Heerhugowaard: een polder vol kinderen
Wijd liggen de velden met hun
aan landbouwproducten
weelde
De roman-tiek is overal, overal...
»,De Vloek'' - een oud volksverhaal
Conjunciuurgevoeligheid in het be
staan dezer „kleine luyden"
Modern eethuisje met
boekennaam
T'
Admiraal Tromp als
hoofdingeland
De graftombe van
een Brederoc'e
ZATERDAG 8 OCTOBER 1951
T\E GEMEENTELIJKE grenzen van Heerhugowaard zijn niet dezelfde ais die
van de polder. Maar wie dit landelijke dorp bezoekt, is geneigd polder en
dorp te vereenzelvigen. Waar men ook gaat staan tussen de bebouwing, altijd
Mjjft er we' a gaatje vrij, waardoorheen het oog gericht kan worden over de
Htgestrekte velden en akkers met hun weelde aan tuinproductcn, die ons aan
stond* weer tot winterkost zullen dienen, of over de malse weiden met haar
glanzende koebeesten. Geen vierkante centimeter zwarte grond bleef over. Een
echt Hollands beeld dus. Hollands proper, net en uitgerekend precies, omdat ons
kleine land met zijn dichte bevolking zich nu eenmaal niet de weelde kan ver
oorloven royaal te zijn met zijn grond.
UIER wordt, gelijk elders, gewoekerd
met de ruimte, gewerkt van 's mor
gens vroeg tot 's avonds laat op het
kleine eigen bedrijfje, hopend en ver
wachtend, dat men er in zal slagen een
paar stuivers achter de hand te krij
gen, om straks wellicht een lapje grond
van de buren er bij te kunnen kopen,
en daardoor misschien een zelfstandig
bestaan te verzekeren aan de thans al
op de akkers meewerkende kinderen,
over wier toekomst men zich nu en
dan wel eens zorgen kan maken. Er
zijn veel kinderrijke gezinnen in deze
hoek van onze provincie. De omstan
digheid, dat ruim zeventig procent van
de bevolking in de Heerhugowaard
Katholiek georiënteerd is, verklaart
veel.
10 éradên onder. o
80Tee,NIET5 DAM
BoT&a. ItC WERD ejz-
K.OUD VAM
.Ue.TTSG.UjK. EM Fl&UUlZL'JK
örOtAL-S"1
J OCT. 'ij
tevens spoorwegknooppunt. Al deze
feiten duiden op centrale ligging.
DEZE centrale ligging mag aantrek
kelijk heten voor industrievestiging.
Die industrievestiging zou de conjunc
tuurgevoeligheid van de Waard wat
kunnen afzwakken. Maar de Econo-
misch-Technologische Dienst van de
provincie is hier niet voor. Heerhugo-
waar is een plattelandsgemeente, zegt
men daar, en dat moet het maar blijven.
Een standpunt, waarmee men het in
de Waard niet geheel eens is.
nAAROM ziet men met enige voldoe-
ning de groei van de coöperatieve
zuivelfabriek „Excelsior", ongeveer het
enige industriële bedrijf in deze contrei
en. „Excelsior" gaat langzamerhand be
horen tot de grote melkfabrieken van
ons land. Reeds bezet het bedrijf de
achtste plaats onder zijn soortgenoten
in deze provincie; over het afgelopen
jaar boekte het een omzet van ruim
elf millioen liter melk; vóór de oorlog
werd nooit meer dan de helft gehaald.
In de oorlog zakte de omzet tot nau
welijks twee millioen liter terug, en na
de bevrijding is er sprake van geweest
het bedrijf op te heffen. De meerder
heid der coöperatoren heeft dit weten
te voorkomen. De nieuwe directeur, de
heer C. J. Verdegaal, heeft mogen be
wijzen hoe juist de kijk van die meer
derheid van toen geweest is. „Excel
sior" is vorig jaar uitgebreid met een
kaaspakhuis, pekellokaal en garage.
Thans wordt gewerkt aan een nieuw
ketelhuis en een machinekamer. En op
het program staat nog de bouw van een
kaasmakerij, vergroting en verplaat
sing van het laboratorium en verbete
ring van de melkontvangstplaats.
r\OCH er is meer. We denken aan het
grote koel- en vrieshuis in de Noord,
ontstaan uit puur particulier initiatief.
Er is 'n zeer groot kapitaal mea gemoeid.
Het gebouw heeft drie ruime koel- en
vrieskamers, die de sprekende namen
Narvik, Spitsbergen en Helsinki kre
gen. In de vriesruimte, waar we ons
waagden in een temperatuur van tien
graden onder nul, liggen thans al hon
derden vaatjes roomboter. De koel-
kamers zijn gereserveerd voor aard
appelen, uien, kool, bloembollen (n.b.
uit Kennemerland-Zuid) en wellicht
straks ook fruit.
WEEL valt er te vertellen van deze
3788 ha grote gemeente, die straks
4260 ha zal worden, wanneer zou door
gaan, wat de Provinciale Commissie ter
bestudering van de gemeentelijke in
deling heeft geadviseerd. Niets zeiden
we nog over het vele malen bekroonde
stamboekvee. Niets ook over de alom
bekende hengstenfokkerij, die hier te
vinden is, of over de ijver, die hier
betracht wordt bij de koolbouw, waar
toe deze streek zich zo bij uitstek leent.
Hoe graag we het ook zouden willen,
de ruimte ontbreekt ons hier lang bij
stil te staan. Slechts één facet nog
mogen we belichten. Dat is de kippen
fokkerij, die in de Waard een groeiende
betekenis krijgt.
De Rijkspluimveeconsulent in Den
Haag verwijst buitenlandse bezoekers
nog al eens graag naar het modelfok-
bedrijf van de heer Kout in Heerhugo
waard, een bedrijf met reeds interna
tionale vermaardheid. Er zijn in Neder
land acht fokkers van de beroemde
„Noordhollandse blauwen". Zeven van
hen wonen in Noord-Holland, maar de
Heerhvgowaard alleen levert zeker vijf
en twintig procent van de Nederlandse
productie. Nergens ter wereld willen e
Noordhollandse blauwen zo goed aar
den als juist op deze grond. Waarom?
Geen deskundige weet er een ant
woord op, maar het feit wordt alom er
kend. Geen wonder, dat ër naast dit
fokbedrijf dan ook zo'n kleine twintig
vermeerderaars van dit beroemde ras
in de Heerhugowaard gevonden wor
den. Onze deviezenpot vaart er wel bij!
Origineel rookverbod
Behalve een hoeveelheid andere
curieuze bepalingen, bestond er
tot ongeveer 1795 in de Heerhugo
waard een origineel rookverbod.
De titel hiervan was: „Keure
tegens het rooken van taback op
de hooywagens, op de darsen en
in de schuren der huijzen en ge
durende eenig werk in de Heer
Huijgenwaert".
En wij maar mopperen, dat die
autobussen van tegenwoordig nog
steeds een (verouderd?) rookver
bod hebben
Biedt de polder aanstonds voor allen
nog ruimte?
„Ja", zeggen optimisten. „Er is hier
behalve tuin- en akkerbouw, ook veel
veeteelt. Vooral in de Noordelijke en
Zuidelijke hoek van de polder. Wan
neer de opbrengsten van de tuin zo
blijven, als ze de laatste jaren geweest
zijn, mag er met ernst over gedacht
worden nog meer weidegrond in tuin
grond om te zetten. Het rendement van
de grond wordt er door verveelvoudigd,
en velen zal er weer voor l.,nge tijd
een zelfstandig bestaan door verzekerd
kunnen worden".
y^IJ HEBBEN het vermoeden, dat deze
kwestie vele kanten heeft. Een van
die kanten is de conjunctuurgevoelig
heid van de tuinderij. Bij het minste
zuchtje tegenwind is er weer bittere
armoe. Neem het vorige jaar maar.
De stopzetting van de export, of wat
ziekte in het gewas, leidden er onmid
dellijk toe, dat bedrijven, die een voor
gaand jaar nog behoorlijk rendement
opleverden, voor steun voor kleine zelf
standigen in aanmerking kwamen. Er
zijn op het ogenblik in de Waard al tien
van deze gesteunden. En niet minder
dan tachtig kleine zelfstandigen, die op
grond van de uitkomsten van het jaar
1950 in aanmerking komen voor kinder
bijslag. Na een jaar hard en langdurig
werken, bleef het inkomen ruw-gere-
kend dus beneden de vijf en twintig
honderd gulden.
I 'T ZIJN de „kleine luyden", die in
sterke mate hun stempel op deze pol
der drukken. Er zijn hier vele kleine
huizen, die nodig eens vervangen zou
den moeten worden, maar waarvoor
geen bouwvolume beschikbaar is. Wij
hebben vernomen, dal mén het hier
prettig zou vinden, wanneer bij het be
palen van dat bouwvolume eens andtre
maatstaven zouden worden aangelegd,
dan tot nu toe het geval is. Bij de hui
dige opvattingen wordt het Keerhugo-
w-aard eigenlijk een beetje onmogelijk
gemaakt te groeien. En Heerhugowaard
heeft het gevoel, dat er zeer gunstige
voorwaarden bestaan voor zijn groei.
De gemeente is aan drie kanten inge
sloten door d« grote provinciale wegen
is opgenomev in het Westfriese Kana
lenplan (wsarvoor veertig jaar lang
2000 per jaar wordt geofferd) en is
£JE MODERNE dorpsgemeenschap leeft
niet meer in isolement. In Heerhugo
waard vonden we er een klein bewijs
van. Niet op de velden der tuinders en
akkerbouwers, of in de stallen der vee
houders. Dat zij open oog en oor heb
ben voor de moderne tijd is al geen
nieuws meer. Nee, het bewijs vonden
we in het initiatief van een herbergier.
Die laat zich een klein, gezellig en in
tiem eethuisje aan zijn zaak bouwen,
waar het straks goed smullen zal zijn
van een originele Noordhollandse pot
met boerenkool of een stevig bord erw
tensoep.
Dat intieme restaurantje dacht de on
dernemer een sprekende naam te ge
ven. Niet de naam van „Het stalletje
van Bethlehem", die vele Heerhugo-
waarders er al voor gedacht hadden,
maar iets anders. En minder prozaïsch
dan de oorspronkelijke benaming „Café
Halfweg".
Na overleg met burgemeester Sutman
Meyer is de naam „De Heer van Je
richo" uit de bus gekomen naar het
geestige boek van de Utrechtse schrij
ver-ingenieur Edmond Nicolas, dat deze
titel draagt. De vraag was, of de schrij
ver er toestemming voor wilde geven.
Burgemeester Sutman Meyer heeft het
hem gevraagd. En in een antwoord
brief schreef Nicolas: „Het is voor mij
even vleiend als verheugend, dat er in
ons land nog mensen gevonden worden,
die het met mij eens zijn, dat het leven
net zo goed of zo slecht is, als men het
zelf maakt, en die dientengevolge de
noodzakelijke dingen des levens, door
velen als laag-bij-de-gronds veracht,
willen versieren met een bloemetje,
een krul, of desnoods een lekkere saus
of een goed glas. Daaruit heeft een
vernuftig man als gij (burgemeester
Sutman Meyer - Red.) reeds lang be
grepen, dat ik geen bezwaar heb tegen
het feit, dat in een gemeente, bestuurd
aoor een zo voor- en achteruitziend
burgemeester, ee'n gelegenheid waar,
zoals dat heet, gelagen worden gezet,
de naam krijgt van mijn geestelijke
zoon, de heer Jericho". En verder: „Half
December zal ik gaarne de opening
verrichten, maar ik zal mij veroorloven
mijn vroegere verloofde mede te bren
gen (waarmee ik intussen al twintig
jaar getrouwd ben). Haar titel is: de
Roos van Jericho".
Voorts raadt de schrijver aan tot uit
hangbord te maken het vignet op de
omslag van het boek: de Heer van Je
richo op zijn Arabier. „Het is van pro
fiel net voldoende archaïsch om bij een
19e eeuwse herberg te passen".
De herbergier zal het advies goed
weten t-e gebruiken, en voorts aan
stonds een in prachtband gebonden
exemplaar van deze uitgave, geklonken
aan een zilveren ketting, in zijn zaak
ter inzage leggen, ten bewijze van de
originaliteit der naamgeving. Edmond
Nicolas zal het bewijsstuk met eigen
hand waarmerken.
iv Jour. '6/
DORPSBEELD 1W HE66. HU6ÜWAARD
Waarin deugd en ondeugd
tegenover elkaar staan
ERFENIS OBR. 6&UWEV
VOLGeSlS Pts. dverlevefainó zd)n OB «ateentue's van
0& ■SOriWR. VAM BoeJZOBPJ) BLAUW AFKONlSTi6 van UBT
KA"5T66L» van HBEB H v&o
'y/
jCR BESTAAT een legende in Heer
hugowaard. Een legende, die - wil,
dat over dit gebied in overoude tijden
geregeerd heeft een Heer Hugo. Deze
Keer Hugo, die een goed mens was
„het weesje in hem een vader liet vin
den, d'ellende allwege verzachtte"
zou hier eenmaal een adellijk slot heb
ben laten bouweri op de plek, waar
thans het mooie woonhuis, de schuren
en stallen van de heer M. Blauw staan,
aan de Middenweg 409. Het merkwaar
dige is, dat men hier bij graafwerk
weldra op oude fundamenten stuit, en
ir. vroeger jaren al eens een reuzen-
sleutel onder een appelboom heeft ge
vonden en een oud testje. Toch kunnen
de bewoners geen uitsluitsel geven
over de vraag of er een spoor van
waarheid zit in die legende, die hen
eenmaal in dichtvorm werd verstrekt.
Na herinnerd te hebben aan de goe-
dertierendheid van die eerste Heer
iugo, vertelt het vers verder, dat de
laatste van Hugo's nazaten een beest
van een vent geweest moet zijn,
't Was Eko, woest en wreed? van aard,
Die laatste uit Hugo's stam,
Die trotsch op zijnen adelbrief,
Den tienden naar geen maatstaf hief,
Soms meer dan vijfden nam.
Wanneer heer -Eko het nu nog maar
alleen bij deze zware belasting van
zijn onderhorigen had gelaten, de jaren
zouden hem wel rust gebracht hebben,
laar nee:
Daar leefde in Heer Eko's tijd,
En onder zijn gebied
Een maagd, in deugd en
schoonheid rijk:
De bloem der Waard,
want haars gelijk
Was in den omtrek niet.
„So steriel en
onvrugtbaar"
Wie de vruchtbare en glanzende
akkers van de Heerhugowaard van
dit ogenblik ziet, kan zich moei
lijk voorstellen, dat er (en waar
lijk nog niet zo erg lang geleden)
een tijd geweest is, dat de polder
„so steriel en onvrugtbaar be
vonden wierd, dat hij zijn onkos
ten, van 't besaeyde of besaeyen
niet heeft kunnen opbrengen, nog
ook eenige beesten heeft beter kun
nen maken als deselve wel waren
ten tijde als deselve aldaer ter
wijede werden bestelt". En dat
terwijl er enorme sommen en gro
te moeite aan ten koste waren ge
legd sinds de drooglegging van de
Heer Huijgen Waert of Groote
Waert omstreeks 1630.- Meer dan
eens moest worden overgegaan
tot executie van polderland voor
onvoldane lasten, en talrijk zijn
in de 18e eeuw nog de aanvragen
geweest van eigenaars van lande
rijen om toestemming van hoofd
ingelanden hun kavels tot riet
land te mogen maken. Van de
boerenplaats „Die Kieft" aan het
eind van de Middenweg wordt ge
zegd, dat ze eenmaal voor....
één kieviteis in andere handen is
overgegaan. Een andere boerderij
zou voor.... een slijpsteen van
eigenaar verwisseld zijn. De be
drijven konden eenvoudig de las
ten niet opbrengen, en met dat
beeld voor ogen. was dus de ani
mo om zich hier te vestigen tot
practisch nul gereduceerd.
Die bloem was Ada, een meiske van
gewone komaf, die eens bij toeval op
het kasteel kwam, en toen onmiddel
lijk door de wrede heer begeerd werd.
Het meiske weigerde.
Heer, sprak zij,
'k ben sinds lang verloofd,
Aan een, die 't waarlijk meent,
'k Schonk Egbert
eens mijn hart en hand,
En licht, dat ras de huwelijksband
Voor altijd ons vereent.
Driftig eist Eko, dat deze Egbert voor
hem zal verschijnen. De snoodaard
vraagt de jonkman te willen bezweren,
dat hij het geen verlies zal achten,
wanneer Ada hem Heer Eko zal
verkiezen boven Egbert. Egbert denkt
er niet aan z'n verloofde te loochenen,
maar boet' z'n standvastigheid met de
dood door het zwaard.
En na dien dag scheen Eko's drift,
Nog meer dan ooit ontbrand.
Maar Ada was bedaard en kloek.
Zij bleef getrouw, wees elk bezoek
Van 't monster van de hand.
Die tegenstand maakt hem verwoed.
Geen meester van zichzelf:
Kies! roept hij. Wordt
mijn gunstgenoot,
Of sterf een naren hongerdood
ln 't onderaardsch gewelf.
Mijn leven, zei ze, Is in God's hand.
En in den Uwen niet.
Vol hoop sla ik het oog omhoog.
En zeg bij wat gebeuren moog':
Dat 's Heeren wil geschiedt!
Eko laat Ada dan in de kerker wer
pen, waar ze weldra door de dood ,uit
haar lijden verlost wordt. Maar sinds
dien heeft Eko geen rustige dag meer
gehad.
Een feilen koorts greep 't lichaam aan
In wellust afgebraakt.
't Geweten, reeds zo lang gesmoord,
Toont hem nu niets
dan moord op moord,
Daar het met kracht ontwaakt.
Enfin Eko wordt krankzinnig van
razernij, vlucht de slotpoort uit, vloekt
het slot, dat hij tot een moordhol
maakte, en wenst, dat er geen steen
meer van op elkaar zal blijven.
En vreeslijk is die vloek vervuld.
Het slot bleef ledig staan,
En menig boer heeft na dien tijd
Een spook, met d'oogen rood geschreid
Door 't dichte bosch zien gaan.
J7ERST de tegenwoordige tijd doet ons
ten volle beseffen, welk een voor
uitziende blik de regenten uit het be
gin van de 17e eeuw gehad hebben, die
het initiatief namen tot de drooglegging
van de Heerhugowaard en daarvoor
ontzaglijke Weerstanden van de stad
Alkmaar, van de burgemeesteren van
Hoorn, van de besturen van Geestmer-
ambacht enz. enz. hebben moeten over
winnen. Het waren dan ook geen ver
kleumde jongens. Niemand minder dan
een Andries Bicker, destijds burge
meester van Amsterdam, behoorde
mede tot die initiatiefnemers. En men
mag veilig aannemen, dat zijn mede-
bestuurderen uit die dagen van even
voornamen huize waren. Trouwens, die
voornaamheid bleef ook in nakomende
jaren gehandhaafd. Niemand minder
dan „sijn- Excellentie de Heere Grave
en Admiraal Cornells Tromp" heeft
zelfs van 1B741692 deel van het cot-
lege van Hoofd-ingelanden uitgemaakt
zogoed als van dat der genabuurde
Schermer. Tromp was namelijk ge
parenteerd aan de invloedrijke families
Van Egmond van de Nijenburgh en
Kien die reeds langer in dit college
van Hoofd-Ingelanden zitting hadden.
YyANNEER we spreken van Veen-
huizen, bedoelen we de buurt
schap, die sinds 1854 tot de gemeente
Heerhugowaard gerekend wordt. Daar
staat een eenvoudig kerkgebouw van
nog niet zo oude datum, eigendom van
de Hervormde gemeente en opgericht
op de fundamenten van een grote
kruiskerk, die hier in de vijftiende
eeuw gestaan moet hebben. In de
Oostelijke hoek van deze kerk van
Veenhuizen ligt de grafkelder en zerk
van Reinoud van Brederode. Deze
Reinoud was een nazaat van het be
roemde geslacht der Brederode's, dat
in de 13e eeuw tussen Haarlem en Vel-
sen een burcht liet bouwen. Dat slot
is in 1426 door de Haarlemmers ver
woest, nadien hersteld, maar in 1472
door de Brederode's verlaten. We ken
nen het thans nog -als de befaamde
ruïne van Brederode.
De Reinoud, wiens praalgraf in de
kerk van Veenhuizen ligt, bezat de
heerlijkheidsrechten van Veenhuizen,
Oosthuizen, Spanbroek en Graftdijk.
Van deze plaatsen staan wapens in het
grafmarmer. Hij werd geboren in
1567, overleed in 1633 en was een
schoonzoon van Johan v. Oldenbarne-
veldt. In 1615 maakte hij deel uit van
het gezantschap der Staten tot vredes
bemiddeling tussen Zweden en Rus
land. In het begin van de 19e eeuw is
HIER. rust SINDS 1633
R.eyMOÜT VAN/ BREDE.R.ODE,
JotT.'sy
zijn geslacht uitgestorven. Met de be
roemde dichter Brqeroo heeft deze
Reinoud niets van doen.
In de bezettingstijd had het monu
ment nog al geleden. Het stenen ge
zicht van Bredefo was tamelijk ver
minkt en de tombe was aanmerkelijk
verzakt onder de last van de zakken
zand, die het monument tegen bom
inslag moesten behoeden. Er was met
de restauratie een bedrag van onge
veer 600 gulden gemoeid, een niet on
aanzienlijke som voor de Kerkvoogdij,
vooral als men bedenkt, dat om de drie
weken hoogstens vijf kerkgangers de
dienst bijwonen.
Het fokbedrijf voor
Noordho'landse Blauwen
N. KOUT ZN.
heeft geen kuikens meer beschikbaar
voor de vermeerderaren.
WIJ ZIJN UITVERKOCHT TOT
14 APRIL!!!
(Advertentie, Ing. Med.)