s Twee keer per jaar de wereld rond Zonder geluk vaart niemand wel D AMSTERDAMS PODIUM I Festival op Kattenburg Ji/Utgc&ri Eene Recensie Maar nog nooit in Drente of Groningen geweest DE schoonheid der aarde is niet te koop; zij behoort aan wie haar ontdekt, haar begrijpt en Portret van de K.L.M.- perschef Rein Vogels Receptie GHEDENCKKLANCK 7ATFVRX)Afr 28 .TTTTT 19K1 van. De nabij erzoek hotel- me- zor- En, Iver, haar weet te genieten. HENRI BORDEAUX (Van een onzer redacteuren) MAG„ Ik u een goede vriend van me voorstellen? Hij heet Kein Vogels. Hij is vijf en dertig jaar, wat Je noemt een vlotte vent en niet meer zo dik als hij geweest is. Hij heeft een goede baan en blauwe ogen. Zijn haar wordt een beetje dun en zijn voorhoofd daardoor hoger dan het al was. Hij draagt dat haar links in een scheiding en rechts achterover gekamd. Hij heeft wat je noemt de wind mee, als n begrijpt wat ik bedoel, maar zijn mond is daarentegen aan de kleine kant. Met die kleine mond praat hij graag en veel en goed. Hij heeft een lieve vrouw en twee kinderen, Paul (tien jaar) en Fenna (zes jaar, zo genoemd naar •en kolonel van het 8ste Britse leger)Hij woont in Voorburg en is nog nooit in Groningen en Drente geweest. Daarom heeft hij besloten zijn vacantle dit jaar in de Noordelijke provincies van ons land door te brengen. Hij reist graag. Of ie ooit In Leeuwarden geweest Is weet Ik niet, maar ik heb hem wel eens ont moet ln Berlijn en ook wel eens ln Parijs en ik ben hem twee keer tegengeko men In Djakarta, toen dat nog Batavia heette. Hij was niet op Mauritius toen Ik a oar was en in Khartoum heb ik hem net gemist. We waren beiden op Ceylon maar niet tegelijk. Ik vertel dit natuurlijk alleen maar, om u te laten horen, dat lk ook een beetje bereisd ben, want lk ben afgrijselijk jaloers op Kein Vogels. Reizen is ons beider lust en leven, maar terwijl het voor mij steeds bij de lust ls gebleven, heeft hij kans gezien er zijn hele leven mee te vullen. LILT heeft In riksja's gereden in Shang- hai en op het Michigan meer geva ren in Amerika. Hij is met bloemen kransen omhangen door Hawaiian meisjes op Honoloeloe en heeft met filmsterren gebabbeld in de studio's van Hollywood. Hij heeft ratten ver jaagd uit hotelkamers in Calcutta en glaasjes arak gedronken (met tiental len soorten nootjes) ln Beiroet. Hij is opgetrokken met ministers uit Tunis die in boernoesen rondliepen, kent de staatshoofden van vele landen persoon lijk en is verscheidene malen in par ticuliere audiëntie ontvangen door de Paus. Hij heeft gesproken met de Sjah van Perzie, is op een kameel rond de pyramide van Giseh gereden en heeft „braaivlees" gegeten in Johannesburg. Kein Vogels vliegt (What is in a name!) In de laatste vijf jaar heeft hij ruim een half millioen kilometer ge vlogen, dat is ruim tien keer oftewel twee keer per jaar de hele wereld rond. Maar hij is nog nooit in Drente geweest! Of de uitdrukking van hem zelf is, weet ik niet, maar hij heeft eens ge zegd: „God geeft de vogels te eten, maar zij moeten er voor vliegen". Rein Vogels is perschef van de KLM. Als hij niet vliegt, wat toch nog wel eens voorkomt, want vliegen gaat gauw en een half millioen kilometers die kun je als het moet, in 1200 uren, dat is in 50 etmalen, afleggen dan troont hij in een van de 352 kamers van het enorme KLM-gebouw achter een ma jesteitelijk bureau. Contact met publiek T"\E buitenstaander krijgt zo makkelijk U de indruk, dat die perschef van de KLM eigenlijk niets anders doet, dan met zijn vriendelijkste glimlach de hele wereld af te reizen, met mooie pakken aan op deftige ontvangsten te verschij nen en op dito cocktailparties alsmaar borreltjes te drinken. Men zou zich deerlijk vergissen, als men denken zou, dat de zakenman Ples- man daarvoor alleen salaris en onkos ten neer zou tellen. De baan van Rein Vogels is er een van de allergrootste importantie. Perschef is een lelijk Ne derlands woord voor het veel duidelij ker Engelse „Public Relation Officer". Inderdaad, het is de taak van de KLM- perschef, in de ruimste zin van het woord het contact tussen KLM en pu bliek te onderhouden. Hij moet het doel, handelen en streven van zijn maat schappij zo duidelijk weten voor te stellen en uit te dragen, dat noch bij het personeel noch bij de buitenwereld misverstanden kunnen ontstaan. Hij moet zoals dat heet, goodwill creëren. Hij moet er op hameren, dat ieder lid van het personeel op zichzelf een goed public relation officer is. Hij moet nauw met de directie samenwerken en wordt dan ook door dr. Plesman steeds op de hoogte gehouden van de richt lijnen. Hij moet vertrouwen kweken voor het bedrijf door op de juiste tijd en de juiste wijze, juiste inlichtingen te geven, waarbij hij er van doordrongen moet zijn, dat zijn uitlatingen meestal op rekening van zijn directie worden geschreven. Hij moet contact onderhou den met de acht en vijftig landen, waar de KLM mee te maken heeft. Hij moet daartoe in goede relatie staan tot de pers, de radio, de film en de televisie in al deze landen, met de hoogste auto- rtieiten, maar ook met de laagste em ployes op vele vliegvelden. Reizen in het bloed „LIET is heerlijk werk", zegt Rein Vo- gels en dan bedoelt hij niet alleen dat het interessant is om zoals on langs met de bekende Austin-E$am- vlucht in twee en twintig dagen de hele wereld rond te vliegen, of om met de beide Pinksterdagen, zonder regen jas en met een klein koffertje even op en neer te gaan naar Damascus, Za terdag weg en Maandag terug, maar dan doelt hij vooral op de mooie en dankbare taak om het werk van 11000 KLM-werkers over de gehele wereld, werk dat vaak achter de schermen ge daan wordt, te mogen uitdragen, de Nederlandse vlag hoog in de lucht te kunnen houden en behalve voor de KLM, tegelijkertijd voor het vaderland zeer veel goodwill in de gehele wereld aan te kweken. Het reizen heeft in de carrière v.an Vogels steeds een grote rol gespeeld. Toen hij 20 was direct na zijn mili taire diensttijd was hij al in dienst van een reisbureaubedrijf en trok door heel Europa. Soms was dat wel eens taai, als hij b.v. tijden lang drie keer in de week de overtocht van Ostende naar Dover moest maken en in de winter lag het werk meestal stop. Dan hield hij lezingen en hij heeft ook een seizoen meegespeeld in een cabaret gezelschap. Na een lange periode bij Philips, waar hij o.a. belast was met de leiding van het persbureau Industria en in welke tijd hij verscheidene boe ken publiceerde, kwam hij na de be vrijding b(j de Militaire Repatriërings- dienst terecht en maakte tientallen rei- zei door Europa, later na de bevrij ding van Indie naar Egypte, Singa pore, Ceylon en kris kras door de go- hele archipelè Aan dit werk bewaart hij prettige herinneringen, omdat hij dankbaar was landgenoten naar Neder land te brengen en de familie in het vaderland gerust te stellen. In 1946 vroeg dr. Plesman hem „om eens te komen praten" en een paar uur later was hij aangesteld in de baan, die ieder die van reizen houdt hem benij den zal. En dan te weten, dat hij eigen lijk mandenmaker had willen worden, maar dat kwam omdat er een manden maker woonde op de hoek van de straat in Dordrecht, waar zijn ouderlijk huis stond (zijn vader zat ook al in het reclamebedrijf) en omdat hij toen nog een heel kleine jongen was. Als kleine jongen wilde de K.L.M.-perschef Rein Vogels mandenmaker worden. Van deze jeugddroom is blijkbaar toch nog iets blijven hangen, want anders zou hij niet zo nadrukkelijk naar het mandje wijzen. Maar hij kijkt er niet naar! Hij kijkt met iets extatisch in zijn blik naar het Griekse landschap, dat hij gezien heeft of zien wil en hij denkt natuurlijk aan de belangen die daar voor Nederland en voor de KLM te behartigen zijn. Het is immers de maat van onze liefde, die de mate van onze toewijding bepaalt. (Advertentie, Xng. Med.) LIET was een receptie, zo vervelend als de agenda-conferenties, die te Parjjs zacht en kalm de laatste adem uitbliezenen even langdradig. Het ging er wel deftig toe, op die ontvangst van schijnheilig gelukwensende vrien den en relaties van mevrouw Moes druif, welke dame het dan toch maar gepresteerd had gedurende een kwart eeuw een kleuterschooltje voor gegoe de kindertjes te leiden. Velen van die eertijds duimzuigen- de en zeer ongedisciplineerd plassende dreumesen waren hun juffrouw Moes druif de hand komen drukken en wer den door haar (fijnvoelend) herinnerd aan hun prilste jeugdjaren. „Ja, Hyro- nimus", sprak juffrouw Moesdruif tot een alom bekend burger, thans firmant van een groot bedrijf, „hoeveel malen moest ik jouw bretelletjes niet vast maken, als je even naar achteren was geweest". Het was erg gezellig, zei iedereen met strakke blik. De meeste aandacht had men voor een driejarig meiske, de popperige Annetje Knol, die een der tegenwoordige pupillen van juffrouw Moesdruif was. Ze had in eenvoudige bewoordingen een groot vers voorge dragen, waarin ze haar kinderlijke gevoelens van liefde en waardering had geuit. Annetje Knol, wat kleverig van de rumbonen en de kusjes, was de heldin van de dag. Steeds was ze bij haar juf frouw Moesdruif, die zich met haar onderhield over matjesvlechten en hinkelversjes. De conversatie van An netje bepaalde zich voornameliik. tor het stamelen van „Debbe-debbe- debbe", hetgeen de jubtlaresse be paald „doddig" vond. Halverwege het feest trokken wij ons terug in een telefoonhokje voor een zakelijk gesprek. Nauwelijks wa ren wij verfbonden, of een licht gekras aan de deur deed ons begrijpen, dat Annetje Knol aan de buitenzijde ons gesprek volgde. Vriendelijk kraaiden we: „Debbe-debbe-debbe" om prompt in dezelfde bewoordingen antwoord te ontvangen. „Annetje poele, poele, poele", klonk het buiten. Wij beaam den terstond met „Fuussie fuussie fuus- sie", hetgeen een kind veel zegt. De heer, die we wilden opbellen, was niet thuis en daarom legden we de hoorn neer. En verlieten het kleine stulpje. Onze blikken waren omlaag gericht en onze hand zocht reeds het krullige kinderkopje van Annetje. Edoch, we tastten naar een benige knie. Onze ogen schoten omhoog en keken in de felle ogen van juffrouw Moesdruif. „Jij hier?", kreet ze tegen ons, die ook eens haar colleges volgde. „Je bent nog niets veranderd sinds de tijd, dat je me een vaasje bloemen gaf met een kikker erin!" Toen hebben we maar bedankt voor de gezelligheid en voegden we ons bij een veertigtal andere oud-pupillen, die in een naburig café een brokje narig heid trachtten te vergeten. AMSTERDAMS NIEUWE V.V.V.-STUNT, zijnde „Amsterdam la nuit", „Am sterdam-bij-nacht", schijnt het wel te doen bij de vreemdelingen, hetgeen be grijpelijk is omdat er, met een paar losse zwaar-gedevalueerde guldens in de zak in nachtelijk Amsterdam nog wel het een en ander te beleven valt. En te zien. Onze mooie grachten en nóg mooiere klassieke gevels. Onze oude taveer nen, met die van de aarts-V.V.V.-er Nikolaas Kroese voorop. Onze torens en onze burgwalletjes. En nog veel meer wat Nederlanders alledaags en vreemde lingen uniek en pittoresk plegen te vinden. WU is het begrijpelijk, dat men alleen dat deel van Amsterdam laat zien, waarvan men veronderstelt dat het de moeite waard is. De goede buurten en de betere buurten. Niét de Amsterdam se slums, niét de krotwoningen, waar van er nog enkele slordige duizenden in deze huizenwoestijn verdwaald staan. Niét de armoewijken, die er óók zijn. Nee, zoiets doet een Amsterdamse VW niet. Dat doet alleen de heer Mossadeq, als een zekere meneer Harriman in Perzie op bezoek komt. Mossadeq is een vreemde broeder, maar origineel is hij ontegenzeglijk. Het valt alleen te betwijfelen of de Britten er dezelfde mening over hebben. Ik denk van niet. Nee, wat Mossadeq deed, dat doet de heer Piet Mijksenaar, Amsterdams opper-VW'er, beslist niet. Hij wordt er niet voor betaald om de zelfkant van zijn stad te tonen. En daarom ziet nooit één buitenlander een der treffendste delen van de hoofdstad: Kattenburg. Hoe treffend dit kwartier is, mochten wij dezer dagen weer eens vaststellen, toen we een bezoek brachten aan de Inter national Seamen Club op het Kwadijks- plein en daarna nog een uurtje door dat oude, gore, stinkende Kattenburg zwier ven. Met zijn ijsco-karren en pothui zen. Met zijn afgesloofde huismoeders, uitblazend op de kozijnen. Met zijn welhaast ontstellende kinderrijkdom. Met zijn vechtende katers en propvolle duivenplatten. Met zijn machtige ve men en miniatuur-werkplaatsjes. Met zijn zure-bommen karretjes en overal vlotte jongens van de Marine. Met zijn vunze rioolluchtjes en overal het uit zicht op het water. En ook een uitzicht op de schepen en de harde, blauwe hemel daarboven. Dat is Kattenburg, waar sinds de laatste eeuw niet zo bijster veel ver anderde. Waar nog steeds onbewoon baar verklaarde woningen staan, die onbewoond zijn en wél bewoond. Het verschil ziet men niet. Kattenburg druk, rumoerig, vol lawijt en tumult. Burgerlijk en lichtelijk ordinair. Nu jaburgerlijk en ordinair in de ogen van sightsee-ënde buitenlandse menigte, die alleen Rembrandt's huis en de Wes tertoren marvellous en charming vin den en daarna overgaan tot de orde van de dag, zijnde coca cola of iets sterkers. Daar, op Kattenburg, klopt óók een behoorlijke portie Amsterdams hart. Maar de vreemdeling komt er niet en of de raszuivere Kattenburgers daar ONS WEKELIJKSE KORTE VERHAAL JN het fletse licht van een booglamp stond bij de hoek van een straat Arie Vedder. Terwijl zijn vingers automa tisch de shag in het vloeitje tot een sigaret vormden, gleed zijn blik, vanon der de gore pet, langs de donkere hui zenrijen. Het vlammetje van de lucifer, dat even flikkerend zijn hoekig gelaat be lichtte, gaf hem iets gluiperigs. Niet ten onrechte, want als Arie 's avonds op karwei was, behoorden de eigenaars van langs de weg gestalde rijwielen op hun hoede te zijn. Zijn manier van werken was weinig meedogend. Menig klok- of ander slot had hij reeds ge ruisloos en snel gekraakt. Diep inhaleerde Arie de tabaksrook en hij begon langzaam over het trottoir te kuieren, scherp op de omgeving let tend. Er moest vanavond iets gebeuren, hij was bijna weer zo goed als platzak. Tien minuten later had hij zijn oog laten vallen op een betrekkelijk nieu we herenfiets, die men met een simpel slot voor diefstal had willen vrijwaren. Arie gnuifde bij dit buitenkansje. Dat zou een karretje voor ome Fop wor den en zeker zestig pietermannen waard zijn. Zonder geluk vaart niemand wel. Naast de woning, waarvoor het rijwiel was neergezet, bevond zich een open poort, een soort branduitgang. Hij glunderde. Geen betere gelegenheid dan daar, om even het nootje te kra ken. Hij gluurde bliksmsnel links en rechts, toen hief hij de fiets achter omhoog en reed deze geruisloos de poort in. Vlug en zo goed als onhoor baar begon hij met de solide werktui gen het lichte klokslot te forceren. Toen het gebeurd was, luisterde hij even aandachtig, maar alles bleef rus tig'. Binnen een minuut kwam hij zelf verzekerd met het „zwijntje" de straat op en slingerde zich een paar meter verder op het zadel. Ziezo, dat was bij na verdiend. Met forse trappen verwijderde hij zich. Hij was echter nog niet de straat uit, toen hij dat eigenaardige gevoel kreeg gevolgd te worden. Het was zijn zesde zintuig, dat hem waarschuwde en meestal bedroog dat hem nooit. Vóór hij de hoek omreed, keek hij achterom, en zag toen, dat het geen verbeelding was geweest. Geen honderd meter acn- ter hem reed een donkere figuur op de fiets. Arie kreeg een schok, hij had het uniform van een politieman her kend. Het beste was maar flink door te sjesen en af te wachten, of de smeris bleef volgen. Weinig op zijn gemak bemerkte Arie, dat de politieman in derdaad bleef volgen. Fanatiek draai den Arie's benen in het rond. Voor een nieuwe kar liep ze toch niet zo licht en wat trapte die dynamo zwaar. Moest hij 'm uitschakelen? Nee, verbeeld je, dat hij ook nog een smeris als tegen ligger kreeg! Alle twijfel aan de bedoeling van zijn achtervolger verdween, toen hij een bevelend „Afstappen!" achter zich hoorde roepen. Nou, daar zou ie toch eerst even voor knokken. Vooruit, naar de buitenwijk, in een of ander donker laantje zou hij 'm wel losrij- den. Na de tweede vergeefse sommatie joeg Arie in een felle sprint over de weg, met de wetsdienaar als een ter rier achter zich aan. Toen de eerste bospartijen van de buitenwijk bereikt waren hing zijn tong uit de mond en hij hijgde als een paard. Nog even doorbijten jongens.... Even verderop was het laantje met de vele dwars- paadjes en onder het laaghangend ge bladerte kon je gemakkelijk ontkomen. „Halt!" hoorde hij weer roepen, maar meteen schoot hij in een scherpe bocht het boslaantje in. Nu of nooit! Geen tien meter verder moest hij als een bezetene remmen, wilde hij niet tegen de rood-witte wegversper ring botsen Flauw brandden aan weerszijden twee rode waarschuwings- lantaarns. „Verdvloekte hij. Dat was nou echt pech! Neer die fiets jongens en tippelen! Anders kost het je weer een maand of drie. De fiets viel kletterend op de stenen, geen twee seconden hierna verdween Arie als de weerga in het kreupelhout langs de weg. ,,'k Had er eerst geen flauw vermoe den van, dat het een gestolen rijwiel was", verklaarde agent de Wit, toennij nog rood en transpirerend rapport kwam uitbrengen, „pas toen die knul 'm na mijn sommatie wilde smeren, vertrouwde ik de zaak niet meer zv Ik had 'm eerst gewoon een waar schuwing willen geven, omdat het rode achterlichtje niet brandde pijn in hun buik over hebben is zeer, zeer de vraag. Die middag dat wij er scharrelden zeker niet. En wel helemaal niet in dat éne café, waar het vol hing met rosse en oranje sjerpen en bande lieren en waarop met zeep op de ruit geslingerd was „Kattenburg-Featifal". Ja, met een „f". Op dat middaguur werd er niet gefestivald, maar 's avonds zal het er zonder twijfel onbeschrijfe lijk gezellig geweest zijn. Je hoeft al leen maar naar die pientere oogjes van de oude mannetjes te kijken in die buurt, en naar de leflokken van de jongere. Gezwegen van het vrouwvolk, dat er met alle zorgenrimpels toch niet uitziet alsof het vergat feest te vieren. Vlakbij die Festival-taveerne was weer zoiets als een onbewoonbaar ver klaarde woning. Daarnaast was er een bewoond. Het raam stond open en je keek zo van buiten af naar binnen. Er stond een bed voor dat raam en in dat bed lag een meisje. Zeventien jaar of daaromtrent. Witte armen en witte handen. En een rood, opgewonden ge zicht. Niet van dat festival, maar waar schijnlijk van het boek waarin 't te lezen lag. Je kon duidelijk de titel er van zien „Met een kwartje de wereld rond". Dat meisje zal wel t.b.c. gehad heb ben en het was een trieste geschiedenis achter dat raam in die gore straat. Tóch was dat meisje niet ongelukkig, leek me en dat is opvallend genoeg, zoiets. Drie huizen verderop was een koffie huis en omdat het warm was dronken we daar wat. We waren de enige be zoekers. De kastelein hing log over de tapkast en de kanarie sliep. Wat leefde was alleen een baby, een kindje van een jaar of twee, drie. Dat zat in een bierkistje, hetwelk als box dienst deed. Ik dacht aan al die honderdduizend kinderen die op dat ogenblik in Zand- voort of waar ook langs de kust of in het binnenland aan het spelen waren. Dit gevalletje speelde in een bierkistje en het lachte! Het had plezier en was bezig achter het mysterie van het leven te komen. Ja, het had plezier omdat 't lééfde, ook al was het dan in een bier kistje. Misschien wel evenveel plezier als al die andere kindjes, die op dat zelfde ogenblik speelden in de room blanke boxen op de flatjes van de Roo- seveltlaan, of in de deftig-verstilde tuinen van de paleizen, staande in de bocht van de Herengracht. Kattenburg: Een soort ghetto, maar niét zonder geluk. Omdat geluk niets te maken heeft met de rollende luxe van de Amsterdam-la-nuit-touringcars; en niets met bochten in de Herengracht en niets met blanke boxen. En omdat armoede niet altijd öngeluk impliceert. En dat is dan een waarheid, die zelfs de hyper-verwende vreemdelingen- drommen, die in deze dagen door Am sterdam gedreven worden, nog wel eens in het verwende oor gefluisterd mocht worden. Wie het niet gelooftdie ga zelf kijken. Op Kattenburg, daar bij de vemen en het water. ANTHONY VAN KAMPEN voorkomt dat muggen U steken* (Advertentie, Ing. Med.) Waerom, so vraegh lek, doekt ghy nogh uw suurverdiende knaecken, om in een dure schouwburghsael comedie te sien maecken? En waerom looft ghy den artist, die kruypt in andrer huyden, om deur een goet gespeelde rol iets anders te beduyden? Toneelspel slet men allen dagh, b(j allen om u henen, Artisten, grooter nogh dan wie, sy draeyen ront uw beenen. Uw echtvrient, dames, speelt toch vaeck de rol der zware krancke, en sonder dat ghe hem betaelt, of selfs maer hoeft bedancken Uw soon speelt vaeck veur 'n kleyn publieck, met verve en inspiratie, de rol van arme bedelaer, die smeeckt om uwe gratie. Toch veur syn arbeid eisch hij niets, hoeseer hy oock studeerde, en 't schoon toneelspel met een vriend zoo dickwijls repeteerde. Besield brenght vaeck een vriend van u de rol des weereltwyzen, de man om wien dit leeven draeyt en die men steets moet pryzen! Een ieder bidt om synen raed, ja zelfs in hartsgheheymen, En toch... met een waerdeerent woord, kan men de man reets Iymen. Hoe koudt de Koude Oorlog is, toch buyghen de diplomaten, En meten hunne vyanden met alderliefste maten. Och ja, waerom betaelt men geit om te sien toneleeren? Het leeven self is 't schouwtoneel der groote en kleyne heeren! THOMASSIUS

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 5