Allerlei over kinderen In zak en as Wie haar hoed zal dai nu zijn? En nu: Een slipover voor mannen Qjididk, Met een hoed is het eigenlijk net zo als met een japon, men dient er zich een aan te schaffen, hetzij voor een wandeling, kerkgang, receptie of uitgaansavondje. Het wordt zo langza merhand zelfs gebruikelijk een avond- capje te dragen bij een avondtoilet, hoewel dit nu niet direct ingang vindt in ons land Naar het U lijkt Let op Uw stee POOL'! SAILOR SI wat wéten wij, vrouwen, toch bitter weinig van de kopzorgen en be kommernissen der mannen af. Wij doen maar; wij dartelen maar zorgeloos daarhenen in die vlotte sportieve man telpakjes op die aardige nieuwe mo delletjes met sleehak en onze zwaar- ite zorg is op zijn hoogst: Heb je wel een schone zakdoek bij je? Terwijl de mannen, die toch al zoveel itormen en onweders te trotseren heb ben, met verslagen gezichten en mach teloos gebalde vuisten mompelend in de tredmolen van hun dagelijks baan tje rond strompelen, zonder uitzicht, zonder hoop, zonder troost. Want wij zijn als land en volk volkomen, radicaal, hope-loos van de kaart. Wij kunnen wel inpakken. De Trompen en de De Ruyters leven niet meer, ons prestige is naar de nou ja er wordt niet meer met ons gerekend en het ziet er ook niet naar uit dat dit binnen een generatie nog ten goede Veranderen zal. U ziet, ik heb het lelijk te pakken, ik ben er eenvoudig kapot van, en u zult er goed aan doen van nu aan óók op de tenen door het huis te sluipen, niet met pannen te rammelen en vooral nooit meer te zingen van „Morgen gaat het beter". Ja nee, het is menens, bittere ernst. Ik heb het uit de eerste hand. Niet maar uit zo'n goedkoop lawaai-blad met koppen van een hand hoog, waar mee de jongens zich de keel hees «chreeuwen. Rauf auferfal in Schaun- haufen en dat soort. Néé, voor mij ligt «en van de deftigste, ingetogenste, Voorzichtigste en waardigste dagbladen van Nederland. Een krant, die ik al leen al graag lees vanwege de in-keu- rige en uitgebreide rouwadvertenties. Als diè krant het moede hoofd op tafel legt en in snikken uitbarst dan heb ik het hart niet meer om te glim lachen, dat voelt u. En ik moet zeggen, dit bejaarde en bedachtzame blad heeft gelijk, ik behoor het dankbaar te zijn voor de welgekozen woorden, voor de ingehouden verontwaardiging en de fijne ironie waarmee het dit schokkend bericht onzer nationale nietswaardig heid inkleedt. Het had ook kunnen zieden, schuimen, schreeuwen in een paroxysme van mannelijke veront waardiging en verdriet. Maar nee, het berust, het legt zich bij de feiten neer. het troost zich maar met een flauwe schemering van hoop: „Wachten op betere tijden. Wachten op een nieuwe generatie, die dan tonen kan van het spel meer benul te hebben dan de Oranjemannen, die ons Zaterdagmiddag dit schouwspel hebben doen lijden". ijden, inderdaad. Want voor elk van de drie en zestig duizend toeschou wers is het Feijenoord-stadion niet min der dan een martelplaats geweest, waar zij machteloos en bleek van el lende moesten toezien hoe Nederland zijn laatste restje goede naam en faam allerstumperigst verschopte. „Het eerste kwartier is het maar een arme tierig spelletje zonder één pakkend moment". Alleen een zekere Kraak schijnt nog iets van nationale trots te bezitten. „Hij weerstaat kordaat en met overtuiging het gevaar en weet het vakkundig af te wenden". Geluk kig maar, waarom heeft die man nog geen Nederlandse Leeuw, er rolt een molensteentje van mijn geprangde hart. Maar het rolt net zo hard weer terug, want: „na zeventien minuten consta teren wij, dat Van der Tuyn er óók bij Is, want hij lost een schot van grote afstand, dat hoog over het doel gaat" Is dat even een minne streek van die kerel al heb ik al mijn leven ge dacht dat de mannen er van de Middel eeuwen af op uit waren om schoten te lossen, van steeds groter afstand, maar daar wil ik af zijn. Hier schiint het in elk geval een schieterij van niks te zijn: „de schoten zijn overigens veelal tam en onbenullig". Gelukkig maar, anders vallen er nog dooien, om met Louis Davids te spreken. Maar daar lijkt zon der schieten ook nog kans op te zijn. want „Van Schijndel en Terlouw blij ken zo slecht op elkaar ingesteld te zijn, dat zij, beiden naar de bal kijken de, weinig zachtzinnig tegen elkaar aanlopen". Het is toch wat hadden die jongens in hun jonge tijd maar dat leerzame prentenboek van Piet de Smeerpoets gehad dat heb je nu van die moderne zachtzinnige zoetekoek. Enfin, ik durf bijna niet tot het eind te lezen, maar gelukkig gebeurt er ten minste nog iéts: „Drie minuten vóór de rust krijgt Van Melis de geest Het is een ogenblik precies alsof de midden moot van onze voorhoede uit drie echte voetballers bestaat". Me dunkt, dat is toch tactvol en fijn gezegd: voelt u de bittere ironie van het vaderlandse hart. waarop zo deerlijk is getrapt? Laat mij u de rest van deze smade lijke lijdenshistorie besparen. Die Van Melis krijgt nog een keer de geest en Ambtenaar bouwt «If een concertorgel In de huiskamer van een eenvoudige woning te Apeldoorn aan de Men- delssohnlaan nr. 48 staat een con certorgel. Nog wel niet helemaal kant en klaar er zit nog 'n half jaar werk aan maar toch wel zover gereed, dat zijn maker, de heer G. Schuiteman, er al met veel plezier op kan zitten spelen. Overdag is deze orgelbouwer douane ambtenaar en het orgel, dat hij geheel in vrije tijd bouwt, is niet anders dan een stuk huisvlijt, maar dan van een uitzonderlijke soort. De voorzitter van het Amerikaan se Vakverbond de C.I.O., Philip Mur ray, heeft verklaard, dat er 20.000.000 ongeorganiseerde arbeiders in de Ver enigde Staten zijn, die onder hetstan- daardpeil leven. schopt er een punt bovenop en die Ter louw ziet kans, ondanks de fatale bot sing „zijn mannetje te vloeren" maar daar is ook alles mee gezegd. Zelfs Abe, de grote Fries, hoe onver stoorbaar ook „loopt naar zijn vorm te zoeken", de zielepoot. Die Van Me lis moet ten slotte „zijn haardos onder het leer zetten" en dan is het lijden ge leden met Vier-vier. Om je dood te schamen. Om nooit weer je leven lang niet, op straat te durven komen. In de modder liggen wij, met oranjehemd en al, Nederland kan het hoogstens nog van Andorra winnen, zegt mijn verslagen krant, want in dat kleutertje van een repu- bliekje moeten ze het voetballen nog leren Nu moet u niet vervelend worden en smalen dat al dat gejammer ten slotte gaat om een leren bal die in een net geschopt moet worden. En nog veel minder dat er in diezelfde krant staat te lezen dat de startbanen van het vliegveld Deelen te kort zijn en dus let op dat dus het mooiste natuur reservaat dat wij hebben, De Hoge Veluwe, maar even véértig ha ongerept terrein moet afstaan nog gezwegen van de bedreiging, in oorlogstijd, van onvervangbare kunstschatten in het museum U begrijpt de portée van de zaak niet. U bent maar een vrouw, net als ik. Vier-vier daar komen we nooit overheen. En dat tegen een debuteren de midvoor. Rammel niet met de kop jes. Zet de radio af. Doe de deur weer zacht dicht. Dit was één kijkje in de wereld van de mannen. Durft u nog te klagen? Ik niet. SASKIA. In deze avondcapjes bestaat veel va riatie. Men ziet bijvoorbeeld creaties van goud- of zilverbrocaat, soms kan ten niemandalletjes en een enkele maal alleen een aigrette, vastgehouden door een sierlijke clips. Dus keuze genoeg. In ons land is het niet bepaald voor schrift om tot aanschaffing van een dergelijk attribuut over te gaan, doch het kan wel in zeker opzicht de char me van het toilet verhogen en aan een japon, welke reeds meerdere malen werd gedragen, opnieuw fleur geven. Reeds eerder wezen wij er op, dat de kleine hoeden dit winterseizoen favo riet zijn. Voor de Hollandse vrouwen eigenlijk een meevaller, daar de wind er graag met de grote modellen van door wil gaan. Dat over de gehele wereld de klei ne creaties schering en inslag zijn, is niet waar. Hollywood zou tenminste geen Hollywood zijn, wanneer zij niet in de contramine was. De filmsterren dragen de grote wagenwielhoeden met charme en gratie; meestal zijn deze mo dellen nog voorzien van lange voiles ook! Om enigszins een beeld te vormen van wat voor het komend jaargetijde in Europa gedragen zal worden, geven wij hier in woord en beeld enkele sug gesties. Eerstens dan een Engels model; een geranium-rode vilten hoed, met een randloze bol, welke eindigt in een flap, neerhangend langs het rechteroor. Als garnering dient een vergulde spang, welke zo nodig, vervangen kan worden door een ander bijou. Nummer twee is, evenals de andere, een ontwerp uit Parijs; Paulette ont wierp een zwart velours model met een voile, welke het gehele gezicht be dekt. Een hoedje, dat zeer geschikt is om bij een geklede mantel te dragen. Verder ziet u een avondcapje; een kleine bol van velours, verkrijgbaar in kleuren, aansluitend bij het toilet. Het model heeft oorschelpjes, waarover een netwerk ligt. Simpel en misschien daar door een bron voor eigen inspiraties. De veer, gestoken door de voorzijde van de hoed, doet het ook nog steeds; dit laat de mannequin van de tweede afbeelding zien. Met al zijn de hoedenmaisons dit jaar voorzien van een assortiment, dat voor elke vrouw wat wils oplevert. Er zul len dan ook geen excuses worden aan vaard in de geest van: een hoed, nee, niets voor mijRITA. afkanten tot er 36 (38) over zijn voor de schouder, die u, te beginnen bij het armsgat, als dit 20 (21) cm hoog is, op dezelfde wijze afkant als bij de rug. De andere helft maakt u op tegengestelde wijze af. AFWERKING. Het werk niet per sen, daar het dan te vlak wordt. U zet het met spelden volgens de juiste ma ten vast, bedekt het met een vochtige doek, laat het zo enige uren liggen en daarna drogen. Eén schoudernaad naait u dicht. Langs de hals met naalden nr 2 neemt u st. op en breit 2 r. 2 av. In de punt van de hals moeten 2 av. st. komen. Om de andere naald mindert u aan weerskanten van de middelste 2 st. 1 st., de eerste door overhalen, de 2de door samenbreien. Na 2 cm op de zelfde plaatsen 1 st. meerderen inplaats van te minderen, ook om de andere naald. Na 4 cm luchtig afkanten, het Neen heren, u wordt in deze rubriek biesje op de helft naar binnen met een niet vergeten. Hier heeft u het be- flanelsteek omzomen en de andere wijs! We gaan een keurige slipover schoudernaad dichtmaken. Langs de voor u breien, die dank zij het aardige armsgaten breit u ook zo'n biesje, maar onopvallende motiefje, ook als u niet zonder meerderen of minderen. Daar- meer zo jong bent, in uw smaak zal na naait u de zijkanten dicht, kijkt het vallen. Geeft u dit patroon maar aan werk nog even na en Mijnheer kan de vrouw uwer keuze en het zal in z;jn slipover aantrekken, waarna u zijn orde komen, zelfs als ze niet zo'n er- dank in ontvangst kunt nemen, varen breister is. Men heeft nodig ongeveer 350 gram wol en breinaalden nr. 2 en 3. Het pa troon is gegeven voor 2 maten: 94 en 100 cm bovenwijdte. Voor de laatste maat gelden de tussen haakjes gezette cijfers. De stekenverhouding is 28 st. op 10 cm. MOTIEF. Ie nld: 3 av„ 1 r„ 3 av., 1 r. enz. 2e nld: 3 r., 1 av., 3 r. 1 av., enz. 3e nld: als de 1ste, 4e nld: als de 2de, 5e nld: geheel recht, 6e nld: geheel av. Deze 6 naalden steeds herhalen. IJ krijgt dus een niet verspringend blokje. RUG. U zet op 108 (120) st. met naalden nr 2 en breit 6 cm in 2 r. 2 av. Dan meerdert u over alle st, verdeeld tot 115 (127) st. en gaat verder in het motief met naalden nr 3. Telkens na 3 cm meerdert u aan de zijkanten 1 st, tot u 131 (143) st. heeft. Bij een totale hoogte van het werk van 35 (37) cm gaat u voor de armsgaten afkanten: aan beide zijden eenmaal 6 st., tweemaal 2 st. en dan steeds 1 st., tot er 107 (115) over zijn. Als het armsgat 20 (21) cm hoog is, kant u voor de schouders aan beide zijden 4 maal 9 st. (2 x 10 en 2x9 st.) af en daarna de overige st. in eens voor de hals. VOORPAND. Dit breit u net eender totdat het armsgat 6 (7) cm hoog is. Dan kant u de middelste st. af en gaat met de helft van het aantal st. verder. Aan de halskant telkens na 1 cm 1 st. (Door onze mode-medewerkster) Hier heeft u dan weer zo'n patroon, dat behalve de twee getekende mo^ delletjes nog verschillende andere re- sultaten kan opleveren. Van tweeërlei stof is het eerste japonnetje en u ziet natuurlijk direct, dat hiermee nog an. dere variaties mogelijk zijn. Om er maar één te noemen: lijfje, zakken en mouwen van de éne, rok en schouder, passen van de andere stof. Moeten wij nu nog vertellen, dat het ook voor strepen en ruiten in verschillende richtingen zeer geschikt is?. Het twee. de figuurtje toont u een meer gekleed toiletje met schouderpassen en zakken, geborduurd in dezelfde kleur als het beleg van de kraag, manchetten en zakkleppen. Voor dit beleg kunt u vanzelfsprekend ook heel goed de ja. ponstof gebruiken. Wilt u een wat meer bewerkelijk borduurpatroon hebben, dan is het 't beste in een handwerkwinkel een strijkpatroon te kopen. Maar ook met zo'n heel een- voudig randje, zoals we allemaal wel zelf kunnen verzinnen, is iets moois te bereiken mits U voor een goede kleur, combinatie zorgt. Borduurwerk in de. zelfde tint of een nuance donkerder ot lichter dan de stof staat altijd gedis. tingeerd, maar ook een contrasterende kleur kan heel chic zijn. Kijkt U hier- voor maar eens bij de betere mode. zaken. Schouderpasjes en zakken van een andere stof en het borduursel in de kleur van de japonstof zal eveneens leuk staan. Aan U om uit al deze mo gelijkheden de juiste te kiezen! Voor een japon uit één stof heeft U nodig ca 2,75 M. van 130 breed. De pas jes knipt U los van het patroon. Het J^LEUTERS zijn over 't algemeen weinig critisch aangelegd. Ze nemen de mensen en dingen zoals ze zijn. Wel vragen ze vaak naar het waarom er van, maar dit is meer weetgierigheid dan critiek. Alleen wanneer ze persoonlijk hinder van één of ander ge beuren ondervinden, komt in de toon, waar op ze iets vragen, de critiek om de hoek kijken. Zo vraagt Wim verontwaardigd: „Waarom hebben de mensen de lucht ge maakt met zo'n hoop wind er in?" Hij wil n.l. autopedten en kan er niet tegen op ko men. Het is geen wonder, dat de kleuters zo ingesteld zijn. De wereld is immers vol met vreemde en wonderlijke dingen, die zij nog niet kunnen begrijpen. „Daar zit Ds. de W. in," zegt mijn kleine neef, als hij een orgel hoort spelen door de radio. Hij vraagt zich niet af, hoe die dominé daar dan in is geko men, en evenmin hoe dat nu kan; hij hoort hem immers en dat is genoeg. En de grote mensen, die gedragen zich immers zo vreemd, dat je er toch nooit bij kan. Hoe kan vader nu b.v. zeggen, dat je rustig moet wezen, omdat hij werken moet? Hij werkt immers helemaal niet, maar zit in een boek te kijken en slaat niet eens om. Het is dan maar beter, je in zulke dingen niet te verdiepen. Je komt er toch niet achter. Alleen het doen en laten van de eigen makkertjes, van zijn leeftijdgenootjes, daar kan een kind wél bij. En op dit gebied komt het eerst de critiek tot uiting. Het jongetje, dat zelf nog maar af en toe een ongelukje heeft, kijkt met een vernietigende blik naar de natte luiers van zijn kleine broertje. „Bah, wat een vieze jongen!" En Ineke, die in de trein smakelijk op haar duim zit te zuigen, trekt een ander kindje de duim uit de mond. Het bekende spreekwoord van de balk en de splinter gaat ook hier al op. De critiek op andere kinderen komt eerder dan de critiek op zich zelf. Die zelfcritiek is aanvankelijk nog niet anders dan een uit vloeisel van de critiek der volwassenen op het kind. Ik bedoel zo. Daar was b.v. Bob, een jongetje van drie. Hij had nog weinig met andere kinderen gespeeld, en wist zich daar door nog niet te schikken. Speelgoed af pakken en slaan was aan de orde van de dag. Meestal zette ik hem dan even in de hoek, om hem duidelijk te maken, dat hij stout was. Na een paar weken was Bob zo ver, dat hij uit zichzelf in de hoek ging staan, als hij een ander kind geplaagd had. Hij was zich dus bewust, stout te zijn geweest, zon der er nog het rechte begrip van te hebben." Als je een ander slaat, ben je stout, en moet je in de hoek", dat heeft hij er van begre pen en verder reikt zijn zelfcritiek nog niet. En wanneer ik hem niet in de hoek had ge zet of iets dergelijks, zou hij op dit punt nog helemaal geen zelfcritiek getoond hebben. Of een kind tot zelfcritiek komt, hangt dus allereerst van de omgeving af. Deze moet hem het inzicht bijbrengen van wat mooi en wat lelijk is; van wat goed, en wat verkeerd is. Rekening houdend natuurlijk met de maatstaven, die we een kind op een bepaalde leeftijd kunnen aanleggen. Van onze houding hangt heel veel af. Wanneer een klein kind b.v. een krachtterm gebruikt en U glimlacht, omdat dat woord zo weinig past bij zo'n klein ding, dan denkt dat kind: „Je mag het niét zeggen, maar ze vinden het toch wel leuk!" En U kunt er op rekenen, dat hij er nog wel eens meer mee voor de dag komt. Lelijk vindt hij het niet. De grote mensen vinden het immers ook niet lelijk? Ze lachen er om. Een kind kan alleen maar tot gezonde zelfcritiek komen, als zijn omgeving eerst gezonde critiek gegeven heeft. Critiek op 't gedrag van het kind en op zijn werk; niet op het kind zelf. Op school, ook op de kleuter school al, trachten we het kind te leren, zijn eigen werk critisch te bekijken. „Kijk eens, die vouw is een beetje scheef; je hebt te veel lijm gebruikt; kijk eens, nu zit er een vlek op," zoiets mogen we zeggen. Ten slotte zal een kind dan zelf op gaan letten, of een vouw precies is, e.d. Maar we mogen niet zeggen: „Wat werk je slordig; wat zit je te knoeien!" Want dan leveren we critiek op het kind in plaats van op het werk. Dan zetten we hem achteruit, in plaats van hem tot beter werk aan te sporen. Vooral kin deren, die daar gevoelig voor zijn, zouden dan een gevoel van minderwaardigheid krij gen, en denken: „Ik kan het toch niet!" Zo ziet U, hoe we op onze woorden moeten pas sen en we vergissen ons dan ook wel eens. Zo heel erg is dat nu ook weer niet. Want onze toon en houding tegenover het kind doen hier meer ter zake, dan woorden. Het is ook van belang om positieve cri tiek te geven. Critiek die opbouwt en niet afbreekt. We bereiken er ook veel meer mee. Alle kinderen worden graag groot of lief, of aardig gevonden. Wanneer we tegen een kind zeggen: „Wat doe jij klein!" of, „wat ben je vervelend!" dan vervult dat het kind met wrevel tegenover ons. En alleen onder drang (of misschien zelfs dwang) zal het zijn gedrag veranderen. Maar wanneer we zeggen: „Ik geloof, dat jij ook best lief kan spelen; laat eens kijken!" dan is het kind graag bereid, zich een beetje inspanning te getroosten om lief te zijn. En dan zal het zich afvragen: „Ben ik nu wel lief?" d.w.z. zijn eigen gedrag critisch bekijken. Voorlopig door onze ogen. En later, als het inzicht er is, door eigen. H. A. POSTMA—VAN ALBADA. voorpand maakt U naar verkiezing met of zonder sluiting. In het eerste geval knipt U het als hier gegeven, voor het andere neemt U de middenvoorlijn als stofvouw. U maakt het figuurnaadje in het voorpand, vouwt het beleg naar binnen en brengt de knoopsgaten aan. Dan stikt U voor- en rugpand op de schou derpassen, sluit de zij- en schouder naden en naait volgens de stippellijn een belegje tegen de kraag De mouw naad wordt gesloten en de onderkant, op de aangegeven plaats even inge- rimpeld, tussen de dubbele stof van de manchet genaaid. Dan zet U de mouw, over de kop iets ingehouden, met de naad ca 4 cm vóór de zijnaad in het armsgat. Tegen de zakken naait U het beleg van de klep, waarna U ze op de voorbaan stikt. De achterbaan voorziet U van bijschuinertjes, U sluit de zij naden en zet de rok aan het lijfje, dat op de aangegeven plaatsen even inge- rimpeld is. Het borduursel brengt U aan vóór U de japon in elkaar zet. Het verdient wel aanbeveling er een voe- rinkje onder te naaien. METEOORSTENEN BOVEN NIEUW-MEXICO Deskundigen van de universiteit van Nieuw-Mexico hebben sedert October zeven meteoorstenen van uitzonderlijke grootte waargenomen aan de Zuidwes telijke hemel. Een deskundige verklaar de, dat hij nog nooit zoveel stenen in zo korte tijd had gezien. Zij maakten, in tegenstelling tot normale meteoor stenen, geen geluid en bewogen zich in een rechte lijn. |N ZIJN OPENINGSRED1 van het gewest Noord- Schaatsenrijders Bond (de mr. H. W. Vliegen in kras zien van de verhoudingen 1 acht ijsclubs uit de KNSB de KNSB geen genoegen NIJB en kort na de sticht KNSB het verzoek, aldus den, ook t.a.v. de uitzend handen van de NIJB te st had gepoogd verandering spreker van mening, dat di oppositie. Langebaankampic dit jaar te St. Pc mr. VLIEGEN was vat Juist de laatste jaren aan voor de langebaansport er zending van prominente het buitenland was gedaa voren. „Overal was goedi samenwerking tussen het de verschillende commiss treffelijk" zei mr. Vlieger teer dat er geen sprake is enig conflict, voordat wij genaam" werden verrast mededeling bereikte, dat de bond hadden verlaten" zoek van de N. IJ- B„ d( van de langebaanwedstri dragen, kon de K. N. S. niet ingaan, meende mr. men het niet eens was ge gang van zaken, zou de c lijke manier zijn geweest vergadering met voorstell en deze te verdedigen. Di men heeft ondernomen, b EN VOORAL OP U\ vraagt Slechts 80 c Er is niet bete (Advertentie, 1 A: 't GooiEnschedese wijkEDO, Haarlem—Ve oleAGOVV, Heerenveen AheadFrisia, De Volewij 1 B: Oosterparkers- Blauw Wit—Sneek, Zw Achilles, Be Quick (Gr.)— DOS, EnschedeAjax, I RCH. 1 C: Willem II—ADO, 1 Eindhoven, FeijenoordN. RBC, MVV-BW, DHC—Sittardia. 1 D: Maurits—HDVS, Brabantia—NEC, Longa burgiaNoad, HBSSpa: montPSV. 2 A: StormvogelsWest HVC, WA—Baarn, Alt OSV, Helder—AFC 2 B: HerculesHRC, Schoten, De Kennemers— dam—UW, ZW—De Spa 3 A: TOG—Velsen, De tesse '22, Kinheim—Alw; DCGOWO, Terrasvoge APGSRivalen. 3 B: Watergraafsmeer— VVA—KW, JOS—DEM, Hilversum, RapiditasSI DEC. 3 C: IWAlkm. Boys, Wijk aan Zee, CSVBev perda—BKC, WSV '30—QS 4 A: SchagenTexel, Z. WatervogelsWieringerwa Bergen, VroneDTS, Grasshoppers. 4 B: HSVEVC, Purr Rijp, WW—Limmen, Ra: vogels '31, Zouaven—Asse 1St. George. 4 C: TDOTDW. LOC- tier, WBWZ, Zilverme merend, Energia—KBV, O 4 D: SDZWilskracht, SEMO, Zaanlandia—ZR' Swift, BDKAnimo, D. ETO. 4 E: DVAV-Wilh. Voo SLTO, DJKOranje Zw: H/leervogels, TIW—NEA,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 4