Botsing met Heinrich Himmler brengt tal
van bewakers in de cel
HET NIEUWE BOEK M
Officieel Amerika kiest voor West-Europa
AMSTERDAMS PODIUM
Dagdroom opdeVijgendam
>blemen
De kampioenen van avoniuurlijke
Azie-poliiiek delven onderspii
linsiiiuui
looneisen
Payne Besi in het concentratiekamp Sachsenhausen
Wie is de kleinebleke man van de
foto, die óók in hei kamp zii?
„Bevel" gaat boven het
eigen geweten
m ïHwiii
COOK:
in wereldreizen
Oplossing voor Formosa
is mogelijk
September
ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1950
irmiddag het voe»
de KVP plechtig
oorzitter, de heee
eft in een rede
it uiteengezet; voas
in kader en part®
g van het R.
isef dat een eigag'
ikelijk is.
instituut, dr, Ju.
ader op de taaïr
:lling in en noem»
cadervorming, die#
bespreking van al
en gesprekeen»
e representatieva
levenskringen.
oest worden aan»
den om voor een
>onronde te gaan
idelijke woorc
aneisen ingediend
i door ruim vie*
t de helft van hef
TUC aangesloten
ten o.a. de mijn»
tinici, spoorweg»
2rs, ambtenaren»
s, gasarbeiders,
jzers.
Jen gaf de Gene-
rUC opnieuw een
ecte waarschu-
itop gehandhaafd
herbewapenings-
irmijdelijk zware
>rengen", aldus de
s standvastig door
!e schouders moe-
algemene verga-
woorden de vol-
lijk onderschrijf
zullen de gedele-
zijn steun te ge-
resoluties op de
iet opheffen van
zordt. De hogere
trijdkrachten zul-
vinden, maar te
il verwekken dat
irgerij" voor her-
g komen. Inmid-
idleiders dgt Att-
:ijn rede op het
inen zal geven
die het verlen-
ht van 18 maan-
1 hebben op de
GESTRAND
RUM
van de motorwa-
e gisteravond de
'art over acht in
nkomen, tussen
nsum. De strem»
over dit baanvak
opgeheven. Het
trden en Akkrum
bussen worden
itposttrein van
;r Groningen ge-
'erkrachten
irland
redacteur)
Ministerie van
ieft een lijst ge
nen van 112 be-
'iguren uit de
ien toelage ont-
het volgende
het buitenland
'etenschappelijke
zichten.
komen een zes»
r verschillende
iten en scholen
of college zul-
i in Belgie
ds meer
lelgische havens
Antwerpse ha-
takers dagelijks
eeds een kleine
weer aan het
inietroepen, dat
rf onderhevige
lok verminderd,
ayen wordt nog
derhouden door
Eerwacht wordt
ntwerpse haven
als normaal zal
'kgevers en af
likt.
|£ORT NA DE BEZETTING van Belgie en Nederland kwamen twee nieuwe
gevangenen aan. Ze kregen de cellen 62 en 63. De een was een Belgische
bisschop, de ander een Nederlandse geestelijke. Schnaars grinnikte toen hij mijn
cel binnenkwam: „De eerwaarde heren zijn naar onze school gekomen om een
lesje in goede manieren te krijgen". Iedere dag werden de nieuwe gevangenen
twee uren op het exercitieveld getreiterd. Op een stok in het middenpad was
een SS-pet geplaatst. De twee geestelijken moesten, op twintig passen afstand
van elkaar, in de richting van de stok lopen, groeten en dan weer doorlopen.
Daarna draaiden zij om en begonnen opnieuw. Zij moesten de nazi-groet bren
gen en „Heil Hitier" zeggen. De bewakers schenen er veel pleizier om te hebben.
„Luider, luider", brulden zij. Na achttien maanden hadden de gekwelde geeste
lijken diepe sporen in de harde bodem gesleten.
QP EEN DAG kwam, zonder enige
waarschuwing, een Gestapo-onder-
vrager om mij te spreken. Hij was
slank, groot en zeer knap. De man
had blond golvend haar, rode lippen
en gepotlode wenkbrauwen. „Nu moet
u zeer goed opletten, Herr Best," zei
de blonde Adonis, „dit is een kwestie
van leven of dood voor u. Denkt u
maar geen ogenblik, dat u .mij_kunt
misleiden, want wij weten alles,
11 e s. Wat heeft u aan uw diner-
gast Herr K. von H. verteld? Waarom
zei u hem, niet naar Duitsland terug
te keren voordat de stand van de
maan veranderd was?"
K. von H. was één van Hitiers as
trologen geweest en trok horoscopen
voor de Führer. Vóór de oorlog had
hij eens bij mij thuis gedineerd. Als
ik iets tegen hem gezegd had over 't
veranderen van de maan, dan moest
dat een grap zijn geweest. Ik kon het
mij niet herinneren. Maar dat wilde
de knappe Gestapo-jongeling natuur
lijk niet geloven. Het staat vast, dat
Hitier al zijn grote acties begon op
data, waarop het nieuwe maan was.
Maar toen ik de jongeman vertelde,
dat geen verstandig mens in astrologie
geloofde, begon hij tegen mij te
schreeuwen en vroeg hoe ter wereld
ik zo iets durfde zeggen. De Führer
geloofde er aan en die wist het. Drie
dagen lang kwam hij mij met zijn war
taal lastig vallen en tikte bladzij na
bladzij op zijn schrijfmachine, zonder
ook maar één verstandig woord. Ik
rookte zijn sigaretten op en amuseerde
mij best. Ten slotte kalmeerde hij, be
kende dat hij een hekel aan dit baantje
had en vertelde, dat hij geloofde voor
grotere dingen voorbestemd te zijn.
Van hem hoorde ik, dat de Gestapo
met Teutoonse nauwgezetheid jaren
lang andere landen voorzien had van
Duitse dienstmeisjes, die zorgvuldig
ondervraagd werden als zij naar hun
vaderland terugkeerden.
Overal ellende.
Ik kreeg nu veel last van mijn tan
den. De taaie broodjes deden zich gel
den. Ik werd naar de tandarts ge
stuurd en liep door het grootste deel
van het kamp Sachsenhausen, waar ik
de overige gevangenen zag. Ellendig
uitziende types, meest Duitsers, met
geschoren hoofden, een gerimpelde
huid en dikke buiken. Zij droegen hou
ten sandalen en slecht passende blauw
en grijs-gestreepte kampkleding en zij
schenen altijd meer te wankelen dan
te lopen. Ook zag ik hier en daar
groepjes gestraften, die twaalf uren
aaneen op hun hurken zaten met de
armen recht vooruit. Ook lagen zij in
volle lengte op de grond en moesten
dan tien meter vooruit rollen en dan
weer terug. Zij braakten, snikten en
vielen flauw. De bewakers vertelden
mij, dat dit als een zwaardere straf
beschouwd werd dan geselen. Bij het
prikkeldraad had men bloederige,
levenloze lichamen, bij wijze van waar
schuwing, laten liggen.
Er is iets vreemds aan die Duitse
wreedheden. Dikwijls kwamen de be
wakers naar mijn cel, bleek van af
grijzen om, wat zij gezien hadden of
hadden moeten doen, te vertellen. Zij
dachten er nooit aan om te weigeren.
Orders van superieuren dienden zon
der aarzeling te worden uitgevoerd.
Ik vroeg eens aan de bewaker, met
wie ik het best overweg kon: „Wat
zou je doen, als je de opdracht kreeg
mij dood te schieten?"
Hij huiverde en scheen werkelijk in
de war: „Herr Best, de herinnering
eraan zou mij mijn hele verdere leven
vervolgen."
„Maar je zou het tóch doen, ook als
je wist, dat het verkeerd was?"
Zijn ogen vergrootten zich: „Ja na
tuurlijk, als het mij opgedragen werd.
U begrijpt het niet. Als ik u dood
schoot, zou u als een held sterven
Maar als ik doodgeschoten werd, om
dat ik geweigerd had u neer te schie
ten, dan zou ik een oneervolle dood
sterven."
MIJN KANS om mij op Ettlinger te
wreken, kwam in Maart 1942. Het
kamp kwam plotseling in opschud
ding als een bos in de storm. Een ge
weldige schoonmaakpartij begon. Iede
re asbak werd verstopt. Ik raadde de
betekenis er al van: Heinrich Himm
Ier stond op het punt ons te bezoeken
S.S.-Führer Himmler rookte niet,
evenmin als Hitier, en daarom geloof
de Himmler, dat goede S.S.-ers óók
niet om roken gaven. Men kon hem
op de dag van zijn bezoek door het
kamp hóren lopen door het verklin
kend geruis van de officieren, die hern
met veel pracht en praal op de voet
volgden. Ik hoorde hem mijn gang in
komen. De deur van mijn cel werd
geopend. Buiten stond een drom
sohitterende S.S.-officieren.
HEINRICH HIMMLER
wit van woede
Himmler kwam alleen binnen en
sloot de deur achter zich. Hij was een
kleine, grauwe man met een wankele
bril op zijn biggenneus. Zijn gelaat
was volkomen uitdrukkingsloos. „Heil
Hitier!" blafte hij. Ik antwoordde
„Gruss Gott, Reichsführer."
„Het spijt mij," zei hij, „een man
als u in dergelijke omstandigheden te
zien, maar het is nu eenmaal oorlog
Heeft u klachten?" „Nee, Reichs
führer. De behandeling is uitstekend.'
Ik wist, dat klachten alleen maar
narigheid zouden brengen. „Wel, Herr
Best, u heeft nu bijna drie jaar in dit
„beruchte" kamp Sachsenhausen
doorgebracht en kunt dus weten, dat
al die verhalen in het Britse Witboek
over afschuwelijke wreedheden niets
dan Joodse leugens zijn......"
Ik herinnerde mij hoe Ettlinger
iedere morgen de gevangenen in een
rij placht op te stellen en hen dan
tegen de grond sloeg bij wijze van
ochtendgymnastiek. Ik herinnerde mij
een hoop dingen, bijv. hoe kolonel Loh-
ritz steeds rijker werd door het ver
kopen van de armzalige rantsoenen,
die die gemartelde mannen behoorden
op te eten.
Ik haalde diep adem en zei: „Het
spijt mij, maar uit wat ik gezien en
gehoord heb sinds ik hier gekomen
ben meen ik te mogen opmaken, dat
de toestanden nóg slechter zijn dan
ze in het Witboek beschreven worden."
Himmler werd doodsbleek, draaide
zich op zijn hielen om en liep stram
naar buiten zonder één woord te zeg
gen. Met veel geraas verdween de
groep uit de gang. Later kwam de
commandant mij opzoeken. Hij was de
kluts kwijt. „Himmler is woedend!"
riep hij uit. „Dit zal u uw leven kos
ten! Wat heeft u tegen de Reichs
führer gezegd?" „Het spijt mij, kolo
nel," zei ik, „u zult begrijpen, dat
het zeer onbehoorlijk van mij zou zijn
om dingen te herhalen, die ik in een
particulier onderhoud met de Reichs
führer besproken heb. Als u orders
voor mijn executie krijgt, zult u on
getwijfeld vernemen waarvan ik word
beschuldigd."
De omgekeerde wereld.
Lohritz staarde mij aan alsof hi)
mij graag in het gezicht gespuwd had
Hij stootte een krampachtig geluid
uit en liep naar buiten. Maar spoedig
daarna, toen ik om sigaretten vroeg,
kreeg ik een doos van honderd stuk3
in plaats van een aalmoes van drie of
vier. Ik begon brieven te krijgen van
mijn vrouw, die kennelijk reeds maam
den geleden geschreven waren. Het
eten werd beter. Himmler had het in
tussen zeer druk gehad. Weldra was
iedere cel in mijn afdeling gevuld met
leden van de kampstaf, die beschul
digd werden van diefstal. Generaal
Glucks, de inspecteur van de concen
tratiekampen, had wonder boven
wonder bevolen, dat de gevangenen
in geval van slechte behandeling
klachten moesten indienen. Dit ver
oorzaakte een paniek onder de S.S.-
bewakers, vooral bij Ettlinger. Het
duurde niet lang of ook hij zat op wa
ter en brood in een cel, in afwachting
van zijn overbrenging naar een Duitse
gevangenis.
Mijn kleren en andere eigendommen
werden mij uit Den Haag, waar ik
gewoond had, gebracht. Ik kreeg mijn
schrijfmachine, mijn radio en mijn
boeken.
Op een ochtend werd de celdeur
voorzichtig geopend: „De complimen
ten van de commandant, Herr Best, en
als u wijn of andere dranken uit de
eantine wenst, dan bestelt u maar."
Ik deed moeite om niet te lachen,
maar toen vroeg ik mjj weer af, waar
om ik eigenlijk in dat kamp was. De
Gestapo had de Nederlandse grens ge
schonden om mij te ontvoeren. Nu was
ik al drie jaar een gevangene en ik
wist nog steeds niet waarom.
Toen, op een dag, meende ik het
antwoord te zien: een kleine, bleke
man met heldere, felle ogen en een
opvallende bos overeindstaand haar,
die zich ophield in de latrines aan het
eind van de gang. Voordat wij elkaar
konden bereikep werd hij echter al
door de bewakers voortgeduwd. Ik
herinnerde mij zijn gezicht eerder ge
zien te hebben. Dat was vlak na mijn
gevangenneming geweest. Een bewa
ker had in mijn cel in het Gestapo-
hoofdkwartier een Duits geïllustreerd
blad zitten lezen. Mijn foto stond op
de voorpagina en daarnaast stond een
foto van deze kleine man met zijn wil
de haardos. Wij hadden elkaar nooit
ontmoet, noch ooit met elkaar ge
sproken. Tóch voelde ik, dat mijn lot
op de een of andere manier verbonden
was met die kleine man aan het eind
van de gang. Welk geheim kon hier
achter verscholen zijn
En groot werd het leven,
Rein Brouwer.
H. P. Leopolds Uitg. Mij, Den Haag.
In „En groot werd het leven", waar
mede Rein Brouwer zijn Groningse
trilogie besluit, zien we hoe Willem
Brons zijn levensrust vindt. Niet ech
ter zonder dat hij zich gesteld ziet
tegenover vele moeilijkheden, die het
bestaan als zetboer met zich mee
brengt. Hij heeft te kampen met het
vooroordeel van de andere boeren uit
het Groninger land, met de wraak,
die zijn arbeider Poort bezielt en met
zijn eigen huwelijksleven. Maar hij
slaagt erin de goede koers te vinden
en kan zich opnieuw bij Knelske aan
sluiten. En waar hij eerst tegenkan
ting ontmoette, vindt Willem Brons
thans waardering. De toekomst ziet er
goed voor hem uit. Dit boek, dat de
delen „Dauw over dorstig land" en
„Maar de zon overwon" afrondt, telt
voortreffelijke passages, die het leven
op het platteland van Groningen ro
mantiseren zonder nochtans de harde
werkelijkheid te verbloemen. Het ge
voel voor sociale rechtvaardigheid
spreekt ook uit dit laatste deel van de
Groningse trilogie.
QE MINST PROVINCIALE, minst burgerlijke, de meest internationale,
cosmopolitische plek van Amsterdam is waarschijnlijk niet het haven
complex. En ook niet Leidseplein of Leidsestraat. Nóch Kalverstraat, Rokin
of Dam. Neen, die plaats bevindt zich tegenover het 8ste Wereldwonder,
het Paleis op de Dam; die plaats is de Vijgendam. En precies aangegeven;
Cook-op-de-Vijgendam. Reisbureau Cook. Volledig: „Wagons-Lits Cook;
Wereld-Reisorganisatie". Dat kantoor op de Vijgendam is één van 850 kan
toren, verspreid over de hele aardbol. Cook heeft kantoren in Yokohama en
Nice; in Londen en Parijs; in Madrid en Buenos Aires. Overal waar mensen
reizen. Zo ook op de Vijgendam No. 10, in 't hart van Amsterdam.
JK STA voor de ingang van Vijgen
dam No. 10. Achter me de stad,
vóór me Cook. Amsterdam in de zo
mer. Heet, stoffig, onbewoonbaar.
Stinkend naar afgewerkte benzine en
motorolie. Naar gloeiend asfalt en
zwetende mensen; naar gore grach
ten en allerlei andere nare dingen.
Kortom: naar 't zomers Amsterdam,
dat men terwille van de mensheid
moest sluiten, in deze maanden. Om
het glorieus te heropenen in de herfst,
de winter en de lente.
Maar vóór me dlat kantoor van
Cook: het huis der wereldreizen.
Brandpunt, zenuwknoop van reizigers,
die gans de wereld als reisdoel heb
ben. Eigenlijk: de wereld zélf.
Ik ga de deur door en sta in dat
kantoor. Daar binnen vlammen wild
enorme affiches die vertellen van
hetgeen de mens wacht in Deauville,
in Juan les Pins, op de kusten van
Noord-Afrika. In Schotland en op de
zongekuste stranden van 't lieflijk
Kent. Ahde wereld!
Tussen die brand, dat vuur van
affiches en folders en platen, staan
de mensen van de wereld. De ruimte
is vervuld van rinkelende telefoons
en pratende reizigers. Daar is een
juffrouw bezig met het boeken van
passage voor twee reizigers op Lon
denAirport. Een heer achter de ba
He spreekt met iemand in Lyon. Een
derde bediende heeft het over luxe
cabins op een schip, dat de andere
dag van Havre zal vertrekken.
De clientele wacht. Daar zijn twee
dames, waarschijnlijk Argentijnsen.
Groot en slank en donker. Met git
zwarte kammen in het glanzende
haar. Haar dat doet denken aan
ravenvlerken. Alle geuren van de
pampa omdwarrelen het tweetal. Daar
staat een officier van de Britse navy:
dun, sloom en vervelend. Net zo
sloom en vervelend als de meeste
Britse zee-officieren, maar van wie
je nooit precies weet of ze zich drie
of viermaal naar Malta vochten, of
dat ze twee of driemaal getorpedeerd
werden. Daar is een oude heer, met
grijsgeblokta Norfolk-costuum, grijze
baard en een wandelstok van ver
geeld, oud ivoor. Het kan een Ame
rikaan zijn, een Zweed of een Schot
Hij heeft geen haast. Hij heeft de rust
(Van onze diplomatieke medewerker).
J^ET VERLANGEN naar absolute veiHgheid, geboren uit de vrees voor de
door hen zelf uitgevonden atoombom, speelt vele Amerikanen parten.
Wetende, dat verdediging tegen luchtaanvallen met moderne, snelle bommen
werpers om effectief te zijn grote „diepte" eist, wensen zij, dat hun regering
een poUtiek voert, welke ten doel heeft, zowel van de Atlantische als van de
Stille Oceaan een soort Amerikaanse binnenzee te maken. Voor wat de At
lantische Oceaan betreft is een dergelijke poUtiek ongetwijfeld uitvoerbaar,
omdat de Westeuropese mogendheden, in de juiste overtuiging slechts zó hun
cultuur en levensbeschouwing voor de ondergang te kunnen behoeden, be-1
reid zijn. met de Amerikanen een dam tegen het communisme op te werpen.
In de Stille Oceaan liggen de zaken echter anders. Onder de Oostaziatische
volken, behept met een uit het nog nauwelijks overwonnen koloniale tijd
perk stammend wantrouwen tegen alles wat Westers is, bestaat de be
reidheid tot politieke en militaire samenwerking met Amerika niet. Wil
Amerika desondanks een uiterste verdedigingsgordel in het Verre Oosten
opbouwen, dan zal het dit, ten minste voor een deel, dus met toepassing van
dwang moeten doen.
Acheson, vinden kan, die er van over
tuigd zijn, dat de Westerse beschaving
slechts gered kan worden door de in
nigste samenwerking van de Verenig
de Staten met de vrije Europese vol
ken en dat het dus een vitaal Ameri
kaans belang is, West-Europa zo sterk
mogelijk te maken. Het zou hoogst ge
vaarlijk zijn, zo menen deze Ameri
kanen en hun mening wordt van
zelfsprekend door de Westeuropese
staatslieden gedeeld in het Verre
Oosten een politiek te voeren, die,
daar zij niet de steun heeft van de
daar gevestigde volken, het gebruik
van zoveel Amerikaanse machtsmid
delen zou eisen, dat er voor steun aan
West-Europa nauwelijks iets zou over
blijven.
Scherp conflict.
[-JET KON NIET anders, of de Kore
aanse oorlog, die president Tru
man dwong, Formosa met de Ja
panse Archipel, Okinawa en de Phi-
lippijnen een der belangrijkste strate
gische punten in 't Verre Oosten te
neutraliseren", moest bij de voorstan
ders van een krachtige Azie-politiek
de hoop verlevendigen, dat hun
haan nu toch victorie zou gaan kraaien.
Inderdaad hebben zjj ook alles gedaan,
om het in deze richting te sturen.
Daardoor is een toestand ontstaan, die
Walter Lippmann dezer dagen bijzon
der scherp mijns inziens zelfs al te
scherp als volgt omschreef: „Wij
bevinden ons in een allergevaarlijkste
positie, omdat de prest .ent en zijn
\fOOR HET uitoefenen van dwang
zijn machtsmiddelen nodig. Ame
rika beschikt daarover in ruime mate
maar niet in zo ruime mate, dat
het in het Verre Oosten een machts
politiek zou kunnen voeren, zonder zijn
positie in het Westen, waar het zijn
door de oorlog verzwakte bondgeno
ten moet steunen, aanzienlijk te scha
den. Er zijn vele Amerikanen, die dit
niet inzien, in hoofdzaak als gevolg
van de nalatigheid der Amerikaanse
regering, het volk in te lichten over de
brede kloof, welke er op het ogenblik
gaapt tussen de verplichtingen, die
Amerika reeds op zich genomen heeft
en de militaire macht, die nodig zou
zijn, indien de Amerikanen gehouden
werden, deze verplichtingen op korte
termijn na te komen. Er zijn andere
Amerikanen, die dit wel weten, maar
die geloven, dat Amerika's belangen
meer in het Oosten dan in het Westen
liggen. Zij zijn derhalve bereid de Rus
sen desnoods concessies in Europa te
doen, indien zij daardoor de Ameri
kaanse posities in het Verre Oosten
kunnen behouden en versterken. Tot
ben behoren de invloedrijke Amen
kaanse senator Taft en de niet miniei
invloedrijke generaal MacAi nur. En
ten slotte zijn er de kringen, waarin
men president Truman en zijn minis
ter van Buitenlandse Zaken, Dean
Secretary of State (Acheson) hun
controle over de buitenlandse poUtiek
der Verenigde Staten verloren hebben.
Zij zijn de gevangenen van hun critici.
Zij voeren, ongelukkig en ondoelmatig,
een poUtiek uit, welke hun door hun
poUtieke tegenstanders wordt opge
drongen. En dezen, op hun beurt, heb
ben noch de macht om deze poUtiek te
doen slagen, noch dragen zij de ver
antwoordelijkheid, wanneer die politiek
faalt en tot een soort wereldomvattend
Korea leidt."
Inmiddels heeft president Truman,
door generaal MacArthur openlijk
over diens Formosa-verklaring op de
vingers te tikken en nog eens nadruk
kelijk te verzekeren, dat zijn regering
niet aan een annexatie van het eiland
denkt, duidelijk gemaakt, dat hij, zo
hij al tijdelijk „de gevangene van zijn
critici" geweest moge zijn, van zins is
zich zo spoedig mogelijk van een dic
tatuur van de Amerikaanse oppositie
te bevrijden. Slaagt hij daarin en
gezien 's presidenten persoonlijkheid is
twijfel daaraan eigenlijk niet mogelijk
dan is de weg geopend naar iets,
dat het Westen tot nu toe zo node
ontbeerd heeft: een gemeenschappe
lijke politiek, die het vestigen van
redelijk goede betrekkingen met net
China van Mao Tse-Toeng doelbewust
nastreeft. Want wanneer het Westen
ten minste een deel van zijn invloed in
het Verre Oosten wil behouden, is dit
de enig juiste keuze. Een machts
politiek immers kan slechts gevoerd
worden ten koste van de veel belang
rijker Europese posities en bergt bo
vendien het gevaar in zich, dat het
Westen er de weinige vrienden, die het
nog in Azie heeft (zoals het India van
Pandit Nehroe) door verspeelt.
Het feit, dat de kwestie-Formosa
thans op verzoek van de Chinese mi
nister van Buitenlandse Zaken, Tsjoe
En-Lai, door de Veiligheidsraad in be
handeling is genomen, biedt misschien
een gunstige mogelijkheid tot een
zekere verzoening tussen Washington
en Peking. Het is wel zeker, dat Ma-
lik zo bijzonder geijverd heeft om dit
punt op de agenda te krijgen, in de
hoop, dat hij daarmede een wig zou
kunnen drijven tussen Amerika en de
Europese mogendheden, die uit de aard
van de zaak niets van een conflict
met China moeten hebben. Waar
schijnlijk is, dat daarom tegelijkertijd
berichten over Chinese troepenconcen
traties aan de Koreaanse grens zijn
verspreid en klachten over Ameri
kaanse bombardementen op Mandsjoe-
rijs gebied geuit. Het één noch het
ander is echter bewezen. De bereid
willigheid, waarmede de Amerikanen
zich reeds bij voorbaat bij het oordeel
van de Veiligheidsraad over de kwes
tie-Formosa hebben neergelegd, heeft
inmiddels Malik reeds veel propagan-
da-materiaal uit handen geslagen. En
beWijst het feit, dat Peking de zaak
voor de Ver. Naties heeft gebracht,
eigenlijk niet, dat Mao geen oorlog
met de Ver. Staten wenst?
Wie krijgt Formosa?
[?EN VOORLOPIGE oplossing, die zo-
wel Chinezen als Amerikanen zou
kunnen bevredigen, is zeker niet on
mogelijk. Rechten op het eiland, welks
toekomst eerst bjj het sluiten van het
vredesverdrag met Japan zal worden
bepaald, kunnen worden geldend ge
maakt door Japan, dat er tot aan het
eind van de oorlog meester was, door
China, op historische en ethnologische
gronden, alsmede op grond van een
geallieerde belofte uit de oorlog, en
door de inwoners van Formosa zelf,
naar wier mening nog niemand heeft
gevraagd. Beslist géén recht op het
eiland heeft Tsjiang Kai Tsjek, de hui
dige heerser, daar hij noch Formosaan,
noch leider van een regering is, die de
werkelijke macht in China uitoefent.
Mao's grote bezwaar tegen de Ame
rikaanse politiek op Formosa is, dat
daardoor een man bescnermd wordt,
die aanspraak maakt op de macht in
China en die van zins is, Formosa als
basis voor de bereiking van dit doel
te gebruiken. Formosa wordt zo tot
een pistool, gericht op de borst van
het communistische China. De Ameri
kaanse obstructie tegen een eventuele
overneming van de macht op Formo
sa spruit voort uit de vrees, dat het
daardoor beroofd zou worden van een
beveiliging in de flank tijdens de Ko
reaanse oorlog. Een tijdelijk bestuur
van de Verenigde Naties over het
eiland, tot over zijn toekomst bij het
vredesverdrag met Japan zal worden
beslist (en de Koreaanse oorlog
waarschijnlijk afgelopen zal zijn)
ware een oplossing, die voor beide par
tijen aanvaardbaar moet zijn. Het zou
daarom niet verwonderlijk zijn, indien
men landen als Groot-Brittannie en
India in de Veiligheidsraad naar een
dergelijk accoord ziet streven. De
Russen.zal dit beslist niet naar de zin
zijn. Maar die hebben nu eenmaal,
sinds de oorlog in Korea, waarin de
Noord-Koreanen bezig zijn zich dood
te vechten, geen gelukkige hand.
der zeer rijken. Ja, waarom zou een
mens haast hebben als hij een fortuin
bezit?
En daar is dat vrouwtje, haast nog
meisje, waarschijnlijk een Brits-Indi
sche (of heet dat Pakistaanse
met kuis neergeslagen duivenogen in
een hoofdje, dat aan een camee doet
denken: met het figuur dat aan de
ceders van de Libanon en het Hoog
lied herinnert; klein, verdroomd, lief
lijk: het verre Oosten. Hóe verdwaalt
zo'n kindvrouwtje in dit hete, stoffig,
stinkend Amsterdam! En daar is die
dame, oud van jaren maar jong van
opmaak. Beschilderd met de kleuren,
die van de helle affiches afgeschraapt
zouden kunnen zijn. Nerveus en aan
matigend. Met grote melkwitte pa
rels om de hals en decimeter lange
oorhangers, fonkelend, vonkenspattend
en schitterend. Ahde wereld!
Zó IS DE clientele van Cook: in
wereldreizen. Voor een moment
samengekomen op Vijgendam No. 10.
En al deze mensen gaan van stad tot
stad, van land tot land, van continent
tot continent. Hun leven staat in het
teken van reisbureaux, van slaap
wagens en Pullman treinen; van vlieg-
passages en traveller-cheques; van
luxe scheepshutten en geldwisselen.
Voor hén is Amsterdam een korte
adempauze, een station op een lange
baan, die heel de wereld omspant, die
goede, heerlijke, lokkende, kostelijke
wereld, overal buiten Amsterdam,
maar alleen niet i n Amsterdam, als
't zomer is.
Daar, bij Cook op de Vijgendam,
ontmoet men niet de dagjesman en z'n
vrouw. Daar komt men zeker de leden
van de Klaverjasclub uit Vriezenveen
niet tegen, noch de kinderen van het
schoolreisje uit Wildervank. Daar treft
men niet het jonge paartje uit Breu-
kelen, dat maanden heeft gespaard en
er nu e e n dagje Amsterdam afneemt.
met-lekker-eten-bij-Heck, Kalverstraat
en Nieuwedijk, de Cineac en de eerste
avondvoorstelling in Tuschinsky. O,
nee, dié zijn daar niet. Want dit is
een andere wereld en nergens kruisen
zich de wegen van die twee werelden.
Zo staat een mens daar dan te dro
men, midden op de dag. Van die grote,
verre wereld, waarin pampa-schonen
leven, bejaarde richards, en beeld
schone duivenogenvrouwtjes. En men
krijgt heimwee naar die wereld, op
zo'n vuile, gore hete Amsterdamse
middag, met dat brandende bos van
laaiende affiches rondom en boven
zich, en met die telefoons, waarin
men spreekt met LondonAirport,
Havre en Lyon.
jyjAAR INEENS is daar een stem
vlakbij en de heer achter de toon
bank vraagt me: wat kan ik voor U
doen, meneer."
En dan komt men tot Zichzelf en
een antwoord aarzelt op de lippen:
boekt U voor mij een luxe hut op de
Queen Elisabeth; geeft U mij een
kaartje 1ste klas, enkele reis, Stock
holm; ofeen enkele reis de we
reld
Ach ja, zo droomt een mens bij
Cook, in Amsterdam, daar op de Vij
gendam. Maar hij zégt die dingen niet.
Hij ontwaakt en vraagt: „Geeft U
mij een retourtje Alblasserdam, 2e;
voor morgen."
Ahhoe bitter haat een mens
dat Alblasserdam, op een hete dag in
't vuil en stinkend Amsterdam!
ANTHONY VAN KAMPEN.
Lied van de week
't Is September, de vacanties
Zijn voorlopig van de baan.
Moeder kan na deze vrij-tijd
Weer in volle vrijheid staan.
1-2-3-4-5-6 weken
Was het kroost over de vloer,
En ze zolang zoet te houden,
Nu, dat is een hele toer.
Och, zo'n eerste week is aardig,
Jantje gaat naar ome Piet,
Kees, die mag een week kamperen,
Ans logeert bij tante Griet.
Daarna komen wederkerig
Neef en nichtjes op bezoek,
Maar als dat is afgelopen
Waait de wind uit and're hoek.
En maar zaniken en zeuren:
„Moe, wat zal ik nóu eens doen?
Pappie, Frits die gooit met water,
Lies die snoept van de meloen.
Moeder! Arie heeft mijn knikkers,
,,'t Zijn de mijne, jokkebel"
Moe, ik zit me te vervelen,
Mag ik koken op het stel?
Pappie, mag ik nog een ijsie?".
Pappie dit en moes ie dat.
Ja, de jeugd die had vacantie,
Maar ik noem het je soms wat.
Doch dat leed is nü geleden,
Thans wordt al weer gestudeerd
En de woning is door moeder
Reeds met bezemen gekeerd,
't Luieren is afgelopen,
Een nieuw tijdperk ingeluid.
De vacanties zijn vertrokken,
Nu met volle kracht vooruit!!!
JABSON