De stem van klokke Roeland zwijgt... Een onschatbaar verlies... 15 December 1911 ontdekte Roald Amundsen de Zuidpool ZWERVEND DOOR VLAANDEREN (3) Pijn in hei hari van de Gentenaar Nog doet de lantaarn opsteker zijn werk, maar OP HET MATJE Drilibol VEERTIG JAAR GELEDEN.... :en maand later vond Scott zijn Noorse vlag Poolhond als feestmaal... fons wekelijkse [korte verhaal De armoe van God (Van een onzer redacteuren) Jl 1ST TOEN wij uit een nauwe doorgang met een smalle, schier oneindige stenen wenteltrap op de verdieping kwamen, waar het klokkenspel hangt, klonk in het inwendige van Gents trotse Belfort een vreemd geluid. Het was een zacht gezoem, dat gepaard ging met het typische geknars van in elkaar grijpende en langzaam ronddraaiende tandwieltjes. Toen kwamen koperen draden in beweging en vielen snel achter elkaar de hamertjes op de kleine en de grote klokken, die als een geweldige bronzen tros aan de dikke eikenhouten balken hangen. Door de toch wel wat enge ruimte zong de grijze beiaard zijn kwartier-deuntje. Het was of de lucht rondom ons door een geweldige macht in beweging was gezet, zo gonsde en trilde het in onze orenOnder de half- afgedekte galmgaten viel de dartele 'klokmuziek door de nevelige morgen, die de stad omsluierde en de grote vergulde draak op de spits van de Belfort bijna aan het oog onttrok. TOEN ZWEGEN de klokken weer, zo- als sinds enkele jaren ook de be roemde klokke Roeland zijn geweldige stem niet meer laat bonzen. Honderden jaren klonk Roelanus stem over deze plaats aan de samen vloeiing van Schelde en Leie, door Philips van Bourgondie reeds op 12 Augustus 1430 vereerd met zeer kost bare privilegiën en door Keizer Karei V boven alles bemind. Totdat er een dag kwam, dat de stem Roeland m ae steek liet. Zijn groots devies: „Mijn Gent, mijn Volk, zo trots, zo trouw. Uw taal en tolk, Bij vreugd en rouw" had afgedaan. Een grote, dodelijke scheur had het lichaam van de enorme klok verminkt. Herstel was uitgesloten. Roe land had uitgediend. Men heeft de ge liefde klok uit het Belfort gehaald en een blijvende rustplaats gegeven op het gazon van een klein plantsoen dicht Dl] IiET EENS OP hoe blank en glanzend Uw tanden wor den en hoe gaaf Uw gebit blijft, wanneer U poetst met IVOROL. Tube 93-67-4lct (Advertentie. Ing. Med.) nE MAN had het uiterlijk van een blanke koppensneller, maar dat telde bij de beoordeling niet mee, want hef signalement maakt nooit deel uit van de dagvaarding. Hoogstens staat het op de aanplakbiljetten, waarvan ae politie zich bedient bij haar klop jachten, maar dan moet Be al een Pie- ter Jan Bruin, een bankrover of een vermist millionnairskind zijn. De in wollen truien en sjaals ver pakte man, die vanochtend wantrou wend voor de rechter schoof, was tioch het één, noch het ander. HIJ was paraplu-hersteller van beroep, vader van veertien kinderen uit roeping en zijn driftige aard was hem op zijn levensbaan meegegeven bij wijze van mmedzakelijke veiligheidsklep. Ik ben bar driftig, maar m'n aard Is schaaps, zei de verdachte, toen de president hem vroeg hoe hij tot die klap gekomen Was. Schaaps? Als een lam, da'S nou eerlijk en eerlijk waar. Ze kenne over me lichaam lope, maar die agent miek me duivekaters. Me achterlich was deefek, da's waar, maar dat wist ik niet. Zee die agent: dat ie wefe. Zee ik: as jij ogen in je achterhoof heb, hebbic meer as een normaal mens. Hou je grote bek, zeedie toen. Ik zee: as je os buffer gebore ben, ken je maar moei lijk een heer worde. Nou, toen wou hij die fiets einsperre De rechter zei, dat er Nederlands ge praat moest worden, maar de man be greep dat niet en betoogde, met pieke rig handgebaar, dat die fiets geleend Was van de buurvrouw. „Ik trok en die peliesie trok en toen viel ik tegen hem aan met me hand vooruit van de Weeromstuit per ongeluk" Precies met z'n vuist in m'n oog, vulde de agent aan, toen zijn getuige nis werd gevraagd. De man-in-het-wol had getrokken, gerukt, gescholden en geslagen „en de taal, die hij uitbraakte, kan ik niet herhalen". Het staat allemaal in de dagvaar ding, zei de rechter. Ik begrijp niet, hoe iemand zulke woorden kan vin den. Van de weeromstuit, zei de blan ke scalpeerder. Die agent miek me zenuwe op drift, dan ben 'k as 'n beer. Ik vraag duizendmaal beleefd eks- kuus. De rechter ei teerde enige woorde kens uif het strafregister en dat was geen vers van Roland Holst Het werd veertien dagen brommen. Daarom: mocht ge voorlopig vergeefs uitzien naar uw paraplu, zo weet, dat het ge weten dient aan achterlicht en drif tigheid. Maar de repareerder zit hoog en droog. Voor de zesde keer in zijn welbestede leven. KAREL. de toren. En een nieuwe Roeland heeft zijn plaats ingenomen. Dit herinnert de mens er aan, hoe veel schoons en goeds op de duur ver dwijnt om nooit weer t° keren. Geluk kig dat de deskundigen in het labora torium te Brussel het in verval verke rende meesterwerk van de oude Vlaam se Schildersschool „De aanbidding van het Lam Gods" van de Gebroeders Van Eyck wèl wisten te herstellen. Binnen kort zal het beroemde stuk weer terug zijn op zijn oude plaats in de St. Baafs- kathedraal. Dat zal voor Gent een blij de dag zijn. Het dansende licht "pOCH MOET men met het voortgaan der dagen afstand doen. Terwijl wij het bovenstaande neerschreven, moes ten wij onwillekeurig denken aan de lantaarnopstekers van Antwerpen, die binnen afzienbare tijd eindelijk toch ook hun oud en nuttig beroep er aan zullen moeten geven. Maar in sommige wijken van de Scheldestad kunt ge hem tegen het vallen van de avond nog aan de arbeid zien. Op een bepaald punt komt de ploeg van tien bij elkaar voor het ap pèl. Als de groep compleet is en men er dus van verzekerd is, dat geen en kele lantaarn donker zal blijven, wordt het vertreksein gegeven. Elke lan taarnopsteker heeft zijn eigen wijk. Daar gaan ze dan met hun lange stok ken en de kleine dansende vlammetjes er boven op. Als het werk is geaa-u, verzamelen de mannen met hun vlam mende stokken zich weer op het punt van uitgang. En 's morgens zwermen ze opnieuw uit om de lichten te do ven. Het mogen dan lichtdragers zijn de ze mannen, die met hun komst in ne straat als het ware een nieuwe, gezel lige winteravond „inluiden", zélf zijn ze nu ontevreden. Voor ander werk dikwijls niet meer geschikt, bracht dit werk nog een welkome bijverdienste. Maar het is spoedig gedaan. De stad gaaf de gasvlammen vervangen door electrische lampen. En dan blijft straks van die schimmen in de avond met hun lange lichtstaken ook weer alleen maar een herinnering, soms nog verleven digd door een plaatje in een prenten boek, een door moeder verteld ver haal of door een aantal dichtregels, zoals b.v. Henri Bruning ze neer schreef: Hij is een kleine, oude man: hij doet mij aan Zacheüs denken. En werd ook die niet, toen de [Meester kwam, een dier geringen, die wij nooit [gedenken? Langzaam, over en weer, en iedre [avond, gaat van paa[ tot paal, van straat tot straat zijn sjofelheid: die ziet niet op, die ziet nooit op: zijn arbeid is gering en in een [poovre wijk, maar schamelst 't aandeel aan [het grote leven. En hij weet niets van 't zachte beven der blijde kleine lichtjes die [achter hem ontluiken. Z[jn arbeid is gering: nooit was [hij voor iets anders te gebruiken.. £)E ZWEDEN en Noren hebben zich een bijna legendarische naam verwor- ven met hun pooltochten. Onder hen zal de Noor Roald Amundsen de grootste blijven in de geschiedenis. Hij nam zich eerst voor om arts te wor den, doch ontdekte weldra bp zichzelf een zeer bijzondere hartstocht. Hij voel de zich geroepen om onderzoekingen te verrichten in de poolstreken. Ener giek als hp was, aarzelde hij geen moment om de richting van zijn loopbaan te wpzigen. Hij maakte zicli vertrouwd met navigatie-instrumenten en be studeerde ijverig alle problemen aan de zeevaart verbonden. Reeds op 28-jarige leeftijd stond hij als kapitein op zijn eerste schip, de Gjöa, dat hem al ter stond lauweren zou bezorgen. A MUNDSEN voelde als eerste opdracht in zijn nieuwe werkkring het ont dekken van de doorvaart in het N.W. door de Beringstraat. Ieder wenste hem succes maar niemand geloofde er in. In 1903 verdween hij tussen de ijsbergen van de Noordelijke IJszee en sindsdien hoorde men herhaaldelijk geruchten Boven Gent rijstPanorama van de oude stad, met de trotse Belfort. Links de toren van de St. Baafskathedraal. I I STELT er dus prijs op ook dit jaar uw vacantie niet te benutten, mijnheer Goudriaan?" .Inderdaad mijnheer Giesing. Ik voel het ais een morele belasting, al3 ik mijn werk in de steek iaat. Een rus tige vacantie zou ik in geen geval kunnen genieten. Ik hoor nu eenmaal bij mijn werk hier." Het korte dikke mannetje met de kaal doorschemerende kruin wreef nerveus langs zijn stofjas en keek na dit antwoord afwachtend naar zijn chef Deze tikte enige malen met een brief opener op het bureau en keek de an der aandachtig, maar met een zeker» voldoening, aan. Een ogenblik was het heel stil in hel privékantoor van mr Giesing. Het tik ken van de pendule gaf er iets plech tigs aan, dat slechts verstoord werd door het roezemoezige lawaai uit hel bankgebouw, dat flauw tot hier door drong. „Tja. het is per slot van rekening uw eigen wil", hervatte Giesing met een fijn glimlachje, „wij zullen ons daai natuurlijk niet tegen verzetten. Het i? nu eenmaal in het belang van de zaak en dat belang willen wij beiden zo goed mogelijk trachten te dienen Wij stellen het daarom zeer op prijs, dat u gedurende al die jaren zoveel plichts betrachting aan de dag hebt gelegd en uw vacanties hieraan opofferde Hij wachtte een moment om goed het gewicht van zijn wporden uit te laten komen, maar Goudriaan hoorde de woorden van zijn chef uiterlijk on bewogen aan. „Hoeveel jaar is het nu al zo, dat o geen vacantie wilt nemen?" „Ik denk een jaar of twaalf „Nu, het is een prestatie waarvoo' ik u alle eer geef. Wij zouden natuui lijk tijdelijk uw werk aan een andei kunnen overdragen, maar ongetwijfeld is het in uw handen het veiligst. Ik behoef dus niet te zeggen, hoe wij uv geste waarderen Bij de andere direc tieleden zal ik er ten sterkste op aan dringen, dat u een gratificatie word» toegekend als compensatie ytoor uw opoffering. Ik hoop, dat u daar genoe gen mee zult kunnen nemen." Goudriaan boog diep. „Dank u zeer". JTNIGE minuten later had hij zijn plaats ais kassier van de effecten afdeling weer ingenomen. De straien van een vrolijk zomerzonnetje vielen gebroken door de getraliede vensters van het bankgebouw naar binnert en menige bediende wierp een verlangen de blik naar dat lokkende licht. In stilte de dagen tellend, die hem nog van zijn vacantie scheidden. Plannen werden gemaakt voor zorgeloze aagen in lucht, zon en water, ver van de stof fige bank, waar alleen de beurskoer sen en de rentevoet het dagelijks ge beuren uitmaakten. Maar Goudriaan maakte geen plan nen. Voor hem telden blijkbaar alleen de belangen van de zaak en de zorg voor zijn verantwoordelijk werk. Jaar in, jaar uit, had hij de zomers voorbij zien gaan, zonder van zijn piaats te wijken en ook nu zou het niet anders zijn. De zomer verstreek. Terwijl cv- andere personeelsleden, ongeacht hun rang of leeftijd, nieuwe levenskracht opdeden aan bos of strand, konden de cliënten Goudriaan iedere dag op de bank vinden September liep ten einde en een paar kille, druilerige regendagen kondigder. reeds het najaar aan. Er was niemand meer, die nog vacantie te goed had Zij, die van hun vacantie waren te ruggekeerd, hadden bij hun terugkomst op de bank een meewarige blik gewor pen op Goudriaan, die maar altoos on verstoord doorging. Had hij dan nooit eens lust om uit te blazen? Hij deed. of de zaak zijn eigendom was! Als Je goed naging, was hij toch maar een verstokte conservatief! Enfin, dat moes" hij per slot van rekening zelf weten rij weren wel wijzer I Het werd November. Gure wind en regenvlagen rukten de bruinver- kleurde bladeren van de bomen en na men de plaats in van de levenbrengen de zon. Op zulk een dag, dat buiten de storm wild over daken en door de straten joeg, gebeurde het onverwach te Toen om negen uur de loketten wer den geopende bleek dat er nog een plaats onbezet was. Goudriaan was nog niet aanwezig en dat was zeer vreemd. Hij was een man van de klok, die nooit ziek was. Wat zou er met hem aan de hand zijn? Maatregelen werden genomen om zo veel mogelijk het werk in zijn afde ling voortgang te laten vinden. Hij verscheen niet. Om kwart over tien liet de directeur het werk een ogenblik stoppen om mede te delen, dat hem een ernstig bericht had bereikt. Kas sier Goudriaan zou niet meer op de bank verschijnen. Die ochtend was hij aan een hartverlamming overleden. Hij was voorgoed met vacantie gegaan QNDER GROTE belangstelling van personeel en directie vond de ter aardebestelling plaats. De directeur sprak in de aula een roerend afscheids woord, waarin hij de overledene schet ste als -een voorbeeld voor allen. „Nimmer", zo zeide hij, „troffen wij iemand aan, die zo plichtsgetrouw was als hij Hij offerde in zijn leven arles voor zijn werk op, zelfs zijn vacanties en dit geheel onbaatzuchtig. Alle leden van ons personeel dienen aan hem een voorbeeld te nemen, aan deze rustige, eerlijke werker. Niemand kan scnatten hoe groot het verlies is. dat onze bank door zijn heengaan heeft geleden De nieuwe kassier, die direct na de regrafenis van Goudriaan zijn werk <wam overnemen, kreeg geen dankba- •e taak. Het fteek maar al te zeer, dat de woorden van de directeur, aan zijn haar gesproken, geen holle fraze wa- -en geweest. Het verlies w3s onschat baar. Toen de kluis, waarin de ■aardevolle effecten werden bewaard, pen gedaan werd. bleken die voor een aanzienlijk deel,verdwenen te zijn... In de plaats daarvan vond men slechts een grote Btapel oude kranten.. over zijn dood tussen sneeuw en ijs. Grote bewondering en ontzag oogstte hij toen hij drie jaar later de Grote Oceaan bereikte en gezond in het va derland terugkeerde. Als grootste opgave zag Amundsen de onderzoekingen op en rond de Noordpool. Terwijl hij overal lezingen hield, trof hij in die tijd zeer veel voor bereidingen voor zijn pooltocht. Hij kocht hiervoor het schip van Nansen, „de Fram". Korte tijd voordat hij hier mee zee zou kiezen hoorde Amundsen tot zijn grote teleurstelling dat Peary hem voor was geweest en reeds in de poolstreken rondzwierf. Toch gaf de doorzetter opdracht om de voorberei dende werkzaamheden voort te zetten. „Ik ga toch", zei hij en onthield zich van verder commentaar. Naarhet zuiden. DIJ HET VERTREK van de „Fram" dacht ledereen dat Amundsen naar het Noorden ging. Bij Madeira gekomen veranderde hij plotseling van koers en vertelde hij zijn metgezellen het grote plan om als eersten te trachten de Zuid pool te bereiken. Heel de wereld keek ervan op maar bijzonder veel indruk maakte dit bericht wel op de Engels man Scott, die met gelijksoortige plan nen in Australië vertoefde. Amundsen stelde zijn rivaal telegrafisch op de hoogte van zijn plannen, vastbesloten ditmaal de eerste te zijn. Voor de Noordpool was hij te laat geweest. Diep tragisch is het verhaal van deze twee worstelaars in sneeuw en ijs, zich slepend door witte, bijna onbegaanbare velden met een snerpende kou. In geen duizenden jaren was er ooit een mens op de gedachte gekomen deze zuidelijk ste punt van de aarde te gaan verken nen. Dan, in 19111912 staan met een tussenruimte van een maand, twee kei harde mannen schreiend bij hun vlag aan de Zuidpool. Amundsen schreit van vreugde: Hij is de eerste. Op 15 December uiten hij en zijn metgezellen wilde vreugde kreten. Met behulp van hun instrumen ten stellen zij vast dat zij de pool be reikt hebben. Een mast met kleine vlag wordt door vijf mannen tegelijk ge plant. Fier wappert het Noorse dundoek in de ijzige wind tot glorie van Amund sen, een maand later tot verslagenheid van Scott. Amundsen schrijft over het grootse ogenblik, wanneer hij de vlag plant: „Om de Noordpoolstreken ben ik poolreiziger geworden en nu bevind ik mij aan de Zuidpool. Kan men zich iets denken, dat meer tegengesteld aan el kaar is?" Op de plaats waar de vlag staat wordt een eenvoudig feestmaal aangericht: zij slachten een poolhond! De hond was zo mager, verklaart Amundsen, dat hij de terugtocht toch niet meer had kunnen volbrengen. De een z'n brood is nu eenmaal altijd de ander z'n dood geweest. Hoe profetisch klonken deze woorden voor zijn rivaal Scott, maar dat kon zelfs Amundsen niet vermoeden. Het einde. J7EN MAAND later vinden Scott en de zijnen de achtergebleven triomfteke nen van Amundsen's overwinning aan de Zuidpool. Zij staren met tranen in de ogen naar de Noorse vlag waar Scott de Union Jack naast plant. Hij vindt een brief van Amundsen met een ver zoek om deze aan koning Haakon van Noorwegen te zenden. Niettegenstaande zijn teleurstelling neemt Scott deze op dracht op zich. Over de Zuidpool schrijft hij: „Er is hier niets te zien wat zich van de afschuwelijke eentonigheid der laatste dagen onderscheidt". Niemand zal ooit zijn gemoedstoestand van dat ogenblik kunnen peilen, want Scott zou de bewoonde wereld nooit weer terug zien. Op de terugtocht vin den hij en zijn metgezellen door gebrek aan voedsel en brandstof de dood. Dat was einde Maart 1912. Als laatste wens schreef hij neer: „Zendt dit dagboek aan mijn weduwe". Ook Amundsen stierf in zijn poolhar- nas. Op een hulpexpeditie naar de Noordpool stortte hij in 1928 met een vliegtuig in de IJszee. Men heeft nooit enig teken van hem teruggevonden. NAAR VASTE GROND TEZUS CHRISTUS is als Jood gebo- J ren. Zijn taal, zijn cultuur, zijn gods dienst waren die van het Joodse volk. Wie echter taal, godsdienst en cultuur van de Joden kent, staat niet langer verwonderd over het feit dat het de Joden intens moeilijk viel om in Jezus Christus de Zoon van God te zien. Een God in armoe, een Godszoon in een krib: het zijn dingen die ons nog ver staan. En temeer de Jood uit het begin van onze jaartelling. Want het Joden dom van die dagen leefde uit de gedachte van de radicale transcenden tie. God was een hemel hoog van de aarde verwijderd. Gods naam mocht niet uitgesproken worden. Andere om schrijvingen moesten de eigenlijke Godsnaam Jahwè vervangen Een di recte relatie tussen de wereld van God en de wereld van de mensen bestond er nauwelijks. In plaats van het direc te contact was er het indirecte contact via de engelen. De engelen als semi- goddelijke wezens waren het, die de verbinding tussen de hemel en de aar de bewerkten. Wij kunnen ons eigenlijk nauwelijks indenken, hoe beklemmend deze Jood se gedachte was. En hoe moeilijk ook om van de gedachte van de starre transcedentie over te gaan tot de aan bidding van het aardse kind. Onze ver beelding schiet in dit opzicht tekort. Wie echter een roman leest als van Kafka „Het Slot", gaat iets voelen van de hier aangeduide beklemming. In dit boek gaat het namelijk om een landmeter, die tewerk gesteld wordt in een dorp dat bij het kasteel van een graaf behoort. Althans hij meent aan gesteld te zijn. Maar de moeilijkheid om echt aan het werk te komen is im mens groot. De landmeter tracht op al lerlei wijzen een rechtstreeks contact met het kasteel te bewerken, om zo een goede basis voor zijn werk te vinden. Maar dit mislukt hem ten enen male. Over de graaf wordt in dit boek niet eens gesproken. Want niemand heeft hem ooit gezien. Op mysterieuze wijze wordt de graaf echter omringd door een leger hogere en lagere ambtenaren. Zij schrijven in eindeloze acten. De hogere ambtenaren zijn ongenaakbaar. En zelfs tot de lagere ambtenaren ver mag de landmeter slechts met de grootste moeite door te dringen. En wat hij dan nog te weten komt over zich zelf en zijn positie in het dorp waar hij werken en leven wil, is eigen lijk niets. Hij ontvangt brieven van een bode die bij een ambtenaar werkt. Maar of deze bode werkelijk een bode is, of de ambtenaar van wie hij het be trokken bericht gekregen heeft wer kelijk de ambtenaar is die bedoeld wordt, het blijft alles in het duister. En de brieven zelf zijn oud, misschien wel jaren geleden geschreven, toen de landmeter nog niet eens in het dorp was. Hoe dan ook, het directe contact met het slot en met z'n machthebbers is onmogelijk tot stand te brengen. En toch vreest ieder het slot en de macht die er van uitstraalt. Zonder directe woorden, zonder directe bevelen houdt het slot het hele dorp in zijn macht. Het dorp ligt in de beklemming van de ambtenaren van de graaf, zonder dat deze ambtenaren laat staan de graaf zich ooit bemoeien met de ge wone mens uit het dorp. Het meest merkwaardige is wel dit. De landme ter kan niet eens de weg naar het slot vinden. Elke weg die naar het slot lijkt te voeren, loopt alleen maar in kringen om het slot heen. Kafka was een moderne Jood. Maar wat hij in deze roman gegeven heeft is een verstenende beklemming. God is ver. Niemand heeft ooit God gezien. Er leidt geen directe weg tot God. Zelfs de boden van God zijn zwijgend gehuld in het kleed van het mysterie Nooit weet men, of men met God en zijn woord te maken heeft. En toch houdt deze God alles in zijn klem en beklemming. Al het menselijke staat in de akten Gods genoteerd. God oor deelt daarover. Maar God vergeeft niet. Immers, wanneer Gods werk door een leger hogere en lagere ambtenaren wordt verricht, dan kan dit leger wets- betrachters alleen maar oordelen, nooit vergeven. Het is als met een rechtbank. Een rechtbank kan ook alleen maar (ver) oordelen, maar nooit een woord van genade, van vergeving of verlos sing spreken. Een God die een recht bank van ambtenaren zou zijn, het is de meest verkillende gedachte. Het is advent. Wij bereiden ons voor op de komst. Op de komst van God in de armoe der wereld. God is niet ver. Hij komt niet in engelen of modern uitgedrukt, in ambtenaarsgewaad tot ons. Hij komt zelf Maar dan als kind. Als kind dat wij moeten opnemen, dat wij moeten ontvangen. Want een'niet ontvangen kind, gaat terug naar waar uit het kwam. - Kolandirasti, ji^. wiTfcSfiiK i (Advertentie, Ing, Med.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 9