Geen herders bij nacht in het veld Onoplosbaar zijn de wereldraadselen Schapen kennen hun herder Jacob Mouw is een van de laaisie herders op de Veluwe De ZES PUNTEN van professor Cressy Morrison J_JET Kerstfeest heeft een reli gieuze achtergrond, waarvan de oorsprong ligt in een eeuwen oud verleden. Dit gaf aanleiding tot het vormen van talloze Kerst legenden en sprookjes, die zonder twijfel hun bijzondere bekoring hebben. Maar voor de moderne, dikwijls door scepticisme en twijfelzucht bezochte mens, is het niet minder boeiend op Kerstavond een vertegenwoordiger der mo derne wetenschap aan te horen over een onderwerp, dat met al deze Kerstoverleveringen feitelijk mede in een direct verband staat. Het Teken Jan van Rie gelede »de ZEEREIS naar In Hoe hei QOK NEDERLAND is aan deze mode schrijverij die in de Rococo-tijd nieuw leven ingeblazen kreeg niet ontkomen en zelfs voortreffelijke pas torales als „Granida" van Hooft en de „Leeuwendalers" van Vondel hebben niet kunnen voorkomen dat er rondom de figuur van de herder een valse ro mantiek is geweven. Men zal in Neder land tevergeefs zoeken naar een Phili- dor en een Galathea, naar de laatste uiteraard omdat er geen herderinnen zijn, naar de eerste niet alleen omdat de herder in ons land zeer zeldzaam DE BIJBEL ons verhaalt van de herders die bij nacht in het veld lagen en uitverkoren werden om als eersten de blijde boodschap van de verlossing te vaUemen, dan ondergaan wij dat verhaal ongetwijfeld als een van de schoonste en meest ontroerende gebeurtenissen uit de gehele menselijke geschiedenis. Dat dit verhaal waarschijnlijk ook een van de uitgangspunten is geweest van een veel latere verfoeilijk sentimentele herderslyriek, doet daaraan niets af. Trouwens, daaraan hadden al vóór de geboorte van Christus de oude schrijvers Theocritus en Vergilius mede schuld, door hun voorstelling van een streek die bet ideaal was van pastorale onschuld en geluk. Later zijn ook Boccaccio's „Ameto" en Sannazarro's „Arcadia" aanleiding geworden voor het ontstaan van een Europese Arcadia-literatuur, waarin hyperbeschaafde en super-sentimentele herders naast even onnatuurlijke herderinnen, hun meestal versmade, zwaar moedig dwepende liefde uitzuchtten. ,Dat zijn zeker de zwarte schapen?" vraagt dan natuurlijk de bezoeker, maar Mouw bestrijdt dat met stellig heid. „Nee, ze praten altijd van het zwarte schaap van de familie als ze een echte deugniet bedoelen, maar dat is onbillijk tegenover het echte zwarte schaap. Ik heb er dertien bij lopen en die zijn zeker niet slechter of ondeu gender dan de 68 anderen. Schapen kennen hun herder Ja, de schapen kennen hem. Als er een vreemde in de buurt komt, dan komt er wel eens een schaap naar hem toe, „omdat de vreemdelingen dik wijls brood bij zich hebben en dat lus ten de schapen zo graag", maar de meesten dringen angstig op zij. Mouw zelf kan dwars door de kudde heen lo pen zonder dat dit de schapen hindert. Toch hecht een schaap zich niet aan de mens, vertelt Mouw, ook niet aan hun herder. Ze kennen hem wel en tonen zich wel verheugd als hij in de sta) komt, maar dat is alleen omdat ze dan voer krijgen of naar puiten mo gen. Als een schaap een tijd wegge weest is, dan herkent het we1 zijn sta' en de natuui in de omgeving, maar voor de mens heeft het geen geheugen. Maar daar maalt een goede herder niet om. de liefde mag wat hem betreft toch ook wel van één kant komen. Mouw heeft zijn schapen lief. Dat is een groot woord en hij spreekt het niet uit, maar men merkt het aan alles. Als hij vertelt, .dat hij niet regrijpen kan. dat sommige mensen vinden dat hij een eentonig baantje ueeft, omdat hij toch de hele dag buiten kan zijn en de natuur toch nooit verveelt. „Je ziet al les groeien en bloeien het ere ogen blik vliegt er een vogei op dan weer volg je het spoor van een of ander in het wild levend dier, je leert de taal der dieren verstaan", dan b1 ijkt toch weer dat het allereerst de schapen zijn die hem boeien, „want toen ik vorig jaar geen schapen had, kon ik toch ook de hei op als ik dat wou, maar ik vond ei niks aan en verveelde me dood." Als jongen van twaalf Al van zijn twaalfde jaar af hoedt Ja cob Mouw de schapen. Hij is er nu 54 al zou je hem dat dank zijn gezonde kop van het altijd buiten zijn, niet aan zien, en hij hoopt zijn hele leven JACOB MOUW, de herder begint te worden, maar omdat de dwe perige, quasi-philosofische schaapher der in ons land nooit heeft bestaan. De Nederlandse herder is herder omdat dat nu eenmaal zijn vak is en om dat hij van schapen houdt en dat hij niettemin een interessante figuur is, komt omdat hij zeldzaam wordt. En dat het de moeite waard kan zijn met hem te spreken, komt, doordat de ge dwongen eenzaamheid van zijn beroep hem tot meditatie en betrachting stemt. Bij Jacob Mouw Jacob Mouw, één van de laatste her ders van de Veluwe, die zijn schapen weidt op de heide van Hoog Buurlo, in wiens oude schaapskooi wij onlangs een paar uur doorbrachten, zou boos worden als hij las, dat een herder een zaam is, want dat heeft hij in ons ge sprek met vuur weersproken. „Hoe kan ik eenzaam zijn als ik bij mijn schapen ben?" zei hij en hij vertelde hoe hij zich integendeel alleen en ongelukkig had gevoeld, toen hij vorig jaar zich door allerlei omstandig heden gedwongen zag zijn kudde van de hand te doen en, tot ergernis van zich zelf en van anderen, prikkelbaar en vervelend werd van het doelloos rond hangen in en om zijn huisje aan de spoorbaan in Assel. Gelukkig is toen de Bond van Natuurbeschermings- wachten (met de Apeldoornse VVV) tussenbeide gekomen. Al was hun uit gangspunt en al waren hun overwegin gen anders dan de zijne, zij hebben Ja cob Mouw weer aan de slag geholpen en hij dwaalt nu weer iedere dag over de heide, aan het hoofd van een kudde van 81 schapen, die voor de helft van genoemde Bond en voor de andere helft van hem zelï is. Jacob Mouw is een nuchter man. Hij beseft heel wel dat zijn schapen en hij zelf feitelijk zijn gedegradeerd tot een soort bezienswaardigheid voor touris- ten, maar het deert hem niet„De klad is in de schapenhouderij gekomen" vertelt hij. toen de kunstmest werd in gevoerd. Vóór die tijd waren schapen een onmisbare factor voor de bemes ting van het land. De wolprijzen zijn vooral sinds de oorlog in Korea be gon weer wel de moeite waard maar toch is de opbrengst niet zodanig dat ze de schapenteelt in Nederland ov peil kunnen houden. Wij zijn 'n idtster vend geslacht. De mensen komen naar ons kijken. Maar dat geeft niks, ik heb weer schapen en ik ben er gelukkig 7 (ICC Jacob Mouw praat graag en gemak kelijk. Hij heeft wel iets van de schuw heid en de geslotenheid van de buiten mens, maar hij weet die te overwinnen als hij spreekt met iemand die zich voor zijn schapen interesseert. Schapen vormen de inhoud van zijn hele leven Hij praat over schapen en praat met de schapen; hij denkt om de schapen en hij denkt voor de schapen „Dat vinden de srhanen nrettig". zegt hii. of „dat hebben de schapen niet graag" En naar deze bevindingen richt hij ziir» werk in. Het komt er niet op aan wat hij zelf goed of prettig vindt, maar wat het beste is voor zijn schapen. Hii heeft er 81 lopen, maar hij kent ze stuk voor stuk en de schapen kennen hem. Van ieder van zijn dieren kent hij de ka raktereigenschappen en eigenaardig heden. ..Een schaap is een lief beest" zegt hij, „het heeft een goed karakter en is lans niet zo dom als de mensen denken. Er zijn heel pientere bij. F/ zijn ook deugnieten bij. die je altijd in da gaten moet houden". schaapherder te mogen blijven. Hij zou wel naar Australië willen of naar Nieuw-Zeeland, omdat de schapenfok kerij in het groot hem geweldig inte resseert (alleen maar om het eens te zien, want het gaat hem daar veel te „machinaal"), maar overigens is hij in zijn kleine huisje, waar hij woont met zijn huishoudster en een paar kost gangers, tevreden en gelukkig Hij is een telg uit een oeroud scha- penherdersgeslacht. Toen er in het be gin van deze eeuw nog elf kudden („koppels" zegt Mouw) over de Ve luwe graasden, waren er daarvan ze ven aan Mouw toevertrouwd Mis schien is het daarom dat de enige rond trekkende schaapherder die Nederland heeft en die de laatste weken met zijn foto in de pers heeft gecirculeerd, zich Mouw noemt. „Maar zo heet hij hele maal niet en hij geeft ook telkens een andere leeftijd op", zegt Jacob en ai windt hij er zich niet over op, het zit hem zichtbaar dwars dat zijn naam misbruikt wordt. „Net kleine jongens" „Bent u ooit met uw schapen in de Kerstnacht op het veld geweest?" wil de bezoeker, die tijdens het gesprek voortdurend aan 't bijbelverhaal heeft gedacht, nog weten. „Nee", zegt Mouw, „dat komt in ons land haast niet voor. Zo een trekkende herder slaapt wel eens buiten met zijn dieren, maar alle normale koppels gaan 's avonds de schaapskooi in. Overdag gaan ze zomer en winter iedere dag naar buiten, be halve als het hard regent of sneeuwt, want daar kan een schaap met zijn wollen vacht niet tegen, daar wordt het ziek van. Schapen zijn net als kleine jongens; als ze een hele dag in de stal moeten blijven, dan vervelen ze zich. Maar 's nachts, nee, dan blijven ze binnen. Vroeger werd wel in de Kerstnacht het hooi buiten gezet. Dat moesten de schapen dan de volgende Schaapskooi op Hoog Buurlo dag eten. Dat was tegen de schapen ziekte. Maar dat gebruik is met vele andere, zoals de schapenkermis ln het voorjaar als de schapen geschoren werden verwenen". Het zal misschien niet lang meer du ren of alle schapen zullen van de Ve luwe verdwenen zijn en air we niet op passen verdwijnt de Veluwe zelf ook, maar, als hij er zelf iets aan doen kan, dan zal Jacob Mouw niet ve.'dwijnen en zal er zo lang hij leeft minstens één herder met zijn dieren rondtrekken over de spaarzame heidevelden die het overbevolkte Nederland nog gelaten worden. Ten gerieve van de touristen, maar tevens tot zijn eigen tevreden heid en voldoening. MISSCHIEN een eeuw geleden ge loofden de mensen, dat er hoe lan ger hoe minder wereldraadselen zou den zijn. Velen dachten dat het alleen de gebrekkigheid van onze menselijke waarnemingsmogelijkheden was, die nog raadselen liet bestaan. Maar in de loop der laatste tientallen jaren zijn de mannen der wetenschap bescheidener geworden, ze hebben ervaren, dat elk probleem dat werd opgelost, tientallen nieuwe problemen opwierp, zodat Je klove tussen godsdienst en wetenschap, waarover een vorige generatie zo dik wijls sprak, voor de moderne geleerden nauwelijks meer bestaat. De Ameri kaanse professor A. Cressy Morrison, oud-president van de Academie van Wetenschappen, voert een aantal rede nen aan, waarom hij zegt in God te geloven. I. Met behulp van strenge mathe matische wetten kunnen we bewijzen, dat ons universum werd ontworpen en uitgevoerd door een grote construc tieve intelligentiei Gesteld, ge doet tien stuivers in uw zak, die van één tot tien genummerd zijn en ge schudt ze flink door elkaar. Probeer ze nu eens in de volgorde van één tot tien uit uw zak te nemen, ter wijl ge telkens de uit uw zak gehaal de munt er weer in doet, waarna ge weer het geheel door elkaar schudt. Wiskundig staat nu vast, dat uw kans om als eerste muntstuk no. 1 uit de zak te halen is één op tien; om no. 1 en no. 2 er in volgorde uit te halen is de kans één op 100; om één, twee en drie er in volgorde uit te halen is de kans één op duizend, enz.;' uw kans om ze allemaal uit de zak te halen in de volg- orde van één op tien zou het ongelofe lijke cijfer van één op tien milliard be dragenVoor het leven op aarde zijn zovele exacte voorwaarden nodig, dat men niet kan aannemen, dat ze er e: kei bij wijze van kans of van toeval zijn. De aarde draait om haar as met een snelheid van duizend mijl per uur, als ze maar honderd mijlen per uur draai de, dan zouden onze dagen en nachten tien maal zo lang zijn en de hete zoo zou al onze p *v engroei verschroeien, terwijl in de lange nachten alles zou bevriezenVoorts, de zon, de bron van ons leven, heeft op haar oppervlak een temperatuur van 12.000 grade.i Fahrenheit en onze aarde is juist ve- genoeg verwijderd, dat het „eeuwige vuur" van de zon ons precies voldoen de verwarmt en niet te veel! Als de zon ons slechts de helft van haar uitstra ling zou schenken, dan zouden wé be vriezen' en als ze de helft méér zou geven, dan zouden we verbranden. De schuine stand van de aarde schenkt ons de vier seizoenen; was de stand der aarde anders, dan zouden de dampen van de Oceaan Noord- en Zuidwaarts bewegen, en vastelanden van ijs zouden worden opgestapeld En als onze maan in plaats van haar huidige afstand, slechts 50.000 mijlen van ons verwijderd zou zijn, dan zou den de getijden van eb en vloed zó enorm zijn, dat alle land twee maal per dag overstroomd zou worden en zelfs de bergen zouden binnen betrek kelijk korte tijd weggespoeld worden Als onze aardkorst drie meter dik ker zou zijn, dan zou er geen zuurstof zijn en geen enkel dierlijk leven ware mogelijk. Was daarentegen de oceaan slechts een meter of wat dieper, dan zouden kooldioxyde en zuurstof geab sorbeerd zijn en er zou geen plantaar dig leven bestaan. Of, indien onze dampkring dunner en ijler zou zijn, dan zouden de meteoorstenen, die ui elke dag bij milliienen door onze aarde worden aangetrokken en onderweg door onze dampkring verbranden, overal op de wereld terechtkomen en allerwege branden veroorzaken. Om deze en honderd andere redenen en voorbeelden moet worden aangeno men dat er maar één kans op millioe- nen kansen bestaat, dat het leven op onze planeet een „toeval" zou zijn. Het mysterie van het leven n. De mogelijkheden, de rijkdom aan hulpbronnen van het leven om aan zijn doel te beantwoorden, mani festeren een alles-doordringende intel- 1 ligentie. Wat het leven zelf is, heeft nog nie mand kunnen omvatten. Het heeft ge wicht noch afmeting, maar het heeft kracht: een groeiende wortel kan een rots doen splijten. Het leven heeft wa ter, lucht en land veroverd, het heeft de elementen bedwongen door hen te noodzaken hun combinaties te ontbin- „Vrede op aarde" IN EEN WERELD, die vervuld is van wapengekletter, in een samenleving, die verscheurd is door tegenstellingen, in een mensheid, die lijdt onder tot het uiterste opgevoerde spanningen, klin. ken de woorden van de engelenzang bijna als een onwerkelijke hoon uit een andere wereld. Vrede op aarde? Vrede op deze on gelukkige aarde die, naar het onheils woord van allerhande profeten van het pessimisme, haar ondergang tegemoet gaat? Vrede onder deze mensen, die elkaar vanachter allerlei ijzeren en flu- welen gordijnen scheldwoorden en be dreigingen toeroepen zonder ophouden? Vrede voor de volkeren, die niet vragen naar de „zwakke krachten" van het Kind, dat onder ons woonde als het onweersprekelijke Teken van Gods erbarmende liefde, maar naar de krach ten van divisies en luchtvloten en nieuwe wapens? Het evangelie van de Kerstnacht is een zinledig woord, een dierbare maar verouderde frase geworden voor de meerderheid van de millioenen voor wie eens in hemelse ernst en waarheid geschreven werd: „Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggebo ren Zoon gegeven heeft opdat ieder, die in Hém gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe". De wereld is vervuld van zoveel on heilstekens, dat men het Teken des heils, "in Jezus van Nazareth gegeven, niet meer ziet. En dat is het oorneel in de wereld: dat Hij gekomen is tot de zijnen maar dat de zijnen Hem niet hebben aanvaard als Leidsman en Be houder in het duister van hun gebro ken levens. Ware het een mens vergaan, zoals het Christus verging, hij zou zich hebben afgekeerd in rechtmatige toorn, alles en allen overlatend aan het blin de spel van hartstocht en haat, strijd en ondergang. Maar dit is het Teken van Kerst feest: dat de liefde Gods sterker is dan de dwaasheid der mensen. Dit is de vredesboodschap van Bethlehem: dat de goedheid Gods triomfeert over de doldriestheid van Herodes, de lafheid van Pilatus, de opgezweepte haat van gans een volk en gans de wereld. Want achter de kribbe van Bethlehem en achter het kruis van Golgotha gloort al het licht van de morgen der Op standing en in het lied van de Kerstnacht preludeert reeds de hemel se muziek van de Pinksterwind. Zo moge dan het vredeslied van de Kerstnacht tijdelijk overstemd worden door het rumoer van diplomaten en soldaten, toch wordt zijn betekenis ver staan door het hart, dat open staat voor de stemmen der eeuwigheid. Het moge verloren gaan in het vloekend morren en het verwarrend klagen jan ongetelde millioenen in angst en pijn, toch is het laatste woord aan Hem, die gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. Het Teken van Bethlehem, dat or der ons opgericht is als een signaal in de nacht onzer tijdelijkheid, wordt eens, aan het eind der tijden, erkend als de onweerlegbare waarheid, dat Gods behoudende liefde, ons tot heil, triomfeert over haat en tweedracht, over strijd en verlorenheid. Dan, op de nieuwe dag die komt, zullen de ber gen vrede dragen en de heuvels heilig recht. En het volk, dat in duisternis wandelt, zal een groot Licht zien. den en te veranderen. Het leven treedt op als een sublieme scheikundige, die smaak verleent aan vruchten en spe cerijen, die geur geeft aan 'de roos, die water en koolzuur verandert in suiker en hout en, aldus handelend, zuurstof vrijmaakt opdat dieren de adem des levens deelachtig worden. Men denke aan een welhaast onzicht bare druppel protoplasma, doorzichtig, geleiachtig, in staat tot beweging, ener gie ontlenend aan de zon. Deze enkel voudige cel, dit doorzichtige nevel achtige druppeltje, bevat een kiem van het leven en heeft macht dit leven uit te delen aan elk levend ding, groot of klein. Dit druppeltje is de oorsprong van alle leven. De natuur heeft het le ven niet geschapen, want vuurgebla- kerde rotsen en een zouteloze zee kon den de hiertoe benodigde voorwaarden niet opleveren En wie zou het dan hier op aarde hebben gebracht? Zalmen en palingen] III. Het instinct der dieren spreekt! onweerlegbaar van een goede Schep-" per, want zonder dit Instinct zouden deze dieren hulpeloze schepsels ge weest zijn. De jonge zalm verblijft jarenlang in de zee om dan terug te keren naar zijn eigen rivier en de reis te ondernemen naar de plek waar de bepaalde zij- stroom in de rivier uitmondt, waar d« jonge zalm ter wereld kwam. Wat is het dat hem terugbrengt juist naar die „eigenste" plek? Als ge hem overbrengt naar een andere zijrivier, dan bemerkt hij onmiddellijk dat hii uit zijn koers is en hij zal zich zijn weg terugbanen naar de hoofdstroom om alsdan, tegen de stroom op, zijl bestemming te bereiken. Nog moeilijker is het raadsel van de paling op te lossen. Deze wonderlijke wezens trekken, zodra ze geslachtsrijp worden, uit hun poelen, plassen en ri vieren overal ter wereld die uit Eu ropa leggen duizenden mijlen af door de oceaan zonder uitzondering naar dezelfde grondeloze diepten bij Ber muda Daar baren ze en sterven. D® kleine palinkjes of aalties. die geen mdere kennis kunnen bezitten, zou men zeggen, dan dat ze zich in een waterwoestenij bevinden. ga„n niette min terug en vinden h' weg niet slechts naar dezelfde waterplek waar hun ouders Vandaan kwamen, maa' ovesnp- -er —„n. rneren ot kleine zoda* overal de wate ren altijd bevolkt zijn met palingen- (Zie elders vervolg) elke Nederlandse je hoezeer de zuidpunt va moet ziin geweest. He genoemd dat de Oostim eeuw het monopolie be tiende eeuw besloot eei voordat Jan van Rlebe de rede van Texel verl bezocht, -waaronder ve JT)E ENGELSEN ware; in Ztiid-Afrika e trachtten te vestigen. vreemde wijze, die i heel normaal en ze werd gevonden. Men geland in 1614 gratie moordenaars, die tot ren veroprdeeld. Hun anderd in verbanning woond gebied, waarv werd gekozen. De zeven mannen vorm van proces in land gezet, met enig zeilboot en moesten z zien te redden. Huisvei het landschap was wili vrijwel ongewapende voortdurend overvalle slangen en inboorlinge: zo ondraaglijk, dat dr aankomst van het ee op weg naar het vadei smeekten om mee ter lieten zich in het vade ophangen dan langer kelijke oord te moeten rige vier waren toen r bij een poging om pi komende schip te bei kust van Afrika was bergzaam oord in die c Jan van Riebeecks i king met het land wa voor altijd zou wc vond plaats in 1649 tc terugkeerde. Hij had r wogen leven achter d< was een zeevaarder, di leeftijd omkwam. Als jaar verloor Jan ook van goede huize was. gaf hem een opleiding Reeds op 21-jarige le dienst der Oostindi; naar Indie. Onderweg waarmee hij reisde ve moeite wist hij de ku Leone te bereiken. I reis van 18 maanden k aan, waar hij zich goed koopman en een stuurder. £EN GROOT AAN' maakte zich echti schuldig aan privéhan compagnie streng wa; Jan van Riebeeck we te sterk en toen dit c Nederland ter ore 1 teruggeroepen. Van graag in India was ge voor alle moeite te d keren en reeds op de t vaderland zag hij in 2 voor een gelegenheid. Aan Kaap de Goed schip, dat als verlore beschouwd. Bij de lading te redden maak

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1951 | | pagina 8