eu9 I Shakespeare's Julius Caesar BATAVUS De prijs viel op nummer13 AMSTERDAMS PODIUM Belangwekkende opvoering door AT G „Beginsels" Bourgondische Pracht": een oase in het Rijksmuseum Sjaantje Verhagen brak haar been en werd rijk 2. Stuk blijft voorlopig op het repertoire Zij begon als zaalwachisier op Broadway Oude heer zag zijn achternicht op het witte doek nde redes hoe Waarom? orwaarden U krijgt— 1 zijn gelest een ver vensvreugd. diplomaat een opti- n horen, iar die kerel had, jruikt om er een n idee! Wat een s vindt nog een rbank en onder- Het is dierlijk haas of een ko- lie dag braaf ge- Iherlock-Hoimes- ïn ze lachend, ders op. De baas krjjgen te mat «|#r VOORBIJE HOLLAND FESTIVAL 1951 heeft op toneelgebied enkele bijzondere gebeurtenissen opgeleverd: de opvoering van Euripides' „Iphigeneia in Taurië en van de Middeleeuwse moraliteit „Elckerlyc" door de Nederlandse Comedie en van Shakespeare's treurspel „Julius Caesar" door het Amsterdams Toneelgezelschap. Het A.T.G. zal laatstgenoemd stuk op zijn repertoire houden. De komende voorstellingen van dit treurspel zullen soberder geënsceneerd wor den. vooral wat betreft de figuratie: het Holland Festival bood nu eenmaal bijzóndere middelen en mogelijkheden. Maar het belangrijkste is toch dat in de komende maanden de toneelliefhebbers ook buiten Amsterdam en Den Haag in staat gesteld zullen worden kennis te nemen van de essentiële waarden van deze door het Holland Festival begunstigde toneeldaad. ^ANT de opvoering onder Albert onder van Dalsum's regie van „Julius Cae sar" bleek een daad van bijzondere waarde. Het is met zijn vijf bedrijven een uiterst moeilijk speelbaar stuk, want na het derde bedrijf de moord op Caesar en de befaamde forum-scè ne met de demagogische lijkrede van OP HET MATJE UET was een zaak van niets: een sim pele diefstal, zoals wij ze in ons knusse zaaltje, om zo te zeggen, even geroutineerd weten af te doen als een abattoirknecht de vette varkens. De verdachte draaide er om heen en loog met bekwaamheid. Hij deed het vol gens de theorie van de Zuidafrikaanse dichter Langenhoven, die in zijn da gen leerde: „Om doeltreffend te lieg, moe nie die waarheid heeltemaal om draai nie; hou hom skuins". Nou, de verdachte „hield hom skuins", maar de rechter liet niet met zich dweilen en haalde een gans eskadron getuigen voor het hekje. En dat liep allemaal van 'n leien dakje, tót de Man-van-het-Principe kwam: een uitgeloogde loodgieter, rood van haar en fèl van oog. De rechter knikte zijn nieuwe ge tuige toe en declameerde te zijnen ge rieve het gebruikelijk prevelement uan de beide voorste vingers van de rech terhand en vroeg vervolgens om her haling van het plechtig zinsverband des eeds. Maar de man schudde mis troostig het hoofd en zei: Nee! Nee?, vroeg de rechter. Waarom néé? 't Botst tegen me beginsels, zei de man. Nu komt zulks wel meer voor. Wie lu niets gelooft, behalve in zichzelf, moet de eed afleggen, maar wie zich doopsgezind door het leven slaat mag volstaan met de belofte. Als ge zegt: ik geloof niet in enig God, dan repliceert de rechter: leg dan de eed maar af. Maar als ge de Christelijke leer belijdt vanuit het gezichtspunt der doopsge zinde dogmatiek, dan kunt ge volstaan met beloven. Dan kunt ge de eed Wei geren en ge hebt geen centje last. Dat is gek, maar zo wenst het de Wet. Wie de eed niet wil afleggen kan zich be roepen op het verschoningsrecht (ont leend aan een begrip, dat buiten de ff eer van de badkamer ligt). Maar dat vecht komt alleen in werking voor be zwaren, ontleend aan iemands beschou wingen over de godsdienst. Wie geen godsdienst heeft, heeft ook geen be schouwingen, zo zegt de jurispruden tie. En daar zou over te praten zijn, hetgeen kon leiden tot vermenging van de theologische met de juridische faculteit en ik moet er niet aan den ken wat rampzalige consequenties daaraan verbonden zouden zijn. Intussen: de rechter zat er mee, want de eedswei gerachtige loodverzorger betoogde klaarlijk, gespeend te zijn van alle doopsgezinde invloeden. En enige andere gerubriceerde godsdienst was hy niet toegedaan. Ic u atheïst?, vroeg de rechter. Maar daar trapte de man niet in Hij zet: daar ben ik te bescheiden voor, ifc kijk maar naar de sterren. Wat is u dan wel?, drong de Kadi aan. Vervuld van de universele religi ositeit der sferen, gelijk de wateren de bodem der zeven zeeën van deze aarde bedekken. Dat klonk wel muzikaal, maar het sloeg op geen enkele paragraaf van de vele, die een Nederlandse rechter tot zijn beschikking heeft. Desniettemin hield deze man vol. Het principe van de eed was „vermaterialiseerd mis bruik van het sociaal gerichte Diepere Bewustzijn", zo zei hij met alle regis ters open en „daar botste zijn door leefde al-liefde uit het wezenloze We zensbeginsel pertinent tegenaan", het geen een vervelend gevoel moet zijn naar mijn bescheiden oordeel. De rechter moest het even verwer ken. Maar toen zei hij dan ook op zijn beste cavaleristenmanier, dat de eed geen theologisch standaardwerk maar een proeve van waarheidsliefde was. Nou, verschoningsrecht had meneer niet en of 'ie de waarheid maar wil de spreken. Daar wil ik een eed op doen. Mits voorbehoud van godsbegrip ten aan zien van persoonlijk principe, zei de loodgieter toeschietelijk. De rechter knikte verheugd en de zwerende vingers van de getuige gin gen omhoog, zonder klacht of twist geding. Er lopen veel vreemde jongens rond in dit 'wonderlijke tranendal. KABEL Marcus Antonius ontbeert het vrij wel elke dramatische handeling. Niet temin heeft het een vertoning gekre gen, die grote bewondering verdiende, zowel om de regie en de enscenering als om verschillende individuele pres taties. Shakespeare wie hij dan ook maar geweest mag zijn schreef dit treur spel in 1599. Het was een tijd, waarin het klassicistische Romeinse treurspel herleefde, vooral onder invloed van de toneelschrijver Ben Jonson. Deze Jon- son werd teveel door zijn kennis van de oudheid gehandicapt om zijn fanta sie en gevoel nog de vrije loop te kun nen laten: zijn klassicistische stukken blijven ondanks een vaak prachtige tekst doorgaans levenloos door een al te overheersend streven naar de meest nauwkeurige authenticiteit. Daarente gen was Shakespeare's kennis van de oudheid slechts oppervlakkig. Voor hem was dat een onnoemlijk groot voordeel, omdat hij dus zijn stof moest laten spreken, niet door een historische verantwoording, maar door zijn eigen gevoel, verbeelding en warme mense lijkheid. In Shakespeare's stuk staat de figuur van Julius Caesar wel centraal in de handeling, maar is toch niet de hoofd figuur. Dat is eerder zijn vriend en te genstander Brutus, maar meer nog on dergaat men bij herlezen en herzien van dit stuk een gevoel, dat Karei van de Woestijne tot de uitspraak dreef: ,De eigenlijke hoofdpersoon in „Julius Hbi van Rome.... Caesar" is „het gemenebest" het volk Shakespeare verhaalt hier in grote trekken het verval van Rome's consul Julius Caesar, wanneer deze eenmaal als dictator, imperator en pontifex maximus alle staatkundige, militaire en religieuze macht, en daarmee de al leenheerschappij in het Romeinse Rijk, aan zich getrokken heeft. De Senaat, het bestuurscollege is tot een advise rend lichaam gedegradeerd, het volk heeft alle politieke invloed verloren. Caesar gebruikte zijn dictatoriale macht om eenheid te brengen in de staat, or- EEN DRAMA MET EEN KOSMISCHE BETEKENIS de te scheppen en welvaart te bevor deren. Maar de republikeinen zagen de politeke idee van de Romeinse repu bliek om hals gebracht en de senatoren smeedden onder aanvoering van Bru tus en Cassius een samenzwering tegen hem: op de Idus Martis, de 13de of de 15de Maart ven 't jaar 44 v. Chr.; werd Caesar vermoord. Zijn val sleepte ech ter hen, die hem te val brachten, mee: ook Brutus, de rechtschapen senator, die zijn sterke steun bijdroeg tot de samenzwering tegen zijn vriend Caesar, niet uit verraderlijkheid, maar uit een streven tot absolute integriteit: in Bru tus' ogen werd de belangrijkste pijler van het Romeinse Rijk, de republikein se staatsidee, ondermijnd door Caesars streven naar een keizerlijke alleenheer schappij. \/OLGENS de regie-opvatting van Albert van Dalsum moet men dit stuk van Shakespeare die de ver wording van Julius Caesar heeft ge zien als een der grootste tragedies van de geschiedenis beschouwen „als een onweer dat voorbijgaat en zijn bliksemen aan de hemel achterlaat, ook na de inslaande bliksemflits, die het einde van Caesar veroorzaakt". Zo gezien krijgt Shakespeare's dra ma een kosmische betekenis: het is dan een treurspel van een vergrijp aan een kosmische orde, een orde van de natuur, waardoor de natuur zelf in op stand schijnt te komen (Shakespeare immers laat Caesars dood vergezeld gaan van sinistere bovennatuurlijke verschijnselen en hevig onweer). En dit treurspel wordt dan des te intenser omdat het tevens het drama is van geestelijke zuiverheid en menselijke integriteit, belichaamd in Brutus, de vriend en moordenaar uit edele motie ven, die niettemin ondanks zijn nobele motieven ten val komt, omdat hij zich aan die kosmische, bovennatuurlijke orde in Caesar gepersonifieerd vergrepen heeft. Zo gaat het in dit drama meer om de idee, dan om de mensen en zo ook ontstaat er grond voor de opvatting, dat men bij Shakes peare's „Julius Caesar" niet meer van een hoofdpersoon kan spreken, maar dat „het mens-zijn" als hoofdfiguur be schouwd moet worden: de bindende idee van het Gemenebest, gepersonifi eerd in het volk van Rome. Met Albert van Dalsum in de rol van de zelfgenoegzame, absolute dic tator Julius Caesar, met Johan Schmitz als de in abstracties denkende en bui ten de realiteit levende Brutus, Ben Groenier als de verbeten samenzweer der Cassius en Cruys Voorbergh in de rol van Caesars geslepen opportunisti sche vriend Marcus Antonius, heeft de voorstelling door het Amsterdams Toneelgezelschap een sterke bezetting van de hoofdrollen en daardoor ook een monumentale allure gekregen. Ook in de talrijke tweede- en derde-plans rollen heeft men een bijzonder geache veerd spel bereikt. En zo is deze op voering een toneeldaad van grote be tekenis geworden. JEAN HAGEN MEN zou kunnen zeggen dat deze jon gedame via gebroken benen en verzwikte enkels rijk is geworden. Als zovelen was ook zij op zekere dag naar Amerika vertrokken om daar haar geluk te gaan zoeken. Haar eerste job was zaalwachtster in een theater op Broadway. Toen ze eens in het bijzijn ONS WEKELIJKSE KORTE VERHAAL Q EEUWEND hees Kees Brugmans zich baas gaan uitsloven?' Wie belette hem, betaalde Kees een gulden waarvoor hij overeind, keek lodderig het slaap- nu eens lekker de bloemetjes buiten drie loten kreeg. Eén ervan gaf tevens kamertje door en ging toen loom op de te gaan zetten? Meneer Wolthuis, de een kans op een fiets en kostte daarom rand van het krakende ledikant zitten, bedrijfsleider, moest nu zelf maar eens het dubbele van de andere. Terwijl hij zo nog even zat na te suf- een keer de nachtdienst nemen. Een „De rode nummers gaan draaien", fen, hoorde hij buiten een kerkklok klein duveltje nam bezit van zijn ver- werd aangekondigd. De halzen van de slaan. Het drong vaag tot hem door, stand. Twee uur later belde de kost- gelukzoekers vóór de tent rekten zich. dat het drie uur in de middag moest juffrouw de zaak op: Kees Brugmans Het rad met de cijfers kwam in bewe- zijn. Hij schrok op. Daar had hij toch had zware hoofdpijn en zou 's avonds ging. een uur of acht liggen slapen, en nog wel niet kunnen komen. Twee kleuren werden afgewerkt, tot was hij niet geheel wakker. Wat was Op het zelfde moment stond Kees t ee maal toe kon Kees een lot in het nu vandaag? Hij dacht even na, vrolijk fluitend voor de spiegel en snippers scheuren. Met iets van leed- voor zover zijn slaperig hoofd daar- strikte zijn mooiste das onder de ge- vermaak keek hij naar het overgeble- toe in staat was. Hij kwam tot de con- steven boord. Hij was trots op zich zelf. ven papiertje: groen, met het getal clusie, dat het Donderdag moest zijn. Dat had hij hem maar eens even goed dertien er op.... Daarom prees hij zich gelukkig. Nog geleverd. De eerste dag kreeg hij toch „Daar win je beslist de fiets op" drie maal, dan zou die vervelende geen controle en wie zou hem ken- gichelde zijn dame, „en dan mag ik nachtdienst er weer opzitten. nen in Meereveld? achterop zitten!" Toen stond hij op en werkte zich in «De groene nummers gaan direct broek en sokken. Daarna ging hij zich |N OPPERBESTE stemming schoof hij draaien", schalde het uit de luidspre- bij de kraan op het overloopje eens 's avonds op het kermisterrein door ke^> »er zÜn twee hoofdprijzen, maar lekker fris wassen. Een kwartier later de controlepost en mengde zich tussen buitendien wordt tussen de winnaars zat hij met het morgenblad op zijn het publiek. Op zijn gemak wandelde een rÜwiel verloot. Haast u, er zijn nog knie en at met lange .tanden van de hij langs kramen en vermakelijkheden maar enkele loten verkrijgbaar!" boterhammen, die zijn kostjuffrouw al en liet zich door jengelende pieremen- Eindelijk was het zover, dat het rad voor hem had klaargemaakt. Zijn blik ten en schallende gramofoonmuziek, van fortuin ging draaien. Eerst gingen vloog over de koppen op de voorpagina, oliebollenlucht en geklap op het hoofd er enkele kleine prijsjes uit, toen kwa- Hij vond er weinig bij, dat hem inte- van Jut in de juiste stemming bren- men de twee hoofdprijzen aan de beurt, resseerde: twee vliegtuigen neergestort, gen. Intussen zochten zijn ogen verlan- Kees rekte zijn hals nog meer.... Daar een grote brand in een winkel, een gend naar een Meereveldse schone, die §'n2 ie..- Mis, geen dertien.... roofmoord, stuivertje wisselen in bereid zou zijn, hem op zijn gestolen Terwijl Kees onder de omstanders Kcreadat was het zo ongeveer, uitgaansavond te vergezellen. Alleen naar de gelukkige zocht, ging het rad Verveeld sloeg hij het blad om, zocht was immers maar alleenal weer draaien. Daar ging hetNu naar het sportnieuws, maar ook dat Nadat hij in eenzaamheid een tocht Kon k'-' niet meer z'en' waar het stil boeide hem niet. Juist wilde hij de per raket naar de maan had gemaakt, staan.... krant weer neerleggen, toen hem op slaagde hij er in, bij de electrische «Nummer dertien kan naar voren ko- de laatste bladzijde een zwaar omrande autotjes een metgezellin te krijgen, een ®en om een c cau zoeken. lief kind met lange blonde krullen. Nog Meteen wordt dan tussen deze geluk- vóór dat de rit was afgelopen, sloten ze !^e' en nummer acht en tachtig, die een vriendschapsverdrag, ten gevolge ,hlef„,het podium °Pkorat. een fiets ver waarvan Kers' verteringen voor de rest van de avond verdubbeld werden. Er was grote hilariteit onder de om standers, toen Kees zich naar voren advertentie opviel. Bezoekt de Kermis in Meereveld Vele attracties! Populaire prijzen! Met een licht gevoel van spijt en Maar wat kon hem dat schelen? Het wrong geVolgd door de Meereveldse ergernis dacht hij or aan, dat om negen was ™aa£ eenrpaal kermis! Hoofdzaak schone. Hij kon zijn oren bijna niet uur het werk hom weer wachtte. Hij was dat Kees zich opperbest vermaakte geloven. Wat e i boffie, en dat op had echt pech: tot Zondagochtend dienst en aan z ui verzpimde werk in de al- nummer dertien! en dan was de kermis natuurlijk weer lerlaatste plaats dacht. Deze avond was Qp het podium gekomen zocht hij in afgelopen. Het maakte hem kwaad. Hij 'mmers zijn geluksster met hem. het licht van de electrische lampen schoof met een nijdig gebaar de laatste Kees en zijn vriendin stonden voor naar de man, die bij de loting om het boterham weg en stak een sigaret aan. de grote loterijtent en wierpen bege- rijwiel zijn rivaal zou zijn. Peinzend blies hij de rook voor zich rige blikken naar al het moois, dat voor 'Plotseling dwarrelde lot nummer 13 uit en tracht'e het gevoel van wrok het luttele bedrag van een kwartje je uit Kees' hand. Duizelend pakte hij één kwijt te raken, dat hem beheerste. eigendom kon worden. Poppen, rook- der stangen. Plotseling had hij het! Waarom moest tafels, lampen en zelfs fietsen waren Tegenover hem stond de andere ge- hij zich vanavond beslist weer voor de er verlokkend uitgestald. Overmoedig lukkige: bedrijfsleider Wolthuis..., QGENBLIKKELIJK na de finale van het Holland-Festival verdorde, ver schraalde Amsterdam tot woestijn. En wélk een woestijn! Op hetzelfde moment sloten schouwburgen en concertzalen hun deuren en Amsterdam werft een arena met eindeloze porties ijs-etende feestgangers, bootjesvarende één- dagsmensen, van de uitverkopen profiterende huismoeders uit alle wind streken, van cineacjes en super-kitachfilm», van gestrandpyamade jonge doch ters op 't Damrak en hyper-deftige beursmagnaten in schillerhemdjes op de terrassen van Polen en Americain. Een arena met stinkend asfalt, afgewerkte benzinedamp en oliegeur. Een stad die men het best ontvlieden kan. Leeg, dor, onfris en ongezond. En vóór aUes: onbewoonbaar. pi DIE STAD ontbloeide, nauwelijks een week geleden, de tentoonstelling „Bourgondische Pracht", en als men in deze dagen door de zalen van het Rijks museum dwaalt en deze pracht aan zich laat voorbijgaan, wordt een men senhart vervuld van intense dankbaar heid dat dit dorre, schrale zomerse Amsterdam kans zag zo verrukkelijk veel schoons te verzamelen. Voor hen, die nog niet verleerden te hongeren en dorsten naar het beste, edelste, lief lijkste wat onze verre voorvaderen ons als allerkostelijkst erfdeel nalieten. Wij zagen deze Bourgondische Pracht en het kost niet geringe moeite zich 'e beperken tot een paar schamele regels in een Amsterdams Podium. Want men zou voor deze verrukkingen enkele pagina's willen opeisen en aan één stuk kunnen dóórschrijven. Schrijven in een sobere, karige taal, omdat geen super latief meer past bij datgene wat zo edele geesten schiepen in een tijd, toen de kunst nog geborgen was in het ge loof en het geloof zich borg in de kunst. De tijd, liggend tussen de rege ringen van Philips de Stoute en Philips de Schone, en min of meer gelocali- seerd tot Frankrijk, Belgie en Neder land. Daar zijn tapijten en daar is borduur werk. Daar zijn schalen en bokalen. Daar is edelsmeedwerk en daar zijn schilderijen. Werk van Jan van Eyck, Memling en Rogier van der Weyden. Een honderdduizendvoudige flonkering en schittering. En meer superlatieven zouden wij er het liefst maar niet aan willen wijden. Philips de Stoute en Philips de Scho ne. Wat weten wij daar meer van dan de klanken uit de voddige Alge mene Geschiedenis-boekjes, waaruit we, een kwart eeuw geleden, leerden hoe de wereld der mensen in elkaar zat. Met jaartallen en enkele feiten. En men ziet deze schilderijen, bokalen en bor duursels en men voelt de treurnis dat men een kwart eeuw geleden niet de kans kreeg dit te zien. Nee, niet te zien, te mogen beleven. En men benijdt een jeugd, die van anno 1951, die wèl die kans heeft. Om dat er altijd onderwijzers en leraren gevonden zullen worden, die bereid zijn met hun jongens en meisjes naar een wonder van schoonheid als de expositie Bourgondische Pracht te gaan. Daar, en daar alleen, leert men Algemene Geschiedenis. Daar wordt de tijd le vend. Daar, in dat museum in dat vuile stinkend Amsterdam. Men dwaalt door de zalen en er wordt een roes vaardig over de bezoeker. Maar niet alleen een roes. Men wordt een beetje treurig gestemd als men zich realiseert dat deze kunst voorbij is en nooit terug zal keren. En al dwalend ziet men de kunst van zijn eigen tijd en het wordt een mens bang om het hart. Men wil wel open staan voor de schoonheid van zijn eigen tijd, maar men is vol aarzeling, wantrouwen en twijfel. Ik zag daar een aantal boekversie ringen, wier gelijke ik eerder nooit zag. En men gaat vergelijkingen maken. Met de boeken van zijn eigen tijd. Leg de beste en schoonste en edelste van onze tijd daarnaast. En laat ons verder zwijgen. Men kan tegenwerpen dat het dwaas is vergelijkingen te maken tussen die tijd en onze tijd. Het is mogelijk. Maar schoonheid is schoonheid en kunst is kunst. En die kunst is verloren ge gaan, voor vandaag, voor morgen en voor alle eeuwigheid. En dat stemt uitermate droevig. In het hete, stoffige Amsterdam, steppe en woestijn, is een kostelijke oase opgebloeid. Ik zou iedereen die in deze dagen in of in de buurt van Am sterdam komt met zevenmaal zeven ba zuinstoten willen toeroepen: dwaal één uur door die tuin der verrukkingen, die Bourgondische Pracht heet. Laat er alle cineacjes, bioscopen, ijs-paleizen, grachtenbootjes, bitteruurtjes, uitver kopen voor schieten. Niet omdat men maar eenmaal in z'n leven de kans krijgt zo'n grandioos erfdeel bij elkaar te zien, maar omdat het een mensen hart vult, boordevol, met geluk dat hij leeft. Jaleeft en dit mag zien. Wij zijn zeer oprecht dat onbewoon baar Amsterdam dankbaar voor zijn schoonste oase in de zomermaanden van dit jaar. ANTHONIE VAN KAMPEN 0EZER dagen vond er in de hoofdstad een ontmoeting plaats waardoor men haast in de kracht van ongeluksgetallen zou gaan geloven. Het was bü een der eerste vertoningen van de nieuwe M.G.M.-film „The Asphalt Jungle", welke John Husten maakte naar de roman van W. R. Burnett. Er kwam een heel oude man met een lange baard het theater binnenwandelen, waar de film draaide. Hij vroeg aan de directie of hij de film niet gratis zou kunnen zien. De wedervraag was uiteraard „waarom?" „Omdat mijn achternichtje er in meespeelt", was het antwoord. „Uw achternichtje? Waar komt U dan vandaan?", werd er opnieuw gevraagd. „Ik kom uit Amsterdam en mijn achternichtje ook; ze heet Jean Hagen". Inderdaad bleek Jean Hagen een van de hoofdrolvertolkers uit de film te zijn. En wat nog aardiger was: deze Jean Hagen bleek in werkelijkheid Sjaantje Verhagen te heten en Nederlandse te zijn. van de regisseur-schrijvers Charles MacArthur en Ben Hecht verstandige opmerkingen over toneel maakte, kreeg zij een aanbod voor een rol in „Swan Song". Maar jawel, daar begon het lieve leventje. Sjaantje kreeg blin dedarmontsteking en moest hals over kop in het ziekenhuis worden opgeno men, De heren waren wel zo vriende lijk om de prémière wat uit te stellen, zodat ze uiteindelijk de aangeboden rol toch speelde. Sjaantje werd groot in het toneelspel „The Traitor". Hierin had zij de vrou welijke hoofdrol. Dat wilde ze tenmin ste. Maar zes weken voordat de repe tities zouden beginnen, gleed zij uit op de rand van een zwembassin en brak (Advertentie, Ing. Med.) haar been. Met haar onderdaan in een gipsverband heeft ze de repetities toch bijgewoond. Ze zag tussen de bedrijven door nog kans om in het huwelijksboot. je te stappen ook. De prémière werd een groot succes en Sjaantje kreeg een aanbod om naar Hollywood te komen, yLAK voor de voorbereidingen van haar eerste film moest ze een kies laten trekken. Het gevolg: ze sprak, als de ongevoelige nachtclubzangeres in „Side Street", uit een hoek van haar mond. Sjaantje was treurig, maar de regisseur enthousiast. Hij vond de ka rakteristiek geweldig. Daarna kreeg ze een blijspel-rol in „Adams Rib". De ochtend waarop ze met de repetities zou beginnen, ver stuikte ze haar enkel. Twee weken voordat ze zou optreden als grensbe Woonster in „Ambush" viel ze van een paard. Het is begrijpelijk dat ze zich niet erg behaaglijk voelde, toen haar jongste film „Asphalt Jungle" op sta pel werd gezet. Ze bereikte veilig en wel haar kleedkamer in de studio. Maar toen gebeurde er toch een ongelukje De deur van de kleerkast was wispel turig en Sjaantje wilde haar forceren Prompt knapte de hele nagel van haar rechter duim af. Een pijnlijke geschie denis, maar ze voelde zich kennelijk opgelucht. Er was haar in elk geval niets ernstigs overkomen. Wat de toekomst nog zal brengen? Ze denkt er maar liever niet over. „Ik zal het wel zien", zegt ze. „Ik ben waar ik wezen wil, niettegenstaande ik eigenlijk een ongelukskind ben". Haar geboortedatum is namelijk: 13 Augus tus. Zo'a Bete, <tle langer meegaat! *5 U Th V SS too

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 5