Generaal Kruis werkte de ministers tegen Sterke spanningen tussen de en het Militair Gezag regering Moeilijkheden ontstonden na de bevrijding van het Zuiden Wie hadden arrestatie-bevoegdheid? Het vijfde verslag van de Parlementaire Enquête-commissie Het MILITAIR GEZAG, dat zodra het zuiden van ons land in 1944 bevrijd was, het bewind in handen naai en na de totale capitu'atie van de Duitsers in hejt begin van Mei 1945 ook bestuurs bevoegdheden ging uitoeienen in de overige provincies, heelt vele goede dingen verricht, maar de critiek op de organisatie van het M.G. en op de wijze, waarop het zijn arbeid verrichtte, voert toch de boven toon. Uitvoerig heett de parlementaire commissie de werking van het Militair Gezag onderzocht en zij is daarbij gestuit op een ernstige zaak, namelijk de verhouding tussen het m.G. en de regering. Er blijkt sprake geweest te zijn van een hoogst bedenkelijke gezagscrisis. DE komst van de ministers-kwartier makers in het bevrijde Zuiden heeft een grote reeks moeilijkheden tussen deze ministers en de chef staf Militair Gezag ten gevolge gehad. De aard van de taak van de ministers van Bin nenlandse Zaken en van Justitie bracht hen onmiddellijk in aanrakng met vele problemen, die zich in het bevrijde gebied voordeden. Zo was het ook met de minister van Sociale Za- Koningin Wilhelmina Personificatie van geknecht en strijdend Nederland 1 het Dreigbrief aan adres van Speyart van Woerden Nog veel werk ZATERDAG 26 MEI 1951 moest worden verleend. Het ontslag volgde echter niet. Intussen werden de moeilijkheden nog verscherpt 'door de brieven van 1 en 5 Januari 1945 van de heer Kruis aan de minister van Oorlog, waarvan de laatste een reflex was op bespre kingen op die datum tussen de voor zitter van de Raad van ministers en de minister van Oorlog met de chef staf M.G. In deze brief schrijft de heer Kruis: „Indien het in de bedoeling van de Raad van ministers ligt, om als voor waarde van mijn handhaving als cheï staf Militair Gezag een verklaring van loyaliteit aan de regering te vragen, dan moet ik vaststellen, dat ik niet bereid ben een dergelijke verklaring af te leggen". Blijkbaar heeft de heer Kruis het in de bespreking van 5 Januari 1945 naar voren gebracht verlangen van de regering, dat de chef staf Militair Gezag zich onvoorwaardelijk zou schik ken naar de directieven van de rege ring, opgevat als een verzoek om een uitdrukkelijke verklaring van loyali teit aan de regering af te leggen, waartegen hij dan verder in zijn brief bezwaren ontwikkelt op grond van het feit, dat hij reeds de eed als offi cier heeft afgelegd. De commissie heeft voor dit bezwaar begrip, doch is van oordeel, dat er voor de heer Kruis, gezien al hetgeen er aan was voorafgegaan, geen enkele reden was om het door de regering in het onder houd tot uitdrukking gebrachte ver langen te interpreteren in de zin als hij heeft gedaan. Grote schuld JN een schrijven van 19 Januari 1945 van de voorzitter van de Raad van ministers aan de heer Kruis, dat ectrt- ter eerst op 7 Februari, dus na de ont slagaanvrage van het kabinet verzon den is, wordt voor het eerst met niet te miskennen duidelijkheid tegenover de chef staf M.G. gereageerd en een ernstige aanwijzing tot de generaal gericht. Deze aanwijzing heeft het ge wenste gevolg gehad. Immers bij De moeilijkheden tussen de regering en het M.G. zijn reeds kort na de be vrijding van het zuiden des lands ontstaan. In strijd met de verwachtingen bleek het niet mogelijk, dat de regering aanstonds naar het bevrijde ge deelte des lands terugkeerde. Van geallieerde zijde bestonden daartegen be zwaren. Ook aan de ministers individueel werd dit niet toegestaan. Doch toen bekend werd, dat de Engelse koning een bezoek had gebracht aan de troe pen in Nederland, was de heer Gerbrandy, aangezien generaal Kruis, de chef staf van het M.G., blijkbaar in deze niet voldoende invloed bij de geallieerde militaire autoriteiten kon of wilde uitoefenen, wel genoodzaakt deze zaak op hoog niveau te behandelen. Na een bespreking van de heer Gerbrandy met Churchill en na een bezoek van de heren Gerbrandy en Van Lidth de Jeude aan het hoofdkwartier van Eisenhower te Versailles werd bereikt, dat goed gevonden werd, dat enige ministers-kwartiermakers naar het bevrijde ge bied zouden gaan. De commissie heeft uit de afgelegde verklaringen en de te harer beschikking staande stukken de overtuiging geput, dat dit niet naar de zin van generaal Kruis was en dat deze ook na de van geallieerde zijde verkregen toestemming met weinig vreugde de ministers-kwartiermakers naar Oistcrwijk zag gaan. Regering trad niet doortastend op Jhr. ir. O. C. A. VAN LIDTH DE JEUDE ken, die enige tjjd later overkwam. Was het wonder, dat deze ministers, ziende hoeveel er te doen was en zien de hoeveel er verkeerd ging men denke b.v. aan het arrestatievraagstuk - de behoefte gevoelden om, waar mogelijk, regelend en coördinerend op te treden? Dit werd hun echter èn door de om standigheden èn door de geringe me dewerking van de zijde van het M.G. vrijwel onmogelijk gemaakt. Zij resi deerden in het hotel „Bosch en Ven te Oisterwijk en waren daar prac- tisch van alle ambtelijke hulp versta ken. Hun departementen te Londen waren ontvolkt, doordat vele ambtena ren naar het M.G. waren overgegaan. Het Militair Gezag zetelde evenwel te Brussel en de functionarissen daar van waren niet ter beschikking van de ministers. De minister van Binnen landse Zaken heeft gepoogd hierin te voorzien door te 's-Hertogenbosch een eigen bureau te formeren, hetgeen weer tot wrijving met het Militair Ge zag leidde. De minister van Sociale Zaken slaagde er zelfs niet in zulk een bureau tot stand te brengen. Trou wens, voor zover er in het bevrijde gebied capabele krachten beschikbaar waren, werden deze vaak door de zuig kracht van het M.G. naar Brussel ge trokken. Bovendien beschikten de ministers niet over credieten, hetgeen met het M.G. wel het geval was. Verbitterde worsteling MK N kan dan ook van de komst van de ministers-kwartiermakers in het Zuiden op 25 l.ovcmber 1944 af tot de ontslagaanvrage van het kabinet op 24 .Januari 1945 een lange en verbit terde worsteling constateren tussen 'n aantal naar Nederland overgekomen ministers en de chef staf Militair Ge zag. Een worsteling waarbij het moet geconstateerd worden de chef staf aan de winnende hand is gebleven. Hier openbaarde zich het bezwaar van het besluit, dat alleen de Kroon instructies kon geven aan de chef staf. De individuele minister in Nederland vermocht met de wet in de hand te genover de chef staf niets en het tot stand brengen van instructies door de Kroon bleek vrijwel onmogelijk. Het feit, dat de ministers in Ois terwijk verbleven en de chef staf in Brussel zetelde, werkte de moeilijk heden in hoge mate in de hand. Dat het gehele centrale apparaat van hei M.G. te Brussel vertoeidc, moet, naai de mening van de commissie, ook uit anderen hoofde als hoogst onwenselijk beschouwd worden. In verband toch met de gebrekkige vervoersmogelijk heden werd door de functionarissen van het M.G. onnoemelijk veel tijd verloren met het reizen van Brussel naar bevrijd gebied en omgekeerd Eerst begin April 1945 heeft het M.G. Brussel verlaten en zich te Breda ge vestigd. De commissie acht het, hoe zeer zjj ook overtuigd is van de gro te moeilijkheden om in het bevrijde Zuiden een geschikt verblijf te vinden, bepaald een fout, zowel in psycholo gisch als in technisch en bestuurlijk opzicht, dat de overplaatsing niet veel eerder is geschied. Naar de mening van de commissie hebben de moeilijkheden in Novem ber en December 1944 tussen een aan tal ministers en de chef staf M.G. mede haar oorzaak gevonden in een te ge ringe geneigdheid van de in Neder land vertoevende ministers om in re gelrecht contact met de chef staf, zo nodig in Brussel, deze te noodzaken een dirigeren van de secties van het M.G. door de ministers te aanvaar den. De commissie kan zich niet aan de indruk onttrekken, dat de in Ne derland vertoevende ministers zich bij het bepalen van hun houding in te sterke mate zonder tot positieve daden te komen hebben laten beïn vloeden door gevoelens van wrevel tegenover de chef staf M.G., van wie zij reeds weinig medewerking hadden ondervonden om hun overeenkomst naar het bevrijde gebied te bevorde ren. Bovendien had de heer Kruis in een brief van 12 November 1944 aan de minster-president en de minister van oorlog nadrukkelijk gewezen op het in zijn ogen onwenselijke van zulk een overkomst en dat in bewoordingen, die van een ambtenaar op een zo hoge post tegenover de regering allerminst verwacht hadden kunnen worden. Insubordinatie £)E commissie kan dan ook zeer wel begrijpen, dat deze brief van gene raal Kruis in de Ministerraad is ge kwalificeerd met het woord „insubor dinatie" en zjj kan het alleen maar be treuren, dat de regering hierop niet op krachtiger wijze heeft gereageerd. De zaak is echter afgedaan in een on derhoud op 21 November 1944 tussen de Minister-President en de minister van Oorlog enerzijds en de heer Kruis anderzijds, waarhij «leze laatste zijn verontschuldigingen heeft aangeboden. Hoe weinig effectief deze wijze van afdoening was, bleek wel uit de daar op volgende weekrapporten van de chef staf M.G. van 1 en 8 December 1944, waarin dezelfde toon als in de 'brief van 12 November 1944 was te beluis teren. Door de eis van generaal Kruis, dat alleen hij aan het personeel van de staf M.G. orders zou kunnen geven en niet de ministers, is een diepe te genstelling tussen beide partijen ont staan. Op 17 December 1944 schrijven de in Nederland vertoevende minis ters, dat aan generaal Kruis ontslag De chej-staf van het Militair Gezag, gen.-majoor mr. H. Kruis in gesprek met mr. J. Meynen schrijven van 12 Februari 1945 blijkt de heer Kruis niet meer te persisteren bij zijn herhaaldelijk geuite voorne mens om ontslag te nemen. De commissie constateert, dat te gen de herhaalde dreigingen van gene raal Kruis om ontslag te nemen niet krachtig genoeg door de regering is opgetreden en concludeert, dat de hoogst ernstige gezagscrisis tussen de hoogste organen van het Staats gezag ten tijde van de overgang van bezetting naar bevrijding, waarbij ïe- kenning gehouden moest worden met de mogelijkheid van revolutionnaire si tuaties, de ergste gevolgen met zich gebracht kon hebben. Generaal Kruis treft hierin, naar de mening van de commissie, grote schuld. Vit zijn in de loop van de jaren gebleken houding spreekt een mentaliteit, die de com missie ten sterkste afkeurt. De commissaris voegt hier echter on middellijk aan toe, dat haars inziens de regering in deze nog groter schuld treft. Immers het was haar taak ge weest om het hoofd van het Bureau Militair Gezag en later de chef staf Militair Gezag terstond in duidelijke bewoordingen kenbaar te maken, hoe de verhouding tussen de regering en deze functionaris behoorde te zijn en, indien aan deze aanwijzing niet dade lijk op loyale wijze gevolg was gege ven, ontslag te doen volgen. De verdediging, in het bijzonder door de heren Gerbrandy en van Lidth de Jeude, destijds minister-president en minister van Oorlog, dat generaal Kruis onvervangbaar was en dat hij zo'n grote waardering genoot bij de geallieerde autoriteiten, kan de com missie niet aanvaarden. Het zou zon der enige twijfel moeilijk geweest zijn H.M. Koningin Wilhelmina in gesprek met een soldaat van Prinses Irene-brigade in de Midlands. de (Van onze parlementaire redacteur) is de parlementaire enquête-commissie door het diepgaand H onderzoek, dat zij heeft ingesteld en uit het omvangrijke mate- g riaal dat te harer kennis is gebracht, vele malen gebleken, hoe Konin- tg gin Wilhelmina in de jaren 1940-1945 in den vreemde de personificatie is geweest van het geknechte en strijdende Nederland, hoe de eerbied gj voor Haar persooonlijkheid, die Zij wist op te wekken, ons land ten j| goede is gekomen en hoe Zij door Haar onversaagdheid en onver- jg zettelijkheid de krachtsinspanning van de landgenoten in en buiten g bezet gebied telkenmale heeft weten op te voeren tot het peil, dat §j nodig was om de overwinning te behalen. Zij heeft daarmede het Ne- S derlandse volk onschatbare diensten bewezen." Aldus schrijft de commissie in de inleiding van het vijfde deel van H haar verslag. Zij meent gerechtigd te zijn tot dit oordeel zonder af- jj breuk te doen aan artikel 55 van de Grondwet, dat bepaalt, dat de g Koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn. Han- delingen van het Staatshoofd kan en mag de commissie niet onder|j zoeken en zij heeft dat ook niet gedaan. In het gehele verslag is steeds H uitgegaan van de verantwoordelijkheid van de ministers voor het H gevoerde beleid, maar deze woorden van hulde heeft zij niet aan H Koningin Wilhelmina willen onthouden om voor generaal Kruis, wiens capa citeiten zij gaarne erkent, een ge schikte opvolger te vinden, doch de commissie acht het onaannemelijk, dat in bevrijd Nederland of daarbuiten niet iemand te vinden zou zijn geweest voor deze functie, waarbij zij als haar mening geeft, dat de keuze niet be perkt had behoeven te blijven tot een beroepsofficier. De werkzaamheden van het hoofd van het M.G. waren van dien aard, dat even goed een burger zij het dan gemilitairiseerd daar mede belast had kunnen worden. Bij de behandeling van deze gehele aangelegenheid heeft de regering naar de mening van de commissie te veel uit het oog verloren, dat de hand having van de juiste gezagsverhou dingen een zaak is, die boven alles gaat. Zeker in een tijd, als op het mo ment van de bevrijding van Nederland was aangebroken. Document van groot historisch belang ja;; parlementaire enquête-com missie, die een omvangrijk onderzoek instelt naar Het rege ringsbeleid gedurende de jaren 1940 tot en met 1945, heeft weer een uitvoerig verslag van haar werkzaamheden het licht dotn zien. Dit vijfde deel behandelt de ministers- en kabinetscrisis en de voorbereiding van de terugkeer uit Londen, onder welk laatste onderwerpsamengevat zijn de beschouwingen over de Staten- Generaal, het Militair Gezag en de Vertrouwensmannen. De commissie heeft het zich weer niet gemakkelijk gemaakt. Het eigenlijke verslag telt 909 blad zijden. De bijlagen, die in een aparte band zijn ondergebracht, beslaan 583 bladzijden en de \n een derde band verzamelde ver horen, eisen 984 bladzijden. Er werden in totaal 162 verhoren afgenomen van 119 personen. Sommige ondervraagden kwamen dus meer dan eenmaal voor de commissie. Dit vijfde deel is in staatkundig en staatsrechtelijk opzicht het belangrijkste deel van de totale arbeid van de commissie, aange zien het de algemene, politieke gegevens bevat, die het onder zoek opleverden. Het is daarom van groot historisch gewicht en zal de latere geschiedschrijvers van onschatbare waarde zijn. Reeds de eerste vier delen van het verslag viekten grote bewon dering voor de wijze, waarop de commissie haar taak opvat, het vijfde deel heeft de goede repu tatie, die van haar uitgaat, vol ledig bevestigd. Controverse tussen de illegaliteit en de politie (Van onze parlementaire redacteur.) DIJ duizenden zijn in de dagen na de capitulatie der Duitsers in Mei 1945 mannen en vrouwen gearresteerd, die zich tijdens de bezetting hadden mis dragen. Maar wie hadden er eigenlijk in die bewogen periode arrestatie-bevoegd heid? Hierover heeft de parlementaire enquête-commissie in het vijfde deel van haar verslag uitvoerig een boekje opengedaan. Het blijkt hieruit, dat op het gebied van dit arrestatievraagstuk de verwarring in die dagen volkomen was. Zo wel het M.G. en de politie, vertegenwoordigd door de heer Spcyart van Woer den, procureur-generaal bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, als de B.S. en de Gemeenschap Oud-Illegale Werkers Nederland arresteerden op losse en vaste gronden. De commissie is van oordeel, dat ge neraal Kruis mede ter versterking van zijn eigen positie tegenover de rege ring, een politiek van „verdeel en heers" heeft gevoerd. Aan de illega liteit, die naar zijn mening de meeste moeilijkheden zou kunnen veroor zaken, heeft hp hierbij de meeste con cessies gedaan, waarvan hij later weer een gedeelte heeft teruggenomen. Generaal Kruis heeft, aldus het ver slag, de impasse, waarin het arresta tieprobleem verkeerde, maandenlang voortgesleept, ten koste van üe on- schuldigen onder de gedetineerden. Ten slotte blijkt uit het verslag, dat noch de regering, noch generaal Kruis gepoogd hebben een regeling te tref fen, waarbij met minder arrestaties in het nog te bevrijden gebied kon worden volstaan, voor het geval dat bij de bevrijding van dat gebied te vens de oorlog zou zijn geëindigd De heer Gerbrandy verklaart weliswaar, dat tweemaal deze aangelegenheid in de Ministerraad ter sprake is geko men, doch er is in ieder geval geen besluit genomen om de lijn te buigen. Hierdoor is het probleem van de poli tieke delinquenten uitgegroeid tot een dusdanige omvang, dat overheid en volk hierbij in de eerste jaren na de bevrijding voor schier onoplosbare pro blemen werden gesteld De politie, die door de procureur- generaal voldoende gezuiverd geacht werd, stond hierbij in het centrum van de strijd. De illegaliteit achtte de politie namelijk niét voldoende gezui verd, waardoor het Nederlandse volk niet voldoende vertrouwen aan dit ap paraat kon schenken. Deze controver se werd nog verscherpt, doordat op grond van persoonlijke verhoudingen geen overleg tussen de heer Speyart van Woerden en de illegaliteit over deze kwestie plaats vond. De minis ter van Justitie, hoewel uit de ille galiteit afkomstig, deelde in het al gemeen het standpunt van de procu reur-generaal, terwijl generaal Kruis het M.G. zo goed mogelijk tussen bei de standpunten trachtte door te lood sen, op zodanige wijze, dat hij nu en dan de illegaliteit het meest tegemoet kwam, voornamelijk in het in Februari 1945 nog te bevrijden gebied. Ook voor het bevrijde gebied heeft de illegali teit echter in Februari 1945 een be langrijke concessie bereikt. De procu reur-generaal legde namelijk, naar aanleiding van een waarschijnlijk door de illegaliteit aan de militaire com missaris te Breda, de heer Van Boet- zelaer, gezonden brief, waarin bedrei gingen aan het adres van de procu reur-generaal werden geuit, tot Jun. 1945 zijn functie neer. Tegenstrijdige verklaringen. J)E enquête-commissie is er volgens haar verslag niet in geslaagd, uit de vele tegenstrijdige verklaringen de werkelijke herkomst van het briefje, dat aan de heer Van Boetzelaer werd gezonden, die er vervolgens mee naar generaal Kruis is gegaan, te recon strueren. De commissie wil niet ver helen de indruk te hebben, dat niet alle getuigen de waarheid hebben ge sproken en acht dit feit van dusdanig belang, dat naar haar oordeel een jus titieel onderzoek in dezen ge\vettigd is. De reactie van de regering op deze brief wordt door de commissie vol strekt afgekeurd. Door het aftreden van de procureur-generaal is men hier geweken voor een bedreiging met ter reur, die wellicht nog gefingeerd is geweest. „Verdeel en heers"-politiek. yAN de onmogelijkheid van overleg tussen de procureur-generaal en de illegaliteit draagt volgens het verslag van de commissie de eerste, die een zeer weinig plooibaar man is, de groot ste schuld. Het had hierbij op de weg van generaal Kruis gelegen, te trach ten, dit verschil van inzicht te over bruggen. Uit niets blijkt, dat deze hiertoe pogingen heeft ondervonden. JJOEWEL nu reeds vijf delen van het Verslag van de Parlementaire En quête-commissie verschenen zijn, heeft de commissie nog heel wat werk voor de boeg. Dat is aanleiding geweest om de mogelijkheid van een andere werk methode te onderzoeken, vooral be staande in een vertraging van het tempo, aangezien de leden der com missie met arbeid overvoerd zijn. Hier over is overleg gepleegd met de senio res van de Tweede Kamer. Dezer dagen is een beslissing gevallen. Inmiddels zijn voor het deel van het Verslag, dat het beleid van de rege ring tegenover de uitgewekenen zal bevatten, de verhoren reeds gehouden en is zelfs het verslag in concept ge reed. Ook het deel, dat zal handelen over het militaire beleid is reeds in concept gereed. Uiterst moeilijk is het onderzoek naar de verhoudingen en de verbindingen tussen de Londense regering en de illegaliteit. Wel heeft de commissie hierover al verscheidene personen gehoord, maar het meeste werk moet toch nog verricht worden. Wat het Indonesisch beleid tenslotte aangaat, beschikt de commissie wel reeds over veel archiefmateriaal, maar er zijn nog maar weinig verhoren af genomen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 6