werd. Gedepu teerde Staten, die goedkeuring moes ten geven, zonden nog het advies om een helicoptêre, als zijnde meer doel matig voor de bestrijding, aan te schaf fen, maar de secretaris stuurde dit college een briet terug waarin op zeer nette wijze de vraag „Waar be moeit u zich mee?" gesteld werd. Toen kwam onder een stortvloed van ver ontschuldigingen de goedkeuring af. Onmiddellijk reisden de burgemeester en wethouder Snaggel naar Amster dam om eens bij de heer Plesman, die in de lucht onderneemt, wat de Naco op de grond doet, te informeren wéér men voor een zacht prijsje een ge schikt vliegtuigje kon kopen. De heer Plesman gaf een zeer uitgebreid ant woord, dat bestond uit drie letters en een streepje: oké. De levering zou geschieden via het bekende afbetalingsbureau „Spreek met Winter en het komt in orde". £)E VIJFDE DECEMBER 1949 werd onvergetelijk voor alle Wervers hulzers. Het dorp was veranderd in één wapper van vlaggen en de zak- doekenfabriek was van schoorsteen)- top tot (kelder)teen gepavoiseerd met duizenden snuitdoekjes, die tezamen de woorden vormden: „Hulde aan de hoogmoedigen en trotsen. Wij moeten het hebben van deze mensen, die nogal wat in de neus hebben". 's Morgens om vijf uur baadde het raadhuis in een zee van floodlight, want de burgemeester had gezegd, dat het voor de gemeente een lange dag van feest zou worden. Om negen uur des morgens kwam de raad in „buitengewone" zitting bij een. Het „buitengewone" was hierin gelegen, dat de voorzitter niet sloot met de woorden: „Als de heren zo ver zijn, dan gaan we". Want ze gingen vandaag niet. Op h«t raadhuis zou de Do- notaris komst van het vliegtuig worden afge wacht. Hoe laat de Dakota zou arri veren was niet op vijf minuten na vast te stellen. Vast stond reeds, dat het ding 's morgens om negen uur te New York was gestart. Daar had de bur gemeester bericht van gekregen via zijn collega in dat Amerikaanse stad je. Raadslid Klaver riskeerde het om nog maar even vlug de postbestelling in zjjn wijkje weg te brengen. „Dat moest je niet doen," zei de burge meester, „want zo'n ding komt on verwachts. Zo hoor je niks en zo staat ie voor het raadhuis." Deze mededeling opende vele mon den. Zou het gevaarte ruimte genoeg hebben om op het pleintje te landen? De burgemeester was er zeker van. De ontvanger (jn vusto) ,Het vliegtuig was uitgerust met de beste terugtraprem," zei hij. „Dan ls het in orde," zei de raad in spreekkoor. Om half elf arriveerde voor het raadhuis de zangvereniging „Grote Terts" en zong er de zesstemmige cantate: „Er komt een vogel gevlo gen". Na deze klassieke zang sprak de burgemeester het zangkoor toe. Dat zingen van jullie is snert," zei hij vriendelijk, „maar uw tegenwoor digheid zet veel luister aan dit groot se feit bij. Ruk nu in, wfunt dat vlieg tuig moet op de plaats, waar jullie staat, staan." Tegen de middag was er nog geen vuiltje en geen vliegtuig aan de lucht. ,,'k Stik van de dorst," zei de met- vervroegd-pensioen-gegane ontvanger Oldeklarevat, die tot de genodigden behoorde. De raadsleden keken hem met verwijtende blikken aan. „Geen alcohol bij snelverkeer," merkte de burgemeester op. „Dat kan wel zijn," zei de ontvanger, die uiteindelijk niks meer met het opperhoofd had uit te staan, „maar ik stik van de dorst." Wethouder Links werd grof en wil de de burgemeester bijstaan, maar deze zei: „Laat af, eerbied voor de ontvanger, hjj is de enige die hier voor zijn geloof uitkomt." Een rinkelde telefoon deed deze woordenwiseling verstommen. „Zal ik een boon worden, als dat de piloot van het vliegtuig niet is, die belt" zei de burgemeester. En jawel, de piloot gaf bericht dat hij boven de Oceaan zat. Welke?" vroeg de Wervershuizer ma gistraat. „Stommerd" brulde de piloot door de telefoon, „hoe moet ik dat we ten, ik ken toch moeilijk aan de golven vragen: wie zijn jullie?" En met een klap gooide-ie de haak op het toestel. „Rare piloot" zei de burgemeester tot zijn raadsleden, „die kerel ziet ze vliegen". Opeens zag de burgemeester ze vliegen. „Ze" dat waren de raads leden. Die renden allemaal naar net raam. De plaatselijke E.H.B.O. kwam ook al in het teken van de lucht vaart met vliegende vaan en trom geroffel aangemarcheerd. Zij zou een demonstratie geven die meer dan pre sent was. Vanwege het geluk Wervers huizen beschoren, was er nooit werk aan de winkel voor de Eerste Hulp bij Ongelukken. Maar de vereniging was desalniettemin paraat. In het wapen stond in gouden letters geschreven de Hoera, hoera, we komen weer De Sint-symptomen tegen, Want of je nu de krant op slaat Of door de winkelstraten gaat, Je merkt het allerwegen. Sint Nicolazen groot en klein, En wat er op mag lijken Die zie je nu weer onvervaard, Met mijter, staf en watten baard ln d' etalages prijken. Een geur van taai en speculaas Dringt hier en daar naar buiten, Terwijl de kleutertjes verrukt Hun neusjes houden platgedrukt Tegen de winkelruiten. Daar lonkt de fijnste lekkernij Die men zich maar kan wensen. Een marspelnen varkenskop, Een worst, een chocoladepop Er zijn bijkans geen grenzen. De speelgoedwinkels zijn thans in Een paradijs herschapen. Daar ligt de droom van ieder kind. Geen wonder dat zij van de Sint Geen nacht haast kunnen slapen. O onvergetelijke tijd, ln 't blijde kinderleven, Wat weet ge alle jaren weer Een warme huiselijke sfeer En echte vreugd te geven. Gelukkig f kind, dat nog zijn lied Van Sinterklaas mag zingen. Jeugd gaal helaas zo snel voorbij Maar als ze oud zijn, hebben zij Nog de herinneringen. JABSON spreuk: „Je weet maar nooit, wie gooit je met stenen". iNaaai. ue burgemeester gezegd had: „Je doet wat je doet, maar voorzich tig an" begon de demonstratie. Twee E.H.B.O.-eis gingen midden op de weg staan. De jeep van Jansen kwam aan gereden en reed de twee van de soa- ken. Toen liet de E.H.B.O. zien wat ze kon. Dat was niet gering. De voorzit ter liep op de gewonden toe en zei: „Hier kunnen wij als E.H.B.O. niets aan doen, daar moet de dokter voor komen." Een klaterend applaus be sloot deze welgeslaagde demonstratie. Inmiddels ging de middag over in de avond. De maan scheen door de bomen, zoals gebruikelijk op 5 December. Heel de bevolking stond voor het raadhuis en zong vol ontroering het volkslied: „Hij komt wel, hjj komt niet". Plotseling kwam er geraas in de lucht. De burgemeester trad naar buiten en riep vanaf het bordes: „Stilte, makkers staakt uw wild geraas". En onder doodse stilte verscheen de zilveren vogel boven het dorp. De raad kon zijn ontroering niet langer mees ter blijven. De tranen liet men de vrije loop. De burgemeester herstelde zich en sprak zijn raadsleden bemoedigend toe: „Mannen", zei hij, „weest heer in het luchtverkeer en huilt niet meer". Met een schok stond de machine stil. Precies voor het raadhuis. Alles wat lopen kon stormde op het toestel toe. Alle dames wuifden met prachtige rui kers anjelieren. Afgesproken was, dat wanneer de deur van het vliegtuig zou opengaan, de burgemeester meteen zijn welkomstwoord zou beginnen. De deur ging open en voor hij een woord kon zeggen, zei Sint, die uit stapte, dat hem zo'n ontvangst in zijn lange leven nog nimmer beschoren was. En de ouwe heer sprak maar door over zijn wit paard en zijn Zwarte Piet, over schoorstenen en daken. Onder die woordenvloed stak de burgemeester zijn rede in zijn binnenzak. Hij kon de Sint, wiens feest men finaal vergeten had, toch niet zeggen, dat de ontvangst niet hèm gold? Om dergelijke abuizen in de toekomst te voorkomen besloot de raad des Vatlrtouder Snavel. avonds in een spoedzitting nimmer meer op welke vijfde van de maand ook te vergaderen of feesten te organi seren. De mensen die in Wervershuizen woonden, waren gelukkige mensen. Zó gelukkig, dat toen ze St. Nicolaas op vijf December 1949 vergeten waren, zij hem juist door dat verzuim een onge kend welkom bereidde. Zó gaat dat daar. GERARD STAVENUITER „Het vuur brandde voort", Le vensherinneringen van Henriëtte Roland Holst Van der Schalk. Uitgave v.h. Van Ditmar NV.. Armsterdam-Antwerpen. Bij het naderen van haar tachtigste verjaardag 24 December heeft Henriëtte Roland Holst haar levens herinneringen te boek gesteld. Het werk, dat uitermate boeiend werd ge schreven, is een tijdsdocument van bij zondere betekenis geworden door het brok politieke geschiedenis, die het brengt en het intieme beeld, dat het ons geeft van de sfeer niet alleen, waar in het vele proza en poezie van de schrijfster zelf ontstond, maar ook van die waarin letterkundigen als Albert Verweij en Herman Gorter en beel dende kunstenaars als haar man R. N. Roland Holst en Toorop leefden. In de eerste plaats leert men echter uit deze grote autobiografie de per soon van dr. Henriëtte Roland Holst kennen. Een ieder, die zich dieper ln de werken van deze schrijfster wil in leven. mag dit boek daarom niet 'on gelezen laten. Het grote aantal foto's en tekeningen verhoogt de waarde ervan ten zeerste, omdat zich daaronder tal rijke. voordien niet bekende afbeel dingen bevinden. In enkele bijlagen wordt bovendien bijzondere aandacht besteed aan het werk van R. N. Roland Holst en de Internationale Socialisti sche Conferentie te Zimmerwald in Zwitserland (1915) Als besluit voM nog een uitvoerige lijst van de publi caties van de schrijfster. „Zo jongens, jullie komen zeker de banketstaaf halen", zei bakker Hart- suyeker, toen Mieke, Jan en Daan de Vries met him schooltassen onder de arm de winkel binnenkwamen. Hij schoof een langwerpige, wit car- tonnen doos op de toonbank en drie frisse, door de kou gekleurde gezich ten bogen zich er over heen toen het deksel werd opgelicht. „Zit het pakje er in?" informeerde de tienjarige Daan. „Maken jullie je daar maar geen zorgen over. 't Zit keurig verstopt. Ik heb de staaf een beetje uitgehold, daar na het pakje er ingeduwd en toen de opening weer dichtgestopt met aman delpers. Je kunt toch moeilijk zo'n eh. wat was het ook weer. „Een zilveren vingerhoed", hielp Mieke. „Juist ja, een vingerhoed! Zo'n ding kun je toch moeilijk meebakken", vond de dikke bakker. ,,'t Is in orde hoor", zei Jan, de oud ste van het drietal en zocht naar zijn portemonnaie. Daan grijnsde tegen Mieke, omdat Jan soms nèt zo beza digd kon doen als een oude heer, maar Jan zat dan ook al in de derde klas van de H.B.S. „Wacht even, 't gedicht moet er nog bij!" riep Miek en zij keerde in de baast haar schooltas om, zodat boeken en schriften op de grond vielen. Daan liet zich demonstratief op een verguld tabouretje zakken. „Nu kunnen wij wel blijven logeren", zei hjj met een tragisch gezicht, ,,'t Zit tussen mijn algebraschrift", zei Miek, met 'n kleur van het bukken. „O, kijk, hier heb ik het!" Jan ontfermde zich gauw over de doos, want Daan was juist van plan om met behulp van een natte vinger een grote kruimel op te vissen. Een ogenblik later stond het drietal op straat. „En nu in galop naar tante Tine", zei Miek. „Zeg jongens, wat zal ze grote ogen opzetten wanneer zij in 'n lekker stukje gebak hapt en plotseling dat vet-vrije papier in haar mond krijgt. „Maar als ze er in kijkt, zal zij er heus wel mee verzoend zijn", merkte Jan op. ,,'t Is 'n duur cadeautje. Geluk kig dat Vader en Moeder er 't leeuwen deel van betaald hebben, want mijn spaarpot is finaal leeg." Daan lachte onbekommerd. „De mijne ook", zei hij. „Maar wie weet, vanavond krijg ik er misschien weer wat voor terug." Nadat zij vijf minuten stevig doorge stapt hadden, kwam het huis van tante Tine in zicht. Het was niet druk op de Singel en Jan sprak af dat Daan het pakje op de stoep zou zetten. Mieke en hij zouden zich dan vast achter het muurtje van de Rotterdamse Bank ver stoppen. Het plannetje gelukte. Daan kwam buiten adem aangehold en achter het muurtje gedoken bespionneerde 't drie t&j het verbaasde gezicht van Anna, de oude gedienstige van tante Tine, die het pakje mee naar binnen nam. „Mevrouw, er lag een doosje op de stoep", zei Anna, in de deuropening van tante Tine's zitkamer. Verbaasd keek tante Tine op van haar boek. „Toe maar, wat een lange doos! Zou Sint Nicolaas ons vanavond al zo vroeg verwennen? Laten wij eens kijken wat er in zit, Anna." Voorzichtig zette Anna het pakje in tante Tine's schoot, want de oude dame zat in een rolstoel. Zij kon zich moeilijk bewegen. ttiBïÉJ - t'.'.f*.:--1 A?;;;:.,.; t - ,-V 1 vl - f K Dit is mijn enige kind, maar met Sinterklaas verwacht ik het tweede (J?ie Weltwoche) Het koordje was gauw losgepeuterd en in de doos prijkte nog steeds keurig de lange, glimmende banketstaaf. Scherp door haar bril turend, las tante Tine het gedichtje dat ln ronde letters op een schoolschrift-velletje was geschreven: Tante Tine is een schat, Voor haar nicht en neven. Daarom wil de Sint iets moois En iets lekkers geven. Smul er maar eens heerlijk van 't Is vast naar uw zin. Wacht er niet zo erg lang mee, Want 't beste zit er in. St. Nicolaas en zijn knechten. „Dat is het handschrift van Mieke de Vries, het dochtertje van mijn zuster Loes", zei tante Tine verrast. Er zit na tuurlijk echte amandelpers in. Wat al leraardigst van die kinderen! Maar zeg Anna, hoeveel banket heb ben wij nu in huis? Anna keek bedenkelijk. „Er staan drie dozen in de keuken, mevrouw. Twee banketstaven hebt u zelf besteld en dan is er nog een grote boterletter die u van mevrouw Boersma hebt ge kregen." Tante Tine schudde lachend haar hoofd. „Dat is toch te veel van het goede, Anna. Daar komen wij met ons tweetjes in geen weken doorheen. Weet je wat ik doen moest? Ik heb voor mijn zuster Hendrina een doos met zakdoek jes gekocht en voor haar man een kist je sigaren. Als ik er nu nog een van onze drie banketstaven bij doe, hebben zij ook wat lekkers bij de thee." De oude Anna mopperde wat. Zij mocht die zuster van tante Tine niet erg. Een heel verschil bij mevrouw de Vries, de andere zuster die zulke aar dige kinderen had. Dat zag je nou van avond weer eens, hoe die om hun tante dachten. Maar toch bracht zij een Uurtje later de banketstaaf en de andere verrassin gen naar hun bestemming en ook een gezellig pak bij de familie de Vries, waar zij met gejuich werd binnenge- naald. Nieuwsgierig keek mevrouw Hendri na Suurbeek in het pak, dat door de oude dienstbode van haar zuster Tine aan de deur was afgegeven. „Sigaren voor jou, zakdoekjes voor mij en een banketstaaf", somde zij op voor haar man, die achter zijn avond blad verscholen zat. Bij het woord „sigaren" liet hij zijn krant zakken en bestudeerde het merk. „Hmmm, goede sigaren." „Er is straks ook nog een groot borst- plaathart gebracht. Ik denk door de kinderen van Loes, want ik meende dat ik Mieke en Daan zag weghollen", zei mevrouw Suurbeek. „Nu zijn we wel verplicht om iets terug te doen, vind je niet?" Gestoord keek haar man op uit zijn avondblad. „Breng die banketstaaf maar, dan zijn we voordelig klaar. Mevrouw Suurbeek aarzelde. „Maar dat kan toch niet", zei ze na enkele ogenblikken. „Stel je voor dat Tine.." „Wat hindert het als Tine het hoort. Ei zijn toch meer banketstaven op de wereld", zei haar echtgenoot en ver diepte zich weer in zijn krant. Mevrouw Suurbeek bond het koord je om de doos met het banket, schreef op een blocnotevelletje een bedannje voor het borstplaathart en plakte dat er boven op. Daarna trok zij haar mantel aan en ging de deur uit om de doos weg te brengen. Er klonk vrolijk rumoer uit het huis van de familie de Vries, toen mevrouw Suurbeek de doos met gebak voor de deur plaatste. Zij gaf een flinke ruk aan de bel en liep haastig weg. Om een hoek van de straat zag zij hoe de deur werd ge opend. Jan tuurde even de donkere straat af, nam toen de doos op en ver dween er mee naar binnen. „Van tante Hendrien en oom Wim", zei hij verbaasd. „Nou zeg, dat is nog pooit gebeurd! Zou het meevallen? Hij plaatste de doos voor Moeder op eafel die voorzichtig het koordje los maakte en het cartonnen deksel op lichtte. „Een banketstaaf", zei ze verrast. „Is dat nu niet verbazend aardig van tan te Hendrien en oom Wim?" Hierbij keek zij Jan even aan, die een kleur kreeg. Mieke nam gauw een mes uit het dressoir. „Jij schijnt er zin in te hebben, Miek! Geef mij dat mes maar, dan zal Ik hem t-erlijk delen", zei Moeder. Met glundere gezichten smulden al len een ogenblik later van een heerlijk stuk banket, tot Vader plotseling een gesmoord geluid liet horen en iets uit zijn portie gebak peuterde. „Er zit wat in!", juichte Daan. „Gauw openmaken Vader!" Onder ademloze stilte wikkelde Va der een kleverig papiertje af en in zijn hand hield hij. tot ieders grote verba zing, de zilveren vingerhoed voor tante Tine.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1949 | | pagina 9