Het
Parlement sprak over veel
velerlei
en
Thomasvaer en Pieternel herdenken
Ihei jaar dat voorhij gingI
Ontwikkeling was minder bevredigend dan
door velen verwacht werd
9
Regeringsieam groeide dit jaar
tot... 22 excellenties!
Uit
Financiële toestand is
zorgwekkend
INDONESIË EN DE WEST IN 1950
N.-Guinea en Ambon
in het brandpunt
NU
Geen dubbele oogst van most
of koren..
(Van onze parlementaire medewerker)
£E is een tfld geweest, dat Nederland
aan negen ministers genoeg had.
Thans zijn er vijftien en zij hebben hun
handen zo vol werk, dat er bovendien
nog zes staatssecretarissen nodig zijn
om de bestuurstaak naar behoren'1 te
kunnen vervullen. In 1950 zijn er zelfs
enige tijd zeven staatssecretarissen ge
weest, zodat het volledige regerings
team nit 22 personen bestond....
Wij begonnen het jaar 1950 met drie
staatssecretarissen, één van Economi
sche Zaken, één van Oorlog en één van
Marine. Op 14 Februari kreeg ook Bui
tenlandse Zaken er één; een dag later
deed zo'n functionaris bij Sociale Za
ken zijn intrede, op 15 Maart bij On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen en
op 1 April weer één bij Sociale Zaken.
De staatssecretaris van Oorlog trad
af enige tijd, nadat de minister van
Oorlog en Marine mr. W. F. Schokking
op 12 October zijn ontslag aan de Ko
ningin had aangeboden. Hij is daarna
piet door een ander vervangen. De heer
H. C. W. Moorman vervult sindsdien
de functie van staatssecretaris van Oor
log en Marine.
Het aftreden van minister Schokking
was het gevolg van de scherpe critiek,
die tijdens de behandeling van zijn be
groting voor 1950 in de Tweede Kamer
van 13 tot 15 September op zijn beleid
werd geoefend. Men verweet hem De-
sluiteloosheid, wisselvalligheid en on
voldoende doortastendheid. Het R.K.
Kamerlid Fels wilde het nog eens drie
maanden aanzienMaar daarvoor
heeft mr. Schokking wijselijk bedankt.
Hij liet Oorlog en Marine over aan zijn
opvolger, die dan maar bewijzen moest,
dat hij het beter kan. Deze opvolger
werd benoemd op 16 October. Het was
mr. H. L. s' Jacob, voormalig secreta
ris generaal van Financiën.
Hij was niet het enige nieuwe lid in
het kabinet. Op 15 Mei trad de minis
ter van Justitie, mr. Th. R. J. Wijers,
om gezondheidsredenen af. Op 10 Juli
volgde mr. A. A. M. Struycken, nadat
minister Van Maarseveen in die tus
sentijd het beheer over het departe
ment had waargenomen, hem op.
Als om te bewijzen, dat zij hun geld
waard zijn, hebben de vijftien mi
nisters en de zes staatssecretarissen
aan de beide Kamers der Staten-Gene-
raal een zo grote serie wetsontwerpen
voorgelegd, dat het parlement over
belast dreigde te worden. Er zijn vele
en eindeloze vergaderingen gehouden
en zelfs is op voorstel van de voor
zitter van de Tweede Kamer een
enigszins gewijzigde behandeling van
de Rijksbegroting ingevoerd, die wat
meer overleg binnenskamers en wat
minder oratorisch talent op het
spreekgestoelte in de Ridderzaal be
doelde te brengen. Niettemin heeft
men zich in de openbare bijeenkom
sten, waarin een beslissing genomen
moest worden over de besteding van
de schaarse inhoud van de schatkist
niet onbetuigd gelaten!
Stroom van onderwerpen.
De regering gaf de Kamer o.a. ter
bespreking de wet op de publiekrech
telijke bedrijfsorganisatie, die nog op
M en 25 Januari in de Eerste Kamer
behandeld moest worden en daar werd
aangenomen; een wetsontwerp op het
regent- en voogdijschap; een ontwerp
betreffende de huurverhoging en een
over de ondernemingsraden. Er werd
een ontwerp betreffende de burgerlijke
itaat van beleg ingediend en de Eerste
Kamer aanvaardde de wet op de mate
riële oorlogsschade. In de kinderbij-
•lagregeling zijn voor verschillende
groepen van personen verbeteringen
aangebracht; de staat ging deelnemen
in het Hoogovenbedrijf; het wetsont
werp op de journalistieke verantwoor
delijkheid bracht beroering onder de
Journalisten en is door een actie hun
nerzijds nog niet in bespreking geko
men; met spanning hebben de vracht-
autobezitters de debatten over de ben-
ïinebelasting gevolgd; de verlaging
van de inkomsten- en loonbelasting en
de wijziging van de omzetbelasting cn
nog enkele andere belastingwetten
vergden in de Tweede Kamer langdu
rige besprekingen; in behandeling kwa
men wetsontwerpen betreffende de ga
rantie aan ambtenaren uit Indonesië en
over de schadeloosstelling van de leden
der Tweede Kamer. Bovendien is enige
malen van gedachten gewisseld over
Indonesië en de Nederlandse Antillen.
Rondom Lieftinck.
£EN van de grootste zorgen van rege
ring en Sta ten-Generaal is in het af
gelopen jaar geweest het kloppend ma
ken van het staathuishoudboekje. Dat
Is niet gelukt. Wel wees de begroting
voor 1951, die op de derde Dinsdag van
September aan het parlement werd
aangeboden, een geringer tekort aan
dan de begroting voor 1950, maar sinds
dien hebben zich al weer allerlei moei
lijkheden opgestapeld, vooral als gevolg
van de gespannen internationale toe
stand.
Ettelijke keren hebben de minister
van Financiën, prof. Lieftinck, en die
van Economische Zaken, prof. Van den
Brink, in sombere bewoordingen op
onze benarde financiële positie gewe
zen, en aangedrongen op de uiterste
zuinigheid en nog grotere prestaties.
De betalingsbalans toont een beden
kelijk passief, dat alleen met de groot
ste krachtsinspanning van alle landge
noten te verminderen is. Nederland zal
verder moeten industrialiseren en nog
meer dienen uit te voeren dan tot nu
toe. Dat is alleen mogelijk als wij door
lage prijzen met het buitenland kun
nen concurreren. Om die lage prijzen
te waarborgen, houdt de regering
angstvallig vast aan haar loon- en prijs
politiek. Niettemin heeft zij in 1950
twee nieuwe zogenaamde loonronden
toegestaan, in Januari en in September
waarover in de Kamer een hartig
woordje gesproken is.
Minister Lieftinck heeft aangekon
digd, dat er voor 100 a 150 millioen be
zuinigd zal worden, doch hij liet de
Kamerleden in het onzekere, waarop
dat zal zijn.
Tegen communisme
Wat de partijverhoudingen aangaat,
kan gezegd worden, dat een steeds
hechter front is geformeerd tegen het
communisme. In hun houding tegen de
Moskouse voorposten in het Neder
landse parlement demonstreerden de
politieke groeperingen een grote eens
gezindheid, doch onderling boterde
het lang niet altijd. Opvallend was in
het afgelopen jaar, dat de KVP en de
P. v. d. A., die tezamen het merendeel
van de ministerszetels bezet houden,
elkaar voortdurend in het vaarwater
zaten.
Tegenover deze beide grote partijen
opperde de fractieleider van de VVD
in de Tweede Kamer, mr. Oud, het
denkbeeld van een „derde macht", van
een losse verbinding, zo zou men kun
nen zeggen, van de A.R. partij, de C.H.
Unie en de VVD. Maar de verschillen
tussen deze groepen zijn veelal zo
groot, dat zij wel heel moeilijk een ze
kere machtspositie tegenover KVP en
P. v. d. A. kunnen innemen.
MINISTER 'S JACOB
.nieuwe excellentie aan defensie.
Om met enkele losse opmerkingen
te besluiten: op 26 April zijn verkie
zingen voor de Provinciale Staten ge
houden, waarbij het communisme ver
der afbrokkelde en de middenpartijen
winst boekten. Het ministerie van
Buitenlandse Zaken werd gereorgani
seerd. Op 23 April installeerde minis
ter-president dr. W. Drees de commis
sie tot herziening van de Grondwet en
in Juli herdacht ons land het honderd
jarig bestaan van de Provinciale wet,
ter gelegenheid waarvan H.M. de Ko
ningin op 4 Juli een radiorede uitsprak.
(Van onze parlementaire redacteur)
VAD AT Nederland eeuwen lang hecht
met Indonesië verbonden geweest
was, hebben ons land en de jonge staat
Republik Indonesia in 1950 voor het
eerst als twee souvereine mogendhe
den naast elkaar geleefd. De Ronde
Tafelconferentie bracht de R.I.S. in
December 1949 de zo vurig begeerde,
maar de zo moeilijk gehanteerde onaf
hankelijkheid, zij het, dat Nederland
en Indonesië onder Koningin Juliana
in een Unie verenigd bleven.
Op papier was het samengaan ge
heel geregeld. Er waren bindende af
spraken gemaakt. De practijk leerde
evenwel, dat Indonesië, ondanks een
aantal uitdrukkelijke overeenkomsten,
zijn eigen weg zocht en daarbij maat
regelen trof. die meermalen tot interne
conflicten aanleiding gaven. Nederland
was hierbij in hoge mate geïnteres
seerd en moest tot zijn leedwezen con
stateren, dat de verhouding met Indo
nesië zich in een minder gunstige
richting ontwikkelde dan bij de R.T.C.
verwacht was. We denken hierbij in
de eerste plaats aan het Indonesisch
streven om van het land, dat als een
federatie in de Unie was getreden, een
staatkundige eenheid te maken. Wij
denken ook aan de dramatische po
gingen van de Republiek der Zuid-
Molukken om zich aan de greep van
de unitaristen te ontworstelen, aan het
lot, dat Ambon heeft getroffen en aan
het hartstochtelijk beroep, dat de Am-
bonnezen op Nederland deden om me
dewerking en bescherming.
Daarnaast is gedurende het gehele
jaar, wat men zou kunnen noemen,
een koude oorlog om Nieuw-Guinea
gevoerd. Op 27 December 1949 werd
overeengekomen, dat binnen een jaar
over de toekomstige status van Nieuw-
Guinea door Nederland en Indonesië
gezamenlijk beslist zou worden. Pas
op het einde van het afgelopen jaar
hield de in Den Haag gehouden Nieuw-
Guinea-conferentie zich intensief bezig
met de uiteindelijke bestemming van
Irian en het Iriaanse volk.
Stakingen
Economisch beleefde het land een
moeilijke periode. De in Indonesië ont
stane vakverenigingen, waarvan een
aantal sterk communistisch georiën
teerd is en die in een jaar tijds dach
ten te kunnen bereiken, wat de Wes
terse vakorganisaties zeker vijftig jaar
heeft gekost, stelden eisen, die in ge
nerlei verhouding stonden met wat re
delijk en gemotiveerd genoemd kan
worden. Zij spoorden meermalen tot
stakingen aan, die op sommige plaat
sen, zoals Oost-Sumatra en Oost-Java
een grote omvang aannamen, doordat
de arbeiders, aan wie vóór de onaf
hankelijkheid gouden bergen beloofd
waren, uit teleurstelling over het uit
blijven van de verbetering in hun ma
teriële positie het werd in sommige
opzichten voor hen nog slechter al
te gemakkelijk aan de roepstem van
hun leiders gehoor gaven. Daarbij
komt, dat het steeds weer opnieuw
oplevende bendewezen, dat de Indone
sische regering tot nog toe niet heeft
kunnen beteugelen, meermalen tot
verwoesting van ondernemingen over
ging, waardoor de zo hoog nodige eco
nomische wederopbouw van Indonesië
sterk belemmerd werd. Nederland on
dervond hiervan in niet geringe mate
de nadelen, aangezien het grootste
deel der ondernemingen nu eenmaal
met Nederlands kapitaal gedreven
wordt. De talrijke aanslagen op Ne
derlanders, wier werk op economisch
terrein voor Indonesië van het hoog
ste belang is, deden tal van landgeno
ten repatriëren.
Onveiligheid
Het Indonesische leger, dat in de
loop van het jaar de algehele verant
woordelijkheid voor orde en rust van
de Nederlandse troepen overnam, bleek
niet bij machte een voldoende be
scherming van lijf en goed aan de in
Indonesië verblijvende Europeanen te
verlenen. Nog altijd leven de Neder
landers, vooral in de binnenlanden, in
een sfeer van onveiligheid en rechte
loosheid.
In de loop van 1950 zijn op 4000 man
na alle Nederlandse soldaten uit Indo
nesië teruggekeerd. Een uitgebreide
militaire missie steunt de Indonesi
sche regering bij de vorming, de op
leiding en de organisatie van een mo
derne strijdmacht.
De geruchtmakende affaire-Wester
ling, die in Januari van dit jaar de
gemoederen in Indonesië en in Neder
land zo in beroering bracht, bleek
achteraf meer een storm in een glas
water te zijn dan een vloedgolf, die de
Indonesische regering omver had kun
nen werpen. Enkele kringen in Indo
nesië maakten van deze onverkwikke
lijke geschiedenis gebruik om stem
ming tegen Nederland te maken, ter
wijl het Indonesische leger niet onbe
langrijk aan prestige inboette. Het ge
volg hiervan was, dat benden, zoals de
Darul Islam, steeds driester in hun op
treden werden.
De West
Indonesië zijn souvereiniteit had
verworven, ging de Nederlandse
regering in 1950 meer aandacht wijden
aan de staatkundige ontwikkeling van
Suriname en de Nederlandse Antillen.
Zij trachtte daarbij te komen tot een
bevredigende regeling voor alle be
volkingsgroepen, doch de vele tegen
strijdige belangen brachten stagnatie
in het bereiken van een uiteindelijke
oplossing. De Ronde Tafelconferentie
voor de West, die aanvankelijk in 1950
gehouden zou worden, moest daardoor
uitgesteld worden tot het volgend jaar
Voor de Nederlandse Antillen werd
een Interim-regeling ontworpen. Dit
was geen gemakkelijk proces: de eilan
den konden het onderling niet eens
worden over de zetelverdeling in de
Staten. Curagao eiste een overheersen
de positie, waartegen vooral Aruba in
oppositie kwam. Het vergde van de
Nederlandse regering en van het par
lement veel wijs beleid een zetelver-
JJE ZESDE OUDEJAARSAVOND
na de bevrijding staat op het
punt aan te breken. Wat hebben
we al niet verwacht van deze ja
ren „als de oorlog voorbij zal zijn".
En iets van deze verwachting is
gelukkig niet beschaamd: op het
gebied van materiële wederopbouw
zijn er wonderen verricht, en op
geestelijk gebied bijvoorbeeld
in de literatuur is een versobe
ring ingetreden, een streven naar
echtheid en onopgesmukte werke
lijkheid, waarvoor we dankbaar
kunnen zijn. De tijd van verroman
tisering en idealisering van oorlog
en oorlogsvoorbereiding schijnt
voorgoed voorbij. Schijnt. Plotseling
echter wordt ons zelfs deze schrale
troost ontnomen, wanneer we
lezen hoe aan beide wereldfronten
de soldaten toch weer wordt voor
gehouden dat zij strijden voor
vrijheid, recht, menselijkheid, een
betere Wereld. Ja zelfs worden zij
bedankt voor hun aandeel in de
verwezenlijking van de Kerstbood
schapZullen we dan nooit de
moed vinden om onze schuld, onze
overgrote schuld althans als schuld
te erkennen, als we er dan al niet
van kunnen aflaten. Moeten we die
ook nog als een heilige opdracht
voorstellen?
Ja, misschien omdat de mens nog
altijd zozeer mens is, dat hij zon
der geloof in zijn werk als op
dracht niet leven kan. Maar bij
voorbaat ere aan dien generaal, die
ronduit zal durven zeggen: Jon
gens, we hebben jullie nodig, maar
denk erom, met God en Christus
heeft de oorlog niets, maar dan ook
niets, te maken!
pEHALVE die beide goede dingen:
wederopbouw en herwonnen
soberheid van geest (en deze laat
ste dan nog maar tot op zekere
hoogte) staan we na vijf en een
half jaar „vrede" met nogal lege
handen en met meer tanden in de
mond dan ons passen zou. Stoffe
lijke opbouw, Marshallhulp, een
wording van Europa, Atlantische
verdragen het is allemaal erg
mooi indien dit alles gedragen
wordt door een INDIEN. Indien
God de Heer Werkelijk onze hoog
ste Opdrachtgever is en blijft; in
dien Chritus voor ons de allesbe-
slissende Majesteit is aan wien wij
in de eerste en laatste plaats heb
ben te obediërenindien de Hei
lige Geest niet vreemd is aan al
ons gepraat, gebouw en gezwoeg.
Evenmin als de Kerk ooit werke
lijk tot eenheid en vernieuwing en
verdieping zal kunnen komen b ui
ten die Drie om, evenmin zal de
wereld buiten die Kerk haar doel
langs haar eigen wegen kunnen
bereiken; zelfs al zou het goud uit
de hemel regenen in alle landen
der aarde:
„Geen dubb'le oogst van most
of koren
Verdrijft de smarten van een ziel
Voor wie de hemel ging verloren
Omdat z', o Heer, van U verviel".
HOE groot die smarten zijn, dat
beginnen wij tegenwoordig mis
schien eindelijk en heel, heel lang
zaam te beseffen, ook al dringt het
nog niet eens tot ons door wat de
eigenlijke reden is dat die smarten
zó erg zijn. De onbeschrijfelijke
ellende, Waarin onze wereld ver
keert, kan een zegen, want een
kans, voor ons worden. Pas op het
moment dat Jezus stierf aan het
kruis riep de Romeinse krijgsman
uit: Waarlijk, deze mens was Gods
Zoon! Zou het kunnen zijn dat
dit moment van diepste vertwijfe
ling én hoogste openbaring ook
voor ons begint te dagen? Dat het
ergste leed en de ergste schuld ons
pas de volle heerlijkheid Gods
toont, en dat pas dan de om ons
verbrijzelde Christus tot ons
spreekt: Zonder MIJ kunt gij niets
doen?
Dan: Veel heil en zegen voor het
Nieuwe Jaar!
■II
deling in de regeling opgenomen te
krijgen, die een bevredigende samen
werking der eilanden zou waarborgen.
Ook in Suriname, dat in Januari
zijn interimregeling kreeg, deden zich
talrijke moeilijkheden voor, o.a. door
de wankele positie van het kabinet,
dat enige malen zijn ontslag vroeg en
door de strijd, die zich afspeelde om
de persoon van minister Lichtveld, die
nog zeer onlangs tijdens een bezoek
aan Nederland wees op het gevaar van
de communistische infiltratie op Suri
name.
IIHil
Dit land biedt rijke economische mo
gelijkheden, doch aan de ontwikkeling
daarvan, waarvoor Nederland een
open oog heeft, zal veel ten koste ge
legd moeten worden. Nu Nederland zo
overbevolkt is en velen naar elders
vertrekken om zich een bestaan op te
bouwen, zal ook Suriname niet verge
ten mogen worden. Evenals Indonesië
altijd de hulp en steun van Nederland
nodig gehad heeft, zal de West. ook
als zij tot zelfstandigheid gekomen is,
de Nederlandse medewerking niet kun
nen missen.
Piet.: Daer staen wy dan weer, Thomasvaer,
in anghst en vreez' en beeven.
Thom.: Ja, van het jaer dat heenenvlood is weynigh goets ghebleeven.
Van koud wierd 't heet in 't krygsbedryf,
de handspaeck most weer swaeyen
Piet.: Men wou den ouden Macker Mars na vyf jaer niet verrayen.
Thom.: Alleen Proffessor Pootjes bleef altoos den Vreede eeren:
verleydde meenigh kryghsman tot het laffe deserteeren.
Dan Westerling, den Turck ghenaemdt; die wou wel eeuwich knocken:
Piet.: Hy kreegh daervoor een' zeedenpreeck, een ander hieldt de broeken.
Thom.: We vierden oock het Heyligh Jaer't Is moeylyck te ghelooven
Die heylighheyt van deezen tyd comt men haest niet te booven
De Duitsche Jeugd marcheert maer weer en singht de oude wyzen,
Het Oostelyck deel van 't schoone lant gaet thansch „verparadijzen".
Piet.: Maer dat is in het buytenlant, daer niet teveel aen dencken:
Ons vaaderlant con in dit jaer toch heel wat goets en schencken.
Thom.: Daer is in „Een" de man ontwaeckt, die op de kale koppen,
door middel van een wonderdranck een haerdos doet ontpoppen.
Het jaer ghaf aen den vollen maen dus reeden om te juyehen.
Piet.: Er blyft den mensch gheen raedsel meer om need'rig voor te buyghen.
De weetenschap en staet niet stil, noyt sal sy despereeren;
Thom.: Bleeckt waeterstof de haaren op, men can 't oock bombarderen
Piet.: Nu niet zoo somber, Thomasvaer, toe kyck het menschdom aen,
En lagh omdat wy allen hier, soo in ons hemt en staen.
Lagh om het swarte wittebrood, om steets maer weer die reeghen,
Toe, treek je alles niet soo aen, met humor kun j' erteegen.
Thom.: Ja, humor is er toch genoeg, denck aen de moye woorden,
die men in Finsterwolde sprack.Waer ick dat meer en hoorde?
Piet.: Daer weert men selfs den portretteur en dat in Neederlant!
Thom.: In Finsterwolde vreest men vast „De spieghel aen de want
Piet.: 't Atoomgheheym is opghelost; elckeen can het nu leeren,
Ick vraeg jou dan een cyclotron om 'n splitsing te probeeren.
Thom.: Da's wat voor 't Kremlin, Pieternel, dear houdt men van verdeelen:
Ick neem, ghy gheeft en soo maer door: het spel gaet noyt verveelen.
Piet.: Men hoort nu, dat een speelgoetsaeck iets nieuws sal gaen vercoopen:
„Het splitsen van atomen thuys
Thom. De handel sal wel loopen
Piet,: Wat sal Claus Fuchs thansch treurich syn, soo is 't gheen saacken dry ven
Thom.: Wat eenmael een gheheym en was, moet dat oock altyd blyven.
Piet.: De uytvoer naer het buytenlant bleef niet by de atomen,
Zoo meenigh voetballer van naem con in den vreemde koomen.
Thom.: Ons lant quam met het buytenlant achtmael op 't voetbalvelt;
en deedt syn best en trapt' het leer met enthousiast ghewelt.
Piet.: Maer nimmer won men, eilacie, en sulcks heet ick niet vreemd.
Want Neerlants bloem van 't voetbalvelt was dickwerf dan ontheemd
Die streeden in den vreemde mee, voor ghroote sommen geld,
Ock daerdoor werd de stoere leeuw tot achtmael toe geveld.
Thom.: Maer 't komend jaer sal 't anders syn, en dan begint de pret:
Ons elftal heeft veur 't nieuwe jaer syn tanden weer gewet.
Piet.: Het was een veelbewooghen jaer, oock Lieftinck wou niet rustel
We deelden last' en lusten saam: Wy lasten, hy de lusten....
Thom.: Maer dat heeft weer een ander doel, er komen nu fabriecken.
„Het was een jaer der Industrie", staet stracks in de kroniecken.
Piet.: Dan leest men oock, dat G.B.S. onlangs is ooverleeden,
De halve weereld huylde toenen hadt erom ghebeeden.
Thom.: En 't stael gordyn is uytghebreyd, nu heeft men 't oock in bamboe
Piet.: Maer 't vreedsaem Hollant maeckt syn grens met 'n gordyn van kool toe.
Thom.: De vorst van Nepal is ghetrouwd, hy telde eerst drie jaeren....
Dat men die prille jongheman dit leed niet wou bespaeren.
Piet.: Omdat het laest syn bruyloft was, mocht hy heel laet gaan pitten,
't Was neeghen uur, dat hy vertrock, het kind con niet meer sittenl
Thom.: Dat is met jonggetrouwden meer, maer reegel de gedachten;
Men sou voorwaer in deze wensch wat Hollands nieuws verwachten.
Piet.: De Coninghin en Haer Ghemael besochten Engelant,
en werden luysterryk onthaeld, een elck vóndt hen charmant.
Thom.: Noyt waren Britten als dien dagh, van styfheyt bleeck gheen spoor,
„Weest welcom in dit goede lant", soo riepen ze in koor.
Piet.: En voor het „East-end" was dien tyd bepaeld een heel groot feest,
Want oock by d' armsten is Zy toen op het besoeck gheweest.
Thom.: Ick voel me trots, en niet alleen, omdat 'ck uyt Hollant stam,
Maer omdat onder Haer bewind zooveel ten goede quam.
Piet.: In Singapore ghaf Neederlant, of beeter: Bergh op Soom,
het bruyne ras een flincke les
Thom.: 't Stack „Dreyfuss" naer den croon.
Want wat daer in het woeste lant met Bertha is ghebeurd
is iets wat 't beeld van deezen tyd wat anghstig hadt ghekleurd.
Piet.: Een Moeder, blanck of bruyn, of swart, bemint altoos haer kind,
En wie het haer betwisten wil is vast gheen menschenvrind.
Thom.: Nu kind'ren worden opgesomd, dan thans een welcomstwoord,
aen Alckmaers' veertigduysendst kind.
Piet,: Ick heb ervan ghehoord.
ThomWat jammer, dat 't 'n meiske is. 'ck heb daerin gheen betrouwen,
Want byna alle euvelen ontstonden door de vrouwen.
Een man bouwt tunnels onder 't IJ, en oock daergindsch by Velsen,
De vrouw kiest slechts haer hoetjens uyt en draegt een jas van pelzen.
Het cunsthart, dat ter weerelt quam wierd oock ghemaekt door heeren.
Piet.: Maer 't léévend hart vond toch de vrouw, da's beeter te waardeeren.
Thom.: Zoo is het, beste Pieternel, jy beste aller hartjes,
Comt luystert naer myn afscheydswoord aen d' oude sincken quartjes.
Die syn hier lang in 't lant gheweest en mosten heel wat rollen,
Want 't wierd steeds swaerder om bekwaem het buyekjen goet te vollen.
Piet.: En als den mensch is ondervoet is sulcks niet gauw gheneezen
Soo heeft onlangs de heer Thorez uit Franckryck ons beweezen.
Men hoort: ,,'t Sou Titoitis syn, een kranckheyt om te rillen.
Thom.: Wat wonder dat soo'n lyder dan naer Ruslant heen sou willen....
Daer cnapt men hem weer netjes op, hy is oock niet de eerste.
Maer die den cuur heeft doorghemaeckt, die vreest hem nu ten zeerste".
Piet.: In Tibet roept men thansch neit meer „O mani pad me hoem",
Maer can de spreuck „Oom Josef Heyl", by syn ghebeeden doen.
De katten roepen daer nu „Mao", vanweeghe het ontfermen
Thom't Woord rymt costelyck op „Au" (Chinees voor 't woord „beschermen").
Maer 'ck sie, we koomen aen het eynd, de wyzers gaen ontmoeten,
't Is tyd, dat Nel en Thomasvaer 't nieuwjaer eens gaen begroeten.
Dan nu Majeur, myn Pieternel, een opgheweckt gheluyt:
en spreecken wy tezaamen weer de nieuwe jaers wensch uyt.
Piet.: Als eerste wensch ick Vreede, op welcke wys 't oock sy.
Thom.: En ick wanneer dat moog'lyck is oock lagere prys' daerby.
Piet.: Ick hoop, dat één-en-vyftigh, veur d' leezers ghroot en kleyn
het jaer van ghroote voorspoed en zeegening mag zyn.
Thom.: 'ck Wensch Lieftinck veele jaren, maar niet op onsen sack,
Van d' aenslagh, die soo aengrypt heb ick nu wel myn toeback.
Piet.: De huysvrouw wensch ick sterekte toe; sy houdt het op de been.
Selfs als dit dure leeven soms, den man te moeylyck scheen.
Thom: 'ck Wensch sterekte oock de mannen, die wereken voor t' ghesin,
Eilaes, de beste beurzen,daer zitten gaetjens in.
Soo wenschen wy dan beyden, n allen met elkaer
En goet en rek gheseeghent, cortom een heerlyck jaer.
THOMASSIUB
it
il
X-
tr
i-
i-
it
ie
ït
10
I-
n
n
i~
S
n
:h
n
r
t,
j-