I vroedschap heeft haar opgeschort Alkmaars beslissing B. en W. verdedigden woningbeleid SPI Meningen bleken volkomen verdeeld ie zijn Schorsing bracht geen oplossing Hei veelbesproken schilderij Handel in tweedehands goederen wordt streng gecontroleerd Plan verbeiering Houtiil aangenomen Mej. Dubois is op wachtgeld gesteld Interpellatie Berkhouwer over vordering woning VRIJDAG 19 OCTOBER 1951 Mr Vis' portret van Koningin Juliana 1.50 1.95 1.95 3.60 WELHAAST tegen alle verwachtingen in heeft de raad van Alkmaar gisteren geen beslissing durven nemen inzake de vraag, of het portret, dat de Bergense kunstschilder mr. Dirk Vis van koningin Juliana heeft vervaardigd, een plaats zal krijgen in de raadszaal. In een langdurig, doch op zeer hoog niveau staand debat hebben vele sprekers het voor en tegen in beschouwing genomen. Naarma te echter de besprekingen langer duurden en 'er meer gezichtspunten naar voren kwamen, werd ook de behoefte aan aanhouding groter. Een korte schorsing, waarbij 'de raadsleden gelegenheid hadden, het doek nogmaals te bezichtigen, bracht hier geen oplossing. De voorzitter, mr. dr. H. J. Wytema, heeft na afloop van de onderbreking dan ook medegedeeld, dat een besluit voorlopig is verdaagd. B en W. zullen zich met de schilder in verbinding stellen, teneinde van hem te vernemen, of hij er mee accoord gaat, dat het doek alvast op de daarvoor be stemde plaats in de raadszaal wordt opgehangen. Het is niet de bedoeling, het voor bet publiek ter bezichtiging te stellen; wel znllen de raadsleden kunnen ko men zien, hoe het werk het daar doet. omdat hij dit niet in het belang van de schilder achtte. Bovendien, zo zei hij, zal Van Herwijnen zijn werk hierop af stemmen. Dit nu achtte de heer Kirpen- s t e ij n geen bezwaar. Immers: het eer ste gedeelte van de critiek van de heer Penning waarin deze dus zijn be zwaren uiteenzette dekte volkomen zijn eigen opvattingen. Spr. zeide de voordracht niet geheel te verwerpen, maar er zich ook niet volkomen achter te stellen. Derhalve drong hij nogmaals op aanhouding aan, tot het moment, waarop het andere schilderij gereed zou zijn. Hoewel de heer E r i k s (Arb.) de kwaliteiten van het schilderij des heren Vis allerminst loochende, was hij toch van oordeel, dat het het hier in de raadszaal niet zou doen. Tot een soort gelijke conclusie kwam ook de heer Holsmuller (WD), die hiermee nadrukkelijk verklaarde, zijn aanvanke lijke opvatting, dat het stuk diende te worden aanvaard, los te laten. U komt, zo zei hij tot de voorzitter, hier in jacquet en ambtsketen en niet in een licht colbertje. Dit stuk is bovendien niet te scheiden van het werk van Jan van Herwijnen. Spr. stelde in concreto de vraag, of het college tevoren op de hoogte was geweest van de geest, waar in de schilder de koningin zou afbeel den en of zij hierop enige invloed had den uitgeoefend. In deze ronde zette de heer Berk- houwer uiteen, waarom hij de op vattingen van de heer Vis afwees. Hij ontkende, dat het stuk een geest van hoge, nobele voornaamheid zou ademen, maar zag er eerder in de afbeelding van een moeder aan het strand. Voorts op perde hij bezwaren tegen de compositie van het schilderij. Zijn conclusie was, nü heer Kirpensteijn (Arb.), die V het debat opende, meende uit de be schouwing van de heer Penning in ons nummer van Woensdag te moeten lezen, dat deze het schilderij weliswaar waar deert, maar niet op de plaats, waar het uiteindelijk moet hangen. Spreker had het bij dit debat gaarne op de toe komstige plaats zien hangen, teneinde een indruk te krijgen van de werking. Spr. maakte er voorts bezwaar tegen, dat de commissie van advies in deze haar stem had kunnen doen horen. Hoewel de heer Vis lid dezer com missie bij de bespreking van zijn werk niet tegenwoordig was geweest was het gevaar toch allerminst denk beeldig, dat zijn lidmaatschap van in vloed was geweest. Allerminst was spr. opgetogen over het feit, dat het doek volgens de com missie iedere conventionaliteit mist. Het gaat hier immers om de uitbeel ding van onze vorstin en om het feit, dat het doek in de raadszaal komt te hangen. Spr. voelde er uit eindelijk dan ook voor, deze voor dracht aan te houden, totdat ook Van Herwijnen zijn werk zou hebben vol tooid en men beide naast elkaar zou kunnen hangen. Dit doek, zo zei de heer Berkhou wer (WD) kort en bondig, schiet voor mijn gevoel zo zeer tekort, in majestei telijkheid, waardigheid en stijl, dat het niet acceptabel is. Goed getroffen Diametraal hiertegenover stond het oordeel van de heer Woldendorp (KVP), die meende, dat het wezen van de Koningin uitstekend was getroffen en dat dit een mooi schilderij moest worden genoemd. Overigens gaf hij toe. dat het voor leken zeer moeilijk te be oordelen zou zijn. Indertijd immers was het schilderij van burgemeester Wende- laar ook verworpen en nu zou men het niet meer willen missen. Zijn betoog werd onderstreept door de heer Couwenhoven (Arb.), die zich bovendien nadrukkelijk accoord verklaarde met de conclusie, waartoe de heer Penning in zijn beschouwing was gekomen. De heer Holsmuller (VVD) viel zijn geestverwant bij, door te betogen, dat naar zijn gevoelen de innerlijke grootheid van de koningin uit dit por tret allerminst sprak. Bovendien vor men de handen een weinig fraaie partij. Verdediging De voorzitter bleek zich er aller minst over te verbazen, dat de raad in zijn oordeel niet eenstemmig was, al be treurde hij wel de uitermate scherpe formulering, die de heer Berkhouwer voor zijn oordeel had menen te moeten kiezen. Toen spr. het doek voor de eer ste maal zag, had hij gepoogd, open te staan voor wat de schilder te zeggen had en zich enigermate vertrouwd ge maakt met het doek. Overigens erken de hij, dat een beoordeling altijd moei lijk en zeer persoonlijk is. De schilder bleek zeer vrij tegenover de beoordeling door critici te staan. Hij verklaarde, aldus spr., dat het schilderij was vervaardigd voor de raad en dat deze er over diende te beslissen. Indien hij het niet wenste te aanvaarden, bleef hij daarin vrij. Met de heer Penning wiens wel overwogen formulering spr. prees stelde spr. de feitelijke onmogelijkheid voorop van een portret, waarvoor de Koningin niet had geposeerd. We heb ben echter te maken met een beslissing, die we dienen te aanvaarden. Een andere kwestie is, of we inder daad de uiterlijke tekenen van de waar digheid missen, meende spreker. Hij wees er in dit verband op, dat het ko ningschap een zeer moderne trek heeft: die van de zinvolle en symbolische wij ze om een voorbeeld te geven aan ons allen. De Koningin heeft immers in haar inhuldigingsrede verklaard, dat zij de taak van moeder van haar gezin even belangrijk acht als die van het koningschap. De schilder heeft haar uitgebeeld in een hoge, nobele voor naamheid en daarmee datgene gegeven, wat haar het meest karakteriseert. Het ontbreken van de gewone convmtie achtte spr. in dit geval een voordeel. De schilder heeft voldaan aan de ge stelde taak en dus moet de aanvaarding door de raad volgen. De tweede ronde. De heer Kirpensteijn handhaafde ondanks dit pleidooi zijn verzoek, om de voordracht aan te houden. Devoor- zit ter verzette zich hier sterk tegen, dat de bevolking tegen dit portret van de Koningin onmogelijk zou kunnen opzien met de reverentie, die zij aan persoon en functie van onze Landsvrou we verschuldigd is. Een uitweg? De heer Hoy tink (AR) die in dit Vfiband van eci pijnlijke zaak sprak, herhaalde de vraag van de heer Hols- muHer en drong verder aan op de aan wijzing van een deskundig beoordelaar, die bindend advies zou kunnen geven, tenAide aldus een uitweg uit deze moeilijkheid te verkrijgen. Deze uitweg nu achtte de voorzitter net verkeerd. Spr. betreurde het dat verschillende leden zich voor een grote moeilijkheid geplaatst zagen, doch be toogde, dat elke periode haar eigen stijl heeft, welks stellig bij latere gene raties critiek zal ontmoeten. Het is moeilijk uit te maken, wat latere ge slachten zullen denken van onze opvat tingen. Er is, zo deelde spr. verder mede, aan de schilder geen enkele eis gesteld. Hij is volkomen vrijgelaten. Overigens meende spr. dat het portret aan de eisen voldoet. Hij verwierp dan ook de opvattingen van de heren Berkhouwer en Holsmuller en maakte sterk bezwaar tegen aanhouding. Nadat wethouder Bakker (Arb.) nog had uiteengezet, dat het onmogelijk is, in deze terug te komen op een eens genomen beslissing en dat van te voren bekend was, dat persoonlijk contact tus sen koningin en schilder onmogelijk was, gaf hij als zijn mening te kennen, dat schorsing niet mocht betekenen, dat de raad in wezen een beslissing uit de weg ging. Hij heeft immers vaker voor beslissingen gestaan, die zeer moeilijk waren. Advies van een deskundige is hier eveneens onmogelijk. Wie' kan men deskundig noemen? Op dit moment schorste de voorzitter de vergadering voor nader overleg in het college over het verzoek tot aan houding van de voordracht. Na herope ning werd de beslissing medegedeeld, die in de aanhef dezes reeds is vermeld. jpyyi i mmm mm mmm Geruime tijd discussieerde de raad gisteren over het voorstel van B. en W. om aanvullende voorschriften uit te vaardigen ten aanzien van het bijhou den van registers door goud- en zilver smeden, rijwielhandelaren, opkopers, enz. Het college achtte het voor een goede opsporing van strafbare feiten noodzakelijk dat deze personen meer nog dab vroeger aantekening hou den van de goederen die door hen wor den gekocht, ingeruild, in bewaring ge nomen enz. Daarom zouden de verko pers van tweedehands artikelen onder meer de namen en woonplaatsen van dergenen in wier handen de goederen overgaan, moeten noteren. Hoewel ver scheidene raadsleden hiertegen ernstige bezwaren maakten, werd het voorstel ten slotte met negen tegen veertien stemmen aangenomen. De heer-E riks (P. v. d. A.) zag niet in waarom het de handelaren op deze wijze extra moeilijk moet wor den gemaakt. Hij was van mening, dat het zaken doen hierdoor ernstig kan worden belemmerd en dat speciaal de bona fide handelaren die zich nauw gezet aan de voorschriften houden, hiervan last zullen ondervinden bij het verkopen van hun artikelen. De heer H ol s m ul 1 e r (WD) stel de voor de punten d tot en met g uit de nieuwe voorschriften te schrappen. Hierin wordt bepaald dat de datum waarop de goederen van de hand zijn gedaan, in het register moet worden vermeld, dat de verkoopsprijs moet worden genoteerd, dat de namen en woonplaatsen van de kopers moeten worden opgeschreven en dat moet wor den aangeduid hoe de goederen van de hand zijn gegaan of op enigerlei wijze verandering hebben ondergaan. De heer Kirpensteyn sloot zich te dien aanzien bij de heer Holsmuller aan. Aangenomen. De burgemeester bracht in her innering dat deze voorschriften reeds in tal van gemeenten van kracht zijn. In Amsterdam zijn ze zelfs nog uitge breid, aangezien de verkopers aldaar ook het uur van de transactie moeten vermelden. Voor zover spreker wist, stuit de verordening in die gemeenten niet op overwegende bezwaren. De bur gemeester was van mening, dat het voor de politie van groot belang is aan de hand van de registers het spoor van bepaalde, op onregelmatige wijze in de handel gebrachte goederen, te kunnen volgen! Hierna werd het voorstel van de liter Holsmuller, om de hierboven genoem de artikelen uit de verordening te schrappen, in stemming gebracht. Het amendement werd met dertien tegen tien stemmen verworpen. Het gehele voorstel werd vervolgens met negen tegen veertien stemmen aangenomen. Gemeenieraad werkte lange agenda af Gistermiddag om 2 uur vergaderde de Raad ten stadhuize onder voorzitter schap van de burgemeester. Afwezig waren met kennisgeving de raadsleden Rnuistingh Neven en Sietsma. Bij de aanvang der vergadering her dacht de voorzitter wijlen mevrouw Go- hen Stuart, die ver van Alkmaar is overleden. Zij heeft de gemeenschap veel gegeven uit haar rijkdommen en uit haar rijke hart. Ook de gemeente heeft veel van haar ontvangen. Staande herdacht de raad de overle dene. Voorts deelde de voorzitter me de dat de heer Sietsma op 1 October 45 jaar in ambtelijke functie werkzaam is geweest. Spr. heeft hem de gelukwen sen van de gemeente overgebracht. Na vaststelling der notulen werd ken nis genomen van de Ingekomen stukken Daartoe behoorden o.a. diverse goed keuringen van raadsbesluiten, o.m een brief van het raadslid de heer Van der Borden als afschrift van een door hem aan Ged. Staten gezonden schrijven om het raadsbesluit inzake de verhoging van wethouderssalarissen niet goed te keuren. Dit werd voor kennisgeving aangenomen. In handen van B. en W werd gesteld een verzoek van de R.K. bouwvereni ging „Goed Wonen" alhier om toeken ning van een grondvoorschot van f 79.695 en een bouwvoorschot van f 629.400 ten behoeve van de bouw van 61 woningen aan de Spieghelstraat. Coornhertkade en Anna Bijnsstraat. Hetzelfde geschiedde met een, verzoek van de Ver. Sint Joseph om beschik baarstelling van gelden voor de aan schaffing van verschillende benodigdhe den ten behoeve van de Laurentius- school. Om bericht en raad werd in handen van B. en W. gesteld een ver zoek van hetzelfde schoolbestuur om gelden voor de verandering van de lichtinstallatie der Sint Aloysiusschool en een verzoek van de Ver. tot bevor dering van Christelijk schoolonderwijs alhier om medewerking voor het aan schaffen van een nieuwe vloerbedek king van de bovenzaal in de Wilhel- minaschool. Het bestuur der buurtver eniging RitsevoortKoorstraat ver zocht opheffing van het stopverbod voor auto's in genoemde straten en demping van een gedeelte van de Lin degracht, wat in handen van B. en W werd gesteld. Besloten werd een ver zoek van de afdeling Alkmaar van het Wit-Gele Kruis om subsidie voor 1952 te behandelen bij de gemeentebegro ting van 1952. Een verzoek van de heer J. Marbus c.s. om de bij hen in gebruik zijde tuin- bouwgronden, deel uitmakende van de door de gemeente van de heer D. Tee- rink aan te kopen gronden, aan de Zandersloot voorlopig te mogen blij ven huren, werd in handen van B. en W. gesteld ter afdoening, nadat de heer Klaasse Bos (Arb.) een lans voor de verzoekers had gebroken. Herstemming over het voorstel-Sietsma c.s. Overgegaan werd tot herstemming over het voorstel-Sietsma c.s. inzake benoeming van in groep XV der alge mene salarisverordening opgenomen ambtenaren. Zoals bekehd ging het hierbij om de vraag of adjunct-direc teuren en daarmede gelijk te stellen hogere ambtenaren voortaan door B. en W. of door de Raad benoemd zullen worden. In de vorige raadszitting op 20 September hadden de stemmen daarover gestaakt (12 tegen 12). Thans werd het verworpen met 10 tegen 12 stemmen. Benoeming tijdelijk leraar aan de Handelsschool Tot tijdelijk leraar aan de Handels school werd benoemd de heer J Hoogteyling te 's Gravenhage. Hij kreeg twintig van de éénentwintig stemmen Conform het voorstel aan B. en W besloot de raad tot opheffing van de negende leerkracht aan de Gemeente lijke ULO-school en tot het verlenen van eervol ontslag met wachtgeld aan mej. J. T. J. Dubois. De heer Hoy tink (AR) meende niet te moeten ingaan op wat er aan dit voorstel is voorafgegaan. Het zou zuiver academisch worden. Slechts wil de hij dank brengen aan mej. Dubois die door haar offer de oplossing van een grote moeilijkheid heeft mogelijk gemaakt. De voorzitter sloot zich hierbij van harte aan. Financiële medewerking der gemeente aan schoolbesturen. Financiële medewerking der gemeen te werd verleend ten behoeve van de St. Bavoschool, de Sint Josephschool de Sint Aloysiusschool, de St. Adelber- tusschool (voor een nieuwe godsdienst methode en voor het aanbrengen van voetregels aan schoolbanken) en de Sint Laurentiusschool. De heer Holsmuller (WD) had deze aanvragen graag in de commissie van onderwijs gezien, ook al, omdat er geen advies van de inspecteur is over gelegd. Spr. dringt er op aan, dat dat voortaan steeds zal worden gedtaan, ook al, omdat hier eigenlijk vragen rijzen, die beter niet in de raad kunnen worden gesteld. De heer Kirpesteijn (Arb.) sluit zich hierbij aan. De raad kan dan beter achter de voorstellen staan. Wethouder Bakker (Arb.) zegt na der overleg in het college toe. Toezeg gingen kan hij thans niet doen. De heer Hols mu lier gaat hiermee accoord. Vaststelling uitgaven ten be hoeve van het Openbaar On derwijs De raad besloot het bedrag, dat in verband met het gemiddelde aantal leerlingen over 1943 per leerling be schikbaar is gesteld, vast te stellen voor het openbaar gewoon onderwijs op f 21721.20, voor het openbaar voortge zet L. O. op f 988,32, voor het openbaar ULO-onderwijs op f 3345,24. Het ver schil met de werkelijke uitgaven be draagt respectievelijk f 5098,88, f 555,99 en f 1137,71. Besloten werd tevens de bedragen voor 1947 vast te stellen als volgt: Voor het openbaar gewoon L. O. f 31940,10, voor het openbaar voortgezet L. O. f 2260,90 en met inbegrip van handen arbeid en eenvoudige huishoudkunde op f 2377,15 en voor 't ULO op f 6006,22. Het bedrag van de werkelijke uitga ven is resp. f 40.483,40, voor het gewoon L. O. f 3746,31 en f 3978,06 voor het VGLO (zonder en met handenarbeid en huishoudkunde) en voor het ULO f 7484,21. Vaststelling van bedragen in gevolge de onderwijswet De raad stelde bedragen vast inge volge art. 55ter, le lid der L. O. wet over 1943 en over 1947. Gemeentelijke vergoedingen aan bijzondere scholen Vastgesteld werden de gemeentelijke vergoedingen aan de bijzondere scho len in deze gemeente over 1947 inge volge art. 101 en art. lOlbis der L. O. wet. Wijziging aantal wettelijke les uren in vakonderwijs De raad bepaalde het aantal uren voor vakonderwijs voor de openbare school voor voortgezet L.O. over 1951 OP 3K- Zolas bekend had het raadslid mr. Berkhouwer in de vorige raadsverga dering gevraagd waarom bij de vorde ring van de woning Nicolaas Beetskade 49 ten laste van de heer J. G. Hooger- werf en ten behoeve van ir. H. G. Joos- ten werd afgeweken van het advies van de commissie voor de woonruimtewet, strekkende om niet tot vordering over te gaan. De interpellant vroeg of zich hier niet het geval heeft voorgedaan bedoeld in de beschikking van de minister van Binnenlandse Zaken d.d. 30 Augustus 1947 daar de vertrokken ambtenaar be hoorde tot een andere dienst dan die, waarvoor de woning gevorderd werd, Interpellant vroeg tevens mededeling waarom aan de heer J. Smit, leraar Rijkslandbouwwinterschool. tussen wie en de eigenaar der gevorderde woning overeenstemming bestond, niet vergund is de woning te betrekken. In dit geval was vrijgekomen de door de heer Smit thans bewoonde woning aan de Frans Halsstraat no. 31, desgewenst ten be hoeve van de ambtenaar waarvoor thans het pand Nicolaas Beetskade 49 is ge vorderd. In de vorige raadszitting is men aan deze interpellatie niet toegekomen omdat de interpellant allereerst wenste uitgemaakt te zien of B. en W. in deze interpellabel waren. B. en W. meen den dat dit niet het geval was, de raad kon moeilijk tot een uitspraak komen door gebrek aan bescheiden en de zaak werd tot een volgende raadsziting ver daagd. Zoals bekend hebben B. en W. thans de raad uitvoerige bescheiden van prominente kenners van ons staats recht verschaft uit wier opvattingen h.i. blijkt, dat B. en W., inzake deze zelfbe. stuursdaden niet zonder wetswijziging interpellabel zijn te achten, wat niet wegneemt, dat zij wel bereid zouden blijken de gevraagde inlichtingen vrij willig te verstrekken. De heer Kirpensteijn (P.v.d.A.) stelde zich, met een beroep op de geleer den, op het standpunt dat er inderdaad srake is van een verantwoordingsplicht inzake het woonruimtebeleid. Spreker wilde de kwestie verder aan de wetge ver overlaten, vooral omdat het college zich bereid had verklaard de raad alle gewenste inlichtingen te verschaffen. Mr. dr. C. Berkhouwer (VVD) betoogde dat tot vordering besloten was om de doelmatige verdeling der woongelegenheid in de gemeente te be vorderen, zodat de gemeente hierbij direct belang had. Uit een en ander concludeerde spreker dat het college wel interpellabel moest worden geacht. De heer Hoy tink (AR) was ook van mening dat het college in dit con crete geval wel interpellabel was, al was het aan een ander college dan de raad. De man die zich gedupeerd voelt kan immers in beroep gaan. (Zie verder laatste kolom bovenaan) Beknotting eigendomsrecht De heer Van der Borden (CH) zag in het onderhavige geval een sterke beknotting van het eigendomsrecht van de huiseigenaar. Spreker zeide het over het algemeen wel eens te zijn met het huisvestingsbeleid van B. en W. Hij zou echter gaarne de mogelijkheid aanwezig zien om het college te corrigeren. De eer De Zeeuw (KVP) bracht in her innering dat de raad regels stok. waar naar de vorderingen moeten worden behandeld. Spreker wilde aan het arti kel. waarin dit is vervat, toevoegen dat het college interpellabel is. De heer Torenvlied (CPN) stelde zich ach ter de heer Berkhouwer. De burgemeester deelde nog maals mede, dat B. en W. er geen be zwaar tegen hebben de raad inlichtin gen te verschaffen, maar wel óm het zwaartepunt van de 'verantwoordelijk heid te verleggen naar de raad. Spreker betoogde dat het college bij zijn huis vestingsbeleid geen verantwoording aan een ander gezagsorgaan behoeft af te leggen; ook niet aan de raad. Vragen beantwoord Hierna kwam het verzoek van de heer Berkhouwer om een interpellatie te mogen houden, in stemming. Het werd met achttien tegen vijf stemmen verworpen. Wethouder Van Slingerland beantwoordde hierna de door de heer Berkhouwer gestelde vragen. De wet houder ontkende, dat de woningen aan de Nicolaas Beetskade en de Frans Halsstraat gelijkwaardig zijn; eerstge noemde woning is groter en geriefelij ker. In de woning aan de Nic. Beetskade woonde een gemeente-ambtenaar. Toen het huis vrij kwam, had men op grond van de voorschriften dienaangaande het volste recht het voor een andere ge meente-ambtenaar te bestemmen. Ten slotte deelde de wethouder nog mede, dat de heer Smit niet als woningzoe kende stond ingeschreven en dus ook daarom geen rechten kon laten gelden. 'ker was van mening dat B. en W. juist hebben gehandeld. Als dat niet het geval is, zullen Ged. Staten het wel la ten weten. Het aanleggen van trottoirs in de Houttil. De raad besloot tot het aanleggen van trottoirs in de Houttil en deze bin nenkort te doen aaiibrengen wanneer ook de rijweg daar zal worden verbe terd. Voorts verenigde de raad zich met een voorstel van B. en W., om van de heer J. W. Teerink een perceel grond aan de Zandersloot aan te kopen tegen de som van f 27300. Tevoren vroeg de heer Van der Borden (CH) nog. waarom deze grond niet in het sportparkbedrijf wordt ingebracht, waarop de voorzitter ant woordde. dat hij van het grondbedrijf naar het sportparkbedrijf zal worden overgebracht, zodra hij een andere be stemming krijgt dan de tegenwoordige. Ook werd een raadsbesluit tot uitne ming van grond uit het grondbedrijf voor de bouw van de school aan de Ruysdaelkade gewijzigd. Gebleken was, dat er minder grond nodig was dan men had verwacht. Schadevergoedingsverordening Aangehouden werd een verordening inzake schadevergoeding tegen nadeli ge gevolgen van stedebouwkundige maatregelen. Aan deze aanhouding was een nog e( uitgebreide discussie vooraf gegaan Zo vond de heer Kirpensteijn (Arb.), dat men toch de hypotheekhou ders ook als belanghebbenden diende te erkennen; het zou immers kunnen gebeuren, dat de eigenaar van een be zwaard goed in gebreke bleef, vergoe ding aan te vragen. Ook meende hij, dat de partij, die bij een verzoek om schadevergoeding in het ongelijk werd gesteld, het gehele kostenbedrag van de procedure diende te betalen. De heer De Zeeuw (KVP) wilde een regeling voor vergoeding van be drijfsschade. De termijn van ten hoog ste een jaar voor het indienen van ver zoeken om vergoeding ontmoette be zwaren bij de heer Van der Borden (CH); de heer Wiese (Arb.) voelde zelfs voor vijf jaar. De voorzitter diende de sprekers uitgebreid van repliek. Na drukkelijk bestreed hij, dat ook een hypotheekhouder belanghebbende moet worden genoemd. Dat zou speculatie in de hand werken. Bij de procedure voor de vaststelling van de schadever goeding is er geen kwestie van een verliezende partij. Daarom is de ver deling van de kosten over beide zeer billijk. Zij voorkomt bovendien node loze beroepen. De term „schade" in verschillende artikelen van de veror dening sluit, zo antwoordde spr. op de opmerkingen van de heer De Zeeuw, toekenning van een vergoeding we gens bedrijfsschade allerminst uit. De termijn van een jaar voor indiening van verzoeken achtte spr. ruimschoots voldoende. Uitzonderingen voor nood gevallen wilde hij nog overwegen. De beantwoording bleek de sprekers allerminst te bevredigen. De heer Kirpensteijn handhaafde zijn verlangen naar erkenning van de hypotheekhouder als belanghebbende, de heer De Zeeuw wenste na drukkelijk vermelding van bedrijfs schade, de heer Holsmuller (WD) sloot zich bij de wensen van de heer Kirpensteijn aan en vond hier in steun bij de heer V e n n ek e r (KVP). Het resultaat was, dat de ver ordening door B. en W. ter nadere over weging werd teruggenomen, hoewel de voorzitter het practisch uitgesloten zeide te achten, dat een eigenaari geen gebruik zou maken van zijn recht, om schadevergoeding te verlangen. De kwestie van erkenning der hypotheek houders zou echter nader worden bg- zien. alsmede die van de mogelijkheid, om in noodgevallen af te wijken van de voorgeschreven termijn van een jaar voor indiening van verzoeken. Overigens meende spr., dat de raad hiertoe altijd het recht heeft; in dat geval verleent hij de betrokkene een gunst, waarop deze overigens geen aanspraken kan doen gelden.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 5