J )0 >o >o r blad Een droge zomer in Brits Columbia 4 5 1939 Merkwaardige kloostergemeenschap in het hart van Finland DE DOOD VAN EEN ARTIST m - r AMSTERDAMS PODIUM ger faff ser dor 'jig. ?n isserij '39 NZ EN? Winter-oorlog verdreef haar van haar historische vestigingsplaats OP HET MATJE Artikel 261 Bij de monniken van Valamo in Pappiniemi (1) iÈÊm VIJF MENSEN GINGEN NAAR CANADA (36) Maar het land is onbeschrijfelijk mooi hoge oevers ziet men uit over de al- Extrd inkomsten uit daan. Het is ongeveer zo groot als spoedig weer ontslagen. Zonder geluk hout stapelen Üeünntünq, aan, %0-UfA Ï3.aai Hersengymnastiek >9 fling, i. tit blad. ;n, slechts iorzien van Alkmaar. KK3NG NAAR S. N 2683 illll«llllMllllllilllll«llllllllllllllllllllllllllllllllllllllM IN HET Noordelijke deel van Midden-Finland, tussen Warkaus en Kuopio, ligt het nieuwe toevluchtsoord van de monniken van Valamo. Met de trein kan men tot Juojarvi komen, dat vijftien kilometer van het klooster verwijderd ligt daarna moet men een auto nemen. Met dit vervoermiddel komt men tot vrij dicht bij het klooster. De laatste vijf kilometer moet men met een paardewagen of iets dergelijks afleggen, wanneer men tenminste niet wil lopen. Het eerste, dat men van het klooster ziet, is het lichtgroen geverfde hoofdgebouw. Het ligt op de top van een heuvel en heeft een balkon, dat uitzicht geeft op het nabijgele gen meer. \yADER Mefodij, een grote, krachtig gebouwde man, met een lange baard en tot op de schouders afhangend haar, ontvangt ons aan de grote poort, wan neer wij de hof ingaan. Hij gaat ons voor, een trap op, en stelt ons aan vader Sinnforianos voor, die ons voor de thee uitnodigt. Dan wordt thee ge serveerd uit een echte Russische samo var en verder wittebrood en verse bo ter. Boter en brood zijn echter niet voor de monniken bestemd vertelt vader Mefodij, die tegenover ons is gaan zitten. Men is midden in de zeven weken durende vasten. Gedurende dia tijd bestaat het voedsel uit erwten soep, vissoep, grutten en zuur zwart brood. Ook vertelt vader Mefodij, dat de bewoners van het klooster gemid deld zeventig jaar oud zijn. De oudste rR verscheen een schippersachtig manspersoon voor de rechter. Hij droeg een trui en hij scheen gepokt en gemazeld in het recht. Althans: de man ging figuurlijk gesproken op de vuist met ofjicier en president over de interpretatie van artikel 261, dat 'f Wetboek van Strafrecht staat, opdat niemand opzettelijk iemands eer of goe de naam zou aanranden. De man zei: Ik ben niet sjwridles ge schoold, maar ik haal me recht, daar ken uwedele gif op innemen Nu ziet de rechter er helemaal niet naar uit, dat hij zich met oudheidense „godsoordelen" door middel van gif of kolenvuur zou inlaten. Hij werkt reeds dagelijks met het gif van menselijk kwaad en met het kolenvuur van straf en oordeel, wat zou hem er dan nog foe drijvvn, zelf in het arsenicum te\ duiken? Daarom zei hij kalm en waar dig: Waarom hebt u mevrouw Kalis vaart een vuile todderik en een plee deksel genoemd? Daar keek de ganse publieke tribune van op, want de vaste klanten weten originaliteit te waarderen. Ten slotte is de collectie Nederlandse scheid voorden nou oook weer niet zo erg groot en we vervallen (althans naar de zondaars uit ons zaaltje te oorde len) nog al vaak in herhaling. Maar pleedeksel hadden we nog niet ge had Deze mevrouw is net zo min een mevrouw als de stoel waar uwedele op zit te rechten, zei de man in de blauwe trui. Nee, ze heb een engelen gezicht maar een duivelenziel Boem! dreunde de hamer. De rechter keek ontstemd en zei: u moet nu eens ophouden met die rare taal, ik tole reer dat niet langer. Mag ik effe wat opmerken? vroeg de schipper. En dat mocht dan, als 't ordentelijk bleef. Hij zei: Ik heb sinds me verhuizing vanweges de oorlog, da's nou acht jaar, naast deze vrouiu ge woond, maar ik mag wel ridder in de orde van de nederlandse leeuw wor den, omda 'k me zo lang an me staart lieb late trekken zonder te bijten. Dat mens verschandaliseert me huishouwe; het hele dorp spuwt op d'r en nou mag ik de vuile was uitwringeIs dat recht in de demokratische staat Neder land? Hebbe we daar voor gevochten tegen de moffen? Hebt u méé gevochten?, vroeg de rechter. Welnee, zei de schipper, dat zeg ik maar om wat te zeggen, begrijp u wel? De magere, bleke, zeer felle vrouw, die „pleedeksel" was genoemd, kwam een zeurderige klaagzang klagen. Buurman had 'r vréselijk gescholden, ze had een halve dag in een lichte zenuwberoerte gelege, die oudste meid van d'r kon het getuigenTjeeme- nee nou, dat mocht een wonder heten, aat ze d'r bovenop gekomen was. Praat u veel over anderen?, vroeg de rechter, maar de vrouw zei: Ik heb een wacht voor mijne lippen vanwege eer is teer. Ze rukken zo gauw de kroon van je hoofd. Dat vond de rechter ook, maar de schipper zei: Jij heb nog nooit een kroon op je hoofd gehad, buurvrouw.. Jij heb alleen maar boter op je hoofd' Toen werd de rechter kwaad en hij veroordeelde de hardnekkige man tot vijftig gulden boete. En of de veroor deelde nog wat te zeggen had. Je'Wel, zei de overtreder. Maar dat heef hier geen zin. dat voel ik met me klompen. Dat zaakje brenge we effe voor de Hoge Raad, want de wet mot uitgelege worde naar het zuivere recht. Daar betale we belasting voo>. Dat komp dus dik voor de bakker. Volgende zaak, zei de rechter be rustend. De schipper stak zijn duim omhoog naar de publieke tribune, waar twee oude mannetjes hem aan hankelijk toezwaaiden. Maar twee vrouwen grijnsden honend. Voor haar was zijn glorie als rechtskundigeplotsklaps volkomen getaand. Hetgeen niet billijk is. KAREL is 89, de jongste is hijzelf; hij is 39 jaar. In het klooster wonen nog slechts 87 monniken. Van hen is ongeveer de helft wegens hoge ouderdom niet meer tot werken in staat. De tuinman ech ter, een man van 85 jaar, werkt des zomers nog altijd in de tuin. Zes van de monniken zijn uit het klooster van Petsamo afkomstig. Zij zijn hier geble ven en hebben zich gemakkelijk aan hun nieuwe omgeving aangepast. Het klooster is, zo vertelt hij verder, in het jaar 1000 op het eiland Valamo in het Ladogameer door de monniken Sergij en Germanos, die van het heilige gebergte Athos in Griekenland waren overgekomen, gesticht. Na de thee neemt vader Mefodij ons mee op een kleine wandeling door het klooster. Dit omvat het hoofdgebouw twee woonhuizen, een kerk. die tevens als eetzaal dienst doet, een smidse, een machinekamer, enige werkplaatsen en een door de monniken zelf gebouwde klokkentoren. Wij gaan ook naar de bibliotheek, waar vader Juvianos. een-en-zeventig jaar oud, zijn leven slijt temidden van twintigduizend boeken. Hij klimt op schemels en ladders en haalt uit zijn schatkamer verscheidene geschriften te voorschijn, hoofdzakelijk religieuze lec tuur. Vervuld van eerbied bladeren wij in de eeuwenoude handschriften en de zware delen, die tot de prachtigste voorbeelden van boekdrukkunst be horen. Vader Juvianos vertelt treurig, dat er nog duizenden delen op het eiland Valamo zijn achtergebleven. DE oude monnik laat zijn gedachten teruggaan naar het eiland in het Ladogameer. Terwijl hij enige herin neringen vertelt, komen er tranen in zijn ogen. Ook al spreken we nu niet meer zo veel over Valamo, toch ver langen we er nog steeds naar, zegt hij. Het is voor ons als Atlantis, dat in zee is verdronken. Toen we in 1939 moes ten evacueren, was er op de dag, dat we het eiland verlieten, niemand, die niet schreide. Dat was een zware dag. Hoe vindt u het nieuwe Valamo? vragen we. Het landschap lijkt zeer veel op dat daarginds, maar de oude omgeving zal men nooit kunnen vervangen. Is het erg moeilijk, om monnik te zijn, vader Juvianos? Ja, de eerste jaren wel. Wij heb ben hier vaak jonge mensen gehad, die alweer waren weggegaan voordat de zes jaar van hun noviciaat waren af gelopen. Op Valamo telde het klooster vóór de eerste wereldoorlog duizend monniken. In 1939 waren er nog twee honderd en thans zijn er nog slechts 87 Er komen nu zeker geen nieuwe meer bij. Het klooster sterft langzamerhand uit. Wij richten ons tot vader Mefodij. Worden er geen te hoge eisen aan de jongeren gesteld? Iedereen, voor wie het klooster leven te zwaar is, kan in de wereld terugtreden, antwoordt hij. Een kloos terleven kan men niet zonder meer leiden. De innerlijke overtuiging maakt de mens sterk. Men krijgt veie aan vechtingen te doorstaan, maar deze zijn er om te worden overwonnen. Dat klinkt bijna als een fraze. Misschien wel, maar dat is het niet. Ik ging in het klooster, toen ik negentien jaar was. Later heb ik de mogelijkheid gehad, om in de wereld te leven, onder meer als sergeant in Petsamo gedurende de win teroorlog. Het monnikenleven daarin heeft vader Juvianos gelijk is in het be gin het moeilijkst, in de jonge jaren, wanneer het zo vaak een kwestie van buigen of barsten is. Later verloopt alles veel rusiger. Wij zijn geen engelen, doch mensen. Doordat wij echter in de nabijheid van Christus leven, proberen wij betere mensen te worden. 2°UDT u niet meer voor andere mensen kunnen doen, wanneer u zich niet isoleerde? Neen, in elk geval niet hier. Onze pelgrims komen hierheen om geeste lijke hulp te ontvangen en wij helpen hen zo veel wij kunnen. In Valamo was onze activiteit meer naar buiten ge richt. Wij hadden een kindertehuis en een school. Weldadigheid echter is niet Vader Mefodij, 58 jaar. revolutie zond hij zijn berichten naar St. Petersburg, later naar Helsingfors. Hier in Pappiniemi is het helaas on mogelijk, wetenschappelijk werk te doen. Misschien mis ik dat nog wel het allermeest, zegt de oude bibliothecaris met een diepe zucht. Wat is de grootste belevenis uit uw vijftigjarig monnikenleven, vader? Dat is de jaarlijkse zevenweekse vasten van de Passietij d. Maakt het monnikenleven een mens filosofisch? Beiden glimlachen, wanneer wij deze vraag stellen. Vader Mefodij laat het aan zijn oudere broeder over, hierop te antwoorden. Vader Juvianos zwijgt een ogenblik. Dan antwoordt hij: Wan neer ik alleen in de natuur ben. voel een van onze regels. In feite hebben ik mij, alsof ik vlak bij God ben. Een wij ook geen geld om de armen te helpen. Vroeger was dat anders. Nu moeten wij zuinig zijn, om iedere dag nog wat te eten te hebben. U hebt waarschijnlijk ook wel gemerkt, dat het leven in Finland op het ogenblik duur is. Vader Juvianos verelt verder, dat weerkunde eens zijn hobby is geweest. In Valamo had hij een station. Vóór de wijs man heeft eens gezegd, dat .degene, die de natuur lief heeft, haar geheimen leert kennen. In Valamo was zij mij zozeer vertrouwd geworden, dat ik de storm kon horen eer zij opstak. Ik kon ook aan het meer zien, wanneer er een harde golfslag te verwachten was. Welk jaargetijde is u het liefst, vader? De lente, de verlossende lente. Vader Juvianos, de bibliothecaris, is 71 jaar oud. ïillt Twee monniken in de bakkerij. nRIEMAAL heb ik Joseph Baar ont moet. Tweemaal tijdens een optre den in het Wiener-Café op het Leid- seplein, éénmaal gedurende een half uur dat wc koffie dronken op de Munt en samen naar het Rembrandtplein wandelden. Vorige week las ik in de krant dat hij bij een auto-ongeval was omgekomen. Of Joseph Baar een groot kunstenaar was, of alleen maar iemand die aan „klein-kunst" deed, weet ik niet .Ik weet alleen dat ik een diepe bewondering voor zijn ongelooflijke in telligentie had, en dat ik tevergeefs in m'n herinnering naar iemand zoek die ook maar in de verte Baar's fenome nale slagvaardigheid benaderde. Ik her inner me die eerste ontmoeting nog als vond ze gisteren plaats. Iemand had gezegd dat ik er eens heen moest gaan. Er was een vent uit Wenen op 't Leidseplein die griezelig goed kon rijmen. Gewoon rijmen en daarna ach terstevoren. Het was griezelig! Omdat het onbegrijpelijk was. Omdat 't niet meer „normaal" was. Omdat het „on menselijk" knap was. Ja, daarom was het griezelig. "JOEN hij die eerste keer de kanon- nade van z'n intellect op het prop volle zaaltje van het Wiener Café deed losbarsten, liet iedere bezoeker z'n biertje en iedere bezoekster haar li keurtje staan. En heel dat groepje in goede doen verkerende rijkeluiszoon tjes, al die heren van uiterlijke stan ding, al die bestgeklede dames, zwe gen. En bleven zwijgen. Totdat Joseph klaar was en zich la chend naar z'n vriend en partner, Tony Hartweger, wendde. Het was uit. Ja zekerhet was griezelig knap. Wat speelde zich daar af in de hersen pan van deze mens? Wat gebeurde daar in die draaikolk van bliksemsnelle reacties, feilloze combinaties, kortslui tingen, ontladingen en uitbarstingen? Een brein als een reservoir, een opslag plaats van honderdduizend gedichten en nog iets meer, citaten, die a la mi nute, in actie konden komen. Aan ons tafeltje zat een select gezel schap lieden, van wie men mocht aan nemen dat ze de wijsheid gepacht had den; zoals een meester in de rechten, een jong predikant, een paar studenten en een leraar M.O. Nederlands, (beho rend tot de soort, die de ganse wereld literatuur in de zak heeft) benevens een journalist die van zichzelf dacht dat hij zóveel kennis van mensen en dingen bezat, dat niets hem meer in teresseerde. Maar toen het uit was wis ten we dat we onze meester hadden gevonden. We waren met ons achten volledig van de kaart en geneerden ons over de onbenulligheden, die we aan hem hadden proberen op te hangen. We voelden ons nogal knullig, na die lit teraire wolkbreuk. Wat we geleerd en gezien hadden was geen klein-kunste- naar, ook geen slimme goochelaar of equilibrist op het slappe koord der let teren .Het was anders. Het was een wonderkind van 58 jaar. En we hadden les gehad. Dejongens van de meester. K AL J J II 't 'i hier weinig of geen mensen. Van de J J tijd groene hellingen, tot diep in de ARMSTRONG, (BC), October 1951 vallei en tot de verblindend witte VIER MAANDEN lang heb ik nu al verzuimd iets uit „Sunny Okanagan" te sneeuwtoppen van de Mount Begby. Dq Columbia, gevoed door duizenden en laten horen, een verzuim, dat nogal eigenaardig opgevat blijkt te zijn. Enkele duizenden grote en kleine rivieren, weken geleden ontving ik een brief met de vraag, of ik nu dood was dan wel stormde voorbij, het vuile water kolk- leefde. Als klap op de vuurpijl kwam er bij vader een poosje geleden een brief 'e en kookte over grote solide rotsblok- uit Holland, waarin de briefschrijver vertelde, „uit betrouwbare bron" te hebben k DeTucTt Ta^prachti^^iauw. Zware vernomen, dat De Jong mijn vader was overleden. Hetgeen hem deed op- wolken hingen laag tussen de bergen, merken: „En nou zit me daar die dooie kerel aan de boerenkool met worst.Het werk was echter van korte duur. Op een paar man na werden we al Schagen en gebouwd op een betrekke- vaart echter niemand wel. Het ontslag lijk kleine vlakte tussen de bergen, bleek dan ook geen reden voor onge- aan de Noordelijke oever van de Co- rustheid. De volgende morgen had ik We hadden juist de eerste nachtvorst lumbia. Naar het Zuiden toe volgt de- al weer een baan bij een zaagmolgn- gehad, drie maanden nadat de laatste ze rivier de Arrowheadvalley en acht uur per dag in de tropische hitte in Mei al onze tomatenplanten ver- stroomt dan door de Upper en Lower hout stapelen. Acht uur lang stroomden knoeide. De nachtvorsten zijn dit jaar Arrawheadlakes. Naar het Oosten toe de pas gezaagde planken over drie nog al streng geweest, maar het was liggen de Albert Canyon en de Hicking „lopende" kabels naar buiten. Dirk vooral de droogte, die ons veel schade Horse Pass, door welke de spoorlijn deed hetzelfde werk op een andere berokkende. Er is deze zomer haast loopt. In Westelijke richting loopt de zagerij en zo kon hij me een beetie geen regen gevallen; langs de kust is Eagle Pass, van Revelstoke af gezien wegwijs maken in de kunst van net zelfs een droogterecord gebroken. Wij efn nauwe donkere poort tussen hoge. sorteren: half duims. drieduims, zacht hebben er gelukkig weinig of geen last dicht met bos begroeide bergen. Deze hout, hard hout, essen, grenen, vuren, van gehad. In Juni, nog voordat ik van P,ek is eigenlijk een natuurlijk kruis- etc. alles voor 1.10 dollar per uur. huis ging om wat geld te verdienen, punt, met de Mount Begby als reus- was de eerste snede hooi al binnen, achtige verkeersagent. De Mount terwijl de alfalfa (lucerne), het graan Begby is genoemd naar de eerste rech- en de aardappelen op de heuvels in de ter 1p Brits Columbia. Hij leefde hier omtrek stonden te verkwijnen in de t'.idens de goudkoorts, nog geen eeuw geleden. Hout stapelen. gloeiende zon. Dirk was in Mei al weggegaan naar Revelstoke. Toen ik er een maand later aankwam, was mijn bedje dus al min of meer gespreid. Thuis was alles zo Bosbranden. Het weer bleef echter verschrikke lijk droog en heet. Herhaaldelijk bra ken bosbranden uit. 's Avonds kon men de rose gloed boven de bergen zien. Voor millioenen dollars aan hout gin gen verloren. Overal werden mannen opgehaald, die mee moesten helpen het vuur te bestrijden. Niemand tussen 18 en 60 jaar mocht weigeren, tenzij Eerst kreeg ik werk dicht bij Arrow head aan de voet van de Mount Begby. alleen door het water van de Colum- van Ti? £ruXtrnVaVer hTd ^n bia van d!. andere" gescheiden. Het hij ziek was. handen vol aan het landwerk en kon WaS tamellik zwaar werk. Palen van Ook ik ben een paar maal ingescha- dus weinig om en nabij hét huts doen^ 'S Van dt b°Sbrand" werkt tot telefoonpalen, gezaagd, ge- weer Het. was een zwaar karwei, maar Dorp als Schagen. schild. gedit en gedat, een zeldzaam het had het aangename van elke af- Revelstoke is een aardige plaats, eentonig karwei. Maar de omgeving wisseling. Mijn ervaringen dienaan- tachtig mijl, plm. 150 km. van ons van- was onbeschrijfelijk mooi. Er wonen gaande vertel ik u in de volgende brief OSEPH BAAR is dood. Dat wil zeg gen dat een redeloos schijnend noodlot hem gegrepen heeft, midden in zijn plannen, terugreizend van Wenen, dat zijn geboortestad was. Dood, dat wil zeggen dat het beeldvlak, waarop al dat vernuft, al dat sprankelend intel lect, steeds weer geprojecteerd werd, voorgoed verduisterde. Nooit zal deze man meer simultaan spelen met de breinen van al die anderen, die rai- son van een paar gulden in 't Wiener Café ontdekten, dat er zowaar men sen bestonden, die nóg begaafder, nóg intelligenter en nóg slagvaardiger wa ren dan zij; zoals meesters in de rech ten en journalisten, zoals dominees en leraren middelbaar onderwijs (Neder lands). Hetgeen haast ondenkbaar is. In één seconde ging dat alles teloor. Het werd vernield, heel dat chemisch- technisch hersenwonder, heel dat reser voir van wijsheid en parate kennis, heel dat fantastische instrument met z'n millioenen registers. In een stomme auto werd het in één seconde uitgebla zen en vernield. Zoals eenmaal 't leven van een Pierre Curie, zij 't dan op een totaal ander niveau, óók werd uitgeblazen en ver nield. Door een even stom en redeloos ongeluk. Ook dit brein ging in één se conde teloor. Ik moest aan die dood denken toen ik las van Baar's einde. Zes weken geleden liepen we door de Regulierbreestraat. Baar sprak en ik luisterde. Hij sprak over z'n plannen en vertelde dat hij nog lang niet klaar was. Alle podia in alle wereldsteden stonden voor hem open en hij loog er niet een van. Ik vroeg hem of hij zijn kunst geléérd had, maar hij schudde z'n hoofd. „Nee", zei hij, „ik kreeg 't mee. Gratis voor niets. Maar ik ben altijd bang om toch eenmaal ineens geen inspiratie te hebben". Dat was zijn angst. En in die angst was hij zeer menselijk. Wij zagen niet dat in een van de portieken in die straat iemand naar Baar stond te kij ken; ernstig en haast begaan om wat onherroepelijk komen ging. Het was de Dood. Op dat ogenblik gaf hij Joseph Baar nog zes weken. Nog eenmaal in Wenen. Dan voor 't laatst terug; en ten slotte die auto. 'pONY HARTWEGER is nu alleen nog over. Hij zal wel aan de vleu gel blijven spelen en wat zingen, maar moeilijk weer een partner vinden. En bezwaarlijk een beter vriend dan Baar. Wij, die hem een beetje kenden, pro beren de gruwelijke hardheid van zo'n lot te doorgronden. Is van dat brein, dat intellect, nu niets meer over? Is het voorgoed verstoven en verwaaid? Men zegt dat, als het lichaam sterft, de geest behouden bljjft en opwaarts gaat. Als dat zo is, en er zijn engelen, laten zij dan dat wonderlijk vernuft op nemen met hun vleugels en het weg voeren naar het grote pantheon, waar verzameld wordt al wat eenmaal kostbaar en zeldzaam was op de aarde. Ook al was 't dan maar het vernuft van een Weense „klein-kunstenaar". ANTHONY VAN KAMPEN. Een lezer vraagt mij: „Nu de Olympische Spelen 1952, welke te Helsinki gehouden zullen worden, voor de deur staan, zou ik graag enige ophelderingen willen ver nemen betreffende deze feesten. Wat stellen namelijk de 5 ringen voor, die het symbool zijn van de O.S. en wat voor woorden staan er onder?" De vijf ringen stellen de vijf werelddelen voor, die op de Spelen vertegenwoordigd zijn. Onder deze ringen vinden we de tekst: Citius, Altius, Fortius. Dit zijn Latijnse woorden en hebben de volgende betekenis: Cituis-Sneller, Attius-Hoger, For- tius- Sterker. Na deze ophelderingen moogt U weer aan de slag met de volgende vragen: 1. Wie fungeert doorgaans voor loco-burgemeester bij afwezig heid van de burgemeester? 2. Wat is een donor? 3. Wie schilderde „De Staalmees- sters"? 4. Hoe heet een inwoner van Madrid? 4. Wat is een volontair? 6. Waar vindt men de mahok- boom? 7. Wat is velvet? 8. Wat is een valflouw? 9. Wie heeft Jakarta gesticht?. 10. Aan wie heeft, naar men zegt, de bekende kinderfiguur Jan Klaassen zijn naam te danken?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 5