Botsing met Heinrich Himmler brengt tal van bewakers in de cel HET NIEUWE BOEK M Officieel Amerika kiest voor West-Europa AMSTERDAMS PODIUM Dagdroom opdeVijgendam >blemen De kampioenen van avoniuurlijke Azie-poliiiek delven onderspii linsiiiuui looneisen Payne Besi in het concentratiekamp Sachsenhausen Wie is de kleinebleke man van de foto, die óók in hei kamp zii? „Bevel" gaat boven het eigen geweten m ïHwiii COOK: in wereldreizen Oplossing voor Formosa is mogelijk September ZATERDAG 8 SEPTEMBER 1950 irmiddag het voe» de KVP plechtig oorzitter, de heee eft in een rede it uiteengezet; voas in kader en part® g van het R. isef dat een eigag' ikelijk is. instituut, dr, Ju. ader op de taaïr :lling in en noem» cadervorming, die# bespreking van al en gesprekeen» e representatieva levenskringen. oest worden aan» den om voor een >onronde te gaan idelijke woorc aneisen ingediend i door ruim vie* t de helft van hef TUC aangesloten ten o.a. de mijn» tinici, spoorweg» 2rs, ambtenaren» s, gasarbeiders, jzers. Jen gaf de Gene- rUC opnieuw een ecte waarschu- itop gehandhaafd herbewapenings- irmijdelijk zware >rengen", aldus de s standvastig door !e schouders moe- algemene verga- woorden de vol- lijk onderschrijf zullen de gedele- zijn steun te ge- resoluties op de iet opheffen van zordt. De hogere trijdkrachten zul- vinden, maar te il verwekken dat irgerij" voor her- g komen. Inmid- idleiders dgt Att- :ijn rede op het inen zal geven die het verlen- ht van 18 maan- 1 hebben op de GESTRAND RUM van de motorwa- e gisteravond de 'art over acht in nkomen, tussen nsum. De strem» over dit baanvak opgeheven. Het trden en Akkrum bussen worden itposttrein van ;r Groningen ge- 'erkrachten irland redacteur) Ministerie van ieft een lijst ge nen van 112 be- 'iguren uit de ien toelage ont- het volgende het buitenland 'etenschappelijke zichten. komen een zes» r verschillende iten en scholen of college zul- i in Belgie ds meer lelgische havens Antwerpse ha- takers dagelijks eeds een kleine weer aan het inietroepen, dat rf onderhevige lok verminderd, ayen wordt nog derhouden door Eerwacht wordt ntwerpse haven als normaal zal 'kgevers en af likt. |£ORT NA DE BEZETTING van Belgie en Nederland kwamen twee nieuwe gevangenen aan. Ze kregen de cellen 62 en 63. De een was een Belgische bisschop, de ander een Nederlandse geestelijke. Schnaars grinnikte toen hij mijn cel binnenkwam: „De eerwaarde heren zijn naar onze school gekomen om een lesje in goede manieren te krijgen". Iedere dag werden de nieuwe gevangenen twee uren op het exercitieveld getreiterd. Op een stok in het middenpad was een SS-pet geplaatst. De twee geestelijken moesten, op twintig passen afstand van elkaar, in de richting van de stok lopen, groeten en dan weer doorlopen. Daarna draaiden zij om en begonnen opnieuw. Zij moesten de nazi-groet bren gen en „Heil Hitier" zeggen. De bewakers schenen er veel pleizier om te hebben. „Luider, luider", brulden zij. Na achttien maanden hadden de gekwelde geeste lijken diepe sporen in de harde bodem gesleten. QP EEN DAG kwam, zonder enige waarschuwing, een Gestapo-onder- vrager om mij te spreken. Hij was slank, groot en zeer knap. De man had blond golvend haar, rode lippen en gepotlode wenkbrauwen. „Nu moet u zeer goed opletten, Herr Best," zei de blonde Adonis, „dit is een kwestie van leven of dood voor u. Denkt u maar geen ogenblik, dat u .mij_kunt misleiden, want wij weten alles, 11 e s. Wat heeft u aan uw diner- gast Herr K. von H. verteld? Waarom zei u hem, niet naar Duitsland terug te keren voordat de stand van de maan veranderd was?" K. von H. was één van Hitiers as trologen geweest en trok horoscopen voor de Führer. Vóór de oorlog had hij eens bij mij thuis gedineerd. Als ik iets tegen hem gezegd had over 't veranderen van de maan, dan moest dat een grap zijn geweest. Ik kon het mij niet herinneren. Maar dat wilde de knappe Gestapo-jongeling natuur lijk niet geloven. Het staat vast, dat Hitier al zijn grote acties begon op data, waarop het nieuwe maan was. Maar toen ik de jongeman vertelde, dat geen verstandig mens in astrologie geloofde, begon hij tegen mij te schreeuwen en vroeg hoe ter wereld ik zo iets durfde zeggen. De Führer geloofde er aan en die wist het. Drie dagen lang kwam hij mij met zijn war taal lastig vallen en tikte bladzij na bladzij op zijn schrijfmachine, zonder ook maar één verstandig woord. Ik rookte zijn sigaretten op en amuseerde mij best. Ten slotte kalmeerde hij, be kende dat hij een hekel aan dit baantje had en vertelde, dat hij geloofde voor grotere dingen voorbestemd te zijn. Van hem hoorde ik, dat de Gestapo met Teutoonse nauwgezetheid jaren lang andere landen voorzien had van Duitse dienstmeisjes, die zorgvuldig ondervraagd werden als zij naar hun vaderland terugkeerden. Overal ellende. Ik kreeg nu veel last van mijn tan den. De taaie broodjes deden zich gel den. Ik werd naar de tandarts ge stuurd en liep door het grootste deel van het kamp Sachsenhausen, waar ik de overige gevangenen zag. Ellendig uitziende types, meest Duitsers, met geschoren hoofden, een gerimpelde huid en dikke buiken. Zij droegen hou ten sandalen en slecht passende blauw en grijs-gestreepte kampkleding en zij schenen altijd meer te wankelen dan te lopen. Ook zag ik hier en daar groepjes gestraften, die twaalf uren aaneen op hun hurken zaten met de armen recht vooruit. Ook lagen zij in volle lengte op de grond en moesten dan tien meter vooruit rollen en dan weer terug. Zij braakten, snikten en vielen flauw. De bewakers vertelden mij, dat dit als een zwaardere straf beschouwd werd dan geselen. Bij het prikkeldraad had men bloederige, levenloze lichamen, bij wijze van waar schuwing, laten liggen. Er is iets vreemds aan die Duitse wreedheden. Dikwijls kwamen de be wakers naar mijn cel, bleek van af grijzen om, wat zij gezien hadden of hadden moeten doen, te vertellen. Zij dachten er nooit aan om te weigeren. Orders van superieuren dienden zon der aarzeling te worden uitgevoerd. Ik vroeg eens aan de bewaker, met wie ik het best overweg kon: „Wat zou je doen, als je de opdracht kreeg mij dood te schieten?" Hij huiverde en scheen werkelijk in de war: „Herr Best, de herinnering eraan zou mij mijn hele verdere leven vervolgen." „Maar je zou het tóch doen, ook als je wist, dat het verkeerd was?" Zijn ogen vergrootten zich: „Ja na tuurlijk, als het mij opgedragen werd. U begrijpt het niet. Als ik u dood schoot, zou u als een held sterven Maar als ik doodgeschoten werd, om dat ik geweigerd had u neer te schie ten, dan zou ik een oneervolle dood sterven." MIJN KANS om mij op Ettlinger te wreken, kwam in Maart 1942. Het kamp kwam plotseling in opschud ding als een bos in de storm. Een ge weldige schoonmaakpartij begon. Iede re asbak werd verstopt. Ik raadde de betekenis er al van: Heinrich Himm Ier stond op het punt ons te bezoeken S.S.-Führer Himmler rookte niet, evenmin als Hitier, en daarom geloof de Himmler, dat goede S.S.-ers óók niet om roken gaven. Men kon hem op de dag van zijn bezoek door het kamp hóren lopen door het verklin kend geruis van de officieren, die hern met veel pracht en praal op de voet volgden. Ik hoorde hem mijn gang in komen. De deur van mijn cel werd geopend. Buiten stond een drom sohitterende S.S.-officieren. HEINRICH HIMMLER wit van woede Himmler kwam alleen binnen en sloot de deur achter zich. Hij was een kleine, grauwe man met een wankele bril op zijn biggenneus. Zijn gelaat was volkomen uitdrukkingsloos. „Heil Hitier!" blafte hij. Ik antwoordde „Gruss Gott, Reichsführer." „Het spijt mij," zei hij, „een man als u in dergelijke omstandigheden te zien, maar het is nu eenmaal oorlog Heeft u klachten?" „Nee, Reichs führer. De behandeling is uitstekend.' Ik wist, dat klachten alleen maar narigheid zouden brengen. „Wel, Herr Best, u heeft nu bijna drie jaar in dit „beruchte" kamp Sachsenhausen doorgebracht en kunt dus weten, dat al die verhalen in het Britse Witboek over afschuwelijke wreedheden niets dan Joodse leugens zijn......" Ik herinnerde mij hoe Ettlinger iedere morgen de gevangenen in een rij placht op te stellen en hen dan tegen de grond sloeg bij wijze van ochtendgymnastiek. Ik herinnerde mij een hoop dingen, bijv. hoe kolonel Loh- ritz steeds rijker werd door het ver kopen van de armzalige rantsoenen, die die gemartelde mannen behoorden op te eten. Ik haalde diep adem en zei: „Het spijt mij, maar uit wat ik gezien en gehoord heb sinds ik hier gekomen ben meen ik te mogen opmaken, dat de toestanden nóg slechter zijn dan ze in het Witboek beschreven worden." Himmler werd doodsbleek, draaide zich op zijn hielen om en liep stram naar buiten zonder één woord te zeg gen. Met veel geraas verdween de groep uit de gang. Later kwam de commandant mij opzoeken. Hij was de kluts kwijt. „Himmler is woedend!" riep hij uit. „Dit zal u uw leven kos ten! Wat heeft u tegen de Reichs führer gezegd?" „Het spijt mij, kolo nel," zei ik, „u zult begrijpen, dat het zeer onbehoorlijk van mij zou zijn om dingen te herhalen, die ik in een particulier onderhoud met de Reichs führer besproken heb. Als u orders voor mijn executie krijgt, zult u on getwijfeld vernemen waarvan ik word beschuldigd." De omgekeerde wereld. Lohritz staarde mij aan alsof hi) mij graag in het gezicht gespuwd had Hij stootte een krampachtig geluid uit en liep naar buiten. Maar spoedig daarna, toen ik om sigaretten vroeg, kreeg ik een doos van honderd stuk3 in plaats van een aalmoes van drie of vier. Ik begon brieven te krijgen van mijn vrouw, die kennelijk reeds maam den geleden geschreven waren. Het eten werd beter. Himmler had het in tussen zeer druk gehad. Weldra was iedere cel in mijn afdeling gevuld met leden van de kampstaf, die beschul digd werden van diefstal. Generaal Glucks, de inspecteur van de concen tratiekampen, had wonder boven wonder bevolen, dat de gevangenen in geval van slechte behandeling klachten moesten indienen. Dit ver oorzaakte een paniek onder de S.S.- bewakers, vooral bij Ettlinger. Het duurde niet lang of ook hij zat op wa ter en brood in een cel, in afwachting van zijn overbrenging naar een Duitse gevangenis. Mijn kleren en andere eigendommen werden mij uit Den Haag, waar ik gewoond had, gebracht. Ik kreeg mijn schrijfmachine, mijn radio en mijn boeken. Op een ochtend werd de celdeur voorzichtig geopend: „De complimen ten van de commandant, Herr Best, en als u wijn of andere dranken uit de eantine wenst, dan bestelt u maar." Ik deed moeite om niet te lachen, maar toen vroeg ik mjj weer af, waar om ik eigenlijk in dat kamp was. De Gestapo had de Nederlandse grens ge schonden om mij te ontvoeren. Nu was ik al drie jaar een gevangene en ik wist nog steeds niet waarom. Toen, op een dag, meende ik het antwoord te zien: een kleine, bleke man met heldere, felle ogen en een opvallende bos overeindstaand haar, die zich ophield in de latrines aan het eind van de gang. Voordat wij elkaar konden bereikep werd hij echter al door de bewakers voortgeduwd. Ik herinnerde mij zijn gezicht eerder ge zien te hebben. Dat was vlak na mijn gevangenneming geweest. Een bewa ker had in mijn cel in het Gestapo- hoofdkwartier een Duits geïllustreerd blad zitten lezen. Mijn foto stond op de voorpagina en daarnaast stond een foto van deze kleine man met zijn wil de haardos. Wij hadden elkaar nooit ontmoet, noch ooit met elkaar ge sproken. Tóch voelde ik, dat mijn lot op de een of andere manier verbonden was met die kleine man aan het eind van de gang. Welk geheim kon hier achter verscholen zijn En groot werd het leven, Rein Brouwer. H. P. Leopolds Uitg. Mij, Den Haag. In „En groot werd het leven", waar mede Rein Brouwer zijn Groningse trilogie besluit, zien we hoe Willem Brons zijn levensrust vindt. Niet ech ter zonder dat hij zich gesteld ziet tegenover vele moeilijkheden, die het bestaan als zetboer met zich mee brengt. Hij heeft te kampen met het vooroordeel van de andere boeren uit het Groninger land, met de wraak, die zijn arbeider Poort bezielt en met zijn eigen huwelijksleven. Maar hij slaagt erin de goede koers te vinden en kan zich opnieuw bij Knelske aan sluiten. En waar hij eerst tegenkan ting ontmoette, vindt Willem Brons thans waardering. De toekomst ziet er goed voor hem uit. Dit boek, dat de delen „Dauw over dorstig land" en „Maar de zon overwon" afrondt, telt voortreffelijke passages, die het leven op het platteland van Groningen ro mantiseren zonder nochtans de harde werkelijkheid te verbloemen. Het ge voel voor sociale rechtvaardigheid spreekt ook uit dit laatste deel van de Groningse trilogie. QE MINST PROVINCIALE, minst burgerlijke, de meest internationale, cosmopolitische plek van Amsterdam is waarschijnlijk niet het haven complex. En ook niet Leidseplein of Leidsestraat. Nóch Kalverstraat, Rokin of Dam. Neen, die plaats bevindt zich tegenover het 8ste Wereldwonder, het Paleis op de Dam; die plaats is de Vijgendam. En precies aangegeven; Cook-op-de-Vijgendam. Reisbureau Cook. Volledig: „Wagons-Lits Cook; Wereld-Reisorganisatie". Dat kantoor op de Vijgendam is één van 850 kan toren, verspreid over de hele aardbol. Cook heeft kantoren in Yokohama en Nice; in Londen en Parijs; in Madrid en Buenos Aires. Overal waar mensen reizen. Zo ook op de Vijgendam No. 10, in 't hart van Amsterdam. JK STA voor de ingang van Vijgen dam No. 10. Achter me de stad, vóór me Cook. Amsterdam in de zo mer. Heet, stoffig, onbewoonbaar. Stinkend naar afgewerkte benzine en motorolie. Naar gloeiend asfalt en zwetende mensen; naar gore grach ten en allerlei andere nare dingen. Kortom: naar 't zomers Amsterdam, dat men terwille van de mensheid moest sluiten, in deze maanden. Om het glorieus te heropenen in de herfst, de winter en de lente. Maar vóór me dlat kantoor van Cook: het huis der wereldreizen. Brandpunt, zenuwknoop van reizigers, die gans de wereld als reisdoel heb ben. Eigenlijk: de wereld zélf. Ik ga de deur door en sta in dat kantoor. Daar binnen vlammen wild enorme affiches die vertellen van hetgeen de mens wacht in Deauville, in Juan les Pins, op de kusten van Noord-Afrika. In Schotland en op de zongekuste stranden van 't lieflijk Kent. Ahde wereld! Tussen die brand, dat vuur van affiches en folders en platen, staan de mensen van de wereld. De ruimte is vervuld van rinkelende telefoons en pratende reizigers. Daar is een juffrouw bezig met het boeken van passage voor twee reizigers op Lon denAirport. Een heer achter de ba He spreekt met iemand in Lyon. Een derde bediende heeft het over luxe cabins op een schip, dat de andere dag van Havre zal vertrekken. De clientele wacht. Daar zijn twee dames, waarschijnlijk Argentijnsen. Groot en slank en donker. Met git zwarte kammen in het glanzende haar. Haar dat doet denken aan ravenvlerken. Alle geuren van de pampa omdwarrelen het tweetal. Daar staat een officier van de Britse navy: dun, sloom en vervelend. Net zo sloom en vervelend als de meeste Britse zee-officieren, maar van wie je nooit precies weet of ze zich drie of viermaal naar Malta vochten, of dat ze twee of driemaal getorpedeerd werden. Daar is een oude heer, met grijsgeblokta Norfolk-costuum, grijze baard en een wandelstok van ver geeld, oud ivoor. Het kan een Ame rikaan zijn, een Zweed of een Schot Hij heeft geen haast. Hij heeft de rust (Van onze diplomatieke medewerker). J^ET VERLANGEN naar absolute veiHgheid, geboren uit de vrees voor de door hen zelf uitgevonden atoombom, speelt vele Amerikanen parten. Wetende, dat verdediging tegen luchtaanvallen met moderne, snelle bommen werpers om effectief te zijn grote „diepte" eist, wensen zij, dat hun regering een poUtiek voert, welke ten doel heeft, zowel van de Atlantische als van de Stille Oceaan een soort Amerikaanse binnenzee te maken. Voor wat de At lantische Oceaan betreft is een dergelijke poUtiek ongetwijfeld uitvoerbaar, omdat de Westeuropese mogendheden, in de juiste overtuiging slechts zó hun cultuur en levensbeschouwing voor de ondergang te kunnen behoeden, be-1 reid zijn. met de Amerikanen een dam tegen het communisme op te werpen. In de Stille Oceaan liggen de zaken echter anders. Onder de Oostaziatische volken, behept met een uit het nog nauwelijks overwonnen koloniale tijd perk stammend wantrouwen tegen alles wat Westers is, bestaat de be reidheid tot politieke en militaire samenwerking met Amerika niet. Wil Amerika desondanks een uiterste verdedigingsgordel in het Verre Oosten opbouwen, dan zal het dit, ten minste voor een deel, dus met toepassing van dwang moeten doen. Acheson, vinden kan, die er van over tuigd zijn, dat de Westerse beschaving slechts gered kan worden door de in nigste samenwerking van de Verenig de Staten met de vrije Europese vol ken en dat het dus een vitaal Ameri kaans belang is, West-Europa zo sterk mogelijk te maken. Het zou hoogst ge vaarlijk zijn, zo menen deze Ameri kanen en hun mening wordt van zelfsprekend door de Westeuropese staatslieden gedeeld in het Verre Oosten een politiek te voeren, die, daar zij niet de steun heeft van de daar gevestigde volken, het gebruik van zoveel Amerikaanse machtsmid delen zou eisen, dat er voor steun aan West-Europa nauwelijks iets zou over blijven. Scherp conflict. [-JET KON NIET anders, of de Kore aanse oorlog, die president Tru man dwong, Formosa met de Ja panse Archipel, Okinawa en de Phi- lippijnen een der belangrijkste strate gische punten in 't Verre Oosten te neutraliseren", moest bij de voorstan ders van een krachtige Azie-politiek de hoop verlevendigen, dat hun haan nu toch victorie zou gaan kraaien. Inderdaad hebben zjj ook alles gedaan, om het in deze richting te sturen. Daardoor is een toestand ontstaan, die Walter Lippmann dezer dagen bijzon der scherp mijns inziens zelfs al te scherp als volgt omschreef: „Wij bevinden ons in een allergevaarlijkste positie, omdat de prest .ent en zijn \fOOR HET uitoefenen van dwang zijn machtsmiddelen nodig. Ame rika beschikt daarover in ruime mate maar niet in zo ruime mate, dat het in het Verre Oosten een machts politiek zou kunnen voeren, zonder zijn positie in het Westen, waar het zijn door de oorlog verzwakte bondgeno ten moet steunen, aanzienlijk te scha den. Er zijn vele Amerikanen, die dit niet inzien, in hoofdzaak als gevolg van de nalatigheid der Amerikaanse regering, het volk in te lichten over de brede kloof, welke er op het ogenblik gaapt tussen de verplichtingen, die Amerika reeds op zich genomen heeft en de militaire macht, die nodig zou zijn, indien de Amerikanen gehouden werden, deze verplichtingen op korte termijn na te komen. Er zijn andere Amerikanen, die dit wel weten, maar die geloven, dat Amerika's belangen meer in het Oosten dan in het Westen liggen. Zij zijn derhalve bereid de Rus sen desnoods concessies in Europa te doen, indien zij daardoor de Ameri kaanse posities in het Verre Oosten kunnen behouden en versterken. Tot ben behoren de invloedrijke Amen kaanse senator Taft en de niet miniei invloedrijke generaal MacAi nur. En ten slotte zijn er de kringen, waarin men president Truman en zijn minis ter van Buitenlandse Zaken, Dean Secretary of State (Acheson) hun controle over de buitenlandse poUtiek der Verenigde Staten verloren hebben. Zij zijn de gevangenen van hun critici. Zij voeren, ongelukkig en ondoelmatig, een poUtiek uit, welke hun door hun poUtieke tegenstanders wordt opge drongen. En dezen, op hun beurt, heb ben noch de macht om deze poUtiek te doen slagen, noch dragen zij de ver antwoordelijkheid, wanneer die politiek faalt en tot een soort wereldomvattend Korea leidt." Inmiddels heeft president Truman, door generaal MacArthur openlijk over diens Formosa-verklaring op de vingers te tikken en nog eens nadruk kelijk te verzekeren, dat zijn regering niet aan een annexatie van het eiland denkt, duidelijk gemaakt, dat hij, zo hij al tijdelijk „de gevangene van zijn critici" geweest moge zijn, van zins is zich zo spoedig mogelijk van een dic tatuur van de Amerikaanse oppositie te bevrijden. Slaagt hij daarin en gezien 's presidenten persoonlijkheid is twijfel daaraan eigenlijk niet mogelijk dan is de weg geopend naar iets, dat het Westen tot nu toe zo node ontbeerd heeft: een gemeenschappe lijke politiek, die het vestigen van redelijk goede betrekkingen met net China van Mao Tse-Toeng doelbewust nastreeft. Want wanneer het Westen ten minste een deel van zijn invloed in het Verre Oosten wil behouden, is dit de enig juiste keuze. Een machts politiek immers kan slechts gevoerd worden ten koste van de veel belang rijker Europese posities en bergt bo vendien het gevaar in zich, dat het Westen er de weinige vrienden, die het nog in Azie heeft (zoals het India van Pandit Nehroe) door verspeelt. Het feit, dat de kwestie-Formosa thans op verzoek van de Chinese mi nister van Buitenlandse Zaken, Tsjoe En-Lai, door de Veiligheidsraad in be handeling is genomen, biedt misschien een gunstige mogelijkheid tot een zekere verzoening tussen Washington en Peking. Het is wel zeker, dat Ma- lik zo bijzonder geijverd heeft om dit punt op de agenda te krijgen, in de hoop, dat hij daarmede een wig zou kunnen drijven tussen Amerika en de Europese mogendheden, die uit de aard van de zaak niets van een conflict met China moeten hebben. Waar schijnlijk is, dat daarom tegelijkertijd berichten over Chinese troepenconcen traties aan de Koreaanse grens zijn verspreid en klachten over Ameri kaanse bombardementen op Mandsjoe- rijs gebied geuit. Het één noch het ander is echter bewezen. De bereid willigheid, waarmede de Amerikanen zich reeds bij voorbaat bij het oordeel van de Veiligheidsraad over de kwes tie-Formosa hebben neergelegd, heeft inmiddels Malik reeds veel propagan- da-materiaal uit handen geslagen. En beWijst het feit, dat Peking de zaak voor de Ver. Naties heeft gebracht, eigenlijk niet, dat Mao geen oorlog met de Ver. Staten wenst? Wie krijgt Formosa? [?EN VOORLOPIGE oplossing, die zo- wel Chinezen als Amerikanen zou kunnen bevredigen, is zeker niet on mogelijk. Rechten op het eiland, welks toekomst eerst bjj het sluiten van het vredesverdrag met Japan zal worden bepaald, kunnen worden geldend ge maakt door Japan, dat er tot aan het eind van de oorlog meester was, door China, op historische en ethnologische gronden, alsmede op grond van een geallieerde belofte uit de oorlog, en door de inwoners van Formosa zelf, naar wier mening nog niemand heeft gevraagd. Beslist géén recht op het eiland heeft Tsjiang Kai Tsjek, de hui dige heerser, daar hij noch Formosaan, noch leider van een regering is, die de werkelijke macht in China uitoefent. Mao's grote bezwaar tegen de Ame rikaanse politiek op Formosa is, dat daardoor een man bescnermd wordt, die aanspraak maakt op de macht in China en die van zins is, Formosa als basis voor de bereiking van dit doel te gebruiken. Formosa wordt zo tot een pistool, gericht op de borst van het communistische China. De Ameri kaanse obstructie tegen een eventuele overneming van de macht op Formo sa spruit voort uit de vrees, dat het daardoor beroofd zou worden van een beveiliging in de flank tijdens de Ko reaanse oorlog. Een tijdelijk bestuur van de Verenigde Naties over het eiland, tot over zijn toekomst bij het vredesverdrag met Japan zal worden beslist (en de Koreaanse oorlog waarschijnlijk afgelopen zal zijn) ware een oplossing, die voor beide par tijen aanvaardbaar moet zijn. Het zou daarom niet verwonderlijk zijn, indien men landen als Groot-Brittannie en India in de Veiligheidsraad naar een dergelijk accoord ziet streven. De Russen.zal dit beslist niet naar de zin zijn. Maar die hebben nu eenmaal, sinds de oorlog in Korea, waarin de Noord-Koreanen bezig zijn zich dood te vechten, geen gelukkige hand. der zeer rijken. Ja, waarom zou een mens haast hebben als hij een fortuin bezit? En daar is dat vrouwtje, haast nog meisje, waarschijnlijk een Brits-Indi sche (of heet dat Pakistaanse met kuis neergeslagen duivenogen in een hoofdje, dat aan een camee doet denken: met het figuur dat aan de ceders van de Libanon en het Hoog lied herinnert; klein, verdroomd, lief lijk: het verre Oosten. Hóe verdwaalt zo'n kindvrouwtje in dit hete, stoffig, stinkend Amsterdam! En daar is die dame, oud van jaren maar jong van opmaak. Beschilderd met de kleuren, die van de helle affiches afgeschraapt zouden kunnen zijn. Nerveus en aan matigend. Met grote melkwitte pa rels om de hals en decimeter lange oorhangers, fonkelend, vonkenspattend en schitterend. Ahde wereld! Zó IS DE clientele van Cook: in wereldreizen. Voor een moment samengekomen op Vijgendam No. 10. En al deze mensen gaan van stad tot stad, van land tot land, van continent tot continent. Hun leven staat in het teken van reisbureaux, van slaap wagens en Pullman treinen; van vlieg- passages en traveller-cheques; van luxe scheepshutten en geldwisselen. Voor hén is Amsterdam een korte adempauze, een station op een lange baan, die heel de wereld omspant, die goede, heerlijke, lokkende, kostelijke wereld, overal buiten Amsterdam, maar alleen niet i n Amsterdam, als 't zomer is. Daar, bij Cook op de Vijgendam, ontmoet men niet de dagjesman en z'n vrouw. Daar komt men zeker de leden van de Klaverjasclub uit Vriezenveen niet tegen, noch de kinderen van het schoolreisje uit Wildervank. Daar treft men niet het jonge paartje uit Breu- kelen, dat maanden heeft gespaard en er nu e e n dagje Amsterdam afneemt. met-lekker-eten-bij-Heck, Kalverstraat en Nieuwedijk, de Cineac en de eerste avondvoorstelling in Tuschinsky. O, nee, dié zijn daar niet. Want dit is een andere wereld en nergens kruisen zich de wegen van die twee werelden. Zo staat een mens daar dan te dro men, midden op de dag. Van die grote, verre wereld, waarin pampa-schonen leven, bejaarde richards, en beeld schone duivenogenvrouwtjes. En men krijgt heimwee naar die wereld, op zo'n vuile, gore hete Amsterdamse middag, met dat brandende bos van laaiende affiches rondom en boven zich, en met die telefoons, waarin men spreekt met LondonAirport, Havre en Lyon. jyjAAR INEENS is daar een stem vlakbij en de heer achter de toon bank vraagt me: wat kan ik voor U doen, meneer." En dan komt men tot Zichzelf en een antwoord aarzelt op de lippen: boekt U voor mij een luxe hut op de Queen Elisabeth; geeft U mij een kaartje 1ste klas, enkele reis, Stock holm; ofeen enkele reis de we reld Ach ja, zo droomt een mens bij Cook, in Amsterdam, daar op de Vij gendam. Maar hij zégt die dingen niet. Hij ontwaakt en vraagt: „Geeft U mij een retourtje Alblasserdam, 2e; voor morgen." Ahhoe bitter haat een mens dat Alblasserdam, op een hete dag in 't vuil en stinkend Amsterdam! ANTHONY VAN KAMPEN. Lied van de week 't Is September, de vacanties Zijn voorlopig van de baan. Moeder kan na deze vrij-tijd Weer in volle vrijheid staan. 1-2-3-4-5-6 weken Was het kroost over de vloer, En ze zolang zoet te houden, Nu, dat is een hele toer. Och, zo'n eerste week is aardig, Jantje gaat naar ome Piet, Kees, die mag een week kamperen, Ans logeert bij tante Griet. Daarna komen wederkerig Neef en nichtjes op bezoek, Maar als dat is afgelopen Waait de wind uit and're hoek. En maar zaniken en zeuren: „Moe, wat zal ik nóu eens doen? Pappie, Frits die gooit met water, Lies die snoept van de meloen. Moeder! Arie heeft mijn knikkers, ,,'t Zijn de mijne, jokkebel" Moe, ik zit me te vervelen, Mag ik koken op het stel? Pappie, mag ik nog een ijsie?". Pappie dit en moes ie dat. Ja, de jeugd die had vacantie, Maar ik noem het je soms wat. Doch dat leed is nü geleden, Thans wordt al weer gestudeerd En de woning is door moeder Reeds met bezemen gekeerd, 't Luieren is afgelopen, Een nieuw tijdperk ingeluid. De vacanties zijn vertrokken, Nu met volle kracht vooruit!!! JABSON

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1950 | | pagina 5