MICKEY - luchtpostpakket Bij Georgette Hagedoorn, chansormière sn AMSTERDAMS PODIUM Cor Ruys zei: Zing eens waf onderzoek imismef Maskersqe LE SACREDU J- De schrijfster zangertje] IN EEN VOORMALIG HAAGS KLOOSTER i er bekeken en karakter Veroverend met 'n liedje en een grimas Opt Belevenis van een K. L M. - stewardess "X .r OP HET MATJE is twee jaar oud, maar et zo'n goede stem t agen zün stem op tie alleen wilde hij niet it volle borst te zingen. ek en, voor wie zich aan ekt. Immers, op een leef, j hebt gepresteerd, moet er gebeuren dan allerlei n een paar wildvreemde geen begrip van hebben, Jigt de toekomst van Je lijk juist en betrouwbaar en van die Instituten, die Hier zijn al zoveel pro. i deze in een kort bestek tamste beantwoorden en lijk geven van een zul- ie mensenkenner en ge reden al gauw als zoda :n, terwijl degene, dis itact met mensen noch ie of andere materie cel ordenend en punc- op administratief terrein tonen. Stelsel over tests, nu mogelijk om in één lat alles te komen? Hier- n een heel systeem van rd, mondelinge en schrif- waarbij het voor een restatie gaat; maar ook de proefpersoon alleen ;n om door zijn manier iten moette» bereid m een psychotechni- 3 te onderwerpen", zo nenigmaal in adver- aarlji personeel linggevend personeel wordt. aat er bovendien bij g (niet wiet een ball- hreven brieven met dichtingen over leef- 10 en practijk en ver twee recente pas voren en opzij) vóór aan onze Personeels- ernemingen hechten een psychotechnische het handschrift van int, in tegenstelling 'ie óf te weinig van iek afweten, of de ervan verkeerd be- sycho-techniek is een geworden, die reeds resultaten heeft op- n het nevenstaande -it een deskundige eT ander van. i en oplossen, door een een paar plaatjes, door ig van een moeilijk ge- ctijk, enz. te laten blij - n het leven staat". Deze ipgesteld, dat de proef- goed begrijpt, waarom sm een grote fout, dat raf hun licht opsteken sen of collega's, die er vragen hoe je iets moet it beste antwoord is. In- in zij aldus wel eens ossing geven, maar in heden verraden zij dan de ware bekwaamheid ie geoefende psycholoog •moeden krijgt, dat hij n „wist". Ongefundeerd? nog iets over het laat- de willekeur, het on i de onjuistheid van de Hiervoor voert men in van mensen, die voor werk zeer ongeschikt en en er juist heel goed zijn of omgekeerd, plaats licht men dan ■oliedig rapport één on- de nuance, de verdere •n en verklaringen te ie worden er inderdaad maakt maar stelt de edicus nooit een ver- i? Een goed bureau zal uitaten aan de werke- n en bij voortduring et wegnemen van fou- EEN HALF ETMAAL nadat zij alle Nederlandse kijkers via hun televisie toestel in de ban van haar stem en veroverende mimiek had gebracht, zaten we tegenover Georgette Hagedoorn. Haar huis staat in een zonloos Haags straatje Stil en smal en toch maar drie minuten van het drukke centrum. Toen we aanbelden, stonden we voor een deur in een hoge gevel met een paar kleine raampjes. We konden ons op dat moment moeilijk voorstellen, dat een artiste, die zo talloos vele harten vreugde bereidde met een simpel liedje of een schijn baar achteloze grimas, zou wonen in dat grote, sombere huisToen we even later de brede marmeren gang doorliepen, langs een half openstaande deur in een licht geschilderde kamer keken met een kleine, mahoniehouten piano en een door de tuindeur tuimelende golf blij voorjaarslicht, was onze verwondering ■nel verdwenen Deze rust, die witte stilte en de tuin met de Italiaanse engeltjes fontein zijn juist dat, wat Georgette Hagedoorn na een drukke tournee nodig heeft De monniken, die het halverwege de vijftiende eeuw bouwden, en er hun klooster hadden, is zij er nog dagelijks dankbaar voor. pA ZITTEN, zei ze. Zelf koos mevr. V Hagedoorn een gezellige bank in deze met crème meubels in Franse stijl Ingerichte kamer op de eerste verdie ping. Ook hier uitzicht op de tuin met een bottende, stokoude moerbeziën- boom. „Let niet te veel op mijn stem. Ik heb de griep gehad. Het heeft maar weinig gescheeld of ik had dat optre den voor de televisie moeten afzeg gen. Maar zo iets plotseling, is een ramp voor de televisiemensen. Het is gelukkig goed gegaan. Ik ben blij met de televisie. De mensen, moeten mij kunnen zien als ik zing. Gewoon voor de radio voel ik me altijd als een vogel zonder vleugels. Vorige week heb ik in Antwerpen zestienhonderd mensen, die hun kaartje al hadden gekocht, wèl moeten teleurstellen. Nu heb ik het hele weekend rust en dan zal het weer beter gaan". Het was een aanloopje voor een boeiend en verrassend gesprek met deze in enkele jaren zo bekend gewor den chansonnière. Ofeen gesprek was het eigenlijk niet, want veel heb ben wijzelf niet gezegd. De tengere, blonde vrouw vertelde aan een stuk door. Met nu grappige, dan nadenken de ogen, een snelle beweging van haar handen, „illustreerde" ze haar verhaal zo, dat we er wel een hele middag naar hadden kunnen luisteren. de oorlog uitbrak speelde u in Antwerpen? „Ja, in de TOEN toch Koninklijke Schouwburg sinds 1937. Als die oorlog niet gekomen was, was ik het toneel waarschijnlijk trouw ge bleven. Het ging toen echter alles an ders. Met duizenden vluchtelingen kwamen we in 1940, voortgedreven door de strijdende legers, terecht in Zuid-Frankrijk. Ten slotte weer terug in Antwerpen, bracht ik mijn kinde ren naar Nederland. Ik bleef spelen, maar wilde toch ook de kinderen weer eens zien. Cor Ruys zorgde voor een fictief contract, waarop ik voor de Duitsers geldige grenspapieren kon krijgen. Maar de heren hadden de zaak door. „Sie nehmen uns bie die Nase", gromden ze. Wat moest ik doen? Cor Ruys had in Scheveningen het cabaret „De Mallemolen" en zei: „Kom wat bij ons zingen, dan doe je wat". Dat was eenvoudiger gezegd dan gedaan. Aan zo iets had ik nooit gedacht. Alleen LIET AANTAL analyses van onze kui tuur is toch wel zeer groot gewor den. Dit gold al vóór de tweede we reldoorlog. Maar daarna ls de onrust over onze kuituur en de toekomst daarvan dermate verdiept, dat hun aantal onoverzienlijk is geworden. Dat is alles aanduiding van het feit, dat de huidige mens zich niet meer zeker en veilig voelt in het geestelijk huis, dat hij zich in z'n westerse kuituur heeft gebouwd. De middeleeuwse mens stelde geen analyse van zijh tijd en kuituur op. Het was onnodig. Voor ons echter is het broodnodig. Eén van de vragen die zich in een dergelijke analyse voordoen. Is die naar de zin van het menselijk leed. De bijbel geeft geen analyse van een bepaalde kuituur, maar van het hele menselijk bestaan. Ten aanzien van onze vraag nu schrijft Paulus: „Ik ben overtuigd dat het lijden van de tegen woordige tijd niet te vergelijken is met de heerlijkheid, die ons eenmaal zal geopenbaard worden" ..Ik ben er van overtuigd": het Griekse woord dat hier door Paulus gebruikt is, doelt op een wegen, een afwegen. Het is alsof hij aan de ene kant van de weegschaal legt al het fy sieke en psychische leed der mensen, zowel datgene wat met het leven zelf gegeven is als datgene wat wij elkaar aandoen. Dat leed „wegende", ziet hij z'n weegschaal met kracht doorslaan naar de negatieve kant. Het fysieke en psychische leed van de mensenwe reld is oneindig diep. Maar nu plaatst Paulus aan de an dere kant van zijn weegschaal de „heerlijkheid" Gods. Heerlijkheid is glans, licht, luister. Deze heerlijkheid weegt hij tegen het onmeetbare lij den. Dan rekent hij. En zegt: de heer lijkheid weegt toch zwaarder dan het lijden. Dat betekent dus optimisme! Dit optimisme van Paulus zouden We een optimisme van cle tweede graad kunnen noemen. Het verschilt althans opvallend van een optimisme van de eerste graad. Deze laatste vorm van optimisme immers zien wij daar aanwezig, waar een rechte lijn wordt getrokken van het aardse naar het he- to i Wanneer Jacqueline van der naar wat zlJ n°emt „de soorten heerlijkheid van een najaars laan'. zegt zij: ..Waar gouden deportalen zijn Hoe zullen daar de zalen zijn!,, j rechtlijnig optimisme vinden we Steeds en overal. Maar het houdt geen rekening met het leed. Dat doet de tweede vorm van optimisme wel. Daar wordt het leed gewogen tegen de heer hjkheid. En de heerlijkheid blijkt door slaggevend! Deze vorm van optimisme, hoewel ei'8er dan de eerste, heeft het toch steeds zwaar te verduren. En wel om dat er zoveel mensen zijn, die het in ieder opzicht goed hebben, en dan hun tuinder met geluk bedeelde broeders troosten met dat eeuwig later, later. Dan zal het alles goed komen en recht gezet worden. Het klinkt zo goedkoop Geldt dat ook de ongeboren kinderen? De mensen die in een gezonken duik boot stikten? De schizofrenen? Alleen hij mag optimist zijn, die het leed kent en doorleeft. Want in de goedheid der aarde te geloven, en in de goedheid van de mensen op die aarde, is een weinig solide basis. Voor waar gehouden kan alleen de goedheid Gods. GEORGETTE HAGEDOORN je geeft de mensen iets kende ik van vroeger een paar Franse liedjes, die moeder mij leerde. Zij was Franqaise. Pierre Verdonck, mijn be geleider, die als solist met orkesten optrad, had dit werk ook nooit gedaan. Maar samen studeerden we in een nacht een liedje in. En het ging! Het publiek reageerde fel. Voor mijzelf was het een openba ring. Ik speelde nu in plaats van één rol op een avond een heel stel. Heer lijk vond ik het zo in mijn eentje te kunnen optreden en daardoor onaf hankelijk van regisseurs en theater directeuren geheel mezelf te kunnen zijn. Zie je, zei ik, je geeft de mensen iets. Ze voelen zich een ogenblik uit de ellende van de oorlog gelicht. En ze zijn je er dankbaar voor. Op dat moment wist ik niet, dat dit mijn gehele leven zou veranderen. Ik moest terug naar Antwerpen. Ten slotte had ik daar mijn contract. In 1943 kwam ik, zij het clandestien, nu voorgoed naar Nederland terug. Zich Scheveningen herinnerend, vroeg men mij voor een huisconcert. Iedereen was enthousiast. Telkens waren er nieuwe uitnodigingen. Het werd een sneeuwbal. Na de bevrijding meende ik dat met de oorlog dit deel van mijn leven weer diende te worden afgesloten. Een op treden in het Concertgebouw te Am sterdam had ik als afscheid aangekon digd. Doch dit voorgenomen afscheid werd eerst goed een begin, 't Was eigenlijk een eerste openbaar optre den onder normale omstandigheden. De perscritieken hadden vele uitnodi gingen tot gevolg. Dit moedigde mij aan. En toen eerst durfde ik het to neel los te laten". „Ze verscheurden me". IAAT DIE keus goed was, is achteraf wel gebleken. In de ruim zes jaar, die sindsdien zijn verlopen, heeft Georgette Hagedoorn haar publiek ge vonden. Ze zong in Den Helder, in een klas van de HBS te Arnhem in plaats van een uur Franse grammatica, in Assen en Amsterdam, voor de BBC, op de Nederlandse Antillen en met de „Compagnons de la Chanson" voor de Parijse televisie. Overrompelend wa ren de reacties van de Italianen vorig jaar bij een optreden voor het Corps Diplomatique in Rome. ,.Ze verscheur den mé bijna. Naar Rome moet ik terugkomen, het wordt ook Milaan en wellicht Zwitserland. Ik leer nu Ita liaans, want ik wil daar- ook een paar Hollandse liedjes zingen en dan moet je ze toch kunnen vertellen, waarom het gaat". Natuurlijk zingt ze niet louter de heerlijke en onovertrefbare Franje chansons al zijn dïe haar het liefst. Haar repertoire bevat ook een cyclus Nederlandse, folkloristische versjes in dialect onder de titel „Het blonde Ne derland" met o.a. iets over de Bra bantse stovenzetsters en een vrijage in Groningen. Dan zingt ze wat Deense en oude Engelse liedj.es. „Hoe komt u aan uw teksten?" „Toen ik pas begon, liep ik de muziekwinkels af om te zoeken naar wat ik wenste. Nu doe ik het anders. Vooral de zo mermaanden besteed ik aan het ma ken van een nieuw repertoire. Zo'n idee of tekst vind je op de gekste plaatsen en bijna nooit waar je het hoopt te vinden. Al winkelend in Parijs zie je ineens iets of snorrend in een boekenstalletje op de markt. Uit een onooglijk' vod haalde ik eens zes liedjes. Van een oud Frans chan son bestaan soms zes of meer versies. Je zoekt dan in de bibliotheken tot De cineast Max de Haas van Visie film heeft een geheel nieuw soort film gemaakt, getiteld „Maskerage". Men ziet hierin de maskers uit het Leidse museum voor volkenkunde tot leven komen. Hierboven is een drietal maskers uit dit museum afgebeeld, afkomstig uit (van boren naar beneden) Nieuw Guinea, van de Indianenstam Haida en uit de Congo. je er alles van weet om de beste tekst te krijgen. Onlangs moest ik iets heb ben voor een liedje over een Parijs' bloemenverkoopstertje. Het lukte niet. Er ging ten slotte een opdracht naar Parijs, maar wat ik kreeg leek nergens op. Ik zond het terug. De man kijkt me niet meer aan. Toen vond ik het toch zelf". Het wordt tijd om te gaan. Nog een ogenblik staan we voor het raam, waardoor een takje klimop naar bin nen rankt. Zonlicht plekt op het ge schilderd portret van een jongetje ho ven de bank. „Ik vind het leuk ook eens naar Alkmaar te komen", zegt ze. „U komt toch ook luisteren?" „Graag!" W.K. ANRUSTIG is ons hart. Zoals het 't vorige jaar onrustig was, omtrent de lente. Het zal over een Jaar wéér onrustig zijn. En daarna iedere lente opnieuw. Tot aan de laatste aller lentes. De zestigste. Misschien, als we geluk hebben, de zeventigste. We hebben haar van dc week ontmoet in Amsterdam's bakstenen woestijn. Niet tussen de regels van de stukjes in de kranten. Niet in de liedjes van de café-ehantants. Niet in de recente vaerzen onzer lentezwangere poëten. Nee. We zagen haar in van vreugde over glimmend asphalt dansende poten van twee ranke Russische hazewinden. In het schuimen van het zonlicht in het stok oud glas-in-lood der Oude Kerk. In de vuuvrode kelken der versgeplukte tulpen in dc bloemenstal op 't Frederikspicin. En we voelden haar in de wide onrust, die ons heving toen we tegen een affiche opkeken, dat ons verzocht nog dit jaar naar Ierland te komen. Met vacantie. Ja, het was werkelijk weer lente geworden. Den jaar of wat geleden zag ik het ballet „I.e Sacre du Printemps" van Massine, op de muziek van Strawinsky. Het maakte een diepe indruk op me. Waar de schepper van dat ballet zich precies deze woeste, heidense taferelen voorstelt, weet ik niet. Ik geloof ergens in het noorden van Rusland of Siberie, eeuwenlang geleden. Al zo lang, dat men nog niet had uitgevonden de lente van een romantisch en aesthetisch au reool te voorzien. Toen de lente nog maar alleen betekende: de terugkeer van het gras en de bloemen, de vruch ten en de planten. Van het voedsel dus. Dat gebeurde, dank zij de wil der go den en demonen. De clan vreesde al die goden en demonen. Wie garandeer de, dat ze het volgend jaar opnieuw die planten en die vruchten lieten bloei en? Men wilde zeker zijn, en offerde het schoonste, lieflijkste meisje van de clan aan.de oppergod der lente, en dat gebeurde tijdens een zeer barbaars en wild gedanste rite. Jk wil u de vreugde over dit getij na tuurlijk niet vergallen. Misschien was ik te lang in Amsterdam, waar teveel stenen en te weinig planten zijn. Op asphalt bloeien geen seringen en de mimosa staat wel in de vaasjes van de cellen onzer huizen, doch nergens bloeit ze. Maar in die stad bloeit wel iets anders: in de kraamafdeling der zie kenhuizen. Het leven zelf. Van de week liep ik door de tuin van een dier zie kenhuizen. De lente aarzelde tussen de heesters en takken. Onder die takken en bij de heesters stonden de kinder wagens met de babies. Die babies slie pen van geluk, of huilden, of keken alleen maar recht in het licht, dat het begin was van dat verrukkelijk avon tuur, hetwelk 't leven in die faze wel moet lijken. Er drentelen wat moeders bij en wat verpleegsters en alles bij el kaar was 't een goed en mooi en nobel schilderij. Ja, zo begint het leven. Zonder bezinksel, zonder droesem, zon der heimwee en zonder onrust. Die komen later. Lang daarna. Ik was in het ziekenhuis en toen ik klaar was bracht de jonge dokter me v/eer naar de uitgang. Samen liepen we langs de galerij van rijpend leven in die wagens, totdat we aan een paadje kwamen waar wat banken stonden. Op een ervan zat een man. Hij had een wit gezicht, waarmee hij zonder veel uitdrukking de lucht inkeek. Dat ge zicht had de kleur van ziekenhuizen: grijs-wit. De kleur van de muren, waar achter in dat ziekenhuis nog een paar honderd Amsterdammers te lijden en te treuren, te hopen en te wachten la gen. Zie je die man daar? vroeg de dokter. Ik knikte.— Hij heeft vier jaar thuis en hier gelegen, een ernstige rugge- graatsaandoening. 't Was niet zo best met 'm. Iedereen zei, dat hij ongenees- TS KOUD op 't Ierse vliegveld. Een miezerige regen daalt traag neer in de vroege, grijze morgen. Bin nen een kwartier zal het vliegtuig weer opstijgen en zijn reis naar New York voortzetten. Ik sta met mijn passagiers in een hoekje van het restaurant te praten, als de grondstewardess komt zeggenen dan krijgt u nog een al- leenreizende baby mee...." De dame, die het kind naar zijn bestemming, New York, zou begeleiden, was verhinderd en daardoor zou het kind, waarvoor al passage was geboekt, onder mijn hoede de overtocht moeten maken. „Michael" is zijn naam en hij ligt in een dekentje gewikkeld op een stoel in de wachtkamer. Ik kijk al rond naar zijn koffers. Maar die zijn er niet. Alles wat Michael op de wereld bezit, is in een grote papieren zak gestopt: -een dekentje, twee luiers, een broekje, een bloesje en een enveloppe met zijn pa pieren. Er is een emigratieverklaring bij, waarop ik las, dat zijn vader on bekend is, dat hij naar Brooklyn gaat, naar pleegouders, en dat hij achttien maanden van zijn leventje in de Sint Patrick Stichting, een tehuis voor ver waarloosde en verlaten kinderen, is verpleegd. Ik draag het kind als een postpakket je, voorzien van paperassen en labels, de trap van de Constellation op. De passagiers kijken wat schichtig naar het kleine mensje, dat hen door zijn gehuil weieens last zou kunnen bezorgen. Daar starten we. Ik neem Mickey op mijn schoot. Dan voel ik opeens een groot medelijden met het kind, dat de weemoed niet be seft van het afscheid van zijn „vader land. Ik druk zijn kopje even tegen me r Ik heb verdriet om een moeder, die haar kind in de steek laat: mis schien in de steek moét laten. O. de verzorging in de St. Patrick Stichting was goed. Dat zie je aan het kind, dat welverzorgd is. Maar toch kwam het alles tekort, waaraan zo'n klein mensje zoveel behoefte heeft; het heeft geen moederliefde ontvangen. Mickey drukt zich vast tegen me aari en blijft doodstil met een verre, afwe zige blik in zijn prachtige, grijze ogen, genietend van de aan hem bestede aan dacht. Als de riemen weer los mogen, ga ik hem verschonen en dan is het meteen tijd om hem eten te geven. Het smaakt hem blijkbaar goed. Zodra hij zijn mondje leeg heeft, spert hij het als een spreeuw weer open, terwijl hij in de gaten houdt of er nog voldoende in de beker zit. V/OOR MIJ zit een passagier, die zich omdraait als Mickey gegeten Heeft. „Mag ik hem even op schoot houden?" vraagt hij. „Ik heb zelf ook kinderen, dus ik kan er goed mee omgaan. Mis schien nog wel beter dan uMaar mijn jongens zijn al groot. Eén is er al getrouwd!" Op het moment, dat ik de jongen aan hem overrijk, behoef ik er alleen maar op toe te zien, dat hij niet teveel wordt verwend en op tijd wordt verschoond en naar bed gebracht. Het is een lange reis over de oceaan, maar zelden was hij zo snel ten einde. Alle passagiers willen hem op schoot hebben. Van alle kanten regent het aanvragen; van man nen en vrouwen. En ik moet een wacht lijst aanleggen om ieder eerlijk zijn deel van de vreugde te geven. Vooral een groepje typisch Amerikaans-niet- meer-zo-heel-jonge-dames gunt elkaar de weelde niet. Na een paar uur moet ik werkelijk streng optreden, als ik zie drt hij met zijn vinger in de mond zit te vechten met de slaap. Ik pak hem resoluut op en stop hem in zijn wieg. Denk echter niet dat de aandacht van de reizigers voor het kind ver slapte. Aller ogen blijven gericht op het wiegje en als er nauwelijks bewe ging te horen is, banen twee Ameri kaanse dames zich al een weg naar voren, waar de slaapstee is opgehan gen, om de kleine te bemachtigen. Ik mag de geneugten van een moederschap op 18000 voet hoogte niet verstoren en ik laat mijn passagiers haar gang gaan, ook al voeren ze de kleine kerel regelrecht tegen de voorschriften van het gedrukte dieet in stukjes choco lade en andere heerlijkheden. De heer, die Mickey het eerst van mij overnam, blijft echter de grote vriend van de kleine passagier. Het is aandoenlijk de man met het jongetje bezig te zien. Ze kibbelen samen om een papieren beker, die steeds van Mickey's bol naar de hand van de man verhuist. En zo maakt Mickey zijn op wachting bij alle passagiers. Hij gaat van hand tot hand. JAAN LANDEN we voor een korte on- derbreking van de reis in Gander. Mickey verlaat het vliegtuig op mijn arm. In het restaurant bestel ik melk voor hem, maar dan komt zijn grote vriend uit de machine, die het ritueel voor zich opeist. Terwijl wij met zijn drieën daar zitten, komt de tochtge noot, die naast Mickey's vriend een plaats in de machine heeft en die ook steeds geprobeerd heeft een deel van de „Darling of the Plane" (lieveling van het vliegtuig) te bemachtigen, naar ons toe. „Stewardess", zegt hij somber, „ik had in dat winkeltje een mooi pak je voor Michael willen kopen, maar ze hebben daar niets van dat goed Terwijl we nog praten, komen de drie Amerikaanse dames op ons toe. „Wij willen voor Mickey een stukje speel goed kopen, maar ze hebben niets voor babies als hij We moeten weer naar het vliegtuig. Iedereen blijkt plotseling het kind te willen dragen. Omstuwd en gevolgd door alle passagiers, die druk pratend een grote familie vormen, lopen we over de startbaan. Nu wil iedereen hem tijdens de start vasthouden. Ik hak de knoop door, met te zeggen, dat Michael verschoond moet worden. Uit de pantry krijg ik lauw water. Een tafeltje met een handdoek doet dienst als commode. Plotseling duikt Mrs. X. naast me op. Dat doet zij wel evenOnder veel Amerikaanse „slang" wordt Michael dan gebaad. Dan opeens vindt Mrs. X. dat zijn huidje zo schraal is. Wacht even, ze heeft in haar koffer een uitstekend middeltje. Ze ge bruikt 't zelf ook. Daar is ze al weer terug met een kostbare flacon olie. Een flinke scheut op haar hand en Mickey wordt van onderen tot boven gewre ven en gemasseerd. „Mag ik Mickey de cabine binnenbrengen?", vraagt Mrs. X. tenslotte. Als een trotse moeder, die haar kind aan de familie gaat tonen, schrijdt ze de cabine in en iedereen moet het kind even bekijken. IAAN GAAN we landen op Idlewild. Terwijl Michael weer op mijn schoot zit vraag ik me af hoe zijn ontvangst hier zal zijn. Hoe zullen zijn nieuwe ouders zijn? De passagiers nemen stük voor stuk afscheid van de baby. „Bye Bye, Mickey!", „Bye, Darling!", „Oh, isn't he darling?" Eindelijk gaan ook Michael en ik van boord. We komen in de douane-hal en dan word ik koud van treurigheid, als de grondstewardess mij zegt, dat er niemand is om het kind af te halen. Zouden zijn nieuwe ouders hem dan werkelijk als een postpakketje beschou wen, dat thuisbezorgd wordt? Volkomen verslagen voel ik mij en druk het jon getje nog eens stevig tegen me aan. Maar dan klinkt een opgewekte stem van de andere zijde der baiie. De pleeg vader is daar! Dan zie ik hem. Een wat grijzende, maar toch nog jonge man met een heel goed en vriendelijk ge zicht. „Dat is in orde", denk ik. Hij komt naar me toe. Michael voelt, dat hij bij deze man thuishoort, want hij legt spontaan zijn armpjes om zijn hals. De man lacht en neemt Mickey nauw keurig op. Hij zag hem nooit eerder zegt hij. Maar aan alles merk ik nu, dat deze man blij is, dat het kindje er is en Michael voelt zich thuis op zijn pleegvaders arm. Als de andere passagiers ons in de douane-hal passeren, nemen ze Mickey's vader critisch op en knikken mij veel zeggend toe. Het begint te zingen in mij. Daar komt ook Michaels moeder aan. Ze omhelst het kind snikkend. Blijkbaar gaat met Mickey's komst een wens van jaren in vervulling. Ik weet nu, dat mijn taak is afgelopen en dat ik met een gerust hart „Flight number zoveel" bij zijn nieuwe ouders kan achterlaten. Als ik in de bus wegrijd zie ik nog net hoe Michael in een grote auto wordt gedragen: zijn huis tegemoet. Ik twijfel er niet aan of daar zal alles in gereed heid zijn gebracht om hem met heel veel liefde te vergoeden, wat hij de eerste achttien maanden heeft móeten missen. lijk was, maar wij zagen er wat in. Dia man vertelde iedereen het wrange grapje, dry hij een pannekoek was. Ja, je hoort het goed, een pannekoek. Weet je waarom? Omdat z'n vrouw 'm iedere dag tweemaal moest omkeren. Eenmaal op z'n buik en eenmaal op z'n rug. Hij had ook'nog een ander grapje: hij zei dat hij nog eens een keer op reis ging. Niet zo'n lange reis. Naar het kerkhof. jAie man is helemaal beter en gaat binnenkort naar z'n huis terug er gens op Kattenburg. Hij zit een week buiten, iedere dag een uur, maar hij begrijpt er zelf niets van. Grapjes ma ken doet hij ook niet meer. Hij is ver doofd van geluk, denken we. Wel laten we voor 'm hopen, dat 't een zachte lente wordt. Hij heeft 'r heel wat ge mist. Ik keek naar de man. Hij zat recht in de lucht te kijken, maar ik geloof niet dat hij een milimeter van de lucht zag. Of iets anders. Toen we hem pas seerden zag ik, dat z'n handen beefden. De dokter lachte een beetje en zei: 't valt niet altijd mee in 't leven terug te komen. Daar moet je ook aan wennen. Vooral in de lente, omdat dit de moeilijkste tijd is. Jn de vroegste tijden bracht men een offer aan de lente. Eerst dan moeht men het nfeuwe, jonge, komende leven aanvaarden. Wij, in deze eeuw, ge doemd tot verblijf in de steden, ver gaten dat men dit offer heeft te bren gen. Niet door het nemen van het leven van het schoonste meisje van de clan, maar wel door het besef van de bitter- harde waarheid, dat elke nieuwe lente ons een lente naderbrengt tot onze laatste lente. Dat zal het zijn wat ons onrustig maakt, en bang. En ook een beetje treurig. En iets meer, waar schijnlijk,op de wildernis van 't Am sterdamse asphalt dan in het rijpend groen van de provincie. Dat is, in wezen, Le Sacre du Prin temps, anno 1952. Het was duizend jaar geleden niets anders. Toen offerde men, en nu offert men nog. Er is haast niets veranderd sinds-de grotten en spe lonken van de primitieven, op wier fundamenten wij onze steden bouwden. Steden als Amsterdam. Anthony van Kampen De vrouw leek wel wat op de ezel uit Shakespeare's Zomernachtsdroom. Ze had namelijk een wollen sjaal om de hersenpan geknoopt bij wijze van hoofdtooi en de uiteinden piekten om hoog als twee reusachtige oren. Het was origineel maar niet fraai. Dat was deze dame trouwens helemaal niet, noch van buiten, noch van binnen. Over het uiterlijk konden we direct al oordelen, maar nopens het innerlijk deed de offi cier een boekje open, toen hij de dag vaarding bloot lei- Nou, dat loog er niet om! Want deze Geertruida had, misschien omdat ze als weduwvrouw geen ander tijdverdrijf kon vinden, een ganse reeks brieven, briefkaarten en ansich ten losgelaten op Willem K., landbou wer en veefokker, echtgenoot en va der van zeven kinderen, voorzitter van een kegelclub, maar verder van onbe sproken gedrag. En al de missives, die zij Willem deed geworden, getuigden er in velerlei toonaard (maar steeds in onbewimpelde termen) van, dat hij slechter was dan katoen van een cent per el, dat hij de kampioen van de streek was op het glibberig pad der amoureuie akkefietjes en dat er twee kinderen bestonden, waarvoor zijn vrouw nooit de sokjes had gebreid. Ik zeg het nu maar allemaal netjes; de welwillende lezer zal beseffen dat Geertruida over een idioom beschikte, dat ietwat directer moest worden ge noemd. De rechter maakte zicli boos. Hij vroeg: „Hoe komt u er bij, om zulke vunzige taal te schrijven. Had meneer u iets gedaan?" De vrouw met de hoofdsjerp zei „Dat niet. Maar hij keek altijd zo vreemd" Willem, kwam in al zijn knoestige breedheid vertellen, wat voor 'n ge- drein-an-zijn-kop die kladschrijverij veroorzaakt had. Hij zei: „M'n vrouw is óók maar 'n mens, die trok zich die vuiligheid an. Ik zou er een aescheurd huishouwe door gekrege hebbe. Wat hééft zo'n mens d'r an?" En een sportieve agent deed er ver slag van hoe hij_ (als ware hij Barendse uit de Rikki-strip) een brievenbus had beloerd tot de weduwe Geertruida, schichtig als 'n muilezel, er weer eens een brief in had gestopt. Bij opening van de brievenbus bleek het de énige brief te zijn. En gericht aan Willem. Een schriftproef bewees de rest en de weduwe legde een vlotte bekente nis af. Er viel voor de rechtbank niet veel meer te delibereren. Het strafregister van de artiste was niet helemaal vlek- vrij, de officier vroeg twee maanden en dp rechter maakte er zes weken van. En omdat de verdachte van hory.r heroen afzag, was de zaak binnen het kwartier zo rond als een hoepel. „Ik staan alleen as weduwvrouw zei Ze nog. En wat dat er mee te maken had zou alleen Sinmnnd Freud in ziin alwe tendheid hebben kunnen verklaren. KAREL

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 7