J
)0
>o
>o
r
blad
Een droge zomer in Brits Columbia
4
5
1939
Merkwaardige kloostergemeenschap in
het hart van Finland
DE DOOD VAN EEN ARTIST
m
-
r
AMSTERDAMS PODIUM
ger
faff
ser
dor
'jig.
?n
isserij
'39
NZ
EN?
Winter-oorlog verdreef haar van haar
historische vestigingsplaats
OP HET MATJE
Artikel 261
Bij de monniken van
Valamo in Pappiniemi
(1)
iÈÊm
VIJF MENSEN GINGEN NAAR CANADA (36)
Maar het land is onbeschrijfelijk mooi hoge oevers ziet men uit over de al-
Extrd inkomsten uit daan. Het is ongeveer zo groot als spoedig weer ontslagen. Zonder geluk
hout stapelen
Üeünntünq, aan,
%0-UfA Ï3.aai
Hersengymnastiek
>9
fling,
i.
tit blad.
;n, slechts
iorzien van
Alkmaar.
KK3NG
NAAR
S.
N 2683
illll«llllMllllllilllll«llllllllllllllllllllllllllllllllllllllM
IN HET Noordelijke deel van Midden-Finland, tussen Warkaus en Kuopio, ligt
het nieuwe toevluchtsoord van de monniken van Valamo. Met de trein kan
men tot Juojarvi komen, dat vijftien kilometer van het klooster verwijderd ligt
daarna moet men een auto nemen. Met dit vervoermiddel komt men tot vrij
dicht bij het klooster. De laatste vijf kilometer moet men met een paardewagen
of iets dergelijks afleggen, wanneer men tenminste niet wil lopen. Het eerste, dat
men van het klooster ziet, is het lichtgroen geverfde hoofdgebouw. Het ligt op
de top van een heuvel en heeft een balkon, dat uitzicht geeft op het nabijgele
gen meer.
\yADER Mefodij, een grote, krachtig
gebouwde man, met een lange baard
en tot op de schouders afhangend haar,
ontvangt ons aan de grote poort, wan
neer wij de hof ingaan. Hij gaat ons
voor, een trap op, en stelt ons aan
vader Sinnforianos voor, die ons voor
de thee uitnodigt. Dan wordt thee ge
serveerd uit een echte Russische samo
var en verder wittebrood en verse bo
ter. Boter en brood zijn echter niet
voor de monniken bestemd vertelt
vader Mefodij, die tegenover ons is
gaan zitten. Men is midden in de zeven
weken durende vasten. Gedurende dia
tijd bestaat het voedsel uit erwten
soep, vissoep, grutten en zuur zwart
brood. Ook vertelt vader Mefodij, dat
de bewoners van het klooster gemid
deld zeventig jaar oud zijn. De oudste
rR verscheen een schippersachtig
manspersoon voor de rechter. Hij
droeg een trui en hij scheen gepokt en
gemazeld in het recht. Althans: de man
ging figuurlijk gesproken op de
vuist met ofjicier en president over de
interpretatie van artikel 261, dat 'f
Wetboek van Strafrecht staat, opdat
niemand opzettelijk iemands eer of goe
de naam zou aanranden.
De man zei: Ik ben niet sjwridles ge
schoold, maar ik haal me recht, daar
ken uwedele gif op innemen
Nu ziet de rechter er helemaal niet
naar uit, dat hij zich met oudheidense
„godsoordelen" door middel van gif of
kolenvuur zou inlaten. Hij werkt reeds
dagelijks met het gif van menselijk
kwaad en met het kolenvuur van straf
en oordeel, wat zou hem er dan nog
foe drijvvn, zelf in het arsenicum te\
duiken? Daarom zei hij kalm en waar
dig: Waarom hebt u mevrouw Kalis
vaart een vuile todderik en een plee
deksel genoemd?
Daar keek de ganse publieke tribune
van op, want de vaste klanten weten
originaliteit te waarderen. Ten slotte
is de collectie Nederlandse scheid
voorden nou oook weer niet zo erg
groot en we vervallen (althans naar
de zondaars uit ons zaaltje te oorde
len) nog al vaak in herhaling. Maar
pleedeksel hadden we nog niet ge
had
Deze mevrouw is net zo min een
mevrouw als de stoel waar uwedele
op zit te rechten, zei de man in de
blauwe trui. Nee, ze heb een engelen
gezicht maar een duivelenziel
Boem! dreunde de hamer. De rechter
keek ontstemd en zei: u moet nu eens
ophouden met die rare taal, ik tole
reer dat niet langer.
Mag ik effe wat opmerken? vroeg
de schipper. En dat mocht dan, als 't
ordentelijk bleef. Hij zei: Ik heb sinds
me verhuizing vanweges de oorlog, da's
nou acht jaar, naast deze vrouiu ge
woond, maar ik mag wel ridder in de
orde van de nederlandse leeuw wor
den, omda 'k me zo lang an me staart
lieb late trekken zonder te bijten. Dat
mens verschandaliseert me huishouwe;
het hele dorp spuwt op d'r en nou mag
ik de vuile was uitwringeIs dat
recht in de demokratische staat Neder
land? Hebbe we daar voor gevochten
tegen de moffen?
Hebt u méé gevochten?, vroeg de
rechter.
Welnee, zei de schipper, dat zeg
ik maar om wat te zeggen, begrijp u
wel?
De magere, bleke, zeer felle vrouw,
die „pleedeksel" was genoemd, kwam
een zeurderige klaagzang klagen.
Buurman had 'r vréselijk gescholden,
ze had een halve dag in een lichte
zenuwberoerte gelege, die oudste meid
van d'r kon het getuigenTjeeme-
nee nou, dat mocht een wonder heten,
aat ze d'r bovenop gekomen was.
Praat u veel over anderen?, vroeg
de rechter, maar de vrouw zei: Ik heb
een wacht voor mijne lippen vanwege
eer is teer. Ze rukken zo gauw de
kroon van je hoofd.
Dat vond de rechter ook, maar de
schipper zei: Jij heb nog nooit een
kroon op je hoofd gehad, buurvrouw..
Jij heb alleen maar boter op je hoofd'
Toen werd de rechter kwaad en hij
veroordeelde de hardnekkige man tot
vijftig gulden boete. En of de veroor
deelde nog wat te zeggen had.
Je'Wel, zei de overtreder. Maar
dat heef hier geen zin. dat voel ik met
me klompen. Dat zaakje brenge we
effe voor de Hoge Raad, want de wet
mot uitgelege worde naar het zuivere
recht. Daar betale we belasting voo>.
Dat komp dus dik voor de bakker.
Volgende zaak, zei de rechter be
rustend. De schipper stak zijn duim
omhoog naar de publieke tribune,
waar twee oude mannetjes hem aan
hankelijk toezwaaiden.
Maar twee vrouwen grijnsden
honend. Voor haar was zijn glorie als
rechtskundigeplotsklaps volkomen
getaand. Hetgeen niet billijk is.
KAREL
is 89, de jongste is hijzelf; hij is 39 jaar.
In het klooster wonen nog slechts 87
monniken. Van hen is ongeveer de
helft wegens hoge ouderdom niet meer
tot werken in staat. De tuinman ech
ter, een man van 85 jaar, werkt des
zomers nog altijd in de tuin. Zes van
de monniken zijn uit het klooster van
Petsamo afkomstig. Zij zijn hier geble
ven en hebben zich gemakkelijk aan
hun nieuwe omgeving aangepast.
Het klooster is, zo vertelt hij verder,
in het jaar 1000 op het eiland Valamo
in het Ladogameer door de monniken
Sergij en Germanos, die van het heilige
gebergte Athos in Griekenland waren
overgekomen, gesticht.
Na de thee neemt vader Mefodij ons
mee op een kleine wandeling door het
klooster. Dit omvat het hoofdgebouw
twee woonhuizen, een kerk. die tevens
als eetzaal dienst doet, een smidse, een
machinekamer, enige werkplaatsen en
een door de monniken zelf gebouwde
klokkentoren.
Wij gaan ook naar de bibliotheek,
waar vader Juvianos. een-en-zeventig
jaar oud, zijn leven slijt temidden van
twintigduizend boeken. Hij klimt op
schemels en ladders en haalt uit zijn
schatkamer verscheidene geschriften te
voorschijn, hoofdzakelijk religieuze lec
tuur. Vervuld van eerbied bladeren
wij in de eeuwenoude handschriften en
de zware delen, die tot de prachtigste
voorbeelden van boekdrukkunst be
horen. Vader Juvianos vertelt treurig,
dat er nog duizenden delen op het
eiland Valamo zijn achtergebleven.
DE oude monnik laat zijn gedachten
teruggaan naar het eiland in het
Ladogameer. Terwijl hij enige herin
neringen vertelt, komen er tranen in
zijn ogen. Ook al spreken we nu niet
meer zo veel over Valamo, toch ver
langen we er nog steeds naar, zegt hij.
Het is voor ons als Atlantis, dat in zee
is verdronken. Toen we in 1939 moes
ten evacueren, was er op de dag, dat
we het eiland verlieten, niemand, die
niet schreide. Dat was een zware dag.
Hoe vindt u het nieuwe Valamo?
vragen we.
Het landschap lijkt zeer veel op
dat daarginds, maar de oude omgeving
zal men nooit kunnen vervangen.
Is het erg moeilijk, om monnik te
zijn, vader Juvianos?
Ja, de eerste jaren wel. Wij heb
ben hier vaak jonge mensen gehad, die
alweer waren weggegaan voordat de
zes jaar van hun noviciaat waren af
gelopen. Op Valamo telde het klooster
vóór de eerste wereldoorlog duizend
monniken. In 1939 waren er nog twee
honderd en thans zijn er nog slechts 87
Er komen nu zeker geen nieuwe meer
bij. Het klooster sterft langzamerhand
uit.
Wij richten ons tot vader Mefodij.
Worden er geen te hoge eisen aan de
jongeren gesteld?
Iedereen, voor wie het klooster
leven te zwaar is, kan in de wereld
terugtreden, antwoordt hij. Een kloos
terleven kan men niet zonder meer
leiden. De innerlijke overtuiging maakt
de mens sterk. Men krijgt veie aan
vechtingen te doorstaan, maar deze
zijn er om te worden overwonnen.
Dat klinkt bijna als een fraze.
Misschien wel, maar dat is het
niet. Ik ging in het klooster, toen ik
negentien jaar was. Later heb ik de
mogelijkheid gehad, om in de wereld
te leven, onder meer als sergeant in
Petsamo gedurende de win teroorlog.
Het monnikenleven daarin heeft
vader Juvianos gelijk is in het be
gin het moeilijkst, in de jonge jaren,
wanneer het zo vaak een kwestie van
buigen of barsten is. Later verloopt
alles veel rusiger. Wij zijn geen
engelen, doch mensen. Doordat wij
echter in de nabijheid van Christus
leven, proberen wij betere mensen te
worden.
2°UDT u niet meer voor andere
mensen kunnen doen, wanneer u zich
niet isoleerde?
Neen, in elk geval niet hier. Onze
pelgrims komen hierheen om geeste
lijke hulp te ontvangen en wij helpen
hen zo veel wij kunnen. In Valamo was
onze activiteit meer naar buiten ge
richt. Wij hadden een kindertehuis en
een school. Weldadigheid echter is niet
Vader Mefodij, 58 jaar.
revolutie zond hij zijn berichten naar
St. Petersburg, later naar Helsingfors.
Hier in Pappiniemi is het helaas on
mogelijk, wetenschappelijk werk te
doen.
Misschien mis ik dat nog wel het
allermeest, zegt de oude bibliothecaris
met een diepe zucht.
Wat is de grootste belevenis uit
uw vijftigjarig monnikenleven, vader?
Dat is de jaarlijkse zevenweekse
vasten van de Passietij d.
Maakt het monnikenleven een
mens filosofisch?
Beiden glimlachen, wanneer wij deze
vraag stellen. Vader Mefodij laat het
aan zijn oudere broeder over, hierop te
antwoorden. Vader Juvianos zwijgt een
ogenblik. Dan antwoordt hij: Wan
neer ik alleen in de natuur ben. voel
een van onze regels. In feite hebben ik mij, alsof ik vlak bij God ben. Een
wij ook geen geld om de armen te
helpen. Vroeger was dat anders. Nu
moeten wij zuinig zijn, om iedere dag
nog wat te eten te hebben. U hebt
waarschijnlijk ook wel gemerkt, dat
het leven in Finland op het ogenblik
duur is.
Vader Juvianos verelt verder, dat
weerkunde eens zijn hobby is geweest.
In Valamo had hij een station. Vóór de
wijs man heeft eens gezegd, dat .degene,
die de natuur lief heeft, haar geheimen
leert kennen. In Valamo was zij mij
zozeer vertrouwd geworden, dat ik de
storm kon horen eer zij opstak. Ik kon
ook aan het meer zien, wanneer er een
harde golfslag te verwachten was.
Welk jaargetijde is u het liefst,
vader?
De lente, de verlossende lente.
Vader Juvianos, de bibliothecaris,
is 71 jaar oud.
ïillt
Twee monniken in de bakkerij.
nRIEMAAL heb ik Joseph Baar ont
moet. Tweemaal tijdens een optre
den in het Wiener-Café op het Leid-
seplein, éénmaal gedurende een half
uur dat wc koffie dronken op de Munt
en samen naar het Rembrandtplein
wandelden. Vorige week las ik in de
krant dat hij bij een auto-ongeval was
omgekomen. Of Joseph Baar een groot
kunstenaar was, of alleen maar iemand
die aan „klein-kunst" deed, weet ik
niet .Ik weet alleen dat ik een diepe
bewondering voor zijn ongelooflijke in
telligentie had, en dat ik tevergeefs in
m'n herinnering naar iemand zoek die
ook maar in de verte Baar's fenome
nale slagvaardigheid benaderde. Ik her
inner me die eerste ontmoeting nog
als vond ze gisteren plaats. Iemand
had gezegd dat ik er eens heen moest
gaan. Er was een vent uit Wenen op
't Leidseplein die griezelig goed kon
rijmen. Gewoon rijmen en daarna ach
terstevoren. Het was griezelig! Omdat
het onbegrijpelijk was. Omdat 't niet
meer „normaal" was. Omdat het „on
menselijk" knap was. Ja, daarom was
het griezelig.
"JOEN hij die eerste keer de kanon-
nade van z'n intellect op het prop
volle zaaltje van het Wiener Café deed
losbarsten, liet iedere bezoeker z'n
biertje en iedere bezoekster haar li
keurtje staan. En heel dat groepje in
goede doen verkerende rijkeluiszoon
tjes, al die heren van uiterlijke stan
ding, al die bestgeklede dames, zwe
gen. En bleven zwijgen.
Totdat Joseph klaar was en zich la
chend naar z'n vriend en partner, Tony
Hartweger, wendde. Het was uit.
Ja zekerhet was griezelig knap.
Wat speelde zich daar af in de hersen
pan van deze mens? Wat gebeurde daar
in die draaikolk van bliksemsnelle
reacties, feilloze combinaties, kortslui
tingen, ontladingen en uitbarstingen?
Een brein als een reservoir, een opslag
plaats van honderdduizend gedichten
en nog iets meer, citaten, die a la mi
nute, in actie konden komen.
Aan ons tafeltje zat een select gezel
schap lieden, van wie men mocht aan
nemen dat ze de wijsheid gepacht had
den; zoals een meester in de rechten,
een jong predikant, een paar studenten
en een leraar M.O. Nederlands, (beho
rend tot de soort, die de ganse wereld
literatuur in de zak heeft) benevens
een journalist die van zichzelf dacht
dat hij zóveel kennis van mensen en
dingen bezat, dat niets hem meer in
teresseerde. Maar toen het uit was wis
ten we dat we onze meester hadden
gevonden. We waren met ons achten
volledig van de kaart en geneerden ons
over de onbenulligheden, die we aan
hem hadden proberen op te hangen. We
voelden ons nogal knullig, na die lit
teraire wolkbreuk. Wat we geleerd en
gezien hadden was geen klein-kunste-
naar, ook geen slimme goochelaar of
equilibrist op het slappe koord der let
teren .Het was anders. Het was een
wonderkind van 58 jaar. En we hadden
les gehad. Dejongens van de
meester.
K AL J J II 't 'i hier weinig of geen mensen. Van de
J J tijd groene hellingen, tot diep in de
ARMSTRONG, (BC), October 1951 vallei en tot de verblindend witte
VIER MAANDEN lang heb ik nu al verzuimd iets uit „Sunny Okanagan" te sneeuwtoppen van de Mount Begby. Dq
Columbia, gevoed door duizenden en
laten horen, een verzuim, dat nogal eigenaardig opgevat blijkt te zijn. Enkele duizenden grote en kleine rivieren,
weken geleden ontving ik een brief met de vraag, of ik nu dood was dan wel stormde voorbij, het vuile water kolk-
leefde. Als klap op de vuurpijl kwam er bij vader een poosje geleden een brief 'e en kookte over grote solide rotsblok-
uit Holland, waarin de briefschrijver vertelde, „uit betrouwbare bron" te hebben k DeTucTt Ta^prachti^^iauw. Zware
vernomen, dat De Jong mijn vader was overleden. Hetgeen hem deed op- wolken hingen laag tussen de bergen,
merken: „En nou zit me daar die dooie kerel aan de boerenkool met worst.Het werk was echter van korte duur.
Op een paar man na werden we al
Schagen en gebouwd op een betrekke- vaart echter niemand wel. Het ontslag
lijk kleine vlakte tussen de bergen, bleek dan ook geen reden voor onge-
aan de Noordelijke oever van de Co- rustheid. De volgende morgen had ik
We hadden juist de eerste nachtvorst lumbia. Naar het Zuiden toe volgt de- al weer een baan bij een zaagmolgn-
gehad, drie maanden nadat de laatste ze rivier de Arrowheadvalley en acht uur per dag in de tropische hitte
in Mei al onze tomatenplanten ver- stroomt dan door de Upper en Lower hout stapelen. Acht uur lang stroomden
knoeide. De nachtvorsten zijn dit jaar Arrawheadlakes. Naar het Oosten toe de pas gezaagde planken over drie
nog al streng geweest, maar het was liggen de Albert Canyon en de Hicking „lopende" kabels naar buiten. Dirk
vooral de droogte, die ons veel schade Horse Pass, door welke de spoorlijn deed hetzelfde werk op een andere
berokkende. Er is deze zomer haast loopt. In Westelijke richting loopt de zagerij en zo kon hij me een beetie
geen regen gevallen; langs de kust is Eagle Pass, van Revelstoke af gezien wegwijs maken in de kunst van net
zelfs een droogterecord gebroken. Wij efn nauwe donkere poort tussen hoge. sorteren: half duims. drieduims, zacht
hebben er gelukkig weinig of geen last dicht met bos begroeide bergen. Deze hout, hard hout, essen, grenen, vuren,
van gehad. In Juni, nog voordat ik van P,ek is eigenlijk een natuurlijk kruis- etc. alles voor 1.10 dollar per uur.
huis ging om wat geld te verdienen, punt, met de Mount Begby als reus-
was de eerste snede hooi al binnen, achtige verkeersagent. De Mount
terwijl de alfalfa (lucerne), het graan Begby is genoemd naar de eerste rech-
en de aardappelen op de heuvels in de ter 1p Brits Columbia. Hij leefde hier
omtrek stonden te verkwijnen in de t'.idens de goudkoorts, nog geen eeuw
geleden.
Hout stapelen.
gloeiende zon.
Dirk was in Mei al weggegaan naar
Revelstoke. Toen ik er een maand later
aankwam, was mijn bedje dus al min
of meer gespreid. Thuis was alles zo
Bosbranden.
Het weer bleef echter verschrikke
lijk droog en heet. Herhaaldelijk bra
ken bosbranden uit. 's Avonds kon men
de rose gloed boven de bergen zien.
Voor millioenen dollars aan hout gin
gen verloren. Overal werden mannen
opgehaald, die mee moesten helpen het
vuur te bestrijden. Niemand tussen
18 en 60 jaar mocht weigeren, tenzij
Eerst kreeg ik werk dicht bij Arrow
head aan de voet van de Mount Begby.
alleen door het water van de Colum-
van Ti? £ruXtrnVaVer hTd ^n bia van d!. andere" gescheiden. Het hij ziek was.
handen vol aan het landwerk en kon WaS tamellik zwaar werk. Palen van Ook ik ben een paar maal ingescha-
dus weinig om en nabij hét huts doen^ 'S Van dt b°Sbrand"
werkt tot telefoonpalen, gezaagd, ge- weer Het. was een zwaar karwei, maar
Dorp als Schagen. schild. gedit en gedat, een zeldzaam het had het aangename van elke af-
Revelstoke is een aardige plaats, eentonig karwei. Maar de omgeving wisseling. Mijn ervaringen dienaan-
tachtig mijl, plm. 150 km. van ons van- was onbeschrijfelijk mooi. Er wonen gaande vertel ik u in de volgende brief
OSEPH BAAR is dood. Dat wil zeg
gen dat een redeloos schijnend
noodlot hem gegrepen heeft, midden in
zijn plannen, terugreizend van Wenen,
dat zijn geboortestad was. Dood, dat wil
zeggen dat het beeldvlak, waarop al
dat vernuft, al dat sprankelend intel
lect, steeds weer geprojecteerd werd,
voorgoed verduisterde. Nooit zal deze
man meer simultaan spelen met de
breinen van al die anderen, die rai-
son van een paar gulden in 't Wiener
Café ontdekten, dat er zowaar men
sen bestonden, die nóg begaafder, nóg
intelligenter en nóg slagvaardiger wa
ren dan zij; zoals meesters in de rech
ten en journalisten, zoals dominees en
leraren middelbaar onderwijs (Neder
lands). Hetgeen haast ondenkbaar is.
In één seconde ging dat alles teloor.
Het werd vernield, heel dat chemisch-
technisch hersenwonder, heel dat reser
voir van wijsheid en parate kennis,
heel dat fantastische instrument met
z'n millioenen registers. In een stomme
auto werd het in één seconde uitgebla
zen en vernield.
Zoals eenmaal 't leven van een Pierre
Curie, zij 't dan op een totaal ander
niveau, óók werd uitgeblazen en ver
nield. Door een even stom en redeloos
ongeluk. Ook dit brein ging in één se
conde teloor. Ik moest aan die dood
denken toen ik las van Baar's einde.
Zes weken geleden liepen we door
de Regulierbreestraat. Baar sprak en
ik luisterde. Hij sprak over z'n plannen
en vertelde dat hij nog lang niet klaar
was. Alle podia in alle wereldsteden
stonden voor hem open en hij loog er
niet een van. Ik vroeg hem of hij zijn
kunst geléérd had, maar hij schudde
z'n hoofd. „Nee", zei hij, „ik kreeg 't
mee. Gratis voor niets. Maar ik ben
altijd bang om toch eenmaal ineens
geen inspiratie te hebben".
Dat was zijn angst. En in die angst
was hij zeer menselijk. Wij zagen niet
dat in een van de portieken in die
straat iemand naar Baar stond te kij
ken; ernstig en haast begaan om wat
onherroepelijk komen ging. Het was de
Dood. Op dat ogenblik gaf hij Joseph
Baar nog zes weken. Nog eenmaal in
Wenen. Dan voor 't laatst terug; en
ten slotte die auto.
'pONY HARTWEGER is nu alleen nog
over. Hij zal wel aan de vleu
gel blijven spelen en wat zingen, maar
moeilijk weer een partner vinden. En
bezwaarlijk een beter vriend dan Baar.
Wij, die hem een beetje kenden, pro
beren de gruwelijke hardheid van zo'n
lot te doorgronden. Is van dat brein,
dat intellect, nu niets meer over? Is
het voorgoed verstoven en verwaaid?
Men zegt dat, als het lichaam sterft,
de geest behouden bljjft en opwaarts
gaat. Als dat zo is, en er zijn engelen,
laten zij dan dat wonderlijk vernuft op
nemen met hun vleugels en het weg
voeren naar het grote pantheon, waar
verzameld wordt al wat eenmaal
kostbaar en zeldzaam was op de aarde.
Ook al was 't dan maar het vernuft
van een Weense „klein-kunstenaar".
ANTHONY VAN KAMPEN.
Een lezer vraagt mij: „Nu de
Olympische Spelen 1952, welke te
Helsinki gehouden zullen worden,
voor de deur staan, zou ik graag
enige ophelderingen willen ver
nemen betreffende deze feesten.
Wat stellen namelijk de 5 ringen
voor, die het symbool zijn van de
O.S. en wat voor woorden staan
er onder?"
De vijf ringen stellen de vijf
werelddelen voor, die op de Spelen
vertegenwoordigd zijn. Onder deze
ringen vinden we de tekst: Citius,
Altius, Fortius.
Dit zijn Latijnse woorden en
hebben de volgende betekenis:
Cituis-Sneller, Attius-Hoger, For-
tius- Sterker.
Na deze ophelderingen moogt U
weer aan de slag met de volgende
vragen:
1. Wie fungeert doorgaans voor
loco-burgemeester bij afwezig
heid van de burgemeester?
2. Wat is een donor?
3. Wie schilderde „De Staalmees-
sters"?
4. Hoe heet een inwoner van
Madrid?
4. Wat is een volontair?
6. Waar vindt men de mahok-
boom?
7. Wat is velvet?
8. Wat is een valflouw?
9. Wie heeft Jakarta gesticht?.
10. Aan wie heeft, naar men zegt,
de bekende kinderfiguur Jan
Klaassen zijn naam te danken?