Pastoor van 't Heike was agent,
architect en fabrikant tegelijk
AMSTERDAMS PODIUM
Sahara onder de wereldsieden
Kees Manders, Ami de Paris
Atlantisch Pact-partners
onder elkaar
y
De geit
Als in het park de blaren weer gaan vallen
PORTRET VAN EEN PRIESTER
Hij maakte zijn geschuwde dorp tot
een bekende bedevaartplaats
.Heikes gasten verloren
hun ongunstige reputatie
ZATERDAG 15 SEPTEMBER 1951
JN DE LOBBY van het Victoria-Hotel (asyl voor beter-gesitueerden) vond ik
ze: de heren Robert H. Prail (Virginia, USA) en Norton Mockridge (Liver
pool, Engeland), zijnde de twee laatste buitenlandse gasten van Amsterdam in
dit seizoen. Onze begroeting droeg dat typische los-nonchalante karakter van de
meeste angelsaksische ontmoetingen. De heer Mockridge ging gekleed in een
peperduur homespun tweed costuum. Mr. Prail in een rood overhemd met in
gedrukte paardenhoofdstellen en bisonkoppen. Het was van een soort rood, dat
Vargas, voorzitter van de Bloedraad, indertijd niet misstaan zou hebben. Het
rood van revoluties en atoomontploffingen. We dronken coca cola met iets
sterks en ouds er in en hadden het over Amsterdam als touristen-centrum. Prail
en Mockridge vonden Amsterdam als zodanig niet geslaagd en ze motiveerden
het. Kijk, (zei Prail) uw VW hier heeft aardige oude huizen, maar wat ont
breekt is entertainment, een goed soort vermaak. Amsterdam is morsdood, op
Nicolaas Kroese van het Zwarte Schaap na.
YyiJ wezen aarzelend op onze grach
tent och ten, onze kersverse Am
sterdam-bij-nachtstunt, onze hofjes
en burgwallen, onze Bocht in de
Herengracht, maar Prail wuifde dat
alles verveeld weg. Meer nachtleven,
zuchtte daarop Mockridge. En met
een volgende zucht: meer speelzalen,
meer windhondenrennen, meer stie
rengevechten en bokswedstrijden.
U bent hier, in Amsterdam, hon
derd jaar achterop, zei daarop Prail,
en hij keek me somber aan alsof dat
m ij n schuld was. Waar is uw tele
visie? Het enige wat ik ontdekt heb
is de relief-foto in een etalage en die
was nog slecht. Amsterdam is de
Sahara, ziet U dat in?
Het gesprek begon een dreigende
toon aan te nemen, weshalve ik het
over de boeg der museums gooide.
Ik wilde iets gaan zeggen over Bour
gondische Pracht, maar reeds gromde
Prail, de eigenlijke woordvoerder
van de twee, dat dit land (Holland)
een verburgerlijkt land was. „Uw
kranten zijn saai en vervelend. Uw
revues dul, sloom en onbenullig. Zie
de girls erinhet lijken kost
schoolonderwijzeressen. Net als in uw
gemengde baden trouwens. Veel te
veel textiel. Bij ons zwemmen, baden
en wandelen de girls in 2 vierkante
centimeter textiel en dat is meer dan
genoeg. Vindt U zelf niet?
Wij lieten de kerk in 't midden en
het onderwerp in ijlend tempo schie
ten. Doch Prail niet en Mockridge
evenmin. Prail gaf, ais voorbeeld hoe
het behoorde, Coney Island en Miami
Beach. Mockridge Brighton en Bour
nemouth. U zou het zélf eens moeten
zien, dan zou U het weten, zeiden ze.
We zegden toe onze reisplannen
voor het komende jaar in dier voege
te wijzigen. Daarna zwegen wij. De
Brit keek, als leed hij bitter onder
alle Weltschmerz dezer planeet. De
Amerikaan hapte gulzig in z'n cola.
Ik bedacht koortsig snel gemotiveer
de protesten, maar vond ze niet. Ik
zou ze pas later vinden, zoals ge
woonlijk. 's Avonds in bed namelijk.
Robert H. Prail, met het bloedig
overhemd, keek me broeierig-dreigend
aan en begon over Marshall-dollars.
Die waren ten slotte niet voor niets
gegeven. Oók om up to date hotels te
bouwen met televisie-apparaten en
vlot (vrouwelijk) personeel. Oók voor
betere bioscopen. Oók voor meer
nachtleven. Oók voor speelzalen. Wat
deden de Hollanders eigenlijk met de
Marshall-dollars? En hij zei dat, Ro
bert H. Prail, op een toon alsof i k
ze op de een of andere manier had
achterovergedrukt.
Het onderhoud vlotte minder en
minder. Graag had ik dat roodhemd
I en die netevretende Brit hun portie
gegeven, maar de argumenten scho
ten me maar niet tijdig te binnen. Een
lastige situatie, lezers, ge kent dat
wel, nietwaar Daarna kwam er nog
I een stortvloed verwijten aan het adres
van Holland en de Hollanders. Er was
Ihier practisch niets wat deugde. We
hadden geen geld meer en geen
(Staatslieden. Geen economen en geen
entertainment-experts. Geen televisie
en geen rode hemden. Niets. We wa
ren een stomme, verburgerlijkte, ge-
sjochte, gedevalueerde natie.
Prail riep de kellner. „Another
coke", beval hij en er werden, in ijl
tempo, drie stuks gebracht. Ik deed
of ik betalen wilde, en de Brit even
zo. Maar zó langzaam, dat Prail alle
kans kreeg ons vóór te zijn. Hetgeen
hij was. We namen afscheid. Met een
slap handje van Mockridge en een
kraakbeenverpletterend van Prail.
Drie uur later zou hun vliegtuig ver
trekken, teneinde hen weer naar hun
angelsaksische paradijzen te brengen.
Uit een gouden koker haalde Prail
drie sigaren, omhuld met zilverig-
knisterend cellofaanpapier. Ze geur
den naar geld en de aromen van het
allerverste en meest nabije Oosten.
Ik nam het kostbaar kleinood aan en
voelde me een bedelaar.
Daarna wierp ik me ruggelings in
de gestroomlijnde wildernis van Am
sterdam, teneinde de beledigingen,
Amsterdam en mij aangedaan, te
vergeten. Het lukte niet. Te midder
nacht, in bed, schoot me pas te bin
nen wat ik natuurlijk had moeten
zeggen. Tegen Prail, de Amerikaan,
dat w ij destijds hun land bewoon
baar maakten en dat er, zonder ons,
nóg geen Amerikaanse natie zou be
staan. Tegen Mockridge, de Brit met
z'n uitgestreken gezicht, dat Am
sterdam dan blijkbaar niet veel te
vergeven had, maar dat het altijd
nog beter is iets weinigs van jezelf
te geven dan véél van «een ander. Dit
dan met betrekking tot 't door Enge
land als Lieoesgabe wegschenken
van ons kruimpje Koninkrijk in
Indië aan anderen.
Maar zoals gezegd, vrienden, zulke
dingen schieten je pas in bed te bin
nen. Uren te laat. Ze knelden me
echter, deze opmerkingen, vandaar
dat ze gespuid worden in dit stukje.
ANTHONY VAN KAMPEN
Correspondentie:
L. G. v. A. te L. Of die persconferentie
over het lot van kistkalveren door 't Am
sterdams Podium werd veroorzaakt, is me
niet bekend. In elk geval is het bijzonder
plezierig te merken dat de zaak ineens in
de schijnwerpers der publieke belangstel
ling komt. Ook al gaat het dan „maar"
om kalveren!
Mevr. J. P. ter S. te A. Met kindertehui
zen in Amsterdam heb ik geen enkele be
moeienis. Het enige wat ik u ervan kan
mededelen is dat er op het Frederiks-
plein een z.g. „Vluchthaven" is; maar de
jongens die ik er wel eens uit zie komen
lijken me beter gezelschap voor beroeps
boksers en leerling-uitsmijters dan voor
uw dochtertje. Voorts zie ik op de recla
me's in de bioscopen wel eens iets over
een zeker „Hummeloord". De naam staat
me aan, de reputatie is me onbekend.
v. K.
DE ZATERDAGAVOND
OP HET MATJE
r\mdat de geit van Sander gevreten
had op het bleekveldje van Willem
B (geheten de Keutelaar) was er
twist ontstaan. Aanvankelijk had Wil
lem de mogelijkheid van een klein San
Francisco te berde gebracht „want
waarom motte we mot make?", maar
toen de geitenherder hem bankbreuken
verweten, woordbreuken aangesmeerd
en lichaamsbreuken toegezegd had.
was hij 't meer in de aggressieve hoek
gaan zoeken. Hij had geschopt en hij
had geslagen.
Die man besmeurde me eer as
man en ouwer. Hij kan ze geit geen
baas en zegt wat van mijn dochter.
De rechter scheen even na te denken
ever het causaal verband, maar zag er
van af. Kijk eens hier, die geit is rede
loos, maar als grote mannen had u toch
geen twist moeten maken om 'n plukje
gras?
Daar stonden zowel de dikke ver
dachte als de kromgegroeide aanklager
een ogenblik te prakkiseren.
Nou ging dat indirect niet °m die
geit alléén, zei Sander daarop bedacht
zaam en knikkend met het hoofd. D'r
zat kwaadsprekerij.
De rechter vroeg geïnteresseerd:
Waarlijk?
Juisf, zei Willem (die de ander
afloste als vormden zij een stayers
team), juist, daar zat méér. Hij moet
z'n poten thuishouwe van die oudste,
meid van me. Laat 't angezegd wezen!
Daar verschoot Sander van met op
merkelijk gebloos. Hij zei: Zowaar zal
ik blind worden.
Enfin, dat ging allemaal buiten het
bleekveldje °m. en we kwamen weer
bij het grazend vee terecht, want de
rechter had nog meer klanten in de
wachtkamer en iedere verdachte Ne
derlander heeft recht op z'n beurt. Zo
is dat.
Hebt u nog schade gehad? vroeg
de Kadi.
Me geit is een 'Week in de war ge
weest, zei Sander en de rechter vroeg
of hij nervositeit had geconstateerd.
Maar dat was het niet. De melkpro
ductie had stagnatie ondergaan. De sik
was bijna zo droog geworden als een
voorzitter van de blauwe knoop.
Willem lachte daarom. Smalend als
een mislukte Faust. Hij zei: Die kreng
■Van 'n geit geeft ommers nóóit melk.
Het werd dertig gulden plus een
preek. Verdachte en geslagene raakten
er allebei van onder de indruk. Ze gin
gen de zaal uit als twee jongens, die
smadelijk uit de klas zijn gestuurd.
Terzelfder ure stond de geit vermoe
delijk rustig te vreten. Zij was de
wijste. KAREI
rvAT ,,'t Heike" zijn ongunstige roep
verloren heeft en een ordentelijk
dorp is geworden, is bijna geheel de
verdienste van Pastoor Bastiaansen.
Toen die in 1895 als kapelaan in St.
Willebrord kwam hij kwam er recht
van het seminarie en is er nooit meer
vandaan gegaan was het bij lange
na nog niet wat het wezen moest en
er was blijkbaar een zieleherder van
uitzonderlijk formaat nodig om van
St. Willebrord te maken wat het thans
is. Pastoor Bastiaansen was van een
bijzonder kaliber. Hij was in zijn kerk
dorp van alles tegelijk Priester en
pastoor in de eerste plaats, maar daar
naast: burgemeester, vrederechter, on
derwijzer, notaris, politieagent, archi
tect en aannemer, fabrikant, landbouw
kundigenoem maar op. geen ter
rein van het openbare leven of hij
heeft er zijn bemoeienis mee gehad.
Toen hij in St. Willebrord kwam.
waren de huisjes er zeer bouwvallig.
Als er door storm een huisje instortte
trad hij op als bouwkundige. Hij ont
wierp een nieuw en bouwde zelf mee.
Toen de Woningwet kwam, kreeg hij
het zeer druk. Met zijn mannen bouw
de hij (ja, werkelijk „bouwde" hij; hij
metselde als de beste!) een hulppost
kantoor, een pastorie, een jongens
school, een onderwijzerswoning, een
mandenfabriek (waarvan hij zelf be
drijfsleider werd), een 'rozenkrans-
fabriek en wat al niet meer. Zijn
grootste werk op dit gebied was het
ontwerp (naar het voorbeeld van de
baseliek te Lourdes) en de bouw van
de majestueuze ko»k, die thans met
haar vijf torens hoog boven het dorp
uitrijst. Zelf hebben hij en zijn man
nen de stenen gebakken en zelf heb
ben zij het enorme gebouw opgetrok
ken. En daar bleef het niet bij. Om de
kerk werd een processiepark aange
legd. waarin hij de meer dan levens
grote beeldgroepen van de kruisweg
het plaatsen. Hij bouwde een nauw
keurige copie van de Lourdesgrot en
de metershoge Calvarieberg die daar
achter ligt. heeft pastoor Bastiaansen
zelf opgeworpen en voetje voor voetje
aangestampt!
Enorme werkkracht
JTNORM was de werkkracht van deze
priester. Slapen deed hij heel zijni
leven lang slechts enkele uren per et-
maal en slechts zelden trof men hem i
thuis in zijn pastorie. Altijd was hij er
op uit, zwierf door zijn parochie of
was doende de een of andere zaak vooi I
zijn kerk of zijn parochianen in het I
reine te brengen.
Met dezelfde kruiwagenwaarmede Kees Manders, de Amsterdamse chan
sonnier, ruim een week geleden eigenhandig over het Damrak naar het
Centraal Station in Amsterdam kuierde, heeft hij zich in de Parijse hoofd
stad niet alleen de medewerking van de politie verworven bij de stads-
opnamen van zijn film „AmsterdamParijs", doch bovendien de ere-naam
van „Ami de Paris" Vriend van Parijs. De kruiwagen is een probaat
middel gebleken. „Zonder kruiwagen kom je er niet", was het motto van
Manders toen hij vertrok. Hij arriveert hier met een charmant vrachtje bij
het Stadhuis in Parijs.
Van alles tegelijk
(Van onze speciale verslaggever)
nE man die in dit artikel beschreven wordt, leeft niet meer. Hij is zeven jaar
geledén gestorven. De oorlog doodde hem, nadat de bezetting hem had ge
broken. De foto die hierbij staat afgedrukt, is een foto van zijn standbeeld. Geen
die minder een standbeeld verlangde, geen die het meer verdiende. Had ik er
de tijd en de krant er de plaatsruimte voor, ik zou vele pagina's kunnen vol
schrijven over deze man; een van de nobelste mensen die ik ooit ontmoet heb.
HU was een eenvoudige Brabantse dorpspastoor, een nederig mens, doch een
priester van uitzonderlijk formaat. Pastoor P. Bastiaansen is büna een halve
eeuw de geestelijke leidsman geweest van de parochie Sint Willebrord in West-
Brabant en zo zeer heeft hp zijn stempel gedrukt op dit dorp en zijn bewoners,
dat het in meer dan één opzicht „zijn dorp" is geworden.
I Hij heeft voor St. Willebrord enorm
CINT Willebrord door de Braban-
ders ,,'t Heike" genoemd is een
merkwaardig dorp. De bewoners vor
men een volkje apart, dat in uiteilijK
en geaardheid sterk verschilt van de
andere West-Brabanders. Men schrijft
dit toe aan Spaanse invloeden, want 't
Heike, dat steeds een betwist gebied
geweest is tussen de Baronie van
Breda en het Markiezaat van Bergen
op Zoom, heeft ook lange jaren de las
ten te dragen gehad van een Spaanse
bezetting. Een groot deel der tegen
woordige bewoners moeten nazaten
zijn van die Spanjaarden, dat blijkt uit
hun type: donkere tanige kerels en
sterke vrouwen, met een eigen dialect,
eigen gebruiken, met een opvliegend
karakter, doch goede geaardheid en
met een Zuidelijk voorkeur voor felle
kleuren.
Eeuwenlang heeft ,,'t Heike" een zeer
slechte roep gehad. De scheldnaam
„Heikesgast" was zo ongeveer syno
niem met vechtersbaas en messenste-
ker. Onder invloed van godsdienst en
opvoeding is er veel ten goede veran
derd. De 'Willebrorders zijn nu een
volkje geworden, dat nog wel aparte
karaktertrekken vertoont en lang niet
gemakkelijk te leiden is zij bemin
nen zeer de vrijheid maar bet ruwe
en onbeschaafde is er af, ze zijn vlug
en gedienstig, vlijtig en zeer arbeid
zaam, al zijn het slimme rakkers ge
bleven.
veel bereikt. Wat eertijds een geschuwd
dorp was, is een bedevaartplaats ge
worden, die jaarlijks door duizenden
uit verre omgeving, die de verre reis
naar Lourdes niet kunnen maken,
wordt bezocht. Hij heeft het odium dat
op het dorp en zijn bewoners rustte,
volkomen weggenomen en zijn mensen
zelfrespect en zelfvertrouwen geschon
ken. Vraag niet wat hem dat gekost
heeft. Hoe wist hij de ruwe klanten
van zijn parochie aan te pakkefii Als
het nodig was, schroomde hij niet,
even ruw en onbehouwen te zijn als
zjj zelf waren. Meermalen heeft hij
persoonlijk bras- en slemppartijen uit
elkaar gejaagd. Hij was niet bang om
bij vechtpartijen tussenbeiden te ko
men en het moet vaak gebeurd zijn,
dat de veldwachter zijn hulp inriep.
Hij wist zijn volk op zijn hand te krij
gen, niet door er boven, maar door er
midden tussen in te staan. Hij verlang
de voor zich zelf niets meer dan zij be
zaten, was hun raadsman en hun her
der en als het nodig was hun boeman!
Daarenboven was hij grenzeloos mild
dadig. Alles gaf hij weg en in zijn
pastorie was vaak armoe troef. Er gaat
een verhaal, dat hij eens op bezoek
ging bij een parochiaan die 's Zondags
niet in de kerk kwam. Toen de man
beweerde niet te kunnen komen om
dat hij geen schoenen had, zei de pas
toor: „Is dat de enige reden? Hier heb
je de mijne", hij trok zijn schoenen uit
en ging op zijn kousen naar huis! Het
kan fantasie zijn, maar het typeert
pastoor Bastiaansen volkomen. Hij
was tot zo iets in staat.
Het einde
QE bezetting heeft deze geestelijke
reus lichamelijk gebroken. Natuur
lijk leidde hij het verzet in zijn pa
rochie, hoe zou het anders kunnen en
hij was een wandelende Engelse radio,
maar de bezetters stalen zijn klokken
en dreigden de tjren van zijn kerk te
zullen opblazen. De zware last die op
zijn schouders drukte, boog zijn fiere
gestalte en zijn lichaam, dat, toen hij
al boven de zeventig was, nog zo kaars
recht en tanig was als van zijn meest
doorgewinterde parochianen. Op de
allerlaatste dag der bezetting, toen er
om St. Willebrord gevochten werd en
iedereen in de schuilkelder zat, werd
hij in zijn eigen tuin door granaat
scherven getroffen. Canadese soldaten
vonden zijn zieltogend lichaam en
brachten het naar een klooster in de
omgeving. Daar is hij, verwijderd van
zijn kerk en zijn parochie, gestorven.
Zijn parochianen, die hem op de han
den droegen, hebben voor hem 'n stand
beeld opgericht, minder nog misschien
om hem te eren dan om hem voor
altijd in hun midden te hebben.
grenzeloos milddadig