Zonen Nederland-Belgie in uw huiskamer Morgen be IN Zweden op alles voorbereid laid, 'beter n Hoe mooier de wedstrijd des te beter is bet verslag Het foefje met de goalgetters N"n AKKEtiVE AMSTERDAMS PODIUM NACHTWAKE MET HAMLET elliger i r Zns, Een radioreporier klapt uii de school JUWEEL VAN FlLMCOMEDIE^, MET KOSTELIJK VERHAAL DE blozende man die oud, kaal en gemoedelijk met de allure van kind-des-huizes voor de groene tafel trad, kwam me bekend voor. Een scha mele jas hing slobberig om z'n breed corpus en in zijn grote handen from melde hij een pet van beslist vooroor logse makelij. Toch lachte de man zijn drie tanden bloot en maakte een soort bruineberenbuiging in de richting van de toga's. rgriet"-Moeder Afmaal honderd- éi reikhalzend ;riet". persoonlijk lijke verhouding en. en kennen, wil Uit AMSTERDAM Stenenbrug 3IIC3IIOHOI ELEF. 4085 >IIOIIOIIO! ZATERDAGAVOND IS een radio-reportage van een voetbalwedstrijd nu moeilijk?" Deze vraag wordt mij dikwijls gesteld, vooral omstreeks de tijd dat er een interland wedstrijd in het zicht gekomen is. Ik moet een wat ontwijkend antwoord geven: een reportage van een voetbalwedstrijd kan óf gemakkelijk óf moeilijk bepaalt de wedstrijd zelf van het verslag; dat verslag, dat u in uw dag verslag, dat u mogelijk tuurlijk kan men ook wel een boeiende repor- adembenemend van ver- wel lijnrecht in strijd taak, welke aan de jour- Door Leo Pagano zijn. In de eerste plaats de lorm en de inhoud geldt zowel voor het blad leest als voor het via de radio hoort. Na- over de saaiste wedstrijd tage schrijven of er tellen, maar dit is toch met de voorlichtende nalist is toebedeeld. Hij moet zijn lezer of zijn hoorder een getrouw beeld geven van wat hij ziet; dat betekent dus, dat het verslag van een matig gespeelde wedstrijd nooit de indruk mag wekken, dat er een goede wedstrijd is gespeeld. Een berichtgever is afhSnkelijk van de kwaliteit van het gebodene en daarom zal de ene maal een verslag u beter bevallen dan de andere keer. punt tot stand kwam, intussen wach tend op het moment, dat de spelers zich weer hebben opgesteld voor de aftrap. Ik houd dan de man, die doel puntte, goed in het oog en zie hem b.v. op de rechtsbinnen- of linksbin nenplaats staan en kan dan met vrij grote zekerheid verklaren, wie de goal maakte. Het uit elkaar houden van de spelers wordt op de duur een routine: bij het regelmatig bezoeken van wedstrijden leer je de spelers kennen en vaak kan je hen reeds uit hun loop kennen. Bovendien is de plaats van het veld waar zij opduiken een aanduiding. VTIT zal het wel duidelijk zijn, dat niets gemakkelijker is dan een reportage te geven van een wedstrijd, waarin alles van het bekende dakje gaat; zo'n wed strijd, waarbij men loftrompetten te kort komt. Een verslag van deze wed- strijc zal er bij de lezers en luisteraars altijd ingaan en bovendien vindt het publiek niet alléén de wedstrijd prima maar ook het gesproken woord. Veel moeilijker wordt het mis schien geldt dit vooral voor de radio verslaggever als er matig of zeer slecht gespeeld wordt en er geen enkele reden is om het enthousiasme bij het publiek te wekken. Er zijn dan geen hoogtepunten, welke de reporter kan gebruiken om het publiek te doen mee leven. Zulk een verslag wordt in de regel kleurloos en kan 't publiek alles behalve bekoren. Merkwaardig is, dat onder zulke omstandigheden de luiste raars, die na de wedstrijd hun mening niet onder stoelen of banken steken, van mening zijn, dat niet de wedstrijd maar het verslag beneden de maat is gebleven. Wil dit publiek enerzijds, dat de reporter een objectief verslag geeft, aan de andere kant kan men doorgaans bezwaarlijk accepteren, dat de repor tage in mineur gesteld is, omdat dc wedstrijd slecht is. Hoe kent men öe spelers uit elkaar. MAAST de algemene beoordeling van een radio-verslag komt de beoor deling in détails. De grootste moeilijk heid ligt m.i. in het bouwen en het af maken van d3 eens begonnen zinnen. Bij het snel heen en weer golven van het spel moet de verslaggever trachten het geheel zo nauwkeurig mogelijk bij te houden en bovendien de nietsziende luisteraar een beeld geven van wat er op het moment zelf gebeurt en wie er op dat ogenblik bij betrokken zijn. Ieder, die wel eens een voetbalwed strijd heeft gezien, zal moeten toegeven dat het spel soms zo snel gaat, dat het amper doenlijk is alles op de voet te volgen. Wil men dit toch doen, dan komt men onwillekeurig in de verlei ding korte zinnen uit te spreken; en dan nog ontbreekt meestal de tijd om deze zinnen ook af te maken. Wanneer men b.v. begint te vertel len, dat er over de rechtervleugel een aanval wordt opgezet en deze aanval wordt, nog onder de woorden van de reporter, afgeslagen, terwijl een aanval op links bij de andere partij wordt in gezet, dan moet de verslaggever direct beginnen met de bespreking van die andere aanval. Hij zal echter zijn een maal begonnen zin niet zonder meer mogen afbreken. Om nu niet helemaal achter de feiten aan te hollen, zal de reporter zo af en toe onbetekenende handelingen zoals mislukte trappen, ver keerd geplaatste ballen, soms ook een ingooi, eenvoudig moeten overslaan. Dit kan zonder nadelen geschieden; de luisteraar verwacht een globaal beeld van de wedstrijd en het interesseert hem absoluut niet, of het nu Jansen of Pietersen was, die de bal over de zijlijn schoot. Het heeft dan ook geen zin dit te verbeteren. Toch is er wel iets, dat heel precies luistert, n.l. het noemen van de namen der spelers, vooral wanneer zij bijzon dere prestaties hebben verricht. Nu wil ik hier heus niet beweren dat er niet eens met de namen gegoocheld wordt, maar het noemen van de naam van hem, die een doelpunt maakte, geschiedt toch altijd met de grootste zorg. Hoe wij altijd precies weten, wie het doel punt scoorde? Bjj een interlandwedstryd als die van morgen is het niet zo moeilijk de Nederlandse spelers direct te herken nen en te noemen, tenzij er een zeer ingewikkelde situatie voor het doel ontstaat. De spelers van de tegenpartij zijn misschien wat moeilijker te her kennen. Weet ik de naam van de man, die scoorde niet direct dan zal ik in de regel eerst beschry ven, hoe het doel Voorbereiding op een interland reportage. ^ATTJURLLTX heeft ook de radio- reporter, die voor een bepaalde reportage is aangewezen, zijn voorbe reiding nodig. Hij zal trachten de na men van de spelers zo goed mogelijk van buiten te leren; vooral geldt dit voor de namen der buitenlandse spe lers. Verder zal hij zich vertrouwd ma ken met het noemen van koppels en namen, waarmee bedoeld worden de namen van de spelers, die qua opstel- lin geregeld tegenover elkaar komen te *taan, zoals de middenvoor en de Radio-reportage j^UST/G in hun huiskamers ge zeten zullen honderdduizen den morgenmiddag te li uur via Hilversum I (402 meterhet radio verslag van de voetbalwedstrijd NederlandBelgië volgen. Leo Pagano zal hen van alle gebeurte nissen op de groene grasmat pre cies op dc hoogte, stellen. Dat is geen gemakkelijke taak. Hoe hij daar zelf ove7 denkt, blijkt uit het nevenstaand artikel, dat Leo Pa gano vo -r ons blad schreef. spil, de rechtsbuiten en linksback, de linksbinnen en rechtshalf. De eerste tien minuten van de wed strijd zijn voor de verslaggever 1 et moeilijkst, hij moet dan trachten een band te scheppen met zijn luisteraars. Bij intuïtie voelt hij, wanneer het con tact met zijn luisteraars is gelegd. Bij slecht gespeelde wedstrijden voelt de verslaggever zich vaak hopeloos, want waar moet hij anderhalf uur over pra ten, ah er niets te zeggen valt. Het mij in een interlandwedstrijd wel eens gebeurd, dat ik halverwege een sterke drang moest onderdrukken er mee op te houden. Je krijgt dan plotseling de idee, met de opmerking „Kom nou zelf maar kijken, wat voor een rommel het is" te sluiten. Hoewel een reportage van anderhalf uur vermoeiend is, krijg je toch na af loop daarvan allerminst de neiging om er bij neer te vallen. Soms spijt het je zelfs, dat je al stoppen moet. Merkwaar dig is het ook, dat je als verslaggever de wedstrijd niet „ziet". De toeschou wer kan nog eens even over een be paalde aanval of het tot stand komen van een doelpunt nakaarten, de ver slaggever moet verder en heeft geen tijd er op terug te komen. SCoze zeevat (Advertentie, log. Med.) Lied van de week Blinde passagier Een dronken Plezierrijder reed tegen een boom, waardoor zijn 19-jarige vriend werd gedood. persbericht Naast het stuurrad van de auto, Achter 't dichtgeklapt portier, Zet de drankduivel zich neder Als een blinde passagier. Na wat kilometers rijden Zegt hij geheimzinnig: „Stop!" En in een obscuur café-tje Steken ze tezamen op. Als de drank is ingeslagen Wordt de reis weer voortgezet, Maar er wordt door de bestuurder Niet zo goed meer opgelet. Bij een nieuw café gekomen Brengt de blinde passagier d' Auto ongemerkt tot stilstand En offreert een glaasje bier. Na deez' korte onderbreking Gaan ze er alweer vandoor. Doch de slee van „zoveel duizend" blijft niet meer zo goed in spoor. Nógmaals wordt er opgestoken, Drie, vier, vijf maal binnen 't uur, De chauffeur, zichzelf niet niet meester, Hangt afwezig achter 't stuur. Dan neemt plots de ongeziene Grijnzende het stuur ter hand En de droevige gevolgen Leest men later in de krant JABSON Sterke verdediging van neutraliteit (Van onze correspondent in Zweden) £weden levert het bewijs, dat neutra liteit nog meer tot verdediging ver plicht dan de deelneming aan het At lantisch Pact. De afweervoorbereidin- gen van dit land zijn bijna voorbeeldig voor Europa, waarbij men wel moet bedenken, dat de zeven millioen Zwe den een langere grens te verdedigen hebben dan alle landen van het Atlan tisch Pact tezamen. Men weet, dat de veiligheid van de ondergrondse schuilkelders zeer betrek kelijk is. Daarom heeft men een fantastisch evacuatieplan tot in alle bijzonderhe den uitgewerkt. In geval van oorlog worden de bedreigde steden vrijwel geheel geëvacueerd. Ook de regering zal uit Stockholm vertrekken. Het is interessant, dat men geen vaste zetel voor haar heeft ge kozen, doch dat het gehele bestuurs apparaat verregaand gedecentraliseerd zal worden. In zulke dagen heeft men iedere Zweed nodig. Behalve de militaire op leiding zijn er verleden jaar 350.00b mensen in de burgerlijke verdediging opgeleid, dat wil dus zeggen 5 procent van de bevolking. Deze opleiding gaat door, zodat men op een leger van een millioen niet-dienstplichtigen kan re kenen, die in geval van oorlog belast zullen worden met de bescherming van de openbare gebouwen, de industriële ondernemingen en andere strategisch belangrijke punten, De ernst, waarme de de Zweden hierbij te werk gaan, blijkt duidelijk uit de grote evacuatie manoeuvres, die in de herfst gehouden werden en waarbij inderdaad drie ste den geëvacueerd werden. Van de militaire voorbereidingen van de Zweden weet de wereld wei nig af. Men mag deze niet onderschat ten. Het zijn hierbij minder de pres taties van divisies, maar wel die van de kleine eenheden, die de grootste waardering verdienen. De Zweden vertrouwen niet alleen op hun bossen en hun aan ontberingen gewende lichaam. Aan de uitrusting wordt de zorgvuldigste aandacht be steed. Toen de legerleiding vernam, dat sommige schoenen niet deugden, heeft men liever enige tienduizenden paren weggegooid, dan de soldaten minderwaardig materiaal te geven. PjE TIJD: 's nachts, tussen twee en drie uur. De plaats: een middelgroot hotel omtrent de Dam. De mise en scène: duisternis en mist. Die mist klam slierend rond de gevel van dat huis vol mensen, en kolkend om het dak. Af en toe pro beert de maan door al die nevel heen te boren. Amsterdam slaapt. Geen men sen, geen dieren, geen verkeer. Het is het stilste uur van alle vier-en-twintig van die dag. Een uur, waarin zich veel verbeelden laat, als men maar niet zo moe was en zo slaperig. Neen, er is maar één ding, in zo'n uur, dat telt: dat ene bed van die tweehonderd, waarop men zich direct aan alle verbeelding kan ont trekken. W7E gaan naar binnen. En binnen zit, onder een luifel matgroen licht, de nachtportier. We kennen hem als een wel vriendelijke, maar weinig spraak zame gezel van vroegere nachten. Hij zit daar, zoals hij vorige week zat. En zoals hij er volgende week en het vol gend jaar zal zitten: iemand die met dat rare, grotesk met goud bestikte uniform tegelijk doet denken aan een rustend Mandarijn, een U-bootkapitein en de voorzitter van een Hoge Raad van Inquisitie. Hij leest. Met twee handen houdt hij een klein rood boekje vast; een veelge lezen, slonzig bandje. Niet veel zaaks. Wat leest een Amsterdamse nachtpor tier ten slotte tussen twee en drie uur in de morgen? Het zal iets zijn tussen de eerste Havank en de laatste leugens van Lord Lister. Of Oppenheim. Hij mompelt wat. Een half-bewuste, goeddeels ingeslikte groet. En leest weer verder. En wij staan voor zijn hoge .smalle loge en wachten op het einde van de alinea, die zó spannend schijnt te zijn dat de allerlaatste gast die nacht moet staan te wachten. Hij zucht en legt het slonzig boekje neer. Kijkt ons aan, maar ziet ons niet. Lege ogen, die nog in het boekje dolen. En op dat ogenblik weten we heel be slist dat we niet welkom zijn. We had den een paar bladzijden vroeger, of later, moeten komen. Het is heel stil. Ergens tikt een klok. Verweg in het hotel ruist water. Nóg verder horen we de furieuze hysterie van Frankie Lai- r.e's Jezebel, ergens buiten het hotel waarschijnijk, zó ver. We zien de nachtportier gelaten aan, wachtend op het verlossende woord: het nummer van de kamer. En op de sleutel. Maar die rare Mandarijn dwaalt en doolt maar rond in het vreemd ge bied tussen het wakker zijn en slapen. Hij begint te glimlachen, maar we we ten niet of dat glimlachen voor ons of voor het boek bestemd is. En dan verdwalen z'n ogen opnieuw naar dat gore,, rode bandje, onder 't luifeltje van licht. Spannend?, vragen wij dan maar. Hij zwijgt en glimlacht. En zo zit hij daar. En wij staan daar, en op de een of andere manier is er iets raars in dat moment. De kleine Mandarijn pakt het boek je en hij zegt, ineens klaarwakker: „Hamlet.... heeft u dat wel eens ge lezen?" En wij: .O ja.... lees je hem n de Burgersdijkse vertaling of Hij lacht minachtend en zegt: „Wie eest nu Shakespeare in vertaling! Ik ken al zijn treurspelen, maar dit van Hamlet is het mooist van allemaal". J-JIJ schrijft ons in, in het grote boek der mensen, die voor een nacht teza men zijn. Voor één nacht, en die dan n J NIET zonder reden zijn de grote filmindustrieën ertoe overgegaan to neelstukken en romans te verfilmen: goede originele filmscenario's zijn bit ter schaars en een schrijver die over ren stond. En dat deed hem weer den ken aan de bekende souvenirs, die ovaral in Parijs te koop zijn: kleine, prachtige vergulde doch uit lood ge goten Eiffeltorentjes. Toen plots zag beeldende fantasie en feeling voor het hij ook een mogelijkheid voor zijn typische filmeffect beschikt is zijn ge wicht in goud waard. Zo'n man is T. E. B. Clarke, een der beste, gees tigste en oorspronkelijkste scenario schrijvers in het Britse filmbedrijf. Hij werkt sinds jaren voor Ealing Studios. Thans is er in Nederland een nieuwe oude idee van die bankbediende en de staven goud. En dat idee groeide dan uit tot een nieuwe film: „The Laven der Hill mob", hier thans „Morgen ben en goede staat van dienst last is met het toezicht op de Engelse goudvoorraad en het vervoer van baar goud van de smelterijen naar 's Rijks schatkelders. Hij speelt wel eens met de gedachte, welk een prachtig leven hij zou kunnen leiden als ook maar iets van dat vele goud 't zijne zou zijn. 't Is een onzinnig denkbeeld voor het buitenland, waar hij zijn paradijs je zou willen scheppen. Staatsgoud is echter moeilijk over de grens te krijgen en dus moet hij zijn plan weer laten schieten. Maar dan komt er een nieuwe kamerbewo ner in het nette pension, waar de bankbediende huist: een snuisterijen- ik rijk" geheten. De hoofdfiguur in „Morgen ben ik rijk" is een, in langjarige trouwe een nette bankbediende met een lange fabrikant - Stanley Holloway maakt j i maar hij er een kostelijk type van die zich het dienst al wat versleten geraakte bank- zinnen op mogelijkheden om een zen La- bediende hij wordt prachtig ge- ding goud aan haar bestemming te film uitgebracht waarvoor hij idee leverde en uitwerkte: „The o vender Hill mob" „Morgen ben ik speeld door Alec Guinness die be- onttrekken en weg te smokkelen naar rijk" een juweel van een filmco- medie. Wonderlijk zijn soms de aanleidingen, die Clarke tot een idee voor een film inspireerden. Samen met de befaamde filmer John Eldridge werkte Clarke twee jaar ge leden aan een scenario voor een thril ler. Hij had voor een bijrol een figuur ontworpen van een eerzaam burger mannetje, dat zich geleidelijk en haast ondanks zichzelf ontwikkelt tot oen misdadiger van wereldformaat. Goed raad wist Clarke er echter nog niet mee. Hij dacht aan de een of andere respectabele klerk bij de Bank of England, die voortdurend in aanraking zou zijn met baar goud. Maar hij zag geen kans om van zo'n man op aanne melijke wijze een fraudeur te maken zolang hij voor die figuur niet een mogelijkheid gevonden had om de goudstaven waarover hij het toezicht moest houden en waarvan hij er dan een paar zou willen verduisteren, met enig succes te verhandelen. Hij liet daarom het hele idee maar schieten. Op een dag echter vond hij bij de schoonmaak een oude ansichtkaart uit Parijs, waarop natuurlijk de Eiffelto- kan 't niet helemaal van zich afzetten, toelegt op de souvenir-industrie en in Steeds meer blijft het hem bezighou- zijn loodsmelterij regelmatig grote zen den en hu gaat tenslotte werkelijk dingen vergulde Eiffeltorentjes maakt, bestemd voor de Franse markt. Dan Stanley Holloway en Alec Guinness (met bolhoed) als de twee respectabele misdaad-compagnons uit „Morgen ben ik riik". ziet de bankbediende eindelijk een kans om zijn plan werkelijkheid te doen worden: een zending goudstaven verduisteren, omsmelten en naar Frankrijk verschepen in de vorm van onschuldige souvenir Eiffeltorentjes Een gouden toekomst ligt open Tot zover het begin van „The La- vender Hill mob" de bende van La- vender Hill., een keurige, oerdegelijke Londense straat van brave burgerluit jes, waaraan ook het pension van de twee samenzweerders staat. De tien tallen overrompelend geestige verras singen waarmee „Morgen ben ik rijk" in onze bioscopen triomphen viert, zult u hier niet verder onthuld vinden: u moet die film zélf gaan zien. Zélf gaan zien hoe meesterlijk dit dwaze verhaal zich ontwikkelt eerst als luchtige comedie met een fijn-mense lijk trekje, later als kolderachtige dol le klucht naar eer? onverwacht slot. Zo'n episode als tegen het einde wanneer de twee sympathieke misda digers in een politieauto gevlucht zijn en hun achtervolgers telkens op an dere dwaalsporen doen raken is ronduit meesterlijk Hier toont zich de Engelse filmcomedie op haar best! LONG SHOT. weer verder reizen. En als hij schrijft weten wij hoe weinig men van al die mensen weet. Daar zit de nachtportier die Hamlet leest. Alleen in de nacht, onder een schrale driehoek licht. Een nachtpor tier, wakend over honderd mensen, en zichzelf omringd met Horatio, Claudius, Polonius en de lieflijkste der vrouwen in dat spel van Hamlet: Ophelia. Een Amsterdamse nachtportier die terug- leeft naar dat oude kasteel, waarom de witte wolken en de grijze misten rook ten. en waartegen de oude zee kapot- sloeg, dag na dag en nacht na nacht. Een nachtportier, verdoold in de be hekste zalen van dat oude slot van El- seneur. Hij schreef ons in en gaf de sleutel. En bij het overgeven van die sleutel waren z'n hersens en z'n hart alweer opnieuw verdwaald in Elseneur. Hij zat ineengedoken over dat kleine, rode boek. Hij was bij Hamlet en Ophe lia, de lieflijkste van allen. En hij had gelijk. De mensen over wie hij waakte sliepen. De laatste man die was geko men, die wist de weg naar boven wel. En daarom las hij door en vergat de wereld en zijn huis vol mensen. Hij zat er als een kleine Mandarijn of U-bootkapitein. Hamlet was pas half uit. Hij had nog vier uur eer het mor gen was. ANTHONY VAN KAMPEN. OP HET MATJE Wachtende kinderen Zo Hein, zei de rechter, ben je daar weer? Dronkenschap en mishan deling, 't is weer lelijk mis hé? De man had het blijkbaar niet goed verstaan. Hij zei: „Redelijk wel, maar we worden een daggie ouwer. Da's 's werelds beloop, edelachtbare, 'k Heb u ook nog een paar jaartjes jonger gekend dan tegeswoordig, dat gaat zo En daarmee was het duidelijk, dat hier een vaste klant stond, gereed om z'n nieuwste penitentie in ontvangst te nemen. Trouwens, als zodanig ge droeg de verdachte zichzonder plan kenkoorts en met een soort kameraad schappelijke eerbied voor de magis traat, die hem in deugd overtrof, doch in leeftijd en kaalheid des hoofds even aarde. De rechter keek zijn klant eens aan en sprak op bijna overredende toon, want hij kon maar moeilijk snauwen tegen deze dagenplukkende bonhom- mist, wie de lol-in-het-leven op de blozende konen stond geschreven. Heb je nou nóg niet genoeg ge dronken in je leven? vroeg de rech ter. Hou je daar nou nooit mee op? Maar Hein zei: „Drinken moeten we allemaal. Een olifant gaat nog dood astie niet drinkt en dat is nou zó'n groot beest. Kan u nagaan: as ik niet meer dronk, dan was Hein gauw ge piept, late we eerlijk wezen". De jenever heeft je leven ver woest, Het jouwe en dat van je vrouw en kinderen, zei de rechter strak. En de man aan de andere kant van de groe- netafel had daar géén weerwoor op en boog het hoofd. Hij boog het onder de last van zestien veroordelingen twaalf ervan wegens belediging, huis vredebreuk, verzet en mishandeling, alles in dronkenschap gepleegd. Ik wil liever niet naar de stich ting, zei Hein en het leek of 'ie klei ner werd en kou leed. 'k Ben nou bij Merie, m'n tweede dochter en die d'r kinderen hebbe me nodig. Merakelse beste kinderen, 'k Zal beter oppassen. Geef me maar 'n week of drie as 't kan, edelachtbare, dan ben 'k met de Kersmis weer bij de jongens. De rechter keek opnieuw door zijn blinkende brilleglazen naar de oude man die met Kerstmis thuis wilde zijn bij Marie en de kinderen. Hij keek lang, peinzend en met iets van een mild en groot mededogen. En hij straf te met drie weken. Dat was weinig, maar de rechter zal er z'n reden voor hebben gehad. Misschien was het om de hopeloosheid van ouwe Hein, mis schien om Marie, die met betraande ogen op de tribune zat. Maar ik denk, dat het vooral was om de kleinkinde ren, die opa terug krijgen als de or gels weer zingen gaan van het Welbe hagen der engelen in mensen die van goeden wille zijn. KAREL

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 5