eu9
I
Shakespeare's Julius Caesar
BATAVUS
De prijs viel op nummer13
AMSTERDAMS PODIUM
Belangwekkende opvoering door AT G
„Beginsels"
Bourgondische Pracht": een oase
in het Rijksmuseum
Sjaantje Verhagen brak haar been
en werd rijk
2.
Stuk blijft voorlopig
op het repertoire
Zij begon als zaalwachisier
op Broadway
Oude heer zag zijn achternicht op het witte doek
nde
redes hoe
Waarom?
orwaarden
U krijgt—
1 zijn gelest
een ver
vensvreugd.
diplomaat
een opti-
n horen,
iar die kerel had,
jruikt om er een
n idee! Wat een
s vindt nog een
rbank en onder-
Het is dierlijk
haas of een ko-
lie dag braaf ge-
Iherlock-Hoimes-
ïn ze lachend,
ders op. De baas
krjjgen te mat
«|#r VOORBIJE HOLLAND FESTIVAL 1951 heeft op toneelgebied enkele
bijzondere gebeurtenissen opgeleverd: de opvoering van Euripides' „Iphigeneia
in Taurië en van de Middeleeuwse moraliteit „Elckerlyc" door de Nederlandse
Comedie en van Shakespeare's treurspel „Julius Caesar" door het Amsterdams
Toneelgezelschap. Het A.T.G. zal laatstgenoemd stuk op zijn repertoire houden.
De komende voorstellingen van dit treurspel zullen soberder geënsceneerd wor
den. vooral wat betreft de figuratie: het Holland Festival bood nu eenmaal
bijzóndere middelen en mogelijkheden. Maar het belangrijkste is toch dat in de
komende maanden de toneelliefhebbers ook buiten Amsterdam en Den Haag in
staat gesteld zullen worden kennis te nemen van de essentiële waarden van deze
door het Holland Festival begunstigde toneeldaad.
^ANT de opvoering onder Albert
onder
van Dalsum's regie van „Julius Cae
sar" bleek een daad van bijzondere
waarde. Het is met zijn vijf bedrijven
een uiterst moeilijk speelbaar stuk,
want na het derde bedrijf de moord
op Caesar en de befaamde forum-scè
ne met de demagogische lijkrede van
OP HET MATJE
UET was een zaak van niets: een sim
pele diefstal, zoals wij ze in ons
knusse zaaltje, om zo te zeggen, even
geroutineerd weten af te doen als een
abattoirknecht de vette varkens. De
verdachte draaide er om heen en loog
met bekwaamheid. Hij deed het vol
gens de theorie van de Zuidafrikaanse
dichter Langenhoven, die in zijn da
gen leerde: „Om doeltreffend te lieg,
moe nie die waarheid heeltemaal om
draai nie; hou hom skuins". Nou, de
verdachte „hield hom skuins", maar de
rechter liet niet met zich dweilen en
haalde een gans eskadron getuigen
voor het hekje.
En dat liep allemaal van 'n leien
dakje, tót de Man-van-het-Principe
kwam: een uitgeloogde loodgieter, rood
van haar en fèl van oog.
De rechter knikte zijn nieuwe ge
tuige toe en declameerde te zijnen ge
rieve het gebruikelijk prevelement uan
de beide voorste vingers van de rech
terhand en vroeg vervolgens om her
haling van het plechtig zinsverband
des eeds. Maar de man schudde mis
troostig het hoofd en zei: Nee!
Nee?, vroeg de rechter. Waarom
néé?
't Botst tegen me beginsels, zei de
man.
Nu komt zulks wel meer voor. Wie
lu niets gelooft, behalve in zichzelf,
moet de eed afleggen, maar wie zich
doopsgezind door het leven slaat mag
volstaan met de belofte. Als ge zegt: ik
geloof niet in enig God, dan repliceert
de rechter: leg dan de eed maar af.
Maar als ge de Christelijke leer belijdt
vanuit het gezichtspunt der doopsge
zinde dogmatiek, dan kunt ge volstaan
met beloven. Dan kunt ge de eed Wei
geren en ge hebt geen centje last. Dat
is gek, maar zo wenst het de Wet. Wie
de eed niet wil afleggen kan zich be
roepen op het verschoningsrecht (ont
leend aan een begrip, dat buiten de
ff eer van de badkamer ligt). Maar dat
vecht komt alleen in werking voor be
zwaren, ontleend aan iemands beschou
wingen over de godsdienst. Wie geen
godsdienst heeft, heeft ook geen be
schouwingen, zo zegt de jurispruden
tie. En daar zou over te praten zijn,
hetgeen kon leiden tot vermenging
van de theologische met de juridische
faculteit en ik moet er niet aan den
ken wat rampzalige consequenties
daaraan verbonden zouden zijn.
Intussen: de rechter zat er mee, want
de eedswei gerachtige loodverzorger
betoogde klaarlijk, gespeend te zijn
van alle doopsgezinde invloeden. En
enige andere gerubriceerde godsdienst
was hy niet toegedaan.
Ic u atheïst?, vroeg de rechter.
Maar daar trapte de man niet in Hij
zet: daar ben ik te bescheiden voor,
ifc kijk maar naar de sterren.
Wat is u dan wel?, drong de Kadi
aan.
Vervuld van de universele religi
ositeit der sferen, gelijk de wateren de
bodem der zeven zeeën van deze aarde
bedekken.
Dat klonk wel muzikaal, maar het
sloeg op geen enkele paragraaf van de
vele, die een Nederlandse rechter tot
zijn beschikking heeft. Desniettemin
hield deze man vol. Het principe van
de eed was „vermaterialiseerd mis
bruik van het sociaal gerichte Diepere
Bewustzijn", zo zei hij met alle regis
ters open en „daar botste zijn door
leefde al-liefde uit het wezenloze We
zensbeginsel pertinent tegenaan", het
geen een vervelend gevoel moet zijn
naar mijn bescheiden oordeel.
De rechter moest het even verwer
ken. Maar toen zei hij dan ook op zijn
beste cavaleristenmanier, dat de eed
geen theologisch standaardwerk maar
een proeve van waarheidsliefde was.
Nou, verschoningsrecht had meneer
niet en of 'ie de waarheid maar wil
de spreken.
Daar wil ik een eed op doen. Mits
voorbehoud van godsbegrip ten aan
zien van persoonlijk principe, zei de
loodgieter toeschietelijk.
De rechter knikte verheugd en de
zwerende vingers van de getuige gin
gen omhoog, zonder klacht of twist
geding. Er lopen veel vreemde jongens
rond in dit 'wonderlijke tranendal.
KABEL
Marcus Antonius ontbeert het vrij
wel elke dramatische handeling. Niet
temin heeft het een vertoning gekre
gen, die grote bewondering verdiende,
zowel om de regie en de enscenering
als om verschillende individuele pres
taties.
Shakespeare wie hij dan ook maar
geweest mag zijn schreef dit treur
spel in 1599. Het was een tijd, waarin
het klassicistische Romeinse treurspel
herleefde, vooral onder invloed van de
toneelschrijver Ben Jonson. Deze Jon-
son werd teveel door zijn kennis van
de oudheid gehandicapt om zijn fanta
sie en gevoel nog de vrije loop te kun
nen laten: zijn klassicistische stukken
blijven ondanks een vaak prachtige
tekst doorgaans levenloos door een al
te overheersend streven naar de meest
nauwkeurige authenticiteit. Daarente
gen was Shakespeare's kennis van de
oudheid slechts oppervlakkig. Voor
hem was dat een onnoemlijk groot
voordeel, omdat hij dus zijn stof moest
laten spreken, niet door een historische
verantwoording, maar door zijn eigen
gevoel, verbeelding en warme mense
lijkheid.
In Shakespeare's stuk staat de figuur
van Julius Caesar wel centraal in de
handeling, maar is toch niet de hoofd
figuur. Dat is eerder zijn vriend en te
genstander Brutus, maar meer nog on
dergaat men bij herlezen en herzien
van dit stuk een gevoel, dat Karei van
de Woestijne tot de uitspraak dreef:
,De eigenlijke hoofdpersoon in „Julius
Hbi
van Rome....
Caesar" is „het gemenebest" het volk
Shakespeare verhaalt hier in grote
trekken het verval van Rome's consul
Julius Caesar, wanneer deze eenmaal
als dictator, imperator en pontifex
maximus alle staatkundige, militaire
en religieuze macht, en daarmee de al
leenheerschappij in het Romeinse Rijk,
aan zich getrokken heeft. De Senaat,
het bestuurscollege is tot een advise
rend lichaam gedegradeerd, het volk
heeft alle politieke invloed verloren.
Caesar gebruikte zijn dictatoriale macht
om eenheid te brengen in de staat, or-
EEN DRAMA MET EEN
KOSMISCHE BETEKENIS
de te scheppen en welvaart te bevor
deren. Maar de republikeinen zagen de
politeke idee van de Romeinse repu
bliek om hals gebracht en de senatoren
smeedden onder aanvoering van Bru
tus en Cassius een samenzwering tegen
hem: op de Idus Martis, de 13de of de
15de Maart ven 't jaar 44 v. Chr.; werd
Caesar vermoord. Zijn val sleepte ech
ter hen, die hem te val brachten, mee:
ook Brutus, de rechtschapen senator,
die zijn sterke steun bijdroeg tot de
samenzwering tegen zijn vriend Caesar,
niet uit verraderlijkheid, maar uit een
streven tot absolute integriteit: in Bru
tus' ogen werd de belangrijkste pijler
van het Romeinse Rijk, de republikein
se staatsidee, ondermijnd door Caesars
streven naar een keizerlijke alleenheer
schappij.
\/OLGENS de regie-opvatting van
Albert van Dalsum moet men dit
stuk van Shakespeare die de ver
wording van Julius Caesar heeft ge
zien als een der grootste tragedies van
de geschiedenis beschouwen „als
een onweer dat voorbijgaat en zijn
bliksemen aan de hemel achterlaat,
ook na de inslaande bliksemflits, die
het einde van Caesar veroorzaakt".
Zo gezien krijgt Shakespeare's dra
ma een kosmische betekenis: het is
dan een treurspel van een vergrijp aan
een kosmische orde, een orde van de
natuur, waardoor de natuur zelf in op
stand schijnt te komen (Shakespeare
immers laat Caesars dood vergezeld
gaan van sinistere bovennatuurlijke
verschijnselen en hevig onweer). En
dit treurspel wordt dan des te intenser
omdat het tevens het drama is van
geestelijke zuiverheid en menselijke
integriteit, belichaamd in Brutus, de
vriend en moordenaar uit edele motie
ven, die niettemin ondanks zijn nobele
motieven ten val komt, omdat hij zich
aan die kosmische, bovennatuurlijke
orde in Caesar gepersonifieerd
vergrepen heeft. Zo gaat het in dit
drama meer om de idee, dan om de
mensen en zo ook ontstaat er grond
voor de opvatting, dat men bij Shakes
peare's „Julius Caesar" niet meer van
een hoofdpersoon kan spreken, maar
dat „het mens-zijn" als hoofdfiguur be
schouwd moet worden: de bindende
idee van het Gemenebest, gepersonifi
eerd in het volk van Rome.
Met Albert van Dalsum in de rol
van de zelfgenoegzame, absolute dic
tator Julius Caesar, met Johan Schmitz
als de in abstracties denkende en bui
ten de realiteit levende Brutus, Ben
Groenier als de verbeten samenzweer
der Cassius en Cruys Voorbergh in de
rol van Caesars geslepen opportunisti
sche vriend Marcus Antonius, heeft
de voorstelling door het Amsterdams
Toneelgezelschap een sterke bezetting
van de hoofdrollen en daardoor ook
een monumentale allure gekregen. Ook
in de talrijke tweede- en derde-plans
rollen heeft men een bijzonder geache
veerd spel bereikt. En zo is deze op
voering een toneeldaad van grote be
tekenis geworden.
JEAN HAGEN
MEN zou kunnen zeggen dat deze jon
gedame via gebroken benen en
verzwikte enkels rijk is geworden. Als
zovelen was ook zij op zekere dag
naar Amerika vertrokken om daar haar
geluk te gaan zoeken. Haar eerste job
was zaalwachtster in een theater op
Broadway. Toen ze eens in het bijzijn
ONS WEKELIJKSE
KORTE VERHAAL
Q EEUWEND hees Kees Brugmans zich baas gaan uitsloven?' Wie belette hem, betaalde Kees een gulden waarvoor hij
overeind, keek lodderig het slaap- nu eens lekker de bloemetjes buiten drie loten kreeg. Eén ervan gaf tevens
kamertje door en ging toen loom op de te gaan zetten? Meneer Wolthuis, de een kans op een fiets en kostte daarom
rand van het krakende ledikant zitten, bedrijfsleider, moest nu zelf maar eens het dubbele van de andere.
Terwijl hij zo nog even zat na te suf- een keer de nachtdienst nemen. Een „De rode nummers gaan draaien",
fen, hoorde hij buiten een kerkklok klein duveltje nam bezit van zijn ver- werd aangekondigd. De halzen van de
slaan. Het drong vaag tot hem door, stand. Twee uur later belde de kost- gelukzoekers vóór de tent rekten zich.
dat het drie uur in de middag moest juffrouw de zaak op: Kees Brugmans Het rad met de cijfers kwam in bewe-
zijn. Hij schrok op. Daar had hij toch had zware hoofdpijn en zou 's avonds ging.
een uur of acht liggen slapen, en nog wel niet kunnen komen. Twee kleuren werden afgewerkt, tot
was hij niet geheel wakker. Wat was Op het zelfde moment stond Kees t ee maal toe kon Kees een lot in
het nu vandaag? Hij dacht even na, vrolijk fluitend voor de spiegel en snippers scheuren. Met iets van leed-
voor zover zijn slaperig hoofd daar- strikte zijn mooiste das onder de ge- vermaak keek hij naar het overgeble-
toe in staat was. Hij kwam tot de con- steven boord. Hij was trots op zich zelf. ven papiertje: groen, met het getal
clusie, dat het Donderdag moest zijn. Dat had hij hem maar eens even goed dertien er op....
Daarom prees hij zich gelukkig. Nog geleverd. De eerste dag kreeg hij toch „Daar win je beslist de fiets op"
drie maal, dan zou die vervelende geen controle en wie zou hem ken- gichelde zijn dame, „en dan mag ik
nachtdienst er weer opzitten. nen in Meereveld? achterop zitten!"
Toen stond hij op en werkte zich in «De groene nummers gaan direct
broek en sokken. Daarna ging hij zich |N OPPERBESTE stemming schoof hij draaien", schalde het uit de luidspre-
bij de kraan op het overloopje eens 's avonds op het kermisterrein door ke^> »er zÜn twee hoofdprijzen, maar
lekker fris wassen. Een kwartier later de controlepost en mengde zich tussen buitendien wordt tussen de winnaars
zat hij met het morgenblad op zijn het publiek. Op zijn gemak wandelde een rÜwiel verloot. Haast u, er zijn nog
knie en at met lange .tanden van de hij langs kramen en vermakelijkheden maar enkele loten verkrijgbaar!"
boterhammen, die zijn kostjuffrouw al en liet zich door jengelende pieremen- Eindelijk was het zover, dat het rad
voor hem had klaargemaakt. Zijn blik ten en schallende gramofoonmuziek, van fortuin ging draaien. Eerst gingen
vloog over de koppen op de voorpagina, oliebollenlucht en geklap op het hoofd er enkele kleine prijsjes uit, toen kwa-
Hij vond er weinig bij, dat hem inte- van Jut in de juiste stemming bren- men de twee hoofdprijzen aan de beurt,
resseerde: twee vliegtuigen neergestort, gen. Intussen zochten zijn ogen verlan- Kees rekte zijn hals nog meer.... Daar
een grote brand in een winkel, een gend naar een Meereveldse schone, die §'n2 ie..- Mis, geen dertien....
roofmoord, stuivertje wisselen in bereid zou zijn, hem op zijn gestolen Terwijl Kees onder de omstanders
Kcreadat was het zo ongeveer, uitgaansavond te vergezellen. Alleen naar de gelukkige zocht, ging het rad
Verveeld sloeg hij het blad om, zocht was immers maar alleenal weer draaien. Daar ging hetNu
naar het sportnieuws, maar ook dat Nadat hij in eenzaamheid een tocht Kon k'-' niet meer z'en' waar het stil
boeide hem niet. Juist wilde hij de per raket naar de maan had gemaakt, staan....
krant weer neerleggen, toen hem op slaagde hij er in, bij de electrische «Nummer dertien kan naar voren ko-
de laatste bladzijde een zwaar omrande autotjes een metgezellin te krijgen, een ®en om een c cau zoeken.
lief kind met lange blonde krullen. Nog Meteen wordt dan tussen deze geluk-
vóór dat de rit was afgelopen, sloten ze !^e' en nummer acht en tachtig, die
een vriendschapsverdrag, ten gevolge ,hlef„,het podium °Pkorat. een fiets ver
waarvan Kers' verteringen voor de rest
van de avond verdubbeld werden. Er was grote hilariteit onder de om
standers, toen Kees zich naar voren
advertentie opviel.
Bezoekt de Kermis in Meereveld
Vele attracties!
Populaire prijzen!
Met een licht gevoel van spijt en Maar wat kon hem dat schelen? Het wrong geVolgd door de Meereveldse
ergernis dacht hij or aan, dat om negen was ™aa£ eenrpaal kermis! Hoofdzaak schone. Hij kon zijn oren bijna niet
uur het werk hom weer wachtte. Hij was dat Kees zich opperbest vermaakte geloven. Wat e i boffie, en dat op
had echt pech: tot Zondagochtend dienst en aan z ui verzpimde werk in de al- nummer dertien!
en dan was de kermis natuurlijk weer lerlaatste plaats dacht. Deze avond was Qp het podium gekomen zocht hij in
afgelopen. Het maakte hem kwaad. Hij 'mmers zijn geluksster met hem. het licht van de electrische lampen
schoof met een nijdig gebaar de laatste Kees en zijn vriendin stonden voor naar de man, die bij de loting om het
boterham weg en stak een sigaret aan. de grote loterijtent en wierpen bege- rijwiel zijn rivaal zou zijn.
Peinzend blies hij de rook voor zich rige blikken naar al het moois, dat voor 'Plotseling dwarrelde lot nummer 13
uit en tracht'e het gevoel van wrok het luttele bedrag van een kwartje je uit Kees' hand. Duizelend pakte hij één
kwijt te raken, dat hem beheerste. eigendom kon worden. Poppen, rook- der stangen.
Plotseling had hij het! Waarom moest tafels, lampen en zelfs fietsen waren Tegenover hem stond de andere ge-
hij zich vanavond beslist weer voor de er verlokkend uitgestald. Overmoedig lukkige: bedrijfsleider Wolthuis...,
QGENBLIKKELIJK na de finale van het Holland-Festival verdorde, ver
schraalde Amsterdam tot woestijn. En wélk een woestijn! Op hetzelfde
moment sloten schouwburgen en concertzalen hun deuren en Amsterdam werft
een arena met eindeloze porties ijs-etende feestgangers, bootjesvarende één-
dagsmensen, van de uitverkopen profiterende huismoeders uit alle wind
streken, van cineacjes en super-kitachfilm», van gestrandpyamade jonge doch
ters op 't Damrak en hyper-deftige beursmagnaten in schillerhemdjes op de
terrassen van Polen en Americain. Een arena met stinkend asfalt, afgewerkte
benzinedamp en oliegeur. Een stad die men het best ontvlieden kan. Leeg,
dor, onfris en ongezond. En vóór aUes: onbewoonbaar.
pi DIE STAD ontbloeide, nauwelijks
een week geleden, de tentoonstelling
„Bourgondische Pracht", en als men in
deze dagen door de zalen van het Rijks
museum dwaalt en deze pracht aan
zich laat voorbijgaan, wordt een men
senhart vervuld van intense dankbaar
heid dat dit dorre, schrale zomerse
Amsterdam kans zag zo verrukkelijk
veel schoons te verzamelen. Voor hen,
die nog niet verleerden te hongeren
en dorsten naar het beste, edelste, lief
lijkste wat onze verre voorvaderen ons
als allerkostelijkst erfdeel nalieten.
Wij zagen deze Bourgondische Pracht
en het kost niet geringe moeite zich 'e
beperken tot een paar schamele regels
in een Amsterdams Podium. Want men
zou voor deze verrukkingen enkele
pagina's willen opeisen en aan één stuk
kunnen dóórschrijven. Schrijven in een
sobere, karige taal, omdat geen super
latief meer past bij datgene wat zo
edele geesten schiepen in een tijd, toen
de kunst nog geborgen was in het ge
loof en het geloof zich borg in de
kunst. De tijd, liggend tussen de rege
ringen van Philips de Stoute en Philips
de Schone, en min of meer gelocali-
seerd tot Frankrijk, Belgie en Neder
land.
Daar zijn tapijten en daar is borduur
werk. Daar zijn schalen en bokalen.
Daar is edelsmeedwerk en daar zijn
schilderijen. Werk van Jan van Eyck,
Memling en Rogier van der Weyden.
Een honderdduizendvoudige flonkering
en schittering. En meer superlatieven
zouden wij er het liefst maar niet aan
willen wijden.
Philips de Stoute en Philips de Scho
ne. Wat weten wij daar meer van
dan de klanken uit de voddige Alge
mene Geschiedenis-boekjes, waaruit
we, een kwart eeuw geleden, leerden
hoe de wereld der mensen in elkaar zat.
Met jaartallen en enkele feiten. En men
ziet deze schilderijen, bokalen en bor
duursels en men voelt de treurnis dat
men een kwart eeuw geleden niet de
kans kreeg dit te zien. Nee, niet te
zien, te mogen beleven.
En men benijdt een jeugd, die van
anno 1951, die wèl die kans heeft. Om
dat er altijd onderwijzers en leraren
gevonden zullen worden, die bereid zijn
met hun jongens en meisjes naar een
wonder van schoonheid als de expositie
Bourgondische Pracht te gaan. Daar,
en daar alleen, leert men Algemene
Geschiedenis. Daar wordt de tijd le
vend. Daar, in dat museum in dat vuile
stinkend Amsterdam.
Men dwaalt door de zalen en er wordt
een roes vaardig over de bezoeker.
Maar niet alleen een roes. Men wordt
een beetje treurig gestemd als men zich
realiseert dat deze kunst voorbij is en
nooit terug zal keren. En al dwalend
ziet men de kunst van zijn eigen tijd
en het wordt een mens bang om het
hart. Men wil wel open staan voor de
schoonheid van zijn eigen tijd, maar
men is vol aarzeling, wantrouwen en
twijfel.
Ik zag daar een aantal boekversie
ringen, wier gelijke ik eerder nooit zag.
En men gaat vergelijkingen maken.
Met de boeken van zijn eigen tijd. Leg
de beste en schoonste en edelste van
onze tijd daarnaast. En laat ons verder
zwijgen.
Men kan tegenwerpen dat het dwaas
is vergelijkingen te maken tussen die
tijd en onze tijd. Het is mogelijk. Maar
schoonheid is schoonheid en kunst is
kunst. En die kunst is verloren ge
gaan, voor vandaag, voor morgen en
voor alle eeuwigheid. En dat stemt
uitermate droevig.
In het hete, stoffige Amsterdam,
steppe en woestijn, is een kostelijke
oase opgebloeid. Ik zou iedereen die in
deze dagen in of in de buurt van Am
sterdam komt met zevenmaal zeven ba
zuinstoten willen toeroepen: dwaal één
uur door die tuin der verrukkingen,
die Bourgondische Pracht heet. Laat er
alle cineacjes, bioscopen, ijs-paleizen,
grachtenbootjes, bitteruurtjes, uitver
kopen voor schieten. Niet omdat men
maar eenmaal in z'n leven de kans
krijgt zo'n grandioos erfdeel bij elkaar
te zien, maar omdat het een mensen
hart vult, boordevol, met geluk dat hij
leeft. Jaleeft en dit mag zien.
Wij zijn zeer oprecht dat onbewoon
baar Amsterdam dankbaar voor zijn
schoonste oase in de zomermaanden van
dit jaar. ANTHONIE VAN KAMPEN
0EZER dagen vond er in de hoofdstad een ontmoeting plaats waardoor men
haast in de kracht van ongeluksgetallen zou gaan geloven. Het was bü een
der eerste vertoningen van de nieuwe M.G.M.-film „The Asphalt Jungle", welke
John Husten maakte naar de roman van W. R. Burnett. Er kwam een heel oude
man met een lange baard het theater binnenwandelen, waar de film draaide. Hij
vroeg aan de directie of hij de film niet gratis zou kunnen zien. De wedervraag
was uiteraard „waarom?" „Omdat mijn achternichtje er in meespeelt", was het
antwoord. „Uw achternichtje? Waar komt U dan vandaan?", werd er opnieuw
gevraagd. „Ik kom uit Amsterdam en mijn achternichtje ook; ze heet Jean
Hagen". Inderdaad bleek Jean Hagen een van de hoofdrolvertolkers uit de film
te zijn. En wat nog aardiger was: deze Jean Hagen bleek in werkelijkheid
Sjaantje Verhagen te heten en Nederlandse te zijn.
van de regisseur-schrijvers Charles
MacArthur en Ben Hecht verstandige
opmerkingen over toneel maakte,
kreeg zij een aanbod voor een rol in
„Swan Song". Maar jawel, daar begon
het lieve leventje. Sjaantje kreeg blin
dedarmontsteking en moest hals over
kop in het ziekenhuis worden opgeno
men, De heren waren wel zo vriende
lijk om de prémière wat uit te stellen,
zodat ze uiteindelijk de aangeboden rol
toch speelde.
Sjaantje werd groot in het toneelspel
„The Traitor". Hierin had zij de vrou
welijke hoofdrol. Dat wilde ze tenmin
ste. Maar zes weken voordat de repe
tities zouden beginnen, gleed zij uit op
de rand van een zwembassin en brak
(Advertentie, Ing. Med.)
haar been. Met haar onderdaan in een
gipsverband heeft ze de repetities toch
bijgewoond. Ze zag tussen de bedrijven
door nog kans om in het huwelijksboot.
je te stappen ook. De prémière werd
een groot succes en Sjaantje kreeg een
aanbod om naar Hollywood te komen,
yLAK voor de voorbereidingen van
haar eerste film moest ze een kies
laten trekken. Het gevolg: ze sprak, als
de ongevoelige nachtclubzangeres in
„Side Street", uit een hoek van haar
mond. Sjaantje was treurig, maar de
regisseur enthousiast. Hij vond de ka
rakteristiek geweldig.
Daarna kreeg ze een blijspel-rol in
„Adams Rib". De ochtend waarop ze
met de repetities zou beginnen, ver
stuikte ze haar enkel. Twee weken
voordat ze zou optreden als grensbe
Woonster in „Ambush" viel ze van een
paard. Het is begrijpelijk dat ze zich
niet erg behaaglijk voelde, toen haar
jongste film „Asphalt Jungle" op sta
pel werd gezet. Ze bereikte veilig en
wel haar kleedkamer in de studio. Maar
toen gebeurde er toch een ongelukje
De deur van de kleerkast was wispel
turig en Sjaantje wilde haar forceren
Prompt knapte de hele nagel van haar
rechter duim af. Een pijnlijke geschie
denis, maar ze voelde zich kennelijk
opgelucht. Er was haar in elk geval
niets ernstigs overkomen.
Wat de toekomst nog zal brengen?
Ze denkt er maar liever niet over. „Ik
zal het wel zien", zegt ze. „Ik ben
waar ik wezen wil, niettegenstaande ik
eigenlijk een ongelukskind ben". Haar
geboortedatum is namelijk: 13 Augus
tus.
Zo'a Bete, <tle langer meegaat!
*5 U
Th V
SS
too