I
vroedschap heeft haar
opgeschort
Alkmaars
beslissing
B. en W. verdedigden woningbeleid
SPI
Meningen bleken volkomen verdeeld
ie zijn
Schorsing bracht geen
oplossing
Hei veelbesproken schilderij
Handel in tweedehands
goederen wordt streng
gecontroleerd
Plan verbeiering Houtiil aangenomen
Mej. Dubois is op
wachtgeld gesteld
Interpellatie Berkhouwer
over vordering woning
VRIJDAG 19 OCTOBER 1951
Mr Vis' portret van Koningin Juliana
1.50
1.95
1.95
3.60
WELHAAST tegen alle verwachtingen in heeft de raad van Alkmaar gisteren
geen beslissing durven nemen inzake de vraag, of het portret, dat de Bergense
kunstschilder mr. Dirk Vis van koningin Juliana heeft vervaardigd, een plaats
zal krijgen in de raadszaal. In een langdurig, doch op zeer hoog niveau staand
debat hebben vele sprekers het voor en tegen in beschouwing genomen. Naarma
te echter de besprekingen langer duurden en 'er meer gezichtspunten naar voren
kwamen, werd ook de behoefte aan aanhouding groter. Een korte schorsing,
waarbij 'de raadsleden gelegenheid hadden, het doek nogmaals te bezichtigen,
bracht hier geen oplossing. De voorzitter, mr. dr. H. J. Wytema, heeft na afloop
van de onderbreking dan ook medegedeeld, dat een besluit voorlopig is verdaagd.
B en W. zullen zich met de schilder in verbinding stellen, teneinde van hem te
vernemen, of hij er mee accoord gaat, dat het doek alvast op de daarvoor be
stemde plaats in de raadszaal wordt opgehangen. Het is niet de bedoeling, het
voor bet publiek ter bezichtiging te stellen; wel znllen de raadsleden kunnen ko
men zien, hoe het werk het daar doet.
omdat hij dit niet in het belang van de
schilder achtte. Bovendien, zo zei hij,
zal Van Herwijnen zijn werk hierop af
stemmen.
Dit nu achtte de heer Kirpen-
s t e ij n geen bezwaar. Immers: het eer
ste gedeelte van de critiek van de heer
Penning waarin deze dus zijn be
zwaren uiteenzette dekte volkomen
zijn eigen opvattingen. Spr. zeide de
voordracht niet geheel te verwerpen,
maar er zich ook niet volkomen achter
te stellen. Derhalve drong hij nogmaals
op aanhouding aan, tot het moment,
waarop het andere schilderij gereed
zou zijn.
Hoewel de heer E r i k s (Arb.) de
kwaliteiten van het schilderij des heren
Vis allerminst loochende, was hij toch
van oordeel, dat het het hier in de
raadszaal niet zou doen. Tot een soort
gelijke conclusie kwam ook de heer
Holsmuller (WD), die hiermee
nadrukkelijk verklaarde, zijn aanvanke
lijke opvatting, dat het stuk diende te
worden aanvaard, los te laten. U komt,
zo zei hij tot de voorzitter, hier in
jacquet en ambtsketen en niet in een
licht colbertje. Dit stuk is bovendien
niet te scheiden van het werk van Jan
van Herwijnen. Spr. stelde in concreto
de vraag, of het college tevoren op de
hoogte was geweest van de geest, waar
in de schilder de koningin zou afbeel
den en of zij hierop enige invloed had
den uitgeoefend.
In deze ronde zette de heer Berk-
houwer uiteen, waarom hij de op
vattingen van de heer Vis afwees. Hij
ontkende, dat het stuk een geest van
hoge, nobele voornaamheid zou ademen,
maar zag er eerder in de afbeelding van
een moeder aan het strand. Voorts op
perde hij bezwaren tegen de compositie
van het schilderij. Zijn conclusie was,
nü heer Kirpensteijn (Arb.), die
V het debat opende, meende uit de be
schouwing van de heer Penning in ons
nummer van Woensdag te moeten lezen,
dat deze het schilderij weliswaar waar
deert, maar niet op de plaats, waar het
uiteindelijk moet hangen. Spreker had
het bij dit debat gaarne op de toe
komstige plaats zien hangen, teneinde
een indruk te krijgen van de werking.
Spr. maakte er voorts bezwaar tegen,
dat de commissie van advies in deze
haar stem had kunnen doen horen.
Hoewel de heer Vis lid dezer com
missie bij de bespreking van zijn
werk niet tegenwoordig was geweest
was het gevaar toch allerminst denk
beeldig, dat zijn lidmaatschap van in
vloed was geweest.
Allerminst was spr. opgetogen over
het feit, dat het doek volgens de com
missie iedere conventionaliteit mist.
Het gaat hier immers om de uitbeel
ding van onze vorstin en om het
feit, dat het doek in de raadszaal
komt te hangen. Spr. voelde er uit
eindelijk dan ook voor, deze voor
dracht aan te houden, totdat ook Van
Herwijnen zijn werk zou hebben vol
tooid en men beide naast elkaar zou
kunnen hangen.
Dit doek, zo zei de heer Berkhou
wer (WD) kort en bondig, schiet voor
mijn gevoel zo zeer tekort, in majestei
telijkheid, waardigheid en stijl, dat het
niet acceptabel is.
Goed getroffen
Diametraal hiertegenover stond het
oordeel van de heer Woldendorp
(KVP), die meende, dat het wezen van
de Koningin uitstekend was getroffen
en dat dit een mooi schilderij moest
worden genoemd. Overigens gaf hij toe.
dat het voor leken zeer moeilijk te be
oordelen zou zijn. Indertijd immers was
het schilderij van burgemeester Wende-
laar ook verworpen en nu zou men
het niet meer willen missen.
Zijn betoog werd onderstreept door
de heer Couwenhoven (Arb.), die
zich bovendien nadrukkelijk accoord
verklaarde met de conclusie, waartoe
de heer Penning in zijn beschouwing
was gekomen.
De heer Holsmuller (VVD) viel
zijn geestverwant bij, door te betogen,
dat naar zijn gevoelen de innerlijke
grootheid van de koningin uit dit por
tret allerminst sprak. Bovendien vor
men de handen een weinig fraaie partij.
Verdediging
De voorzitter bleek zich er aller
minst over te verbazen, dat de raad in
zijn oordeel niet eenstemmig was, al be
treurde hij wel de uitermate scherpe
formulering, die de heer Berkhouwer
voor zijn oordeel had menen te moeten
kiezen. Toen spr. het doek voor de eer
ste maal zag, had hij gepoogd, open te
staan voor wat de schilder te zeggen
had en zich enigermate vertrouwd ge
maakt met het doek. Overigens erken
de hij, dat een beoordeling altijd moei
lijk en zeer persoonlijk is.
De schilder bleek zeer vrij tegenover
de beoordeling door critici te staan. Hij
verklaarde, aldus spr., dat het schilderij
was vervaardigd voor de raad en dat
deze er over diende te beslissen. Indien
hij het niet wenste te aanvaarden, bleef
hij daarin vrij.
Met de heer Penning wiens wel
overwogen formulering spr. prees
stelde spr. de feitelijke onmogelijkheid
voorop van een portret, waarvoor de
Koningin niet had geposeerd. We heb
ben echter te maken met een beslissing,
die we dienen te aanvaarden.
Een andere kwestie is, of we inder
daad de uiterlijke tekenen van de waar
digheid missen, meende spreker. Hij
wees er in dit verband op, dat het ko
ningschap een zeer moderne trek heeft:
die van de zinvolle en symbolische wij
ze om een voorbeeld te geven aan ons
allen. De Koningin heeft immers in
haar inhuldigingsrede verklaard, dat
zij de taak van moeder van haar gezin
even belangrijk acht als die van het
koningschap. De schilder heeft haar
uitgebeeld in een hoge, nobele voor
naamheid en daarmee datgene gegeven,
wat haar het meest karakteriseert. Het
ontbreken van de gewone convmtie
achtte spr. in dit geval een voordeel.
De schilder heeft voldaan aan de ge
stelde taak en dus moet de aanvaarding
door de raad volgen.
De tweede ronde.
De heer Kirpensteijn handhaafde
ondanks dit pleidooi zijn verzoek, om
de voordracht aan te houden. Devoor-
zit ter verzette zich hier sterk tegen,
dat de bevolking tegen dit portret van
de Koningin onmogelijk zou kunnen
opzien met de reverentie, die zij aan
persoon en functie van onze Landsvrou
we verschuldigd is.
Een uitweg?
De heer Hoy tink (AR) die in dit
Vfiband van eci pijnlijke zaak sprak,
herhaalde de vraag van de heer Hols-
muHer en drong verder aan op de aan
wijzing van een deskundig beoordelaar,
die bindend advies zou kunnen geven,
tenAide aldus een uitweg uit deze
moeilijkheid te verkrijgen.
Deze uitweg nu achtte de voorzitter
net verkeerd. Spr. betreurde het dat
verschillende leden zich voor een grote
moeilijkheid geplaatst zagen, doch be
toogde, dat elke periode haar eigen
stijl heeft, welks stellig bij latere gene
raties critiek zal ontmoeten. Het is
moeilijk uit te maken, wat latere ge
slachten zullen denken van onze opvat
tingen.
Er is, zo deelde spr. verder mede, aan
de schilder geen enkele eis gesteld. Hij
is volkomen vrijgelaten. Overigens
meende spr. dat het portret aan de
eisen voldoet. Hij verwierp dan ook de
opvattingen van de heren Berkhouwer
en Holsmuller en maakte sterk bezwaar
tegen aanhouding.
Nadat wethouder Bakker (Arb.)
nog had uiteengezet, dat het onmogelijk
is, in deze terug te komen op een eens
genomen beslissing en dat van te voren
bekend was, dat persoonlijk contact tus
sen koningin en schilder onmogelijk
was, gaf hij als zijn mening te kennen,
dat schorsing niet mocht betekenen, dat
de raad in wezen een beslissing uit de
weg ging. Hij heeft immers vaker voor
beslissingen gestaan, die zeer moeilijk
waren. Advies van een deskundige is
hier eveneens onmogelijk. Wie' kan men
deskundig noemen?
Op dit moment schorste de voorzitter
de vergadering voor nader overleg in
het college over het verzoek tot aan
houding van de voordracht. Na herope
ning werd de beslissing medegedeeld,
die in de aanhef dezes reeds is vermeld.
jpyyi
i
mmm
mm
mmm
Geruime tijd discussieerde de raad
gisteren over het voorstel van B. en W.
om aanvullende voorschriften uit te
vaardigen ten aanzien van het bijhou
den van registers door goud- en zilver
smeden, rijwielhandelaren, opkopers,
enz. Het college achtte het voor een
goede opsporing van strafbare feiten
noodzakelijk dat deze personen meer
nog dab vroeger aantekening hou
den van de goederen die door hen wor
den gekocht, ingeruild, in bewaring ge
nomen enz. Daarom zouden de verko
pers van tweedehands artikelen onder
meer de namen en woonplaatsen van
dergenen in wier handen de goederen
overgaan, moeten noteren. Hoewel ver
scheidene raadsleden hiertegen ernstige
bezwaren maakten, werd het voorstel
ten slotte met negen tegen veertien
stemmen aangenomen.
De heer-E riks (P. v. d. A.) zag
niet in waarom het de handelaren op
deze wijze extra moeilijk moet wor
den gemaakt. Hij was van mening, dat
het zaken doen hierdoor ernstig kan
worden belemmerd en dat speciaal de
bona fide handelaren die zich nauw
gezet aan de voorschriften houden,
hiervan last zullen ondervinden bij het
verkopen van hun artikelen.
De heer H ol s m ul 1 e r (WD) stel
de voor de punten d tot en met g uit
de nieuwe voorschriften te schrappen.
Hierin wordt bepaald dat de datum
waarop de goederen van de hand zijn
gedaan, in het register moet worden
vermeld, dat de verkoopsprijs moet
worden genoteerd, dat de namen en
woonplaatsen van de kopers moeten
worden opgeschreven en dat moet wor
den aangeduid hoe de goederen van de
hand zijn gegaan of op enigerlei wijze
verandering hebben ondergaan.
De heer Kirpensteyn sloot zich te
dien aanzien bij de heer Holsmuller
aan.
Aangenomen.
De burgemeester bracht in her
innering dat deze voorschriften reeds
in tal van gemeenten van kracht zijn.
In Amsterdam zijn ze zelfs nog uitge
breid, aangezien de verkopers aldaar
ook het uur van de transactie moeten
vermelden. Voor zover spreker wist,
stuit de verordening in die gemeenten
niet op overwegende bezwaren. De bur
gemeester was van mening, dat het
voor de politie van groot belang is aan
de hand van de registers het spoor
van bepaalde, op onregelmatige wijze
in de handel gebrachte goederen, te
kunnen volgen!
Hierna werd het voorstel van de liter
Holsmuller, om de hierboven genoem
de artikelen uit de verordening te
schrappen, in stemming gebracht. Het
amendement werd met dertien tegen
tien stemmen verworpen. Het gehele
voorstel werd vervolgens met negen
tegen veertien stemmen aangenomen.
Gemeenieraad werkte lange agenda af
Gistermiddag om 2 uur vergaderde de
Raad ten stadhuize onder voorzitter
schap van de burgemeester. Afwezig
waren met kennisgeving de raadsleden
Rnuistingh Neven en Sietsma.
Bij de aanvang der vergadering her
dacht de voorzitter wijlen mevrouw Go-
hen Stuart, die ver van Alkmaar is
overleden. Zij heeft de gemeenschap
veel gegeven uit haar rijkdommen en
uit haar rijke hart. Ook de gemeente
heeft veel van haar ontvangen.
Staande herdacht de raad de overle
dene. Voorts deelde de voorzitter me
de dat de heer Sietsma op 1 October
45 jaar in ambtelijke functie werkzaam
is geweest. Spr. heeft hem de gelukwen
sen van de gemeente overgebracht.
Na vaststelling der notulen werd ken
nis genomen van de
Ingekomen stukken
Daartoe behoorden o.a. diverse goed
keuringen van raadsbesluiten, o.m een
brief van het raadslid de heer Van der
Borden als afschrift van een door hem
aan Ged. Staten gezonden schrijven om
het raadsbesluit inzake de verhoging
van wethouderssalarissen niet goed te
keuren. Dit werd voor kennisgeving
aangenomen.
In handen van B. en W werd gesteld
een verzoek van de R.K. bouwvereni
ging „Goed Wonen" alhier om toeken
ning van een grondvoorschot van
f 79.695 en een bouwvoorschot van
f 629.400 ten behoeve van de bouw van
61 woningen aan de Spieghelstraat.
Coornhertkade en Anna Bijnsstraat.
Hetzelfde geschiedde met een, verzoek
van de Ver. Sint Joseph om beschik
baarstelling van gelden voor de aan
schaffing van verschillende benodigdhe
den ten behoeve van de Laurentius-
school. Om bericht en raad werd in
handen van B. en W. gesteld een ver
zoek van hetzelfde schoolbestuur om
gelden voor de verandering van de
lichtinstallatie der Sint Aloysiusschool
en een verzoek van de Ver. tot bevor
dering van Christelijk schoolonderwijs
alhier om medewerking voor het aan
schaffen van een nieuwe vloerbedek
king van de bovenzaal in de Wilhel-
minaschool. Het bestuur der buurtver
eniging RitsevoortKoorstraat ver
zocht opheffing van het stopverbod
voor auto's in genoemde straten en
demping van een gedeelte van de Lin
degracht, wat in handen van B. en W
werd gesteld. Besloten werd een ver
zoek van de afdeling Alkmaar van het
Wit-Gele Kruis om subsidie voor 1952
te behandelen bij de gemeentebegro
ting van 1952.
Een verzoek van de heer J. Marbus
c.s. om de bij hen in gebruik zijde tuin-
bouwgronden, deel uitmakende van de
door de gemeente van de heer D. Tee-
rink aan te kopen gronden, aan de
Zandersloot voorlopig te mogen blij
ven huren, werd in handen van B. en
W. gesteld ter afdoening, nadat de heer
Klaasse Bos (Arb.) een lans voor de
verzoekers had gebroken.
Herstemming over het
voorstel-Sietsma c.s.
Overgegaan werd tot herstemming
over het voorstel-Sietsma c.s. inzake
benoeming van in groep XV der alge
mene salarisverordening opgenomen
ambtenaren. Zoals bekehd ging het
hierbij om de vraag of adjunct-direc
teuren en daarmede gelijk te stellen
hogere ambtenaren voortaan door B. en
W. of door de Raad benoemd zullen
worden. In de vorige raadszitting op
20 September hadden de stemmen
daarover gestaakt (12 tegen 12). Thans
werd het verworpen met 10 tegen 12
stemmen.
Benoeming tijdelijk leraar aan
de Handelsschool
Tot tijdelijk leraar aan de Handels
school werd benoemd de heer J
Hoogteyling te 's Gravenhage. Hij kreeg
twintig van de éénentwintig stemmen
Conform het voorstel aan B. en W
besloot de raad tot opheffing van de
negende leerkracht aan de Gemeente
lijke ULO-school en tot het verlenen
van eervol ontslag met wachtgeld aan
mej. J. T. J. Dubois.
De heer Hoy tink (AR) meende
niet te moeten ingaan op wat er aan
dit voorstel is voorafgegaan. Het zou
zuiver academisch worden. Slechts wil
de hij dank brengen aan mej. Dubois
die door haar offer de oplossing van
een grote moeilijkheid heeft mogelijk
gemaakt.
De voorzitter sloot zich hierbij
van harte aan.
Financiële medewerking der
gemeente aan schoolbesturen.
Financiële medewerking der gemeen
te werd verleend ten behoeve van de
St. Bavoschool, de Sint Josephschool
de Sint Aloysiusschool, de St. Adelber-
tusschool (voor een nieuwe godsdienst
methode en voor het aanbrengen van
voetregels aan schoolbanken) en de
Sint Laurentiusschool.
De heer Holsmuller (WD) had
deze aanvragen graag in de commissie
van onderwijs gezien, ook al, omdat er
geen advies van de inspecteur is over
gelegd. Spr. dringt er op aan, dat dat
voortaan steeds zal worden gedtaan,
ook al, omdat hier eigenlijk vragen
rijzen, die beter niet in de raad kunnen
worden gesteld.
De heer Kirpesteijn (Arb.) sluit
zich hierbij aan. De raad kan dan beter
achter de voorstellen staan.
Wethouder Bakker (Arb.) zegt na
der overleg in het college toe. Toezeg
gingen kan hij thans niet doen.
De heer Hols mu lier gaat hiermee
accoord.
Vaststelling uitgaven ten be
hoeve van het Openbaar On
derwijs
De raad besloot het bedrag, dat in
verband met het gemiddelde aantal
leerlingen over 1943 per leerling be
schikbaar is gesteld, vast te stellen voor
het openbaar gewoon onderwijs op
f 21721.20, voor het openbaar voortge
zet L. O. op f 988,32, voor het openbaar
ULO-onderwijs op f 3345,24. Het ver
schil met de werkelijke uitgaven be
draagt respectievelijk f 5098,88, f 555,99
en f 1137,71.
Besloten werd tevens de bedragen
voor 1947 vast te stellen als volgt: Voor
het openbaar gewoon L. O. f 31940,10,
voor het openbaar voortgezet L. O.
f 2260,90 en met inbegrip van handen
arbeid en eenvoudige huishoudkunde
op f 2377,15 en voor 't ULO op f 6006,22.
Het bedrag van de werkelijke uitga
ven is resp. f 40.483,40, voor het gewoon
L. O. f 3746,31 en f 3978,06 voor het
VGLO (zonder en met handenarbeid en
huishoudkunde) en voor het ULO
f 7484,21.
Vaststelling van bedragen in
gevolge de onderwijswet
De raad stelde bedragen vast inge
volge art. 55ter, le lid der L. O. wet
over 1943 en over 1947.
Gemeentelijke vergoedingen aan
bijzondere scholen
Vastgesteld werden de gemeentelijke
vergoedingen aan de bijzondere scho
len in deze gemeente over 1947 inge
volge art. 101 en art. lOlbis der L. O.
wet.
Wijziging aantal wettelijke les
uren in vakonderwijs
De raad bepaalde het aantal uren
voor vakonderwijs voor de openbare
school voor voortgezet L.O. over 1951
OP 3K-
Zolas bekend had het raadslid mr.
Berkhouwer in de vorige raadsverga
dering gevraagd waarom bij de vorde
ring van de woning Nicolaas Beetskade
49 ten laste van de heer J. G. Hooger-
werf en ten behoeve van ir. H. G. Joos-
ten werd afgeweken van het advies van
de commissie voor de woonruimtewet,
strekkende om niet tot vordering over
te gaan.
De interpellant vroeg of zich hier niet
het geval heeft voorgedaan bedoeld in
de beschikking van de minister van
Binnenlandse Zaken d.d. 30 Augustus
1947 daar de vertrokken ambtenaar be
hoorde tot een andere dienst dan die,
waarvoor de woning gevorderd werd,
Interpellant vroeg tevens mededeling
waarom aan de heer J. Smit, leraar
Rijkslandbouwwinterschool. tussen wie
en de eigenaar der gevorderde woning
overeenstemming bestond, niet vergund
is de woning te betrekken. In dit geval
was vrijgekomen de door de heer Smit
thans bewoonde woning aan de Frans
Halsstraat no. 31, desgewenst ten be
hoeve van de ambtenaar waarvoor thans
het pand Nicolaas Beetskade 49 is ge
vorderd.
In de vorige raadszitting is men aan
deze interpellatie niet toegekomen
omdat de interpellant allereerst wenste
uitgemaakt te zien of B. en W. in deze
interpellabel waren. B. en W. meen
den dat dit niet het geval was, de raad
kon moeilijk tot een uitspraak komen
door gebrek aan bescheiden en de zaak
werd tot een volgende raadsziting ver
daagd. Zoals bekend hebben B. en W.
thans de raad uitvoerige bescheiden
van prominente kenners van ons staats
recht verschaft uit wier opvattingen h.i.
blijkt, dat B. en W., inzake deze zelfbe.
stuursdaden niet zonder wetswijziging
interpellabel zijn te achten, wat niet
wegneemt, dat zij wel bereid zouden
blijken de gevraagde inlichtingen vrij
willig te verstrekken.
De heer Kirpensteijn (P.v.d.A.)
stelde zich, met een beroep op de geleer
den, op het standpunt dat er inderdaad
srake is van een verantwoordingsplicht
inzake het woonruimtebeleid. Spreker
wilde de kwestie verder aan de wetge
ver overlaten, vooral omdat het college
zich bereid had verklaard de raad alle
gewenste inlichtingen te verschaffen.
Mr. dr. C. Berkhouwer (VVD)
betoogde dat tot vordering besloten
was om de doelmatige verdeling der
woongelegenheid in de gemeente te be
vorderen, zodat de gemeente hierbij
direct belang had. Uit een en ander
concludeerde spreker dat het college
wel interpellabel moest worden geacht.
De heer Hoy tink (AR) was ook
van mening dat het college in dit con
crete geval wel interpellabel was, al was
het aan een ander college dan de raad.
De man die zich gedupeerd voelt kan
immers in beroep gaan.
(Zie verder laatste kolom bovenaan)
Beknotting eigendomsrecht
De heer Van der Borden (CH)
zag in het onderhavige geval een sterke
beknotting van het eigendomsrecht van
de huiseigenaar. Spreker zeide het over
het algemeen wel eens te zijn met het
huisvestingsbeleid van B. en W. Hij zou
echter gaarne de mogelijkheid aanwezig
zien om het college te corrigeren. De
eer De Zeeuw (KVP) bracht in her
innering dat de raad regels stok. waar
naar de vorderingen moeten worden
behandeld. Spreker wilde aan het arti
kel. waarin dit is vervat, toevoegen dat
het college interpellabel is. De heer
Torenvlied (CPN) stelde zich ach
ter de heer Berkhouwer.
De burgemeester deelde nog
maals mede, dat B. en W. er geen be
zwaar tegen hebben de raad inlichtin
gen te verschaffen, maar wel óm het
zwaartepunt van de 'verantwoordelijk
heid te verleggen naar de raad. Spreker
betoogde dat het college bij zijn huis
vestingsbeleid geen verantwoording aan
een ander gezagsorgaan behoeft af te
leggen; ook niet aan de raad.
Vragen beantwoord
Hierna kwam het verzoek van de
heer Berkhouwer om een interpellatie
te mogen houden, in stemming. Het
werd met achttien tegen vijf stemmen
verworpen. Wethouder Van Slingerland
beantwoordde hierna de door de heer
Berkhouwer gestelde vragen. De wet
houder ontkende, dat de woningen aan
de Nicolaas Beetskade en de Frans
Halsstraat gelijkwaardig zijn; eerstge
noemde woning is groter en geriefelij
ker. In de woning aan de Nic. Beetskade
woonde een gemeente-ambtenaar. Toen
het huis vrij kwam, had men op grond
van de voorschriften dienaangaande het
volste recht het voor een andere ge
meente-ambtenaar te bestemmen. Ten
slotte deelde de wethouder nog mede,
dat de heer Smit niet als woningzoe
kende stond ingeschreven en dus ook
daarom geen rechten kon laten gelden.
'ker was van mening dat B. en W.
juist hebben gehandeld. Als dat niet het
geval is, zullen Ged. Staten het wel la
ten weten.
Het aanleggen van trottoirs in
de Houttil.
De raad besloot tot het aanleggen
van trottoirs in de Houttil en deze bin
nenkort te doen aaiibrengen wanneer
ook de rijweg daar zal worden verbe
terd.
Voorts verenigde de raad zich met
een voorstel van B. en W., om van de
heer J. W. Teerink een perceel grond
aan de Zandersloot aan te kopen tegen
de som van f 27300. Tevoren vroeg de
heer Van der Borden (CH)
nog. waarom deze grond niet in het
sportparkbedrijf wordt ingebracht,
waarop de voorzitter ant
woordde. dat hij van het grondbedrijf
naar het sportparkbedrijf zal worden
overgebracht, zodra hij een andere be
stemming krijgt dan de tegenwoordige.
Ook werd een raadsbesluit tot uitne
ming van grond uit het grondbedrijf
voor de bouw van de school aan de
Ruysdaelkade gewijzigd. Gebleken was,
dat er minder grond nodig was dan
men had verwacht.
Schadevergoedingsverordening
Aangehouden werd een verordening
inzake schadevergoeding tegen nadeli
ge gevolgen van stedebouwkundige
maatregelen.
Aan deze aanhouding was een nog e(
uitgebreide discussie vooraf gegaan
Zo vond de heer Kirpensteijn
(Arb.), dat men toch de hypotheekhou
ders ook als belanghebbenden diende
te erkennen; het zou immers kunnen
gebeuren, dat de eigenaar van een be
zwaard goed in gebreke bleef, vergoe
ding aan te vragen. Ook meende hij,
dat de partij, die bij een verzoek om
schadevergoeding in het ongelijk werd
gesteld, het gehele kostenbedrag van
de procedure diende te betalen.
De heer De Zeeuw (KVP) wilde
een regeling voor vergoeding van be
drijfsschade. De termijn van ten hoog
ste een jaar voor het indienen van ver
zoeken om vergoeding ontmoette be
zwaren bij de heer Van der
Borden (CH); de heer Wiese
(Arb.) voelde zelfs voor vijf jaar.
De voorzitter diende de
sprekers uitgebreid van repliek. Na
drukkelijk bestreed hij, dat ook een
hypotheekhouder belanghebbende moet
worden genoemd. Dat zou speculatie
in de hand werken. Bij de procedure
voor de vaststelling van de schadever
goeding is er geen kwestie van een
verliezende partij. Daarom is de ver
deling van de kosten over beide zeer
billijk. Zij voorkomt bovendien node
loze beroepen. De term „schade" in
verschillende artikelen van de veror
dening sluit, zo antwoordde spr. op de
opmerkingen van de heer De Zeeuw,
toekenning van een vergoeding we
gens bedrijfsschade allerminst uit. De
termijn van een jaar voor indiening
van verzoeken achtte spr. ruimschoots
voldoende. Uitzonderingen voor nood
gevallen wilde hij nog overwegen.
De beantwoording bleek de sprekers
allerminst te bevredigen.
De heer Kirpensteijn handhaafde
zijn verlangen naar erkenning van de
hypotheekhouder als belanghebbende,
de heer De Zeeuw wenste na
drukkelijk vermelding van bedrijfs
schade, de heer Holsmuller
(WD) sloot zich bij de wensen van
de heer Kirpensteijn aan en vond hier
in steun bij de heer V e n n ek e r
(KVP). Het resultaat was, dat de ver
ordening door B. en W. ter nadere over
weging werd teruggenomen, hoewel de
voorzitter het practisch uitgesloten
zeide te achten, dat een eigenaari geen
gebruik zou maken van zijn recht, om
schadevergoeding te verlangen. De
kwestie van erkenning der hypotheek
houders zou echter nader worden bg-
zien. alsmede die van de mogelijkheid,
om in noodgevallen af te wijken van
de voorgeschreven termijn van een
jaar voor indiening van verzoeken.
Overigens meende spr., dat de raad
hiertoe altijd het recht heeft; in dat
geval verleent hij de betrokkene een
gunst, waarop deze overigens geen
aanspraken kan doen gelden.