s
Twee keer per jaar de wereld rond
Zonder geluk vaart niemand wel
D
AMSTERDAMS PODIUM
I
Festival op Kattenburg
Ji/Utgc&ri
Eene Recensie
Maar nog nooit in Drente of
Groningen geweest
DE schoonheid der aarde is niet
te koop; zij behoort aan wie
haar ontdekt, haar begrijpt en
Portret van de K.L.M.-
perschef Rein Vogels
Receptie
GHEDENCKKLANCK
7ATFVRX)Afr 28 .TTTTT 19K1
van.
De
nabij
erzoek
hotel-
me-
zor-
En,
Iver,
haar weet te genieten.
HENRI BORDEAUX
(Van een onzer redacteuren)
MAG„ Ik u een goede vriend van me voorstellen? Hij heet Kein Vogels. Hij is
vijf en dertig jaar, wat Je noemt een vlotte vent en niet meer zo dik als hij
geweest is. Hij heeft een goede baan en blauwe ogen. Zijn haar wordt een beetje
dun en zijn voorhoofd daardoor hoger dan het al was. Hij draagt dat haar links
in een scheiding en rechts achterover gekamd. Hij heeft wat je noemt de wind
mee, als n begrijpt wat ik bedoel, maar zijn mond is daarentegen aan de kleine
kant. Met die kleine mond praat hij graag en veel en goed. Hij heeft een lieve
vrouw en twee kinderen, Paul (tien jaar) en Fenna (zes jaar, zo genoemd naar
•en kolonel van het 8ste Britse leger)Hij woont in Voorburg en is nog nooit in
Groningen en Drente geweest. Daarom heeft hij besloten zijn vacantle dit jaar
in de Noordelijke provincies van ons land door te brengen. Hij reist graag. Of
ie ooit In Leeuwarden geweest Is weet Ik niet, maar ik heb hem wel eens ont
moet ln Berlijn en ook wel eens ln Parijs en ik ben hem twee keer tegengeko
men In Djakarta, toen dat nog Batavia heette. Hij was niet op Mauritius toen
Ik a oar was en in Khartoum heb ik hem net gemist. We waren beiden op
Ceylon maar niet tegelijk. Ik vertel dit natuurlijk alleen maar, om u te laten
horen, dat lk ook een beetje bereisd ben, want lk ben afgrijselijk jaloers op Kein
Vogels. Reizen is ons beider lust en leven, maar terwijl het voor mij steeds bij
de lust ls gebleven, heeft hij kans gezien er zijn hele leven mee te vullen.
LILT heeft In riksja's gereden in Shang-
hai en op het Michigan meer geva
ren in Amerika. Hij is met bloemen
kransen omhangen door Hawaiian
meisjes op Honoloeloe en heeft met
filmsterren gebabbeld in de studio's
van Hollywood. Hij heeft ratten ver
jaagd uit hotelkamers in Calcutta en
glaasjes arak gedronken (met tiental
len soorten nootjes) ln Beiroet. Hij is
opgetrokken met ministers uit Tunis
die in boernoesen rondliepen, kent de
staatshoofden van vele landen persoon
lijk en is verscheidene malen in par
ticuliere audiëntie ontvangen door de
Paus. Hij heeft gesproken met de Sjah
van Perzie, is op een kameel rond de
pyramide van Giseh gereden en heeft
„braaivlees" gegeten in Johannesburg.
Kein Vogels vliegt (What is in a
name!) In de laatste vijf jaar heeft hij
ruim een half millioen kilometer ge
vlogen, dat is ruim tien keer oftewel
twee keer per jaar de hele wereld
rond. Maar hij is nog nooit in Drente
geweest!
Of de uitdrukking van hem zelf is,
weet ik niet, maar hij heeft eens ge
zegd: „God geeft de vogels te eten,
maar zij moeten er voor vliegen". Rein
Vogels is perschef van de KLM. Als
hij niet vliegt, wat toch nog wel eens
voorkomt, want vliegen gaat gauw en
een half millioen kilometers die kun
je als het moet, in 1200 uren, dat is in
50 etmalen, afleggen dan troont hij
in een van de 352 kamers van het
enorme KLM-gebouw achter een ma
jesteitelijk bureau.
Contact met publiek
T"\E buitenstaander krijgt zo makkelijk
U de indruk, dat die perschef van de
KLM eigenlijk niets anders doet, dan
met zijn vriendelijkste glimlach de hele
wereld af te reizen, met mooie pakken
aan op deftige ontvangsten te verschij
nen en op dito cocktailparties alsmaar
borreltjes te drinken.
Men zou zich deerlijk vergissen, als
men denken zou, dat de zakenman Ples-
man daarvoor alleen salaris en onkos
ten neer zou tellen. De baan van Rein
Vogels is er een van de allergrootste
importantie. Perschef is een lelijk Ne
derlands woord voor het veel duidelij
ker Engelse „Public Relation Officer".
Inderdaad, het is de taak van de KLM-
perschef, in de ruimste zin van het
woord het contact tussen KLM en pu
bliek te onderhouden. Hij moet het doel,
handelen en streven van zijn maat
schappij zo duidelijk weten voor te
stellen en uit te dragen, dat noch bij
het personeel noch bij de buitenwereld
misverstanden kunnen ontstaan. Hij
moet zoals dat heet, goodwill creëren.
Hij moet er op hameren, dat ieder lid
van het personeel op zichzelf een goed
public relation officer is. Hij moet
nauw met de directie samenwerken en
wordt dan ook door dr. Plesman steeds
op de hoogte gehouden van de richt
lijnen. Hij moet vertrouwen kweken
voor het bedrijf door op de juiste tijd
en de juiste wijze, juiste inlichtingen te
geven, waarbij hij er van doordrongen
moet zijn, dat zijn uitlatingen meestal
op rekening van zijn directie worden
geschreven. Hij moet contact onderhou
den met de acht en vijftig landen, waar
de KLM mee te maken heeft. Hij moet
daartoe in goede relatie staan tot de
pers, de radio, de film en de televisie
in al deze landen, met de hoogste auto-
rtieiten, maar ook met de laagste em
ployes op vele vliegvelden.
Reizen in het bloed
„LIET is heerlijk werk", zegt Rein Vo-
gels en dan bedoelt hij niet alleen
dat het interessant is om zoals on
langs met de bekende Austin-E$am-
vlucht in twee en twintig dagen de
hele wereld rond te vliegen, of om met
de beide Pinksterdagen, zonder regen
jas en met een klein koffertje even op
en neer te gaan naar Damascus, Za
terdag weg en Maandag terug, maar
dan doelt hij vooral op de mooie en
dankbare taak om het werk van 11000
KLM-werkers over de gehele wereld,
werk dat vaak achter de schermen ge
daan wordt, te mogen uitdragen, de
Nederlandse vlag hoog in de lucht te
kunnen houden en behalve voor de
KLM, tegelijkertijd voor het vaderland
zeer veel goodwill in de gehele wereld
aan te kweken.
Het reizen heeft in de carrière v.an
Vogels steeds een grote rol gespeeld.
Toen hij 20 was direct na zijn mili
taire diensttijd was hij al in dienst
van een reisbureaubedrijf en trok door
heel Europa. Soms was dat wel eens
taai, als hij b.v. tijden lang drie keer
in de week de overtocht van Ostende
naar Dover moest maken en in de
winter lag het werk meestal stop. Dan
hield hij lezingen en hij heeft ook een
seizoen meegespeeld in een cabaret
gezelschap. Na een lange periode bij
Philips, waar hij o.a. belast was met de
leiding van het persbureau Industria
en in welke tijd hij verscheidene boe
ken publiceerde, kwam hij na de be
vrijding b(j de Militaire Repatriërings-
dienst terecht en maakte tientallen rei-
zei door Europa, later na de bevrij
ding van Indie naar Egypte, Singa
pore, Ceylon en kris kras door de go-
hele archipelè Aan dit werk bewaart
hij prettige herinneringen, omdat hij
dankbaar was landgenoten naar Neder
land te brengen en de familie in het
vaderland gerust te stellen.
In 1946 vroeg dr. Plesman hem „om
eens te komen praten" en een paar uur
later was hij aangesteld in de baan, die
ieder die van reizen houdt hem benij
den zal. En dan te weten, dat hij eigen
lijk mandenmaker had willen worden,
maar dat kwam omdat er een manden
maker woonde op de hoek van de
straat in Dordrecht, waar zijn ouderlijk
huis stond (zijn vader zat ook al in het
reclamebedrijf) en omdat hij toen nog
een heel kleine jongen was.
Als kleine jongen wilde de K.L.M.-perschef Rein Vogels mandenmaker
worden. Van deze jeugddroom is blijkbaar toch nog iets blijven hangen,
want anders zou hij niet zo nadrukkelijk naar het mandje wijzen. Maar hij
kijkt er niet naar! Hij kijkt met iets extatisch in zijn blik naar het Griekse
landschap, dat hij gezien heeft of zien wil en hij denkt natuurlijk aan de
belangen die daar voor Nederland en voor de KLM te behartigen zijn. Het
is immers de maat van onze liefde, die de mate van onze toewijding bepaalt.
(Advertentie, Xng. Med.)
LIET was een receptie, zo vervelend
als de agenda-conferenties, die te
Parjjs zacht en kalm de laatste adem
uitbliezenen even langdradig. Het
ging er wel deftig toe, op die ontvangst
van schijnheilig gelukwensende vrien
den en relaties van mevrouw Moes
druif, welke dame het dan toch maar
gepresteerd had gedurende een kwart
eeuw een kleuterschooltje voor gegoe
de kindertjes te leiden.
Velen van die eertijds duimzuigen-
de en zeer ongedisciplineerd plassende
dreumesen waren hun juffrouw Moes
druif de hand komen drukken en wer
den door haar (fijnvoelend) herinnerd
aan hun prilste jeugdjaren. „Ja, Hyro-
nimus", sprak juffrouw Moesdruif tot
een alom bekend burger, thans firmant
van een groot bedrijf, „hoeveel malen
moest ik jouw bretelletjes niet vast
maken, als je even naar achteren was
geweest".
Het was erg gezellig, zei iedereen
met strakke blik. De meeste aandacht
had men voor een driejarig meiske, de
popperige Annetje Knol, die een der
tegenwoordige pupillen van juffrouw
Moesdruif was. Ze had in eenvoudige
bewoordingen een groot vers voorge
dragen, waarin ze haar kinderlijke
gevoelens van liefde en waardering
had geuit.
Annetje Knol, wat kleverig van de
rumbonen en de kusjes, was de heldin
van de dag. Steeds was ze bij haar juf
frouw Moesdruif, die zich met haar
onderhield over matjesvlechten en
hinkelversjes. De conversatie van An
netje bepaalde zich voornameliik. tor
het stamelen van „Debbe-debbe-
debbe", hetgeen de jubtlaresse be
paald „doddig" vond.
Halverwege het feest trokken wij
ons terug in een telefoonhokje voor
een zakelijk gesprek. Nauwelijks wa
ren wij verfbonden, of een licht gekras
aan de deur deed ons begrijpen, dat
Annetje Knol aan de buitenzijde ons
gesprek volgde. Vriendelijk kraaiden
we: „Debbe-debbe-debbe" om prompt
in dezelfde bewoordingen antwoord te
ontvangen. „Annetje poele, poele,
poele", klonk het buiten. Wij beaam
den terstond met „Fuussie fuussie fuus-
sie", hetgeen een kind veel zegt. De
heer, die we wilden opbellen, was niet
thuis en daarom legden we de hoorn
neer. En verlieten het kleine stulpje.
Onze blikken waren omlaag gericht en
onze hand zocht reeds het krullige
kinderkopje van Annetje. Edoch, we
tastten naar een benige knie. Onze
ogen schoten omhoog en keken in de
felle ogen van juffrouw Moesdruif.
„Jij hier?", kreet ze tegen ons, die
ook eens haar colleges volgde. „Je
bent nog niets veranderd sinds de tijd,
dat je me een vaasje bloemen gaf met
een kikker erin!"
Toen hebben we maar bedankt voor
de gezelligheid en voegden we ons bij
een veertigtal andere oud-pupillen, die
in een naburig café een brokje narig
heid trachtten te vergeten.
AMSTERDAMS NIEUWE V.V.V.-STUNT, zijnde „Amsterdam la nuit", „Am
sterdam-bij-nacht", schijnt het wel te doen bij de vreemdelingen, hetgeen be
grijpelijk is omdat er, met een paar losse zwaar-gedevalueerde guldens in de
zak in nachtelijk Amsterdam nog wel het een en ander te beleven valt. En te
zien. Onze mooie grachten en nóg mooiere klassieke gevels. Onze oude taveer
nen, met die van de aarts-V.V.V.-er Nikolaas Kroese voorop. Onze torens en
onze burgwalletjes. En nog veel meer wat Nederlanders alledaags en vreemde
lingen uniek en pittoresk plegen te vinden.
WU is het begrijpelijk, dat men alleen
dat deel van Amsterdam laat zien,
waarvan men veronderstelt dat het de
moeite waard is. De goede buurten en
de betere buurten. Niét de Amsterdam
se slums, niét de krotwoningen, waar
van er nog enkele slordige duizenden
in deze huizenwoestijn verdwaald staan.
Niét de armoewijken, die er óók zijn.
Nee, zoiets doet een Amsterdamse VW
niet. Dat doet alleen de heer Mossadeq,
als een zekere meneer Harriman in
Perzie op bezoek komt. Mossadeq is
een vreemde broeder, maar origineel is
hij ontegenzeglijk. Het valt alleen te
betwijfelen of de Britten er dezelfde
mening over hebben. Ik denk van niet.
Nee, wat Mossadeq deed, dat doet de
heer Piet Mijksenaar, Amsterdams
opper-VW'er, beslist niet. Hij wordt
er niet voor betaald om de zelfkant van
zijn stad te tonen. En daarom ziet nooit
één buitenlander een der treffendste
delen van de hoofdstad: Kattenburg. Hoe
treffend dit kwartier is, mochten wij
dezer dagen weer eens vaststellen, toen
we een bezoek brachten aan de Inter
national Seamen Club op het Kwadijks-
plein en daarna nog een uurtje door dat
oude, gore, stinkende Kattenburg zwier
ven. Met zijn ijsco-karren en pothui
zen. Met zijn afgesloofde huismoeders,
uitblazend op de kozijnen. Met zijn
welhaast ontstellende kinderrijkdom.
Met zijn vechtende katers en propvolle
duivenplatten. Met zijn machtige ve
men en miniatuur-werkplaatsjes. Met
zijn zure-bommen karretjes en overal
vlotte jongens van de Marine. Met zijn
vunze rioolluchtjes en overal het uit
zicht op het water. En ook een uitzicht
op de schepen en de harde, blauwe
hemel daarboven.
Dat is Kattenburg, waar sinds de
laatste eeuw niet zo bijster veel ver
anderde. Waar nog steeds onbewoon
baar verklaarde woningen staan, die
onbewoond zijn en wél bewoond. Het
verschil ziet men niet. Kattenburg
druk, rumoerig, vol lawijt en tumult.
Burgerlijk en lichtelijk ordinair. Nu
jaburgerlijk en ordinair in de ogen
van sightsee-ënde buitenlandse menigte,
die alleen Rembrandt's huis en de Wes
tertoren marvellous en charming vin
den en daarna overgaan tot de orde van
de dag, zijnde coca cola of iets sterkers.
Daar, op Kattenburg, klopt óók een
behoorlijke portie Amsterdams hart.
Maar de vreemdeling komt er niet en
of de raszuivere Kattenburgers daar
ONS WEKELIJKSE
KORTE VERHAAL
JN het fletse licht van een booglamp
stond bij de hoek van een straat Arie
Vedder. Terwijl zijn vingers automa
tisch de shag in het vloeitje tot een
sigaret vormden, gleed zijn blik, vanon
der de gore pet, langs de donkere hui
zenrijen.
Het vlammetje van de lucifer, dat
even flikkerend zijn hoekig gelaat be
lichtte, gaf hem iets gluiperigs. Niet
ten onrechte, want als Arie 's avonds
op karwei was, behoorden de eigenaars
van langs de weg gestalde rijwielen op
hun hoede te zijn. Zijn manier van
werken was weinig meedogend. Menig
klok- of ander slot had hij reeds ge
ruisloos en snel gekraakt.
Diep inhaleerde Arie de tabaksrook
en hij begon langzaam over het trottoir
te kuieren, scherp op de omgeving let
tend. Er moest vanavond iets gebeuren,
hij was bijna weer zo goed als platzak.
Tien minuten later had hij zijn oog
laten vallen op een betrekkelijk nieu
we herenfiets, die men met een simpel
slot voor diefstal had willen vrijwaren.
Arie gnuifde bij dit buitenkansje. Dat
zou een karretje voor ome Fop wor
den en zeker zestig pietermannen
waard zijn.
Zonder geluk vaart niemand wel.
Naast de woning, waarvoor het rijwiel
was neergezet, bevond zich een open
poort, een soort branduitgang. Hij
glunderde. Geen betere gelegenheid
dan daar, om even het nootje te kra
ken.
Hij gluurde bliksmsnel links en
rechts, toen hief hij de fiets achter
omhoog en reed deze geruisloos de
poort in. Vlug en zo goed als onhoor
baar begon hij met de solide werktui
gen het lichte klokslot te forceren.
Toen het gebeurd was, luisterde hij
even aandachtig, maar alles bleef rus
tig'. Binnen een minuut kwam hij zelf
verzekerd met het „zwijntje" de straat
op en slingerde zich een paar meter
verder op het zadel. Ziezo, dat was bij
na verdiend.
Met forse trappen verwijderde hij
zich. Hij was echter nog niet de straat
uit, toen hij dat eigenaardige gevoel
kreeg gevolgd te worden. Het was zijn
zesde zintuig, dat hem waarschuwde en
meestal bedroog dat hem nooit. Vóór
hij de hoek omreed, keek hij achterom,
en zag toen, dat het geen verbeelding
was geweest. Geen honderd meter acn-
ter hem reed een donkere figuur op
de fiets. Arie kreeg een schok, hij had
het uniform van een politieman her
kend.
Het beste was maar flink door te
sjesen en af te wachten, of de smeris
bleef volgen. Weinig op zijn gemak
bemerkte Arie, dat de politieman in
derdaad bleef volgen. Fanatiek draai
den Arie's benen in het rond. Voor een
nieuwe kar liep ze toch niet zo licht en
wat trapte die dynamo zwaar. Moest
hij 'm uitschakelen? Nee, verbeeld je,
dat hij ook nog een smeris als tegen
ligger kreeg!
Alle twijfel aan de bedoeling van
zijn achtervolger verdween, toen hij
een bevelend „Afstappen!" achter zich
hoorde roepen. Nou, daar zou ie toch
eerst even voor knokken. Vooruit,
naar de buitenwijk, in een of ander
donker laantje zou hij 'm wel losrij-
den.
Na de tweede vergeefse sommatie
joeg Arie in een felle sprint over de
weg, met de wetsdienaar als een ter
rier achter zich aan. Toen de eerste
bospartijen van de buitenwijk bereikt
waren hing zijn tong uit de mond en
hij hijgde als een paard. Nog even
doorbijten jongens.... Even verderop
was het laantje met de vele dwars-
paadjes en onder het laaghangend ge
bladerte kon je gemakkelijk ontkomen.
„Halt!" hoorde hij weer roepen, maar
meteen schoot hij in een scherpe bocht
het boslaantje in. Nu of nooit!
Geen tien meter verder moest hij
als een bezetene remmen, wilde hij
niet tegen de rood-witte wegversper
ring botsen Flauw brandden aan
weerszijden twee rode waarschuwings-
lantaarns.
„Verdvloekte hij. Dat was nou
echt pech! Neer die fiets jongens en
tippelen! Anders kost het je weer een
maand of drie.
De fiets viel kletterend op de stenen,
geen twee seconden hierna verdween
Arie als de weerga in het kreupelhout
langs de weg.
,,'k Had er eerst geen flauw vermoe
den van, dat het een gestolen rijwiel
was", verklaarde agent de Wit, toennij
nog rood en transpirerend rapport
kwam uitbrengen, „pas toen die knul
'm na mijn sommatie wilde smeren,
vertrouwde ik de zaak niet meer zv
Ik had 'm eerst gewoon een waar
schuwing willen geven, omdat het rode
achterlichtje niet brandde
pijn in hun buik over hebben is zeer,
zeer de vraag. Die middag dat wij er
scharrelden zeker niet. En wel helemaal
niet in dat éne café, waar het vol hing
met rosse en oranje sjerpen en bande
lieren en waarop met zeep op de ruit
geslingerd was „Kattenburg-Featifal".
Ja, met een „f". Op dat middaguur
werd er niet gefestivald, maar 's avonds
zal het er zonder twijfel onbeschrijfe
lijk gezellig geweest zijn. Je hoeft al
leen maar naar die pientere oogjes van
de oude mannetjes te kijken in die
buurt, en naar de leflokken van de
jongere. Gezwegen van het vrouwvolk,
dat er met alle zorgenrimpels toch niet
uitziet alsof het vergat feest te vieren.
Vlakbij die Festival-taveerne was
weer zoiets als een onbewoonbaar ver
klaarde woning. Daarnaast was er een
bewoond. Het raam stond open en je
keek zo van buiten af naar binnen. Er
stond een bed voor dat raam en in dat
bed lag een meisje. Zeventien jaar of
daaromtrent. Witte armen en witte
handen. En een rood, opgewonden ge
zicht. Niet van dat festival, maar waar
schijnlijk van het boek waarin 't te
lezen lag. Je kon duidelijk de titel er
van zien „Met een kwartje de wereld
rond".
Dat meisje zal wel t.b.c. gehad heb
ben en het was een trieste geschiedenis
achter dat raam in die gore straat.
Tóch was dat meisje niet ongelukkig,
leek me en dat is opvallend genoeg,
zoiets.
Drie huizen verderop was een koffie
huis en omdat het warm was dronken
we daar wat. We waren de enige be
zoekers. De kastelein hing log over de
tapkast en de kanarie sliep. Wat leefde
was alleen een baby, een kindje van
een jaar of twee, drie. Dat zat in een
bierkistje, hetwelk als box dienst deed.
Ik dacht aan al die honderdduizend
kinderen die op dat ogenblik in Zand-
voort of waar ook langs de kust of in
het binnenland aan het spelen waren.
Dit gevalletje speelde in een bierkistje
en het lachte! Het had plezier en was
bezig achter het mysterie van het leven
te komen. Ja, het had plezier omdat 't
lééfde, ook al was het dan in een bier
kistje. Misschien wel evenveel plezier
als al die andere kindjes, die op dat
zelfde ogenblik speelden in de room
blanke boxen op de flatjes van de Roo-
seveltlaan, of in de deftig-verstilde
tuinen van de paleizen, staande in de
bocht van de Herengracht.
Kattenburg: Een soort ghetto, maar
niét zonder geluk. Omdat geluk niets
te maken heeft met de rollende luxe
van de Amsterdam-la-nuit-touringcars;
en niets met bochten in de Herengracht
en niets met blanke boxen. En omdat
armoede niet altijd öngeluk impliceert.
En dat is dan een waarheid, die zelfs
de hyper-verwende vreemdelingen-
drommen, die in deze dagen door Am
sterdam gedreven worden, nog wel eens
in het verwende oor gefluisterd mocht
worden. Wie het niet gelooftdie
ga zelf kijken. Op Kattenburg, daar bij
de vemen en het water.
ANTHONY VAN KAMPEN
voorkomt dat muggen U steken*
(Advertentie, Ing. Med.)
Waerom, so vraegh lek, doekt ghy nogh uw suurverdiende knaecken,
om in een dure schouwburghsael comedie te sien maecken?
En waerom looft ghy den artist, die kruypt in andrer huyden,
om deur een goet gespeelde rol iets anders te beduyden?
Toneelspel slet men allen dagh, b(j allen om u henen,
Artisten, grooter nogh dan wie, sy draeyen ront uw beenen.
Uw echtvrient, dames, speelt toch vaeck de rol der zware krancke,
en sonder dat ghe hem betaelt, of selfs maer hoeft bedancken
Uw soon speelt vaeck veur 'n kleyn publieck, met verve en inspiratie,
de rol van arme bedelaer, die smeeckt om uwe gratie.
Toch veur syn arbeid eisch hij niets, hoeseer hy oock studeerde,
en 't schoon toneelspel met een vriend zoo dickwijls repeteerde.
Besield brenght vaeck een vriend van u de rol des weereltwyzen,
de man om wien dit leeven draeyt en die men steets moet pryzen!
Een ieder bidt om synen raed, ja zelfs in hartsgheheymen,
En toch... met een waerdeerent woord, kan men de man reets Iymen.
Hoe koudt de Koude Oorlog is, toch buyghen de diplomaten,
En meten hunne vyanden met alderliefste maten.
Och ja, waerom betaelt men geit om te sien toneleeren?
Het leeven self is 't schouwtoneel der groote en kleyne heeren!
THOMASSIUS