De stem van klokke Roeland zwijgt...
Een onschatbaar verlies...
15 December 1911 ontdekte
Roald Amundsen de Zuidpool
ZWERVEND DOOR VLAANDEREN (3)
Pijn in hei hari van de Gentenaar
Nog doet de lantaarn
opsteker zijn werk, maar
OP HET MATJE
Drilibol
VEERTIG JAAR GELEDEN....
:en maand later vond Scott zijn Noorse vlag
Poolhond als feestmaal...
fons wekelijkse
[korte verhaal
De armoe van God
(Van een onzer redacteuren)
Jl 1ST TOEN wij uit een nauwe doorgang met een smalle, schier oneindige
stenen wenteltrap op de verdieping kwamen, waar het klokkenspel hangt,
klonk in het inwendige van Gents trotse Belfort een vreemd geluid. Het was
een zacht gezoem, dat gepaard ging met het typische geknars van in elkaar
grijpende en langzaam ronddraaiende tandwieltjes. Toen kwamen koperen
draden in beweging en vielen snel achter elkaar de hamertjes op de kleine en
de grote klokken, die als een geweldige bronzen tros aan de dikke eikenhouten
balken hangen. Door de toch wel wat enge ruimte zong de grijze beiaard zijn
kwartier-deuntje. Het was of de lucht rondom ons door een geweldige macht in
beweging was gezet, zo gonsde en trilde het in onze orenOnder de half-
afgedekte galmgaten viel de dartele 'klokmuziek door de nevelige morgen, die
de stad omsluierde en de grote vergulde draak op de spits van de Belfort bijna
aan het oog onttrok.
TOEN ZWEGEN de klokken weer, zo-
als sinds enkele jaren ook de be
roemde klokke Roeland zijn geweldige
stem niet meer laat bonzen.
Honderden jaren klonk Roelanus
stem over deze plaats aan de samen
vloeiing van Schelde en Leie, door
Philips van Bourgondie reeds op 12
Augustus 1430 vereerd met zeer kost
bare privilegiën en door Keizer Karei
V boven alles bemind. Totdat er een
dag kwam, dat de stem Roeland m ae
steek liet. Zijn groots devies: „Mijn
Gent, mijn Volk, zo trots, zo trouw. Uw
taal en tolk, Bij vreugd en rouw" had
afgedaan. Een grote, dodelijke scheur
had het lichaam van de enorme klok
verminkt. Herstel was uitgesloten. Roe
land had uitgediend. Men heeft de ge
liefde klok uit het Belfort gehaald en
een blijvende rustplaats gegeven op het
gazon van een klein plantsoen dicht Dl]
IiET EENS OP
hoe blank en glanzend Uw tanden wor
den en hoe gaaf Uw gebit blijft, wanneer
U poetst met IVOROL. Tube 93-67-4lct
(Advertentie. Ing. Med.)
nE MAN had het uiterlijk van een
blanke koppensneller, maar dat
telde bij de beoordeling niet mee, want
hef signalement maakt nooit deel uit
van de dagvaarding. Hoogstens staat
het op de aanplakbiljetten, waarvan
ae politie zich bedient bij haar klop
jachten, maar dan moet Be al een Pie-
ter Jan Bruin, een bankrover of een
vermist millionnairskind zijn.
De in wollen truien en sjaals ver
pakte man, die vanochtend wantrou
wend voor de rechter schoof, was tioch
het één, noch het ander. HIJ was
paraplu-hersteller van beroep, vader
van veertien kinderen uit roeping en
zijn driftige aard was hem op zijn
levensbaan meegegeven bij wijze van
mmedzakelijke veiligheidsklep.
Ik ben bar driftig, maar m'n
aard Is schaaps, zei de verdachte, toen
de president hem vroeg hoe hij tot die
klap gekomen Was.
Schaaps?
Als een lam, da'S nou eerlijk en
eerlijk waar. Ze kenne over me
lichaam lope, maar die agent miek me
duivekaters. Me achterlich was deefek,
da's waar, maar dat wist ik niet. Zee
die agent: dat ie wefe. Zee ik: as
jij ogen in je achterhoof heb, hebbic
meer as een normaal mens. Hou je
grote bek, zeedie toen. Ik zee: as je os
buffer gebore ben, ken je maar moei
lijk een heer worde. Nou, toen wou
hij die fiets einsperre
De rechter zei, dat er Nederlands ge
praat moest worden, maar de man be
greep dat niet en betoogde, met pieke
rig handgebaar, dat die fiets geleend
Was van de buurvrouw. „Ik trok en die
peliesie trok en toen viel ik tegen
hem aan met me hand vooruit van de
Weeromstuit per ongeluk"
Precies met z'n vuist in m'n oog,
vulde de agent aan, toen zijn getuige
nis werd gevraagd. De man-in-het-wol
had getrokken, gerukt, gescholden en
geslagen „en de taal, die hij uitbraakte,
kan ik niet herhalen".
Het staat allemaal in de dagvaar
ding, zei de rechter. Ik begrijp niet,
hoe iemand zulke woorden kan vin
den.
Van de weeromstuit, zei de blan
ke scalpeerder. Die agent miek me
zenuwe op drift, dan ben 'k as 'n beer.
Ik vraag duizendmaal beleefd eks-
kuus.
De rechter ei teerde enige woorde
kens uif het strafregister en dat was
geen vers van Roland Holst Het werd
veertien dagen brommen. Daarom:
mocht ge voorlopig vergeefs uitzien
naar uw paraplu, zo weet, dat het ge
weten dient aan achterlicht en drif
tigheid. Maar de repareerder zit hoog
en droog. Voor de zesde keer in zijn
welbestede leven. KAREL.
de toren. En een nieuwe Roeland heeft
zijn plaats ingenomen.
Dit herinnert de mens er aan, hoe
veel schoons en goeds op de duur ver
dwijnt om nooit weer t° keren. Geluk
kig dat de deskundigen in het labora
torium te Brussel het in verval verke
rende meesterwerk van de oude Vlaam
se Schildersschool „De aanbidding van
het Lam Gods" van de Gebroeders Van
Eyck wèl wisten te herstellen. Binnen
kort zal het beroemde stuk weer terug
zijn op zijn oude plaats in de St. Baafs-
kathedraal. Dat zal voor Gent een blij
de dag zijn.
Het dansende licht
"pOCH MOET men met het voortgaan
der dagen afstand doen. Terwijl wij
het bovenstaande neerschreven, moes
ten wij onwillekeurig denken aan de
lantaarnopstekers van Antwerpen, die
binnen afzienbare tijd eindelijk toch
ook hun oud en nuttig beroep er aan
zullen moeten geven.
Maar in sommige wijken van de
Scheldestad kunt ge hem tegen het
vallen van de avond nog aan de arbeid
zien. Op een bepaald punt komt de
ploeg van tien bij elkaar voor het ap
pèl. Als de groep compleet is en men
er dus van verzekerd is, dat geen en
kele lantaarn donker zal blijven, wordt
het vertreksein gegeven. Elke lan
taarnopsteker heeft zijn eigen wijk.
Daar gaan ze dan met hun lange stok
ken en de kleine dansende vlammetjes
er boven op. Als het werk is geaa-u,
verzamelen de mannen met hun vlam
mende stokken zich weer op het punt
van uitgang. En 's morgens zwermen
ze opnieuw uit om de lichten te do
ven.
Het mogen dan lichtdragers zijn de
ze mannen, die met hun komst in ne
straat als het ware een nieuwe, gezel
lige winteravond „inluiden", zélf zijn
ze nu ontevreden. Voor ander werk
dikwijls niet meer geschikt, bracht dit
werk nog een welkome bijverdienste.
Maar het is spoedig gedaan. De stad
gaaf de gasvlammen vervangen door
electrische lampen. En dan blijft straks
van die schimmen in de avond met hun
lange lichtstaken ook weer alleen maar
een herinnering, soms nog verleven
digd door een plaatje in een prenten
boek, een door moeder verteld ver
haal of door een aantal dichtregels,
zoals b.v. Henri Bruning ze neer
schreef:
Hij is een kleine, oude man:
hij doet mij aan Zacheüs denken.
En werd ook die niet, toen de
[Meester kwam,
een dier geringen, die wij nooit
[gedenken?
Langzaam, over en weer, en iedre
[avond, gaat
van paa[ tot paal, van straat tot straat
zijn sjofelheid:
die ziet niet op, die ziet nooit op:
zijn arbeid is gering en in een
[poovre wijk,
maar schamelst 't aandeel aan
[het grote leven.
En hij weet niets van 't zachte beven
der blijde kleine lichtjes die
[achter hem ontluiken.
Z[jn arbeid is gering: nooit was
[hij voor iets anders te gebruiken..
£)E ZWEDEN en Noren hebben zich een bijna legendarische naam verwor-
ven met hun pooltochten. Onder hen zal de Noor Roald Amundsen de
grootste blijven in de geschiedenis. Hij nam zich eerst voor om arts te wor
den, doch ontdekte weldra bp zichzelf een zeer bijzondere hartstocht. Hij voel
de zich geroepen om onderzoekingen te verrichten in de poolstreken. Ener
giek als hp was, aarzelde hij geen moment om de richting van zijn loopbaan
te wpzigen. Hij maakte zicli vertrouwd met navigatie-instrumenten en be
studeerde ijverig alle problemen aan de zeevaart verbonden. Reeds op 28-jarige
leeftijd stond hij als kapitein op zijn eerste schip, de Gjöa, dat hem al ter
stond lauweren zou bezorgen.
A MUNDSEN voelde als eerste opdracht
in zijn nieuwe werkkring het ont
dekken van de doorvaart in het N.W.
door de Beringstraat. Ieder wenste hem
succes maar niemand geloofde er in. In
1903 verdween hij tussen de ijsbergen
van de Noordelijke IJszee en sindsdien
hoorde men herhaaldelijk geruchten
Boven Gent rijstPanorama van de oude stad, met de trotse Belfort.
Links de toren van de St. Baafskathedraal.
I I STELT er dus prijs op ook dit jaar
uw vacantie niet te benutten,
mijnheer Goudriaan?"
.Inderdaad mijnheer Giesing. Ik
voel het ais een morele belasting, al3
ik mijn werk in de steek iaat. Een rus
tige vacantie zou ik in geen geval
kunnen genieten. Ik hoor nu eenmaal
bij mijn werk hier."
Het korte dikke mannetje met de
kaal doorschemerende kruin wreef
nerveus langs zijn stofjas en keek na
dit antwoord afwachtend naar zijn chef
Deze tikte enige malen met een brief
opener op het bureau en keek de an
der aandachtig, maar met een zeker»
voldoening, aan.
Een ogenblik was het heel stil in hel
privékantoor van mr Giesing. Het tik
ken van de pendule gaf er iets plech
tigs aan, dat slechts verstoord werd
door het roezemoezige lawaai uit hel
bankgebouw, dat flauw tot hier door
drong.
„Tja. het is per slot van rekening uw
eigen wil", hervatte Giesing met een
fijn glimlachje, „wij zullen ons daai
natuurlijk niet tegen verzetten. Het i?
nu eenmaal in het belang van de zaak
en dat belang willen wij beiden zo
goed mogelijk trachten te dienen Wij
stellen het daarom zeer op prijs, dat u
gedurende al die jaren zoveel plichts
betrachting aan de dag hebt gelegd en
uw vacanties hieraan opofferde
Hij wachtte een moment om goed
het gewicht van zijn wporden uit te
laten komen, maar Goudriaan hoorde
de woorden van zijn chef uiterlijk on
bewogen aan.
„Hoeveel jaar is het nu al zo, dat o
geen vacantie wilt nemen?"
„Ik denk een jaar of twaalf
„Nu, het is een prestatie waarvoo'
ik u alle eer geef. Wij zouden natuui
lijk tijdelijk uw werk aan een andei
kunnen overdragen, maar ongetwijfeld
is het in uw handen het veiligst. Ik
behoef dus niet te zeggen, hoe wij uv
geste waarderen Bij de andere direc
tieleden zal ik er ten sterkste op aan
dringen, dat u een gratificatie word»
toegekend als compensatie ytoor uw
opoffering. Ik hoop, dat u daar genoe
gen mee zult kunnen nemen."
Goudriaan boog diep. „Dank u zeer".
JTNIGE minuten later had hij zijn
plaats ais kassier van de effecten
afdeling weer ingenomen. De straien
van een vrolijk zomerzonnetje vielen
gebroken door de getraliede vensters
van het bankgebouw naar binnert en
menige bediende wierp een verlangen
de blik naar dat lokkende licht. In
stilte de dagen tellend, die hem nog
van zijn vacantie scheidden. Plannen
werden gemaakt voor zorgeloze aagen
in lucht, zon en water, ver van de stof
fige bank, waar alleen de beurskoer
sen en de rentevoet het dagelijks ge
beuren uitmaakten.
Maar Goudriaan maakte geen plan
nen. Voor hem telden blijkbaar alleen
de belangen van de zaak en de zorg
voor zijn verantwoordelijk werk. Jaar
in, jaar uit, had hij de zomers voorbij
zien gaan, zonder van zijn piaats te
wijken en ook nu zou het niet anders
zijn.
De zomer verstreek. Terwijl cv-
andere personeelsleden, ongeacht hun
rang of leeftijd, nieuwe levenskracht
opdeden aan bos of strand, konden de
cliënten Goudriaan iedere dag op de
bank vinden
September liep ten einde en een paar
kille, druilerige regendagen kondigder.
reeds het najaar aan. Er was niemand
meer, die nog vacantie te goed had
Zij, die van hun vacantie waren te
ruggekeerd, hadden bij hun terugkomst
op de bank een meewarige blik gewor
pen op Goudriaan, die maar altoos on
verstoord doorging. Had hij dan nooit
eens lust om uit te blazen? Hij deed.
of de zaak zijn eigendom was! Als Je
goed naging, was hij toch maar een
verstokte conservatief! Enfin, dat moes"
hij per slot van rekening zelf weten
rij weren wel wijzer I
Het werd November. Gure wind
en regenvlagen rukten de bruinver-
kleurde bladeren van de bomen en na
men de plaats in van de levenbrengen
de zon. Op zulk een dag, dat buiten de
storm wild over daken en door de
straten joeg, gebeurde het onverwach
te
Toen om negen uur de loketten wer
den geopende bleek dat er nog een
plaats onbezet was.
Goudriaan was nog niet aanwezig en
dat was zeer vreemd. Hij was een man
van de klok, die nooit ziek was. Wat
zou er met hem aan de hand zijn?
Maatregelen werden genomen om zo
veel mogelijk het werk in zijn afde
ling voortgang te laten vinden. Hij
verscheen niet. Om kwart over tien liet
de directeur het werk een ogenblik
stoppen om mede te delen, dat hem
een ernstig bericht had bereikt. Kas
sier Goudriaan zou niet meer op de
bank verschijnen. Die ochtend was hij
aan een hartverlamming overleden. Hij
was voorgoed met vacantie gegaan
QNDER GROTE belangstelling van
personeel en directie vond de ter
aardebestelling plaats. De directeur
sprak in de aula een roerend afscheids
woord, waarin hij de overledene schet
ste als -een voorbeeld voor allen.
„Nimmer", zo zeide hij, „troffen wij
iemand aan, die zo plichtsgetrouw was
als hij Hij offerde in zijn leven arles
voor zijn werk op, zelfs zijn vacanties
en dit geheel onbaatzuchtig. Alle leden
van ons personeel dienen aan hem een
voorbeeld te nemen, aan deze rustige,
eerlijke werker. Niemand kan scnatten
hoe groot het verlies is. dat onze bank
door zijn heengaan heeft geleden
De nieuwe kassier, die direct na de
regrafenis van Goudriaan zijn werk
<wam overnemen, kreeg geen dankba-
•e taak. Het fteek maar al te zeer, dat
de woorden van de directeur, aan zijn
haar gesproken, geen holle fraze wa-
-en geweest. Het verlies w3s onschat
baar. Toen de kluis, waarin de
■aardevolle effecten werden bewaard,
pen gedaan werd. bleken die voor een
aanzienlijk deel,verdwenen te zijn...
In de plaats daarvan vond men slechts
een grote Btapel oude kranten..
over zijn dood tussen sneeuw en ijs.
Grote bewondering en ontzag oogstte
hij toen hij drie jaar later de Grote
Oceaan bereikte en gezond in het va
derland terugkeerde.
Als grootste opgave zag Amundsen
de onderzoekingen op en rond de
Noordpool. Terwijl hij overal lezingen
hield, trof hij in die tijd zeer veel voor
bereidingen voor zijn pooltocht. Hij
kocht hiervoor het schip van Nansen,
„de Fram". Korte tijd voordat hij hier
mee zee zou kiezen hoorde Amundsen
tot zijn grote teleurstelling dat Peary
hem voor was geweest en reeds in de
poolstreken rondzwierf. Toch gaf de
doorzetter opdracht om de voorberei
dende werkzaamheden voort te zetten.
„Ik ga toch", zei hij en onthield zich
van verder commentaar.
Naarhet zuiden.
DIJ HET VERTREK van de „Fram"
dacht ledereen dat Amundsen naar
het Noorden ging. Bij Madeira gekomen
veranderde hij plotseling van koers en
vertelde hij zijn metgezellen het grote
plan om als eersten te trachten de Zuid
pool te bereiken. Heel de wereld keek
ervan op maar bijzonder veel indruk
maakte dit bericht wel op de Engels
man Scott, die met gelijksoortige plan
nen in Australië vertoefde. Amundsen
stelde zijn rivaal telegrafisch op de
hoogte van zijn plannen, vastbesloten
ditmaal de eerste te zijn. Voor de
Noordpool was hij te laat geweest.
Diep tragisch is het verhaal van deze
twee worstelaars in sneeuw en ijs, zich
slepend door witte, bijna onbegaanbare
velden met een snerpende kou. In geen
duizenden jaren was er ooit een mens
op de gedachte gekomen deze zuidelijk
ste punt van de aarde te gaan verken
nen. Dan, in 19111912 staan met een
tussenruimte van een maand, twee kei
harde mannen schreiend bij hun vlag
aan de Zuidpool.
Amundsen schreit van vreugde: Hij
is de eerste. Op 15 December uiten hij
en zijn metgezellen wilde vreugde
kreten. Met behulp van hun instrumen
ten stellen zij vast dat zij de pool be
reikt hebben. Een mast met kleine vlag
wordt door vijf mannen tegelijk ge
plant. Fier wappert het Noorse dundoek
in de ijzige wind tot glorie van Amund
sen, een maand later tot verslagenheid
van Scott. Amundsen schrijft over het
grootse ogenblik, wanneer hij de vlag
plant: „Om de Noordpoolstreken ben ik
poolreiziger geworden en nu bevind ik
mij aan de Zuidpool. Kan men zich iets
denken, dat meer tegengesteld aan el
kaar is?" Op de plaats waar de vlag
staat wordt een eenvoudig feestmaal
aangericht: zij slachten een poolhond!
De hond was zo mager, verklaart
Amundsen, dat hij de terugtocht toch
niet meer had kunnen volbrengen. De
een z'n brood is nu eenmaal altijd de
ander z'n dood geweest. Hoe profetisch
klonken deze woorden voor zijn rivaal
Scott, maar dat kon zelfs Amundsen
niet vermoeden.
Het einde.
J7EN MAAND later vinden Scott en de
zijnen de achtergebleven triomfteke
nen van Amundsen's overwinning aan
de Zuidpool. Zij staren met tranen in
de ogen naar de Noorse vlag waar Scott
de Union Jack naast plant. Hij vindt
een brief van Amundsen met een ver
zoek om deze aan koning Haakon van
Noorwegen te zenden. Niettegenstaande
zijn teleurstelling neemt Scott deze op
dracht op zich. Over de Zuidpool
schrijft hij: „Er is hier niets te zien wat
zich van de afschuwelijke eentonigheid
der laatste dagen onderscheidt".
Niemand zal ooit zijn gemoedstoestand
van dat ogenblik kunnen peilen, want
Scott zou de bewoonde wereld nooit
weer terug zien. Op de terugtocht vin
den hij en zijn metgezellen door gebrek
aan voedsel en brandstof de dood. Dat
was einde Maart 1912. Als laatste wens
schreef hij neer: „Zendt dit dagboek
aan mijn weduwe".
Ook Amundsen stierf in zijn poolhar-
nas. Op een hulpexpeditie naar de
Noordpool stortte hij in 1928 met een
vliegtuig in de IJszee. Men heeft nooit
enig teken van hem teruggevonden.
NAAR VASTE GROND
TEZUS CHRISTUS is als Jood gebo-
J ren. Zijn taal, zijn cultuur, zijn gods
dienst waren die van het Joodse volk.
Wie echter taal, godsdienst en cultuur
van de Joden kent, staat niet langer
verwonderd over het feit dat het de
Joden intens moeilijk viel om in Jezus
Christus de Zoon van God te zien. Een
God in armoe, een Godszoon in een
krib: het zijn dingen die ons nog ver
staan. En temeer de Jood uit het begin
van onze jaartelling. Want het Joden
dom van die dagen leefde uit de
gedachte van de radicale transcenden
tie. God was een hemel hoog van de
aarde verwijderd. Gods naam mocht
niet uitgesproken worden. Andere om
schrijvingen moesten de eigenlijke
Godsnaam Jahwè vervangen Een di
recte relatie tussen de wereld van God
en de wereld van de mensen bestond
er nauwelijks. In plaats van het direc
te contact was er het indirecte contact
via de engelen. De engelen als semi-
goddelijke wezens waren het, die de
verbinding tussen de hemel en de aar
de bewerkten.
Wij kunnen ons eigenlijk nauwelijks
indenken, hoe beklemmend deze Jood
se gedachte was. En hoe moeilijk ook
om van de gedachte van de starre
transcedentie over te gaan tot de aan
bidding van het aardse kind. Onze ver
beelding schiet in dit opzicht tekort.
Wie echter een roman leest als van
Kafka „Het Slot", gaat iets voelen van
de hier aangeduide beklemming.
In dit boek gaat het namelijk om een
landmeter, die tewerk gesteld wordt
in een dorp dat bij het kasteel van een
graaf behoort. Althans hij meent aan
gesteld te zijn. Maar de moeilijkheid
om echt aan het werk te komen is im
mens groot. De landmeter tracht op al
lerlei wijzen een rechtstreeks contact
met het kasteel te bewerken, om zo een
goede basis voor zijn werk te vinden.
Maar dit mislukt hem ten enen male.
Over de graaf wordt in dit boek niet
eens gesproken. Want niemand heeft
hem ooit gezien. Op mysterieuze wijze
wordt de graaf echter omringd door
een leger hogere en lagere ambtenaren.
Zij schrijven in eindeloze acten. De
hogere ambtenaren zijn ongenaakbaar.
En zelfs tot de lagere ambtenaren ver
mag de landmeter slechts met de
grootste moeite door te dringen. En
wat hij dan nog te weten komt over
zich zelf en zijn positie in het dorp
waar hij werken en leven wil, is eigen
lijk niets. Hij ontvangt brieven van
een bode die bij een ambtenaar werkt.
Maar of deze bode werkelijk een bode
is, of de ambtenaar van wie hij het be
trokken bericht gekregen heeft wer
kelijk de ambtenaar is die bedoeld
wordt, het blijft alles in het duister.
En de brieven zelf zijn oud, misschien
wel jaren geleden geschreven, toen de
landmeter nog niet eens in het dorp
was.
Hoe dan ook, het directe contact met
het slot en met z'n machthebbers is
onmogelijk tot stand te brengen. En
toch vreest ieder het slot en de macht
die er van uitstraalt. Zonder directe
woorden, zonder directe bevelen houdt
het slot het hele dorp in zijn macht.
Het dorp ligt in de beklemming van
de ambtenaren van de graaf, zonder
dat deze ambtenaren laat staan de
graaf zich ooit bemoeien met de ge
wone mens uit het dorp. Het meest
merkwaardige is wel dit. De landme
ter kan niet eens de weg naar het slot
vinden. Elke weg die naar het slot lijkt
te voeren, loopt alleen maar in kringen
om het slot heen.
Kafka was een moderne Jood. Maar
wat hij in deze roman gegeven heeft
is een verstenende beklemming. God
is ver. Niemand heeft ooit God gezien.
Er leidt geen directe weg tot God.
Zelfs de boden van God zijn zwijgend
gehuld in het kleed van het mysterie
Nooit weet men, of men met God en
zijn woord te maken heeft. En toch
houdt deze God alles in zijn klem en
beklemming. Al het menselijke staat
in de akten Gods genoteerd. God oor
deelt daarover. Maar God vergeeft
niet. Immers, wanneer Gods werk door
een leger hogere en lagere ambtenaren
wordt verricht, dan kan dit leger wets-
betrachters alleen maar oordelen, nooit
vergeven. Het is als met een rechtbank.
Een rechtbank kan ook alleen maar
(ver) oordelen, maar nooit een woord
van genade, van vergeving of verlos
sing spreken. Een God die een recht
bank van ambtenaren zou zijn, het is
de meest verkillende gedachte.
Het is advent. Wij bereiden ons voor
op de komst. Op de komst van God in
de armoe der wereld. God is niet ver.
Hij komt niet in engelen of modern
uitgedrukt, in ambtenaarsgewaad tot
ons. Hij komt zelf Maar dan als kind.
Als kind dat wij moeten opnemen, dat
wij moeten ontvangen. Want een'niet
ontvangen kind, gaat terug naar waar
uit het kwam.
- Kolandirasti, ji^. wiTfcSfiiK
i (Advertentie, Ing, Med.)