Krankzinnigengestichten werden Psychiatrische inrichtingen Wij gaan vooruit, langzaam maar zeker Het verdwenen inktstel De Sint Willibrordusstichting in Heiloo toont hoe de behandeling der patiënten is gewijzigd Een moderne inrichting onder bekwame leiding Cultureel Nieuws VIJF MENSEN GINGEN NAAR CANADA (24) Dirk bouwt een huis in de wildernis, ik vind nieuwe vrienden en de boerderij van vader groeit gestadig „Wees voorzichtig" schrijft moeder Kleine grapjes Raadsels Oplossingen goVert DE JONG MAANDAG 17 JULI 1950 Luchtopname „Aerofoto K.L.M."vnn de Sint Willibrordusstichting. J£R IS EEN TIJD geweest, dat krank zinnigen bezienswaardigheden wa ren, die men in hun ijzeren kooien voor een luttel bedrag kon bekijken en die het grootste volksvermaak le verden als ze zo gesard werden, dat ze hun woede niet langer konden be dwingen. Dat duister verleden, vaak geken merkt door onwetendheid, misver stand en meedogenloosheid, ligt ge lukkig achter ons. De krankzinnigen van vroeger zijn geesteszieken gewor den, minachting en verwaarlozing hebben plaats gemaakt voor een vol komen begrip van hun psychische toe stand en er is in het algemeen dit ver anderd, dat het niet allereerst meer gaat om de maatschappij tegen het individu te beschermen, maar om de stoornis in de geest van de kranke mens te verhelpen en hem weer ge zond en met verantwoordelijkheids gevoel voor zijn daden in de samen leving te herplaatsen. Toen men tot het inzicht kwam, dat in vele gevallen van een tijdelijke af wijking sprake was, die door doeltref fende behandeling kon worden gene zen, heeft het woord „krankzinnigen" veel van zijn verschrikking verloren, totdat het in de medische wereld vol komen verdween en door „geestes zieken" werd vervangen. En het merk waardige is nu juist, dat de zieken, nu ze niet langer geschuwd en ver acht worden, zozeer aan gevoel van eigenwaarde en verantwoordelijk heidsbesef hebben gewonnen, dat er over het algemeen, van enig gevaar in de omgang met deze categorie pa tiënten niet meer kan worden ge sproken. Gevaarlijke krankzinnigen komen zeer zelden voor. Juist de bespotting en verwaarlozing van deze categorie en het hen voortdurend voorhouden van hun minderwaardigheid wekte de re actie van verzet, dat door zijn onbe heerstheid vaak gevaarlijke vormen kon aannemen. Dr. J. P. de Smet, geneesheer-direc teur van de St. Willibrordusstichting te Heiloo vertelt ons in zijn gezellige werkkamer uitvoerig over de veran deringen, welke er in de laatste tien tallen jaren in de behandeling der geesteszieken hebben plaats gevonden en die nog verder zouden zijn gegaan als de oorlog de therapie niet geremd had. De omschakeling van bescherming der maatschappij tegen het individu in de zorg voor herstel van de zieke ligt al opgesloten in de verandering van het woord „Krankzinnigengesticht" in „Psychiatrische inrichting". In 1929 werd met de bouw van de St Willibrordusstichting aangevangen en de kleine inrichting waarin men des tijds is begonnen werd in de volgende tien jaren uitgebouwd en voltooid. Het karakter daarvan wordt getekend door de plaats waar zij is gevestigd, namelijk aan de openbare weg, mid den in een druk bevolkte streek om 't contact der patiënten met de buiten wereld te vergemakkelijken. Dat con- act «net het normale leven wordt bo vendien gestimuleerd door familie bezoek en vakantieverlof en het zo enigszins mogelijk volkomen vrij laten der partiënten om zich buiten deze inrichting te verpozen. Het hei stel wordt in belangrijke mate bevorderd door het organiseren van sport en spelen en het houden van wedstrijden tegen tal van verenigin gen, waarbij alles gericht wordt op hen, die door physieke hulp of medi cijnen spoedig volkomen genezen en ten tweede, die van hen, die blijvend onmaatschappelijk zijn. De eerste groep moet zo spoedig mogelijk in het maatschappelijk leven terugkeren, de tweede moet een menswaardig be staan worden gegeven, omdat de pa tiënten zo gestoord zijn, dat zij zich zelfstandig niet kunnen handhaven. In inrichtingen als deze worden zij niet aan hun lot overgelaten, maar verplicht productieve arbeid te ver richten en worden hun werk, hun ont spanning en hun vrijetijds-besteding zorgvuldig georganiseerd. Zelfs zij, die voorheen volkomen apa thisch of voortdurend agressief wa ren de moeilijkste categorie worden thans door een nieuwe gene zingsmethode, waarvoor men hier. het initiatief heeft genomen, geactiveerd. Bij deze aetiveringstherapie worden de patiënten dagelijks onderworpen aan een voor hen aangepaste gymnastiek, welke door een gediplomeerd leraar groepsgewijze wordt gegeven. Dit breekt op den duur elke weerstand zodat zelfs de meest inactieve en de meest ongedurige aan de oefeningen gaat deelnemen en daardoor rijp ge maakt wordt voor de werktherapie, zodat het dwangsysteem in de verple ging steeds meer tot het verledeen gaat behoren. De patiënten worden in afdelingen ver pleegd, waarbij zoveel mogelijk met een gelijk ontwikkelingspeil wordt re kening gehouden. De criminele psychopaten die slechts het twintigste deel der patiën ten uitmaken leven afgescheiden in een eigen paviljoen. Zo onderscheidt me- ten slotte drie categoriën, ten eerste zij, die krachtens de krankzin nigenwet hier geplaatst worden om dat ze niet passen in de geordende samenleving, ten tweede zij, die bij rechterlijke uitspraak verminderd toerekenbaar voor hun daden zijn ge oordeeld en een verplegingsvorm krijgen, welke uitsluitend is gericht op de her-opvoeding, en ten derde de grote groep van hen, die zich vrijwil lig laten verplegen en ten volle ver antwoordelijk voor hun daden blijven. Het is opmerkelijk, dat ook de psy chopaten na één of twee jaar in de regel als meer aangepaste individuën aan de maatschappij teruggegeven kunnen worden. De staf van deze inrichting bestaat uit vier doktoren, een psycholoog en een gymnastiekleraar, maar er zijn momenteel 795 patiënten en men ziet verlangend uit naar assistentie. De St. Willibrordusstichting staat als inrichting voor geesteszieken in hoog aanzien. Zij zal juist deze week weer bezocht worden door dr. Muntendam, staatssecretaris van de Volksgezond heid en geniet grote belangstelling uit binnen- en buitenland, doordat men hier zeer gevarieerde werkmogelijk- heden heeft geschapen. De patiënten, die zich vrij in en buiten de inrichting kunnen bewegen, arbei den hier in ruime werkplaatsen, waarbij zij nauwkeurig geselecteerd worden. Er zijn er, die grondwerk en tuinarbeid verrichten, er zijn er, die timmeren, schilderen, smeden, boek binden of cartonnagewerk maken en er is zelfs een merkwaardige afdeling waar prachtige handgeknoopte tapij ten worden vervaardigd. Bij een be zoek aan deze afdeling kregen wij geen ogenblik het gevoel, dat hier door geesteszieken wordt gewerkt. Wat hier ontworpen, getekend en vervaardigd wordt doet niet onder voor het beste fabriekswerk en hier en daar troffen wij artistiek begaafden, die in boet seer- of tekenwerk bijzondere talen ten demonstreerden. Trouwens, deze gehele prachtige in richting met zijn fraaie gangen en zalen, die meer aan een buitenplaats dan aan een verblijf voor geesteszie ken doet denken, herinnert in niets meer aan de oude geneesmethoden. De badkuren zijn afgeschaft, men ziet overal in de zonnige vertrekken lezen de mensen, er wordt piano gespeeld en er is een cantine waar voor 't zelf verdiende geld allerlei dranken en spijzen zelfs een glaasje bier beschikbaar worden gesteld. De slaapzalen zijn fris en ruim, de zie kenvertrekken waar ook de patiënten na een hersenoperatie verpleegd wor den, staan onder voortdurend deskun dig toezicht. Er zijn geen cellen, geen isoleerkamers meer en in de enige afdeling waarvan de patiënten door gebrek aan vol doende personeel nog binnen gesloten deuren moeten blijven die der vroeger „gevaarlijke" verpleegden zagen wij de mannen vriendschappe lijk in groepjes rond de tafels vereend en er stond zelfs een biljart, dat ge durende hun vrije uren voortdurend in gebruik is. Er werd thee gedron ken, niet uit metalen kroezen, maar uit nomale stenen kopjes en juist dit beoep op het verantwoordelkheidsge- voel der patiënten werkt in hoge ma Ce mee aan het versterken van hun ge voel van eigenwaarde en daardoor aan een spoedige genezing. Moderne inrichtingen als deze, geleid door bekwame en voor hun bijzondere taak bij uitstek geschikte medici, doen wel zeer sterk uitkomen, welke vei- andering zich de laatste tientallen jaren in de verpleging van geestes zieken heeft voltrokken. £)E ZUID AFRIKAANSE dichtkunst, die zo rijk is aan vele sterk variërende uitingen, staat helaas nog te weinig in de Nederlandse belangstelling. En dat valt te betreuren omdat de poëzie ge schreven in een aan de onze zo nauw verwante taal in haar schoonheid en indrukwekkendheid een boeiend beeld geeft van het leven van het stoere Zuid- afrikaanse volk, het machtige Zuid- afrikaanse landschap. Het is daarom een goede gedachte geweest van de Neder landse Zuidafrikaanse Vereniging (Kei zersgracht 141, Amsterdam) om een aantal artikelen in het maandblad Zuid- Afrika, gewijd aan de tussen 1940 en 1948 gepubliceerde Afrikaanse poëzie te bundelen en aldus verkrijgbaar te stel len. Op 83 kleine pagina's wordt een duidelijk overzicht gegeven van de jongste Zuidafrikaanse dichtkunst. Vele fragmenten en ook complete gedichten worden geciteerd. Wij kunnen niet na- laten een gedicht weer te geven en wel dat van de thans 35-jarige eerste Afri kaanse dichteres van betekenis: Elisa beth Francoise Eybers uit Johannes burg. Het is getiteld „Verhaal" en staat in de in 1946 verschenen bundel „Die ander Dors". 'n Vrou liPt stil getvord van baie wag: d:e aarde het gegly deur die spiraal van dag en nag, was beurtelings groen en vaal, en sy het soms gehuil en soms gelag. Ook was sy dikwels wakker in die nag, maar sy het in haar woning en op straat gewoon gehandel en gewoon gepraat en niemand het geweet hoedat sy wag. Verlauge word aanvaarding, langsaamaan, want wag is beurtelings hoop en wanhoop tot die twee versmelt en stilte alleen bestaan. En deur die jare het sy self die slot van die verhaal geword: baar stilte en krag was skoner as die ding waarop sy wag. Veel wachten. QNDER HET MOTTO „Paintings of the ballet" wordt tot 7 Augustus in het Internationaal Cultureel Centrum ie Amsterdam een tentoonstelling gehou den van werken van de Engelsman Theyre LeeElliott. LeeElliott ver telde hoe hij tot het schilderen van dansers en danseressen kwam: „Enige jaren voor de laatste wereldoorlog zat ik in de Londense „Zoo" dieren te schil deren toen een jonge vrouw naast mij kwam staan. Zij vertelde mij dat ik danseressen moest gaan schilderen en bood aan zelf als eerste model te fun geren. Deze jonge vrouw was de thans wereldberoemde Tamara Toumanova, prima ballerina van de Parijse Opera. Zij heeft de expositie, die o.a. studies van haarzelf, Margot Fonteyn, Moira Shearer (De rode schoentjes), Robert Helpman en Cilly Wang bevat, geopend. „JIJ GAAT DIT WEEKEND toch naar huis dus zal ik jou maar het gehl sturen. Mijn cheque was 72 dollar, niet gek, hè! Mijn huis is bijna klaar, ik heb er al twee nachten in geslapen en het spaart me ongeveer 30 dollar in de maand uit; dat is weer verdiend. Je schrijft me hoe het thuis was, hé'? Nou, het best en de groeten thuis. DIRK." J7N DAAR ZIT mijn broer Dirk dan. In de bergen. Een kleine nederzetting aan de spoorlijn, een „push-station" van waar de treinen de stijgende spoorweg opgeduwd worden. Er zjjn vijf locomotieven gestationneerd en de bemanningen hiervan, plus de jongens, welke de machines nalopen, vormen tezamen de bevolking van Beavermouth. Ondanks de stilte en volslagen een zaamheid zijn Dirks brieven enthousiast over de omgeving; een volmaakte natuur, waar het wild je soms tot op twintig meter nadert. Herten, sommi ge groter dan koeien, met grote platte horens, coyotes (de hyena's der Ro ckies), zwerven in grote koppels rond en de bruine beer is daar een vrij gewone verschijning. debatteren over base-ball alsof hun le ven er mee gemoeid is. Het „golfspel" is trouwens ook vrij populair, maar voor mij is het allemaal vrij „vaag". Gedurende de hitte van de laatste dagen staat vooral het water in het centrum der belangstelling. De „gang" verzamelt gewoonlijk 's avonds in Man ning's coffee-shop waar eerst Jóan of Audry of een van de andere meisjes (schoolmeisjes die in hun vrije tijd in de coffee-shop werken) voor een poosje bezig gehouden worden, 't Is dan ge woonlijk Vine met zijn zware stem, die z'n vuist op de toonbank legt en buldert: „Ik ga naar 't meer". De jon gens met een „car" krijgen ieder een gedeelte van het gezelschap toegewe zen; diegenen die overblijven charteren de eerste de beste chauffeur-eigenaar. Het meer ligt ongeveer vier mijl bui ten de stad aan de voet van de 8562 voet hoge Mount Cartier. Hoog vanaf de besneeuwde top valt een smal ri viertje naar beneden en stort zich met een doordringend geruis in het heldere bergmeer, 't Is niet groot, maar prach tig gelegen tussen de bossen en de be sneeuwde bergen. De dag en al het el lendige werk in de shops is hier gauw vergeten. Alles in hier vergeten. Als we moe worden gaan een paar van ons het bos in om hout en even later zitten allen, jongens en meisjes, rond het vuur. De sterren staan al aan de hemel, terwijl hoog op de witte toppen j^JAAR de eet- en slaapgelegenheid, die door een Chinees verzorgd wordt, stond Dirk niet aan. Wij. Dirk en ik, zijn twee geheel verschillende mensjes, dus het is zeker niet mijn taak iets over zijn doen en laten te zeggen. Toen hij me echter schreef, dat hij z'n eigen „huis" wilde gaan bouwen en dat hij van mij een voor raad proviand verwachtte, toen zag ik in mijn gedachten Dirk als kluize naar in die wildernis, tussen al dat wild, alleen in dat dunwandige huisje. Maar enfin, al m'n oppositie ten spijt: zijn huisje staat er. „Een pracht zomerhuis", zoals z'n eigenaar het noemt. Vader heeft hem gauw het ge weer gestuurd met wat munitie. Op de doos met de patronen had mo'eder geschreven: „Wees voorzichtig". 2ELF HAD IK een onverwacht plei- zierige week. In de winkel maakte ik kennis met Rohny, een uit Italiaan se ouders geboren Canadese jongen, en één van de meest sympathieke, wel ke ik het laatste jaar ontmoet heb. Al gauw werd ik door hem geïntrodu ceerd bij de „gang", de jongens uit Revelstoke, vijftien tot twintig on- j)EZE bezorgde, sportieve knapen. Zij dra- van Mount Megby het daglicht zich nog gen de broekspijpen opgerold (hoog water-stijl) en de beschilderde over hemden los over de broek. Zo scharen ze zich rond het ijsbuffet en drinken hun „coke" of zuigen hun „milk" en poogt vast te houden. De waterval ruist en een uil loeit z'n droefgeestig geluid vanaf de berg. Het gelach verstilt en al de jongelui genieten van deze prachtige avond, genieten van eikaars gezelschap. 1 het aankweken van het gevoel van eigenwaarde en bovenal op het ver antwoordelijkheidsgevoel. De vroegere krankzinnige werd niet verantwoor delijk gesteld voor zijn daden, hij bleef leven in zijn eigen zieke geesteswe reld, waardoor hij steeds meer dege nereerde en tot onmaatschappelijke daden kwam, omdat het a-sociale al leen ontstaat als men deze mensen aan hun droevig iot overlaat. Gevaarlijke krankzinnigen komen zo weinig voor, dat Dr. De Smet in zijn twintigjarige practijk nimmer ook maar enig letsel heeft ondervonden De categorieën, die men scherp moet onderscheiden zijn ten c.rste die var „Mijne heren," zei mijn heer Snijders en zijn stem klonk bedroefd, „ik heb een onaangename mededeling te doen. Er is vanochtend uit mijn kamer een zilveren inkt koker gestolen, die als sieraad was bedoeld en die altijd in mijn kast s'ond. Toevallig heb ik de diefstal spoedig ont dekt en ik geloof, dat dc koker nog in het gebouw zal zijn. Deze heren", hij wees op degenen, die bij hem waren, „zijn van de politie en zij willen het hele gebouw doorzoeken. Niemand verlaat dit ver trek. Ik geloof niet. dat iemand van u de diefstal heeft gepleegd, maar u begrijpt 't, wc mogen niet overslaan." De politiemannen begonnen hun ar beid en geen hoekje ontging aan hun speurende ogen. Ook bij Koos door zochten zij de laden van zijn bureau. Kan dit niet open?" vroeg de politie man aan Koos, die zonder angst toe keek. Hij wist immers, dat hij niet schuldig was! „Jazeker", zei Koos en hij overhan digde de sleutel, die nodig was om de bovenste lade van zijn bureau, waar in hij wat belangrijke papieren be waarde, te openen en.... „Ahahier is hij al", zei de poli tieman tevreden, en hij hief het zilve ren inkstel omhoog. „Maar dat begrijp ik niet", stamelde Koos, „ik bezweer u, dat ik niet wist. dat dit ding in de lade zat" „Nee. heren, dit moet een misver stand zijn", viel ook mijnheer Snijders in, „ik heb Koos aangenomen op aan beveling van mijn broer en hij heeft ons vertrouwen nooit beschaamd en „Ja, ja", zei de inspecteur, die de leiding had, „misschien wil mijnheer dan wel verklaren,, hoe dit voorwo-p in die Iade terecht is gekomen?" „Een ander moet het er in hebben gelegd", zei Koos bevend. „Heeft iemand anders dan de sleutel van die lade?" „N.... nee. Maar ik heb het heus niet gedaan" „Maar als iemand anders het heeft gedaan, moet hij de bedoeling hebb-n gehad de schuld op U te werpen". „Kareltje", liet Koos zich ontvallen „Kareltje? Wie is dat?" „Een magazijnbediende", zei Koos stug. die al weer spijt had van zijn uitval „Hij kan mij niet erg goed lij den. Maar ik geloof toch niet. dat h:j tot zo iets gemeens in staat is". „Hendriks", gelastte de inspecteur een agent, „ga die jongeman halen. Dit zaakje moet uitgezocht worden". Woldra kwam Hendriks terug met Kareltje, die brutaal keek en niet erg onder de indruk kwam van het politie verhoor. „Er is hier een diefstal gepleegd", zei de inspecteur, „en het gestolen goed werd-in de lade van deze mijn heer gevonden. Wat weet jij daarvan?" „Ikgrijnsde Kareltje. „niets". „Dus jij hebt niets met de diefstal te maken?" „Welnee.dat zal Koos zelf wel ge daan hebben. Hij is er gemeen genoeg voor. Vroeger heeft hij altijd al gepro beerd zich met slinkse streken omhoog te werken en het is hem gelukt ook. Hij heeft net zo lang gehuicheld en leugens rondgestrooid, tot ik uit de voetbalclub werd verdreven en hij zelf de beste voetballer werd." „Dat is niet waar..1" viel Koos uit, maar de inspecteur legde hem het zwijgen op. „Je weet dus werkelijk niets van een diefstal af?" vroeg de inspecteur nog eens met grote nadruk. „Niets!" ontkende Karei, „hoe zou ik nou het inktstel uit de kamer van de directeur weg Hij zweeg plotseling en werd vuur rood. De inspecteur sprong op. „Zo mannetje," zei hij streng, „hoe weet jij, dat er een inktstel is gestolen?" „Dat hebt u zelf gezegd," verweerde ICarel zich, die begreep zich versproken te hebben. „Dat heb ik niet gezegd! Hoe kon jij weten, dat er een inktstel was ont vreemd; geef daar eens antwoord op?" Kareltje draaide er nog wat om heen, maar ten slott gaf hij toe. Hij beken de, dat hij wraak had willen nemen op Koos en dat hij daarom in de vroegte het inktstel uit de directiekamer had genomen en door middel van een valse sleutel in Koos' bureau had gelegd. Hij had er weliswaar niet op gerekend, dat de politie in de zaak gemengd zou wor den. maar hij hoopte, dat men Koos van de diefstal zou verdenken, als deze zijn Iade opende en daarin het zilveren inktstel vond Niemand zou hem ge loven. als hij zei, dat dit er vanzelf in was gekomen! Het scheelde niet veel, of Kareltje zou geslaagd zijn in deze boze opzet, maar gelukkig had hij zich verspro ken, toen de inspecteur hem onder vroeg en snikkend werd hij wegge voerd, tussen twee politie-agenten in. Koos keek hem met medelijden na. maar hij begreep, dat hij Kareltje niet helpen kon! De jongen had zijn onge luk geheel aan zichzelf te wijten! De waarheid. Jan tegen zijn vriend. Jan: In Ohio is een baby, die wordt gevoed met olifantenmelk en in veer tien dagen was de kleine dertig pond aangekomen. Vriend: Dat is natuurlijk weer Ame rikaanse grootspraak. Jan: Nee, het was de baby van e-n olifant. Pienter! „Tante, krijg ik een kwartje van u?" „Maar Keesje, zo'n grote jongen mag toch niet om een kwartje vragen?" „Nu, geeft u me dan maar een gul den." 1. Plaats op de stippen de juiste klin kers, dan krijg je tien dierenname Die zijn: G.r.ff.; K.lk..n; N..sh..rn; Dr.m- m. d. r. s; K. m.. 1. .p; Z..1... w; St. .nb k; B .r; B s n. 2. Plukkie zit te hengelen. „Misschien vang ik wel een 5 6 7", denkt hij. „Daar ben 1 3 erg handig 1 2!" Plotse ling 7chr6 3 4 hij geweldig. Hij gooit zijn hengel neer en rent naar zijr pipa om te vertellen wat voor naar beest hij gezien heeft! Wat was dat? Vul de letters op de cijfers in, zet ze in de juiste volgorde achter elkaar en je weet. waar hèt negertje zo van schrok! 3. Mijn geheel is goed voor de groei. Een 8 7 6 5 4 is donker van kleur. 2 3 5 4 7 8 eet men met Pasen. 1) Girafle, Kalkoen, Drommedarus, Kameel, Aap, Zeeleeuw, Steenbok, Beer. Bison. 2) Inktvis. 3) Meiregen. Er is een merkwaardige onderlinge sympathie die deze jongelui tezamen houdt en er zal niet gauw iemand ver stoten worden; eerder wordt een een zaam schaap aangenomen, op 'n vlotte, onnadrukkelijke manier. AVONDEN heb ik echt en vol op genoten, terwijl Dirk z'n huisje bouwde en Vader zijn weelderig be groeide land maaide en hooide. Ik heb meegedaan een (denkbeeldige) beer te besluipen als we in het middernachte lijk uur naar de stad terugkeerden. Ik heb ook over de leuning van de brug gehangen en gestaard in het kolkende en ziedende water van de Columbia en geluisterd naar het gefilosofeer van de anderen en ik heb me verbaasd over de goede wil en de ernst waarmee deze jongens en meisjes praten over de pro blemen van de wereld, waarvan zovele mensen de dupe zijn. Het is vooral het directe lot van de mensen, waarop hun aandacht gevestigd is. JAIT WEEKEND heb ik er weer vier dollar aan besteed om thuis, bij Va der, Moeder en Artje te zijn. Het gaat hen allemaal uitstekend en vaders be zittingen nemen toe. Het land ligt er prachtig bij en het is iedere keer weer een vreugde, uit Revelstoke waar ik werk met de bus naar huis te gaan. Voor Dirk is dat moeilijker; die zit veel verder weg en de reis wordt, voor iemand die dollars sparen wil om er toekomst op te bouwen, te duur. Dirk komt daarom alleen zo af en toe. Als ik uit de bus stap om even over elf uur, gloeit vanuit een helder blauwe hemel de zon boven de vallei. Boven het hoge zachtgroene gras uit staan Vader. Mams en Artje te wuiven. De chauffeur groet met z'n claxon voordat hij verdwijnt. Binnen het hek groeit het onkruid manshoog langs de spoorbaan. Alles groeit en bloeit en een verruk kelijke geur prikkelt m'n neus. Na het vuil en de smeer en de smook in Revel stoke is het een verademing. Vlug steek ik de spoorbaan over en betreed onze farm. Telkens opnieuw als ik dat doe geeft het me een vreemd, blij ge voel. In de drie weken dat ik weg ge weest ben sinds het laatste week-end, is rond het huis een hek verrezen, een tuin aangelegd, een nieuwe „corral" gebouwd en er is een weelderige groen- tentuin gekomen. Het land is voor een groot deel ge maaid en Vader is juist bezig met Maps en Artje het laatste hooi, dat nog aan de grond ligt, op hopen te zetten. Ze zien eruit alsof ze hard werken. (Wacht maar, mannetje, je bent nog niet weg). De grond is wat vochtig en het is nu een geur van aarde en vers hooi die de lucht vervult. Geweldig, wat is 't toch mooi, dit hoekje van de Okanagan, óns hoekje. In de verte glin stert een besneeuwde bergtop terwijl hier de lucht van hitte trilt. De kreek ruist door z'n brede bedding. Het ber kenbosje aan de overkant staat roer loos, geen blad beweegt, een specht schatert in een den, vlakbij op een hek- paal fluit een merel. En een hemelhoge smaragdgroene bergrug is de volmaakt- achtergrond van al deze schoonheid. 't Is Vader die de stilte verbreekt; het heeft al lang genoeg geduurd. Er valt nu het een en ander te. bepratfen. In de eerste plaats moet het hooi zo gauw mogelijk aan de klamp en er is weer wat materiaal voor het huis aan gekomen. Het belooft een druk week end te worden. Thuis gekomen echter blijkt het, dat er een paar mannen méér zijn. Dop en Gert, gebruind als een kastanje in de Pacificzon. Moeder heeft het druk. In de brandende hitte, moeten al die hongerige en vooral dors tige magen gevuld worden, hetgeen in dit weer een bepaald ondankbaar werk is. Maar het gaat en even later zit ten we allen op de waranda te genie ten van deze prachtige zomeravond en van het uitzicht over Landsdown. JJEEL LANGZAAM gaan we vooruit; bijna is Moeders huis klaar; de twee de hooioogst groeit al weelderig en net is een genoegen om „First" te zien lig gen herkauwen of te letten op Jobs nu glanzend rode huid. En Artje deed twee klassen in een jaar en is nu toegelaten tot de Highschool. En dat alles hebben we door eigen inspanning in toch betrekkelijk korte tijd voor elkaar gekregen. Natuurlijk blijft er nog veel te wensen, natuurlijk heeft ook Canada zijn ambtelijke mo lens die vaak tergend langzaam malen, natuurlijk zijn er ook hier dingen, die tegenvallen en die ons soms neerdruk ken. Maar wij houden 'goede moed. We zijn gezond, we werken hard en we gaan vooruit. Langzaam, maar onmis kenbaar Revelstoke OOan.), JuH Ï95».

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1950 | | pagina 5