Shantung, de zomersiof bij uitnemendheid
Voorjaarsboden
MhjJUi o-u-eA fcindeAeti
De Lichthoeve brengt zon en liefde in kinderharten
Alleen maar een
beelje begrip
Juichende jeugd op de Garderense heide
Onbegrijpelijke dingen
in zwart en wit
ZATERDAG 81 APRIL 1951
Wiedden, dat al menige lezeres meer-
malen naar het opschrift van deze
kolom heeft gegluurd, nieuwsgierig
naar de uitslag van onze kleine enquê
te omtrent de vraag: Wat weten wij
van elkaar? Zijn er wel brieven op
gekomen en wat hebben die dan ont
huld? De brieven zijn gekomen, dat
verzeker ik u (vrouwen mogen graag
schrijven, hoe druk zij het ook heb
ben) en er waren respectabel dikke
enveloppen bij. Maar desalniettemin
zit ik lichtelijk met de handen in het
haar.
Want vrouwen zetten iemand, geluk
kig, altijd weer voor verrassingen. Als
u nu denkt dat die lange epistels vol
stonden met uitgesponnen verhalen
over huiselijke, financiële of economi
sche moeilijkheden, verbonden aan be
paalde beroepen en over al de zorgen
die deze voor de vrouw meebrengen
dan hebt u het glad mis.
Ik vis drie brieven uit de stapel
de andere volgen te zijner tijd die
heel karakteristiek zijn voor de vrou
welijke mentaliteit. Welnu, wat deze
vrouwen mij schrijven raakt maar heel
zijdelings de moeilijkheden van haar
materieel bestaan. Die zijn er bij de
boerin zo goed als bij de vrouw van
de ogenschijnlijk florerende midden
stander maar zij leggen volstrekt
niet het zwaarste gewicht in de schaal.
Wat deze vrouwen kwelt en haar
leven zwaar maakt zijn niet de zorgen
over: wat zullen wij eten en waarmede
zullen wij ons kleden? maar: er is
zo weinig begrip bij de mensen. Zij
oordelen zo oppervlakkig, zij kijken
gemakshalve altijd maar naar de
schoon-schijnende buitenkant en zeg
gen: Jij?, jij hebt het maar goed, jij
komt nog niets te kort en jij bent al
tijd zo flink.
Ach, zucht de boerenvrouw die door
haar dokter op dieet is gesteld en nu
lang niet meer zo kan aanpakken: zij
moesten eens weten wat het is om van
anderen afhankelijk te zijn. Om niet
meer een volledige werkkracht te zijn
in het bedrijf dat je hart en je ziel
heeft, dat je met je man samen hebt
opgebouwd en drijvende gehouden.
Zij moesten eens weten, hoeveel zor
gen je hebt, zucht de jonge vrouw van
een veel oudere echtgenoot, die nóg
een goede betrekking heeft, maar bin
nen afzienbare tijd aan zijn veel te
klein pensioen toe is. Zij moesten eens
weten, hoe ik studeer en blok om een
paar diploma's te halen, om strak» bij
te kunnen verdienen al» wij aan dat
pensioen toe zijn. Hoe ik dat dubbele
aanpakken alléén verwerken moet,
hoe moe ik soms ben en hoe ik ver
langen kan naar eens één dag niets
doen, uitrusten in een ligstoel op een
grasveld
Zij moesten eens weten, verzucht de
moeder van een groot gezin, die haar
hele huwelijksleven lang de lasten en
zorgen alleen heeft gedragen: hoe mij
al die drukte begint te vermoeien. Ik
ben altijd op de been gebleven, omdat
het moest, de zorg om de kinderen
joeg mij voort en ik kan nu eenmaal
niet tegen een slordig en verwaarloosd
huishouden. Ik heb het altijd klaarge
speeld om het hoofd boven water te
houden, geestelijk en materieel; ik heb
ziekten en tegenslagen en verdriet om
mijn man, die dronk en in zijn dron
ken buien als een beest tekeer ging,
alleen gedragen. Nu zijn wij door het
ergste heen, de kinderen zijn groot en
voor de grootste helft onderdak, de
jongsten hebben mij nog nodig maar
daar ben ik dankbaar voor. Als de
mensen nu maar eens begrepen dat ik
niet èlles meer kan. Dat ik óók wel
eens rust wil hebben, niet elke Zon
dag het huis vol met kinderen en
zchoonkinderen en klein grut. Zij zijn
mij allemaal even lief en welkom en
ik zet huis en hart altijd weer open,
maar zij rekenen daar zo vanzelfspre
kend op. Bij moeder kan alles, moeder
is nog zo flink, die hebben wij nog
nooit moe of in de put gezien. Maai
bij wie kan moeder eens uitrusten?
Wie heeft er eens begrip voor moeders
eenzaamheid en behoefte aan mede
leven? Zij glimlachen om mij, de ou
deren en de jongeren en zij zeggen om
strijd, zo gemakkelijk en kortzichtig:
Kom kom, laat dan maar eens wat lig
gen, het behoeft allemaal niet zo in de
puntjes, leer maar eens wat overge
ven. Alsof je dat zo maar kunt en
alsof het daarom^ alleen gaat. Al» er
toch maar eens één een beetje begrip
toonde. Maar zij kijken allemaal naar
de buitenkant.
gen beetje begrip. Dat is alles, wat
deze drie vrouwen zo hemels
breed onderling verschillend in milieu,
ontwikkeling en overtuiging van de
medemens vragen. Niemand behoeft
haar lasten te verlichten, niemand be
hoeft een hand uit te steken om haar
metterdaad ta helpen. Alle drie zijn
het sterke naturen, hard voor zichzelf
maar zacht voor alles wat haar hulp
en steun nodig heeft. Zij hebben alle
drie van jongs af aan geploeterd, zich
door de moeilijkheden heen geslagen,
zwijgend haar plicht gedaan en het
laatst om zichzelf gedacht. Maar nu zij
alle drie, door ziekte, door afwezig
heid van man of kinderen, op zich
zelf, op het kleine eiland van haar
eigen diepste wezen worden terugge
worpen, nu strekken zij af en toe, be
schaamd bijna, een tastende hand naar
een medemens uit en fluisteren: Als je
alleen maar begreep hoe ik snak naar
een beetje medeleven dat zou mij
al zoveel helpen. En omdat er niemand
was, die die tastende hand drukte
daarom hebben zij alle drie eindelijk
de pen gegrepen en haar hart uitge
stort tegenover een wildvreemde: zelfs
het opschrijven van haar klacht deed
al zo goed...
Een beetje begrip is dat zo moei
lijk om op te brengen? Elk men», ook
de ogenschijnlijk gelukkigste en meeat
bevoorrechte, is gevangen in zijn eigen
eenzaamheid.
Al» wij toch eens afleerden om die
(Van onze speciale verslaggever)
JUICHENDE JEUGD rent over de Garderense heide, tussen de prae-historische
grafheuvels door en over het oude kerkpad, dat nog dateert uit de tijd van
pastoor Anastatius, de eerste Hervormer van de Veluwe. Heerlijke onbezorgdheid
in een heerlijke wereld. Midden in dit paradijsje, dat grenst aan het prachtige
natuurreservaat van „Het Gelderse Landschap", staat op een hoogte een huls
met een sprekende naam: „Zonneland". Het is het „thuis" van de Lichthoeve-
moeder zr. Jacqueline Theodora Kuyck, die van hier uit een wakend oog houdt
op al de haren, die kwamen uit donkere hoeken van een liefdeloze mensen
gemeenschap: jongens en meisjes, van baby tot bakvis en knaap.
Het vertelt van kindervrienden, die
op het kritiekste moment een cheque
van 5000,— brachten, van een mijn
heer die in Garderen zomaar een
{7R GEBEUREN in onze gemeen
schap onbegrijpelijke dingen. Vele
gelukkige ouders, die zich 's avonds
buigen over de bedjes van hun heer
lijke bengels, kunnen zich onmoge
lijk voorstellen, dat er vaders zijn,
die zulke schatten mishandelen tot
de dood er op volgt; dat er moeders
zfln, die hun hulpeloze baby's In beer
putten en grachten laten zakken, of
eenvoudig achterlaten in een leeg
staand huis.
Helaas, er wordt bitter leed gele
den in vele kinderlevens. Hoeveel
kleinen komen te kort, niet alleen
aan kleding en voedsel, maar en
dat is het erge aan liefde en ge
negenheid. Kleinen in wier ogen de
angst leeft voor „grote" mensen, die
hen blauw slaan en afsnauwen. Klei
nen, die vreugdeloos en doelloos rond
dwalen omdat moeder altijd weg is,
die totaal geen begrip hebben van
een normaal gezinsleven ln een huis
waarin liefde woont.
Er zijn mensen aan te wijzen, vol
wassenen, eerloze vaders en moeders,
die zware schuld hebben aan dit
grote leed, maar laten wü het
maar bekennen wij Nederlanders,
die dit allemaal heel erg vinden,
maar niettemin geen hand uitsteken
om iet» voor deze stakkertjes te
doen, wt| hebben een even zware
schuld. Hiervoor mogen wij onze
ogen nooit sluiten!
Beginkapitaal was: Liefde
^LS Johanniterzuster in het Diaco-
nessenhuis te Haarlem bespeurde
Jacqueline Kuflck lets van het on
metelijke verdriet, dat kinderen op
jeugdige leeftijd tot oude mensjes
maakt. Op 12 Augustus 1923 opende
zjj met als grondkapitaal slechts
liefde en met de onschatbare hulp
van haar vriendin, zr. A. Verkerk, in
een vervallen boerderij te Santpoort
een hui» voor versmade kinderen.
Maar er moesten eerst heel donkere
tijden doorgemaakt worden, voordat
zuster Kuyck, uit de volheid van een
dankbaar hart, haar huis „De Licht
hoeve" kon noemen. Het verhaal van
„De Lichthoeve" is ontroerend door
haar zelf beschreven in 't boekje: „Van
Gods wondere wegen" en gedeeltelijk
ook in Partisanenvrouwen", een boek
dat Zr. Kuyck schreef, nadat zij
door de geallieerden werd bevrijd uit
het concentratiekamp, waarin zij ge
raakte wegens hulp aan onderdui
kers en jodenkinderen.
Het ls een wondere geschiedenis,
waarin steeds weer het licht onweer
staanbaar door de donkerste wolken
breekt.
bedrieglijke buitenkant voor het ware
bestaan te houden. Als wij eens, een
voudig en hartelijk, zonder stille jaloe
zie, zonder ongeduld om over eigen
moeilijkheden te beginnen, dat beetje
begrip voor de ander leerden opbren
gen. Als wij alleen maar de kunst ver
stonden eens één ogenblik in ander
mans schoenen te staan hoeveel
draaglijker zouden wij elkaar het leven
maken.
SASKLA.
prachtig huis met 10 ha grond ca
deau gaf, van een moederlijke geste
van Koningin Wilhelmina, van een
rijke Rotterdammer, die voor de
„grote" meisjes van „De Lichthoeve"
zijn prachtige villa gratis ter be
schikking stelde, maar het vertelt
vooral van de grote Kindervriend, die
„De Lichthoeve" gebruikte om meer
dan 2000 kinderen van ons volk te
redden van de ondergang.
Er z(jn grote figuren in die ge
schiedenis, teveel om bjj name te
noemen. Zij fungeerden en fungeren
als „tantes" en „ooms", leiders en
leidsters van het Lichthoevewerk.
Sommigen van hen kwamen als kind
onder de hoede van zuster Kuyck en
zij konden niet meer van „De Licht
hoeve" scheiden.
Met de heer A. Stoelenga, directeur
van de Lichthoeve-tehuizen in Gar
deren: „Zonnebloem" (kleuters),
„Wittenberg" (grote meisjes) en „De
Rozenhut" (schoolgaande jongens)
hebben wij alles bezichtigd. Toen wij
naar huis gingen, waren wij stii ge
worden van zoveel schoons, van zo
veel liefde, van zoveel opoffering, van
zoveel kindergeluk. Maar ook ver
drietig gestemd, omdat er zich, spe
ciaal boven het jongenshuis van „De
Lichthoeve" donkere wolken samen
pakken. De jongens waren in de laat
ste maanden steeds zwervende; er
zal een nieuw en permanent tehuis
verrijzen op het terrein van de ver
eniging, maar dat kan pas in October
klaar zijn en in Juni a.s. moeten de
jongens de (goed ingerichte) eenden
kooien uit, waarin zij tijdelijk gehuis
vest' zijn.
Helaas ls het door deze omstandig
heden onmogelijk om andere kinderen
op te nemen. En dan: bouwen kost
ontzaglijk veel geld en het i» er nog
niet allemaal. De jeugd, waarover
„De Lichthoeve" zich ontfermt, komt
uit alle delen van ons land en uit
alle gezindten.
Subsidie ontvangt de vereniging
niet, omdat zij dan verplichtingen op
zich moet nemen, welke naar haar
mening belemmeren om juist die kin
deren op te nemen, die het het hard
ste nodig hebben. „De Lichthoeve"
heeft behoefte aan duizenden adres
sen in den lande, waar maandelijks
één kwartje geïnd kan worden. Kwar
tjes van ons, die kinderen in nood
kunnen maken tot juichende jeugd,
onbezorgd ravottend op de Garde
rense heide.
„JJET IS NET,
of de kinde
ren lastiger zijn
dan vroeger!"
zei ik vanmid
dag tegen een
collega, die net
als ik al zo'n
kleine twintig
jaar bij het on
derwijs is. En za
beaamde dit. We
dachten beiden
aan klassen, die
we vroeger ge
had hadden, en
v/aar zo'n pret
tige sfeer was;
eigenlijk zonder dat het enige moeite kostte. Na
tuurlijk, ook vroeger hadden we er wel lastige
kinderen tussen; die heb je in iedere klas. En ook
nu hebben we kinderen, die heel gemakkelijk zijn,
en eigenlijk nooit verboden behoeven te worden.
Maar de klassen als geheel zijn moeilijker, drukker
en meer veeleisend. En ik vraag me af, hoe dit
komt. Misschien, heb ik dikwijls gedacht, ligt het
wei aan mij. Maar ik hoor de klacht van té veel
collega's, om dit zo maar aan te nemen. En wan
neer het niet aan mij en aan mijn collega's ligt, dan
ligt het dus aan de kinderen. En dan zijn we er dus.
Ja, maar zo eenvoudig is de zaak toch niet.
Ik kan me niet voorstellen, dat de kinderen
over het algemeen een ongunstiger aanleg zouden
hebben dan die van een jaar of wat geleden.
En als de kinderen dus lastiger zijn, zijn ze dat
geworden door de invloed van de volwassenen
en door de omstandigheden. Het is de moeite
waard, zich af te vragen, waaruit die ongunstige
invloeden en omstandigheden dan bestaan.
Allereerst dan, is er de funeste invloed van de
oorlog. En als er ooit een oorlog komt, waarin
misschien atoombommen zullen worden gebruikt,
maak ik me meer bezorgd over degenen die zul
len overblijven, dan over de slachtoffers die de
oorlog maken zal. De overlevenden zullen óf totaal
onverschillig gewordenen, óf zenuwpatiënten zijn.
Ook nu komen we bij sommige van onze kinderen
een vrij grote dosis onverschilligheid, en bij anderen
onrust, en overgevoeligheid tegen. Ze zijn ten slotte,
op de jongsten na, in de moeilijke oorlogsjaren
geboren, of opgegroeid, en dat heeft ongunstig op
hen ingewerkt.
Dan zijn er de woningtoestanden en de zorgen,
waaronder vele mensen leven. Al deze dingen
zijn er inderdaad, zult U zeggen, maar wat kunnen
we er aan doen? Ze zijn over ons gekomen, en
het is al erg genoeg, er onder te moeten leven; het
is nu eenmaal zo. Persoonlijk geloof ik, dat er aan
deze dingen nog wel heel wat te doen is, als we
ons er maar voor willen inzetten. Maar daar zal ik
in deze rubriek niet verder op ingaan.
Voor de kinderen echter moeten we deze on
gunstige invloeden zoveel mogelijk wegnemen, of
beter nog, in de goede richting ombuigen. „Wij
wonen boven" zegt een kind tegen me, „en beneden
woont gekke Opoe". Ik weet, dat deze opoe geen
familie, maar de oorspronkelijke huurster van het
huis is, en ik zie da toestand duidelijk voor me.
Beneden iemand, die graag haar ouderdom rustig
in een huisje alleen gesleten had, en die de boven
buren, wie ze ook mogen zijn, als lastige indringers
beschouwt. En boven een familie, die zich ergert
aan dat lastige mens van beneden, die niks van de
kinderen velen kan. En het doet de ouders heimelijk
plezier, dat de kinderen haar „gekke Opoe" noemen.
Toch zou het heel anders kunnen zijn, als men
van belde kanten wat meer begrip voor elkaar
toonde, en niet alleen trachtte de ander niet te
ergeren, maar ook, deze eens een vriendelijkheid
te bewijzen. Als men niet juist een medebewoner
heeft, die beslist ruzie wil, zal dit de verhouding
zeker verbeteren. Over de zorgen heb ik eigenlijk
in mijn vorige .stukje al gesproken.
Toch geloof ik, dat onze voornaamste fout is,
dat we te veel haast hebben. We leven in een
jachtige tijd; het leven gaat soms ais in een film
aan ons voorbij; het verkeer raast langs ons heen,
en we krijgen ook allemaal iets van die vaart te
pakken. We komen altijd tijd tekort, en komen aan
ons zelf, aan de opbouw van ons eigen innerlijk
leven, haast niet meer toe. We komen er ook zo
moeilijk toe, om de kinderen eens rustig gade
te slaan, en dat is toch nodig, om hen te leren ken
nen en begrijpen. We gunnen ons de tijd niet, naar
hun verhalen te luisteren, en ons mede te ver
diepen in wat hun belangstelling heeft. Daardoor
komen de kinderen tegenwoordig veel te kort, al
hebben ze ook een autoped op gummibanden, en
krijgen ze dagelijks hun snoepje. En daardoor komt
het geloof ik, dat ze te veeleisend zijn, altijd meer
en altijd het mooiste en grootste willen hebben.
Waarom hebben we eigenlijk zo'n haast? Wie
innerlijk rustig blijft, zal zien, dat het werk veel
beter vlotten wil, en er echt wel even tijd voor
de kinderen af kan. Dus, als U nu aan de schoon
maak bent, zegt U dan niet, als de kinderen 's mid
dags uit school komen: „Vort, schiet op, mijn gang
is net schoon!" Misschien dat die lastige kinderen
van tegenwoordig dan ook nog wel meevallen!
H. A. POSTMA—VAN ALBADA
yOLGENS de kalender hebben wij al
één maand voorjaar achter de rug.
Aan het weer was dat niet bepaald te
merken, waar wei aan de voorjaars
shows, welke ao langaamerhand tot
bat verladen gam behoMQ. De mode-
ontwerpers laten reeds hun gedachten
uitgaan naar de komende najaarscol
lecties, gedachtig aan het devies, re
geren is vooruitzien. Zover zijn wij ech
ter nog niet, wij hopen nog immer op
de mogelijkheid van enige dagen aan
het strand of in hei te vertoeven, om
heerlijk te zonnen en bruin te bakken.
Intussen blijven de modenieuwtjes
uit Parjjs en Londen nog steeds bin
nendruppelen. Zj) vertellen ons bij
voorbeeld, dat Digby Morton tijdens
zijn laatste show de roklengte defini
tief hield op ongeveer 37 Ya cm van
de grond, een gemiddelde en zeer
draagbare lengte voor de z.g. mid-
dagkleding. De jasjes werden iets
korter gehouden dan de algemene
lfln. Morton verwerkte bescheiden
kleuren en zachte neutrale tinten ln
de collectie voor de costuums, man
tels en japonnen. De zachte halfwol
len stoffen zijn bij hem favoriet. Zeer
vermoedelijk, omdat de garderobe bij
de meeste vrouwen toch minstens 2
k 3 seizoenen dient mee te gaan (bij
velen nog wel langer!).
Wat dat laatste betreft, daarmede
wordt toch ook wel terdege rekening
gehouden door de modekoningen.
Neem bijvoorbeeld maar de plool-
gamering, welke tal van prettige
mogelijkheden biedt root variatie.
Strakke gladde rokken cjjn niet ao
gemakkelijk in het dragen al» die,
welke ruimer rtjn ontworpen en de
draagster meer bewegingevrijheid
bieden.
Japon, colbert en fingertip-comM-
n&Ugfl jgn bfl Dlgbjt Morton b&wntai
populair en hebben het voordeel, dat
zij ook afzonderlijk kunnen worden
gedragen. Verrassingen in dit soort
ensembles doen zich voor, wanneer
een mantel, welke bijna altijd door
gaat voor een gemakkelijk en pret
tig zittend kledingstuk, omgetoverd
wordt in een gladzittend costuum.
Het jasje wordt dan gedragen over
een japon, welke zeer geschikt ls
voor de middag. Strak, slank makend
en in alle opzichten verantwoord.
Het costuum blijft stellig nog im
mer die plaats innemen in de garde
robe van de vrouw, welke het tot on
misbaar stempelt. Bedenkt men daar
bij, dat shantung een van de geliefde
stoffen ls, welke Robert Piguet ge
bruikt, dan begrflpt men wel, dat
deze ontwerper de plank niet ver
misslaat met bijgaand ontwerpje, een
zomercostuum van shantung.
De rok loopt naar onderen zeer
nauw toe en het keurig vallend jasje
heeft een eterk geaccentueerd schoot
je en driekwart-mouwen.
Bij een costuum behoort nu een
maal een gezellige of chique blouse.
Wat zou U denken van een van de
twee hierbij afgebeelde modellen? Be
schikt men niet over de nodige con
tanten voor aanschaf, dan doen zij,
wellicht een suggestie voor self-made
aan de hand. Het eerste le «en ge
streept fantasietje met een grote
strik, welke de kraag volkomen ai-
sluit. De handschoenen van dezelfde
stof kunnen ter completering van het
geheel (henen,
BM
Zwart en wit is al sinds onheuge
lijke tijden een combinatie, welke haar
eigen stijl en een zeer gekleed effect
heeft. Een vorm van onsterfelijkheid
lijkt ook beschoren aan de nauwste
rok, waarop een zwierig los jasje ge
dragen wordt.
De Parijzenaar Jean Patouist, ver
werkte die twee tot een geheel. Nogal
duur, maar wellicht inspireert het
voorbeeld de vrouw, voor wie dit toi
let vanwege de financiën een droom
moet blijven, tot een eenvoudiger uit
voering.
De eerste afbeelding is een elegante,
nauwe zwart shantungzijden rok, ge
completeerd door een wit, eveneens
shantungzijden, jasje. Het werd een
apart model, waarbij het bijzondere
eigenlijk zit in de kleine, zwarte tres-
koord strikjes, welke er stuk voor stuk
los op zijn bevestigd.
Zonder overslag wordt het jasje ge
sloten door twee grote, met dezelfde
stof overtrokken knopen. De zo moder
ne, lange smokingkraag paste in dit
kader. Ook kan men zien, dat het on
derste deel van het voorpand uit een
apart bevestigd schootje bestaat.
De geraffineerde coupe doet char
mant en niet overdadig aan
Wat die schootjes betreft, vooral de
afneembare, daarover is blijkbaar de
gehele modewereld verrukt Een lo
gisch gevolg van de enorme prijsstij
gingen op textielgebied. En afgezien
daarvan, er zit heus wel iets in! Neemt
u maar eens een japon, welke 'n beetje
is gaan vervelen omdat, ztj al enige
jaartje» meegaat. Een schootje, op aar
dige wijze aangebracht, breekt de sleur
en is als een redder in de nood. Schia-
perelli kiest bijvoorbeeld een zeer fijne
serge van een afternoonjapon, met aan
de voorzijde een schootje, dat gemak
kelijk omgetoverd kan worden in een
cape-model.
Dessès wij zijn nu toch eenmaal
bij de grote modekoningin beland
past de pina-fore-cum-capeles formule
toe, een groots woord, dat eigenlijk
niets anders betekent dan schootje en
cape, terwijl hij daarbij stofschakerin-
gen introduceert, welke momenteel
zeer op de voorgrond treden. Het cape
idee 1» vrij algemeen ln zwang, men
bereikt er alleraardigste effecten mee.
Een cape bijvoorbeeld in wit en zwart
geruit, gecombineerd met een eenvou
dige zwarte japon, doet vlot aan, maar
is geheel en al onherkenbaar, indien zij
gedragen wordt als schootje. Vooral te
Francaises gaan hierin voor!
Het eape-model zie het andera
plaatje kan tweeledig worden ge
bruikt De mannequin draagt hierbij
een blouse van dezelfde stof en patroon
als de binnenzijde van te cape. Het
model heeft een korte raglan-mouw (O
te tok ktetee eehuine ateeksakjee op
M beast RITA.