Drs George agent der Louis Jambroes, geheim Nederlandse Regering 1 Niet voldoende veiligheids maatregelen Van verraad door Bingham is de commissie niets gebleken De heer Van 't Sant Was Londen tijdig gewaarschuwd? Teleg ram men zonder „security check" Van der Waals bekende alles Een ernstig verwijt mCarnaval der Desperado'sweinig meer dan Poppenkast der Fantasten Een Engels officier ten onrechte beklad en andere merkwaardige personen Slechte verhouding tussen twee geheime diensten EEN HELDHAFTIG MAN UIT NOORD-HOLLAND Londen vond het niet zo belangrijk Op de avond vóór zijn dood alle leugens herroepen Hij en Schreieder waren niet in Britse dienst Een fantaserend psychiater ZATERDAG 15 JULI 1950 Uit de mededelingen van de Duitsers en uit die van de gevangen genomen agenten is gebleken, zo schrijft de Par lementaire Enquêtecommissie in haar rapport, dat de agenten, behalve over hun security checks (veiligheids- of herkenningstekens)niet beschikten over een bepaald middel om b.v. bij hun eerste uitzending door een bepaald bericht onmiddellijk aan te geven, of *ii gevangen genomen waren of niet. De Duitser* noemen het geval van een agent, die beweerd heeft, dat een dergelijk bericht moest gezonden wor- Duitsers hebben toen gefin geerd, dat deze agent bij de parachu tering een ongeluk had gekregen, ter wijl zij later seinden, dat hij overleden was, omdat zij het risico niet wilden lopen, dat indien een dergelijk bericht werd overgeseind, dit in Engeland arg waan zou verwekken. Aangenomen mag worden, dat deze agent (het was luitenant ter zee Jongelie Redop zettelijk' een verkeerde inlichting aan de Duitsers heeft gegeven, waardoor Engeland gewaarschuwd had kunnen worden. Hieruit blijkt wel, hoe goed een dergelijk middel had kunnen wer ken. Dat het echter niet of nagenoeg niet is toegepast, demonstreert, naar het oordeel van de commissie, een te kortkoming aan Engelse en Nederland se zijde. Hoe zeker de Duitsers waren van hun spel, blijkt wel hieruit, dat zij, na aanvankelijk de agent Lauwers zelf te hebben laten seinen, deze na een aan tal maanden hebben vervangen door een Duitse marconist; bovendien is ko men vast te staan, dat verschillende lijnen door eenzelfde marconist van de Ordnungspolizei werden bediend. Hier uit m-oet wel de conclusie getrokken worden, dat men in Engeland onvol doende'of in het geheel niet heeft ge let op het seinschrift van de agent. yjAT DE DEBaCLE van het England- Spiel betreft, is van sommige zij den de mogelijkheid van verraad ge opperd. Naar de mening van majoor K. de Graaf, die over het England-Spiel een boek „Carnaval der Desperado's" publiceerde, zijn er sterke aanwijzin gen, die in dit opzicht in de richting van de heer Seymour Bingham, sinds Maart 1943 chef van de Nederlandse sectie van de Engelse dienst „Special Operations Executieve" (S.O.E.) wij zen. Diens naam kwam o.a. voor in een rapport van de ontvluchte agenten Dourlein en Ubbink en werd ook ge noemd in de gevangenis te Haaren. De commissie heeft de heren Dour lein en Ubbink hierover gehoord, doch lij hebben geen enkele concrete aanwijzing in deze richting kunnen geven, behalve dat de Duitsers de naam Bingham weinig noemden, doch tegelijkertijd de indruk gaven contact te hebben met personen in Engeland, waardoor het hun mogelijk was hun spel te spelen. Het is duidelijk, dat de Duitsers door de indruk te wekken, dat zij met een verrader in Engeland samenwerkten, getracht hebben de agenten te beïnvloeden om zodoende de weinige gegevens, welke hun nog onbekend waren, te weten te komen. Het verwondert de commissie dan ook niet, dat de gedachte aan verraad bij de agenten is opgekomen, daar het hun enmogelijk was een andere verklaring te vinden voor het feit, dat de Duitsers de ene agent na de andere bij zijn pa rachutering konden arresteren. De oommissie heeft de mogelijkheid van verraad ernstig onder ogen gezien. Het is echter duidelijk, dat daarvoor deugdelijke gronden dienen te worden aangevoerd. De commissie heeft een zeer uitge breid onderzoek ingesteld naar de juistheid van de mededelingen van de heer De Graaf. Hierbij is gebleken, dat van Duitse zijde geen enkele verkla ring is verkregen, die ook maar enigs zins steun geeft aan de mededelingen van de heer De Graaf. Ook door de of ficieren van het bureau M.V.T. (Mili taire Voorbereiding Terugkeer) is de theorie van de heer De Graaf verwor pen. BINGHAM WAS NIET IN AMSTERDAM De commissie is bij haar onderzoek gestuit op een getuige, die heeft ge zegd, dat zij in het najaar van 1943, zij het dan gedurende de schemertijd en bij miezerig weer, de Londense Bing ham te Amsterdam heeft gezien. Een andere getuige, die aan haar destijds gezegd zou hebben Bingham eveneens aldaar gezien te hebben, heeft dit feit, zowel als de hem daaromtrent toege schreven mededeling, voor de commis sie positief ontkend. Nog een andere SEYMOUR BINGHAM, wiens naam door onverantwoorde lijke publicisten genoemd werd in verband met zogenaamd „in En geland gepleegd verraad". Het rap port heeft deze Engelse officier volkomen van iedere blaam ge zuiverd. getuige, van wie beweerd werd, dat zij tijdens de bezettingstijd de Londense Bingham eens in Nederland gezien zou hebben, heeft verklaard, dat deze be wering onjuist is. Van „de Nederlandse Bingham", die volgens de heer De Graaf voor de Si- cherheitspolizei gewerkt zou hebben, heeft de commissie geen spoor kunnen ontdekken. Voorts is haar gebleken, dat de Londense Bingham in Neder land behalve zijn vader geen manne lijke verwanten heeft. Twee van de broers van zijn vader hebben na hun meerderjarigheid niet meer in Neder land gewoond en hadden geen zoons. De derde broer is in 1908 naar Ame rika vertrokken en woont evenals zijn kinderen daar. Hijheeft twee dochters en een aangenomen zoon. Geen van de vroegere ambtenaren van het inmiddels opgeheven Bureau Nationale Veiligheid heeft in de „heel grote kist", welke de heer De Graaf op 28 Februari 1946 naar het B.N.V. (Bureau Nationale Veiligheid) heeft laten brengen, iets kunnen vinden, dat een aanwijzing laat staan een be wijs zou kunnen opleveren, dat de Bingham-Theorie van de heer De Graaf, zoals hij deze aan de commissie heeft voorgedragen, kan steunen. De heer De Graaf heeft later toege geven, dat de feiten, die voor de com missie zijn gebleken, inderdaad aan zijn theorie niet veel steun geven. Talloos zijn gedurende de oorlog, zo wel in Nederland als in Engeland, de beweringen geweest, dat de in Enge land wonende vroegere Rotterdamse hoofdcommissaris van politie, de heer Van 't Sant, verraad zou hebben ge pleegd. De commissie heeft een zeer uitvoerig onderzoek ingesteld naar de figuur van de heer Van 't Sant en vast gesteld, dat in de stukken en in de vele hierover afgelegde verklaringen geen enkel bewijs, zelfs geen enkele aanwijzing is te vinden, dat de vraag, of hij zich aan verraad heeft schuldig gemaakt, bevestigend moet worden be antwoord. De commissie heeft voorts aandacht besteed aan de heer Steengracht van Moyland, daar deze een familielid had, die Staatssekretar van het Duitse Mi nisterie van Buitenlandse Zaken was. Hoewel de commissie geen enkele an dere aanleiding had om de figuur van de heer Steengracht van Moyland na der in beschouwing te nemen, meende zij alleen op grond van bovenstaand feit, dat het gewenst was zoveel mo gelijk inlichtingen omtrent hem en ge noemd familielid te verzamelen. Het geen daaromtrent te harer kennis is gekomen, mede door het verhoor van de Duitse Steengracht van Moyland in de gevangenis voor oorlogsmisdadigers te Landsberg, heeft haar wel de over tuiging gegeven, dat van verraad in dezen geen sprake is geweest. Van Koutrik: twee kanten spion aan Bovendien heeft de commissie bi) haar verhoren uitvoerig de gestie van de voor de oorlog voor de Duitsers ge werkt hebbende Van Koutrik (Ken- dell) onderzocht, die tijdens de oorlog in Engeland is geweest. Uit de getui genverklaringen is de figuur van Van Koutrik vrij duidelijk naar voren ge komen. Vast staat, dat hjj vóór de oor log als agent zowel voor de Engelsen als voor de Duitsers heeft gewerkt. Dit is blijkbaar onbekend gebleven bij de Engelse en Nederlandse veiligheids diensten, zodat zij Van Koutrik be schouwden als een wel niet zeer be kwaam, maar toch politiek betrouw baar ambtenaar. Hoewel het, achteraf bezien, ontstel lend aandoet, dat deze man door de Engelsen in de Patriotic School is ge detacheerd om na te gaan, of zich on der de ondervraagden personen bevon den, die geschikt waren om als agent te worden uitgezonden, staat vast, dat de Engelse dienst van de vroegere dub bele rol van Van Koutrik niet op de hoogte was. Ook is bij het onderzoek der commissie niet gebleken, dat Van Koutrik in Engeland verraad heeft ge pleegd. Van Koutrik wist van de uit zending van de agent Van Brink af, zonder dat deze hierdoor moeilijkhe den in Nederland heeft gekregen. Bij Verwijt dat weerlegd wordt AAN het bureau M.V.T. (Militaire Voorbereiding Terugkeer), de Ne derlandse dienst, die in Engeland werk te, is het verwijt gemaakt, dat het zich niet gestoord zou hebben aan de waar schuwingen, die het heeft ontvangen over het England-Spiel. De commissie heeft deze aangelegenheid uitvoerig on derzocht, daar immers op kolonel De Bruyne als hoofd van dit bureau een zware verantwoordelijkheid zou druk ken, indien hij inderdaad ondanks dui delijke waarschuwingen was doorge gaan met het uitzenden van agenten. Gebleken is, dat de heer De Bruyne vóór 21 Mei 1943, toen hij de laatste drie agenten voor de organisatie-Jambroes heeft uitgezonden, geen zodanige waar schuwingen heeft ontvangen, waaruit ook maar bij benadering geconcludeerd kon worden, dat de Duitsers alle tot de organisatie-Jambroes behorende agen ten hadden gearresteerd. Kolonel dr. J. Somer heeft medege deeld, dat het eerste alarmerende tele gram bij hem is binnengekomen op 10 Mei 1943 (via Zwitserland). Dit tele gram luidde: „Groot Gestapo-contingent in actie, daar kennelijk contact met overzijde, daarom veiligheidshalve con tact beperken". Daarop volgde, aldus de heer Somer, een telegram van 13 Mei luidende: „Kent u De Wilde, hier optredend namens u". Deze berichten waren voor de heer Somer en voor iedereen van het B. I. (Bureau Inlich tingen) volkomen onbegrijpelijk. De chef van het bureau M.V.T. moet ech ter, aldus de heer Somer, geweten heb ben, wat er aan de hand was; de heer De Bruyne kende de naam De Wilde. De commissie kan niet inzien, dat de heer De Bruyne uit deze, in hun alge meenheid weliswaar alarmerende, be richten de gevolgtrekking kon maken, dat zijn gehele organisatie of een ge deelte daarvan door de Duitsers was gepenetreerd. Het enige, dat tot voor zichtigheid aanleiding moest geven, was de mededeling, dat de Gestapo volgens dit telegram „kennelijk con tact had met Engeland" en tevens, dat een zekere De Wilde in Nederland na- de besprekingen, welke de voorzitter der commissie in October 1949 te Lon den heeft gehad, waren de door hem gedane mededelingen over de figuur van Van Koutrik voor de functionaris sen der betrokken geheime diensten blijkbaar nieuw. Blijkbaar is het ont slag van Van Koutrik in 1943 gebaseerd geweest op geconstateerde onregelma tigheden met bezittingen van Enge landvaarders. Eén van de belangrijkste figuren, die als slachtoffer van het England-Spiel viel, was de Noordhollander George Louis Jambroes. Hij werd op 22 April 1905 te Amster dam geboren. Na de 5-jarige HBS doorlopen te hebben, kwam hij in dienst bij Philips in Eindhoven. Slechts enkele jaren werkte hij daar, omdat hij aan de gemeentelijke universiteit in de hoofdstad zijn studie in de wis- en natuurkunde wilde vervolgen. In 1934 werd drs. Jambroes benoemd tot leraar in de wis- en natuurkunde aan het Gemeentelijk Lyceum te Zaan dam. In 1939 moest hij als militair zijn werkzaamheden onderbreken en tij dens de oorlogsdagen in Mei 1940 deed hij op de Grebbeberg dienst als le lui tenant bij de veld-artillerie. Toen hij, na de capitulatie van het Nederlandse leger in 1940, weer in Zaandam was teruggekeerd, begon drs. Jambroes spoedig met zijn illegale werkzaamhe den. Zijn grote vaderlandsliefde en zijn felle afkeer tegen alle onrecht dreven hem naar dit werk. Toen in Februari 1941 de bekende protest-staking uit brak, als gevolg waarvan de toenmali ge Zaandamse burgemeester mr. J. in 't Veld werd vervangen door de be ruchte Van Ravenswaaij, waz drs. Jam broes de man, die in een bijeenkomst van ieraren van het Gem. Lyceum voorstelde zich bij deze staking aan te sluiten. Geen der leraren voelde hier iets voor. Dan doe ik het alleen" be sloot Jambroes. Met enige leerlingen verliet hij het schoolgebouw Dit spon tane besluit zou het begin betekenen van zijn onderduik-periode. Want toen de rust in de Zaanstreek door het op treden van de Grünen was weerge keerd, informeerde Van Ravenswaaij bij verschillende hoofden van dienst wie van de ambtenaren de gangma kers waren geweest. De Inspecteur van het Gemeentelijk Onderwijs, de heer Dubbink, vertelde de NSB-burgemees- ter, dat er op de scholen niets was gebeurd. Verontwaardigd riep Van Ra venswaaij: „Ook zeker niet met Jam broes van het Lyceum? Het is toch be kend, dat die man contact heeft met il legale organisaties?!...." Voordat Van Ravenswaaij iets had kunnen doen, zat de heer Jambroes in Breukelen; vervolgens dook hij in Overveen, Hilversum en Amsterdam onder. In deze tijd ontwikkelde hij in het illegale werk een grote activiteit. Tegenover zijn vrouw en zijn ouders vertelde hij nooit iets van zijn werk- zaamheden. In het najaar 1941 kwam hij bij zijn ouders om te vertellen, dat hij naar Engeland zou gaan. Zijn ou ders en zijn vrienden trachtten hem tegen te houden, maar zijn besluit stond vast. Op een donkere avond in October 1941 brachten zijn vader en moeder hem naar het Muiderpoort-Station te Amsterdam, vanwaar hij de gevaarlijke reis zou beginnen. „Jongen, denk toch om je vrouw en kind, blijf in Holland" smeekte zijn moeder hem nog vlak voor het vertrek. „Er staan nog gro tere belangen op het spel" was zijn enig antwoord. Met zijn vriend Louis Tas, die later in dienst kwam bij de Londense radio, reisde drs. Jambroes via Belgie, Lu xemburg naar Frankrijk, waar hij in Marseille werd gearresteerd. Honger en koude hebben de beide Nederlan ders in de gevangenis van Marseille geleden. Doch dank zij bemiddeling uit Zwitserland kwamen zij weer vrij. Van Zwitserland vervolgden zij hun reis naar Spanje, waarna zij in Portugal werden opgehaald door een vliegtuig, dat in Londen voor hen beschikbaar was gesteld. Op 18 Maart 1942 kwam drs. Jambroes in Engeland, waar hij zich op 23 Maart 1942 bij de Neder landse militaire autoriteiten meldde. „De aangewezen persoon" „Behalve door zijn karaktereigen schappen, was Jambroes mede door zijn ervaringen in Nederland en zijn diepe overtuiging van de gerechtvaar digdheid van de zaak, waarvoor hij wenste te strijden, wel de aangewezen persoon voor het uitvoeren van een zeer belangrijke militaire missie in be^ zet Nederland", schreef in Januari '43 het Bureau M.V.T. Na voor dit doel een zeer grondige training te hebben ondergaan, vertrok Jambroes op 26 Ju ni 1942 per vliegtuig naar Nederland, waar hij per parachute neerkwam. Hij werd door de Duitsers gearresteerd, nadat zij met behulp van de verrader Anton van der Waals nog gepoogd hadden een „afgetakt spel" te spelen met de relaties van Jambroes, teneinde inlichtingen te verkrijgen. In Augustus 1942 kwam eerst bij mevr. Eskens Krabbé, de eigenaresse van de Burcht- Apotheek aan de Zuiddijk te Zaandam een persoon, die later de inmiddels terechtgestelde Ant. v. d. Waals bleek te zijn. Van der Waals had een brief van drs. Jambroes bij zich. In dit schrijven verzocht drs. Jambroes aan mevr. EskensKrabbé de brenger van deze brief op alle mogelijke manieren te helpen. „Alsof ik het zelf ben" aldus hat schrijven. Mevr. Eskens is nog steeds van oordeel, dat de brief in geen geval de indruk vestigde alsof hij on der pressie was geschreven. Van der Waals ging ook naar mevr. Jambroes, die met haar 5-jarig zoontje nog steeds in het Apollo-plantsoen te Zaandam woonde. Ook hier overhandigde hij een brief, waarin drs. Jambroes op onge dwongen wijze zijn vrouw schreef en zelfs zinspeelde op een spoedig weer zien. Ook hier speelde Van der Waals zijn Judasrol volkomen. Later bleek, dat Jambroes in handen van de vijand was gekomen. In het volste vertrouwen met een goed vaderlander te doen gehad te hebben, moest drs. Jambroes even te voren de brieven hébben geschreven en aan Van der Waals hebben gege ven. Op Dolle Dinsdag werd Jambroes met talloze anderen in Mauthausen gefusilleerd Hij was een begaafd man met een gaaf karakter, die leefde voor zijn werk en voor zijn kunst. Hoeveien hebben in de Zaanstreek niet genoten van zijn spel als cellist? Behalve voor de muziek had hij ook grote belangstelling voor de sport. In zijn HBS-tijd was hij een enthousiast korfballer en schaker, takken van sport, tot welker beoefening hij zijn leerlingen steeds aanmoedigde. mens het B. I. optrad. Evenmin als de heêr Somer wist de heer De Bruyne, dat De Wilde identiek was met Van der Waals. Bovendien moest deze mede deling hem op een zijspoor leiden, daar de heer De Bruyne een tweetal agen ten had uitgezonden, die Van der Wil den heetten. Naar het oordeel van de commissie kan uit deze mededelingen echter bezwaarlijk de gevolgtrekking gemaakt worden, dat er gevaar bestond, dat eventueel uit te zenden agenten on middellijk in handen van de Duitsers zouden vallen. Nog afgezien hiervan was de figuur van Van der Waals te Londen in die tijd volkomen onbe kend. Dat De Wilde identiek was met Van der Waals, kon eerst duidelijk zijn na ontvangst op het Ministerie van Buitenlandse Zaken op 4 Augustus 1943 van een codetelegram uit Bern, waarin medegedeeld werd, dat De Wilde ge ïdentificeerd moest worden met Anto- nius van der Waals en waarbij een sig nalement van Van der Waals werd overgeseind. Te grote terughoudendheid Verder in haar rapport zegt de Par lementaire Enquête-commissie echter, de indruk te hebben, dat de officieren van het bureau M.V.T. over de waarschu wingen, die zij daarna ontvingen, tegen over andere instanties wel een zeer grote terughoudendheid hebben be tracht, wellicht omdat zij zich tegen over personen buiten het bureau M.V.T. staande, niet wensten bloot te geven. Wanneer het bureau M.V.T. dit niet had gedaan, zou het b.v. ongetwijfeld van de mededelingen van iemand als de heer Leen Pot (die aan de Duitsers ont snapt en naar Engeland overgestoken was) profijt hebben kunnen trekken om een juist inzicht te verkrijgen in de Duitse penetratie in Nederland. De vele strubbelingen, die er tussen het B. I. en het bureau M.V.T. in het najaar van 1943 geweest zijn over de Duitse penetratie in Nederland, mag men, op grond van het bovenstaande, naar het oordeel van de commissie, dan ook niet zo zien, dat het bureau M.V.T. geweigerd heeft aan de waarschuwin gen van het B. I. aandacht te schenken. Deze strubbelingen waren veeleer een gevolg van de jammerlijk slechte ver houding tussen beide bureaux. Onge twijfeld ware het verstandiger geweest, indien het bureau M.V.T. en het B. I. op zakelijke basis in deze aangelegen heden hadden samengewerkt. Hoewel het in hoge mate te betreuren valt, dat dit niet het geval is geweest, mag op grond van het bovenstaande, naar de commissie meent, zeker niet de conclu sie getrokken worden, dat kolonel De Bruyne geweigerd heeft uit de waar schuwingen die hem bereikten, de no dige consequenties te trekken. De voorzitter van de Parlementaire Enquêtecommissie heeft er bij de be trokken Engelse autoriteiten uitvoerig naar geïnformeerd, hoe het mogelijk is geweest, dat, gegeven het feit, dat de door de Duitsers gearresteerde agent Lauwers en ongetwijfeld sok sommige andere agenten hun security check (herkennings- of veiligheidste ken) niet aan de Duitsers hebben if- gegeven, men bij de Engelse dienst „Special Operations Executive" (de S. O. E.) toch is doorgegaan het seinverkeer met Nederland ook over hun lijnen voort te zetten. Men heeft in Engeland inderdaad het feit geconstateerd, dat in Maart 1942 telegrammen van Lauwers binnen kwamen zonder behoorlijke security check. Men heeft dit feit echter afge wogen tegen andere argumenten, die pleitten voor de conclusie, dat deze agent nog in veiligheid was. Opgrond van deze overwegingen heeft men be sloten het seinverkeer voort te zetten. Deze voortzetting was geen vergissing, doch men heeft de beslissing daartoe genomen na ernstige overweging, wel ke later fout bleek te zijn. Toen deze beslissing eenmaal was genomen en de daaropvolgende agenten onmiddellijk bij hun parachutering werden gearres teerd, terwijl bovendien bij de Duit sers de kennis omtrent de Engelse verhoudingen steeds toenam, werden de omstandigheden om de security checks achter te houden steeds ongun stiger, daar de agenten bij hun onm.d- dellijke gevangenneming psychisch he vig werden geschokt. Hierbij kwam dat men bij S. O. E. de security check niet zo belangrijk achtte als andere aanwijzingen, een oordeel, dat in zijn algemeenheid ook door een autoriteit als colonel Cor- deaux van S. I. S. (Secret Intelligence Service) wordt onderschreven. Aan vankelijk was bovendien de security check zeer simpel, hetgeen de waarde ervan geringer maakte. Eerst later is de techniek van de security checks meer geperfectionneerd. De Parlementaire Enquêtecommissie, die deze gedachtengang der Engelsen begrijpt, is niettemin van oordeel, dat een aantal der tekortkomingen niet "e- kwalificeerd kan worden als „beoor- delings-dwalingen" (errors in judg ment), zoals de Britse regering dit noemt, doch als fouten en in sommige gevallen zelfs als ernstige fouten, waar bij de commissie evenwel elke gedach te aan opzet of kwade trouw uitscha kelt. „JJET IS NIET WAAR, dat er een zeke re Verhagen is geweest, op wiens last ik zou hebben gewerkt. Deze Ver hagen was een product van mijn eigen fantasie. Nimmer heb ik gedacht, dat Schreieder eigenlijk voor de Engelsen, of behalve voor de Duitsers óók voor de geallieerden heeft gewerkt. Van het England-Spiel wist ik bijzonder weinig af; in ieder geval was ik in het Eng- land-Spiel geen insider. Ik heb nooit enig contact met Engeland onderhou den en in de England-Spiel-affaire ben ik alleen aan de buitenkant opgetreden en wel in deze zin, dat Schreieder en zijn mensen de gegevens, die zij door hun England-Spiel verkregen, gebruik ten om mij met meer succes te kunnen laten optreden als penetratie-agent. Op enkele detailpunten verschil ik ook nu nog van mening met mr. Van Doorn (deze was destijds advocaat-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof in Den Haag en heeft de vervolging tegen Van der Waals geleid)maar dit doet niet af aan de hoofdzaken en wat de hoofdzaak be treft, heeft mr. Van Doorn het geheel bij het rechte eind gehad. De gehele beschuldiging, dat ik, voor Schreieder en de Duitsers werkende, in zeer veel gevallen mensen verraden en in han den van de Duitsers heb gespeeld, is volkomen juist." Dit alles verklaarde Antoon van der Waals op de avond van de 25ste Janua ri 1950 dat is de avond, voordat hij op 26 Januari des morgens om acht uur terechtgesteld werd in zijn cel in de ANTOON VAN DER WAALS die vlak voor zijn executie een verklaring aflegde. Bijzondere Strafgevangenis te Seheve- ningen aan mr. Van Doorn. Van der Waals had namelijk aan mr. Van Doorn laten verzoeken hem in zijn cel te be zoeken, omdat hij hem nog graag enige dingen wilde zeggen. Het gesprek werd gevoerd in tegen woordigheid van ds. Sybrandy, de pre dikant van de strafgevangenis en van diens assistent, de heer Van Riessen. Bevestigende bekentenis. Even later is, toen bleek dat Van der Waals daartegen geen bezwaar had, ook mr. T. Semeijns de Vries van Does- burgh, officier van Justitie in Rotter dam, op de kamer van Van der Waals gekomen. Mr. Van Doesburgh verte genwoordigde min of meer officieel da Justitie. Ook tegenover deze zeide Van der Waals, dat hij het op prijs stelde om te bevestigen, dat het oordeel van de rechter over hem in grote trekken juis.t was. De Parlementaire Enquêtecom missie is in haar conclusies niet ingegaan op de fantastische ver klaringen van de Haagse isychia- ter dr. Van der Weyden, die voor de commissie o.a. beweerd heeft, dat hij geruime tijd in verbinding gestaan en samengewerkt h«eft met 'n zevental Engelse geheime agen ten, van wier aanwezigheid in Ne derland de Nederlandse geheime dienst in Londen onkundig gelaten was en dat via deze agenten te vergeefs waarschuwingen over het England-Spiel naar Engeland zijn gestuurd. Wel heeft de commissie deze speculatie onderzocht, doch de weinig controleerbare feitelijke gegevens, die dr. Van der Weyden verstrekt had, bleken bij eerste onderzoek reeds dadelijk onjuist te zijn. Te Londen werd aan de voorzitter der commissie van En gelse zijde met nadruk verze kerd, dat de mededelingen van de heer Van der Weyden geheel in strijd waren met de waarheid. Na dat een nader onderzoek was inge steld, erkende de heer Van der Weyden, dat hij alleen maar had gefantaseerde!). De commissie heeft, gezien de ernst van de poging om haar op dit belangrijke punt te misleiden, de stukken, op deze zaak betrek king hebbende, in handen van de justitie gesteld.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1950 | | pagina 5