Een kwart eeuw geleden overleed de schilder Fl Verster Gevaren van de gr zijn niet te onderschatten Een mensenleven weerspiegeld in zijn kunst Archaeologen vonden sporen van een feest met 69.000 gasten Het dienstbodenvraagstuk in het land van de Kaap PUROL EaiiS: De Ridgways houden van gezelligheid Een teruggetrokken scheppen Duizenden jaren ge/eden reeds bezettingstroepen Madurodam nadert haar voltooiing Emigranten in Zuid-Afrika Jacht Ridgway op D-dag: Moskou moet niet denken dat wij zwak zijn op de zwarte vrouw met de witte ziel Zevenduizend mensen vroegen om raad Advies- en inlichtingenbureau waakt ,,Stationswerk" heeft heilzame resultaten Een gewaarschuwd man telt voor twee ZATERDAG 7 JUNI 1958 9 (Van een onzer redacteuren) IJAT we bij dit artikel een zelfportret van de schilder Floris Verster afdrukken, geschiedt niet slechts om redenen van druktechniek of „omdat er toch een plaatje b(j moet". Dit stuk, dat de schilder op ongeveer zestigjarige leeftijd voorstelt, lijkt ons ten zeerste representatief voor zijn werk. Nog meer trouwens voor de mens: de geslagene, de vermoeide, de in zichzelf gekeerde sombere worstelaar, die hij in de laatste jaren van zijn leven was. En toch ook: welk een trots, welk een stugge, verbeten trots spreekt er uit zijn werk. Verster ■chlldert niet „gemakkelijk" en niet „mooi", ook al heeft het bijtijden de schijn van het tegendeel. En hij conformeert zich niet zonder meer aan de stijl van een bepaalde periode, ook al heeft zijn werk er sommige trekken mee gemeen. In feite is hjj een samenballing van volkomen uiteenlopende strevingen: zijn wer ken passen in vele kunsthistorische vakjes en in alle is hij volkomen echt en zichzelf; maar in geen ervan is hij volkomen begrepen en gekarakteriseerd. met name stillevens, waarin men de vaart en de bezetenheid van een Vin cent van Gogh terugvoelt. Hierin zijn kleur en vorm bijna bezweken onder de kracht van een drift. FLORIS VERSTER is vijf en twintig jaar geleden gestorven. Op 21 Jan. 1927 vond men hem dood in de vijver van het kleine buitengoed Groenoord bij Leiden, waar hij sinds zijn huwelijk had gewond. Zijn vrouw was overleden de overheid stond op het punt, het buiten te onteigenen ter verkaveling els bouwterrein. Het waren twee sla gen, waaronder hij was bezweken. Het goed is onteigend en verkaveld, maar nooit bebouwd.... Zijn leven is teruggetrokken geweest. In een moeizaam zwoegen vervaardig de hij luttele honderden werken in 'n lang mensenleven minder dan anderen ln weinige aren. Hij worstelde met de stof en met zijn materiaal en was nooit teti volle tevreden over wat zijn hand- Werk ten slotte van zijn inspiratie van zijn innerlijk schouwen had over gelaten. Aanvankelijk doet zijn werk aan dat Van de impressionisten denken. Er is die brede, driftige toets, die de indruk wekt, dat dit werk met grote vaart en alleen om der wille van de kleuren op het doek is geworpen. En toch mist dit werk dat, wat het tot impressionistisch zou stempelen. Want het gaat Verster nooit om d? oppervlakkige kleur indruk. Hij zoekt naar de essentie der dingen. Dat merkt men het sterkste in ziin waskrijttekeningen. Ogenschijnlijk zijn deze zeer nuchter van observatie en uiterst nauwkeurig van detaillering. Zijn inspiratie heeft zich hier ontla den in een zo minuscuul peuterwerk dat er niets meer aan ontbreekt. Hij heeft er als het ware zijn geestelijke activiteit, zijn scheppingsdrang mee 'n de boeien geslagen. En als men dan deze tekeningen beziet, dan lijken zij in eerste oogopslag bijna doodgewerkt, volkomen zonder vaart. Maar een na dere beschouwing openbaart plotseling wonderen van een volkomen andere dan de gebruikelijke schoonheid. Deze dingen hebben hun eigen geestelijk leven gekregen, hun eigen sfeer, los van hun materiële verschijning. TN zijn latere werk is een gespleten- heid merkbaar, die de indruk wekt, alsof er twee volkomen uiteenlopende naturen aan het woord zijn. Hij maakt zorgvuldig afgewogen en uitgewerkte achilderijen van simpele dingen, waar in elk detail ziin eigen functie heeft. Maar tegelijkertijd ontstaan er doeken I de geremdheid, de innerlijke reserve bestaan. lyiEER en meer versombert hij in de laatste jaren van zijn leven. Men I v-'ndt er in zijn werken de weerslag van, in het steeds donkerder wor dende gamma, in de toenemende be perking zijner kleuren. Een epkel stuk loopt er wat uit; maar ook hierin is toch geen sprake van enige uitbundig heid. De kleur is verstild, afgedempt. In die tijd ontstaan de beide zelfpor tretten, die op de expositie van Ver- sters werk in het Stedelijk Museum te Amsterdam te zien zijn. Een ervan drukken wij hierbij af. Het andere is er als het ware een pendant van en niet minder tragisch van wezen. Dit werk is tenminste vijf en twin tig jaar oud; het zal het voor ons ge voel nog menigmaal vijf en twintig jaar uithouden. De schilder ervan is een der zeer groten onder ons volk geweest. Deze herdenking maakt het nog eens duidelijk. VAN W. die zich op geen en- «gs kele manier meer laat beteugelen, zo schijnt het. Al blijkt dan toch uit de datering van een enkel stukje, dat in dat geval de mate rialisatie van het vi sioen ruim twaalf da gen heeft gevergd waar de uiterlijke ver schijning een werk zaamheid van enkele uren zou doen ver moeden. Zijn werk neigt hier tot het expressionis- ft me. Men kan er een innerlijke spanning uit aflezen, een worstelen met de dingen en met de kleur en de mate rie van verf en lin nen. Het is hem moei lijk, zijn innerlijke roerselen uit te zeg gen. Daarvoor is hij dan ook de stugge, in zichzelf gekeerde mens die hij ons in zijn zelfportretten heeft voorgesteld. Zo blijft zelfs in deze stukken (Van onze Haagse redacteur.) een terrein, gelegen op de hoek van de Harinkade en de Verheul- weg in Scheveningen tegenover het bekende hotel „De Witte Brug" is men druk in de weer, om de minia tuurstad „Madurodam" op 2 Juli, de datum van de officiële opening, gereed te krijgen. Dan zullen van alle kanten de belangstellenden komen om -tussen de miniatuurhuizen te wandelen, langs de grachtjes te dwalen, de treinen te zien rijden en zich te verlustigen in alles wat deze echte stad in miniatuur aan attractiefs biedt. M.lduil)dam gesticht ten bate van het Nederlandse Studenten Sanatorium in I-aren. met behulp van een vorstelijke gift van de familie Maduro op Curacao, ivier zoon Georges, student in Leiden, tijdens de oorlog in een Duits concentratiekamp overleed. Het ligt in een mooie en rustige om geving; er is een groot parkeerterrein bij aangelegd en zonder hinder voor omwonenden kan men er talrijke gas ten ontvangen. Dat is maar goed ook. Er zijn meer miniatuursteden, niet in ons land .maar o.a. in Engeland, waar de eigenaar van zo'n speelgoedstad, na aanvankelijk prettige ervaringen, thans voor grote moeilijkheden zit. Taai en verbeten strijdt daar de 72-jarig ge wezen accountant Callingham in Be- konsfield voor zijn hobby, zijn Lilli- putdorp Bekonscot dat reeds door meer dan een millioen kinderen is bezocht en 's zomers ieder weekend opnieuw dui zenden kinderen in verrukking brengt Ook koningin Elisabeth behoorde als kind tot de geestdriftige kleine bezoe kers. Callingham's stokpaardje is knutselen. In 1929 begon hij met zijn dorp in zijn tuin, die een opnervlakte heeft van twee morgen. Langzamer hand ontstond er een idyllisch land schap. met burchten, kerken, herber gen, een beek, een trein die door de velden slingert en zelfs een dierentuin, waar olifanten te zien zijn Wat echter de kinderen vreugde en plezier bereidt, dat ergert de volwas senen. De buren ergeren zich over de lange rij parkerende auto's, die straten van het stadje verstoppen, zodat ze er zelf niet door kunnen komen Callingham verdedigt het bestaan van zijn dorp met het argument, dat het er eerder stond dan de meeste huizen van z«n buren, maar dat helpt hem niets. Zijn tegenstanders hebben een aan klacht tegen hem ingediend op grond Van de stedenbouwwet van 1929. Hoe belachelijk het ook klinkt, op 7 April heeft een rechtbank beslist, dat het dorp afgebroken moet worden.... om dat de huizen zonder vergunning van Bouw- en Woningtoezicht zijn ge bouwd. (Van een correspondent te Beiroet.) De voorliefde voor het kolossale, het gigantische, het onmetelijke, is geens zins een product van het massatijdperk met zijn tot het reusachtige uitgegroei de maatstaven; reeds duizend jaar voor de geboorte van Christus heeft een koning uit het morgenland, Assurnasir- pal, een schitterend feest gegeven, waarbij niet minder dan 69.574 gasten uitgenodigd waren. Dit is bekend ge worden door de ontdekkingen, die een expeditie in Irak, op de plaats van de oude Assyrische hoofdstad Nimrud (een van de vele) heeft gedaan. Deze expe ditie is de vierde, die de Engelse ar cheoloog Mallowan, de echtgenoot van de bekende schrijfster van detective romans Agatha Christie, naar het Na bije Oosten heeft geleid. In het Zuiden van Mesopotamië werkt tegelijkertijd een Amerikaanse expedi tie aan het onderzoek van de heilige stad Nippur. Hier werd deze winter een tempel van Inanna, de godin van de oorlog, opgegraven, waarbij o.a. ook enkele honderden tafels met spijker schrift werden ontdekt. Het betreft hier godsdienstige en mythologische aante keningen, waarvan de nog te ontcijfe ren tekst zeer zeker belangrijk zal bij dragen tot de kennis van de religie der Sumeriërs. Nippur had vier duizend jaar geleden een grote godsdienstige bibliotheek. Reeds vóór de tweede wereldoorlog hebben Duitse, Engelse en Amerikaan se expedities in het Midden-Oosten ge wekt; terwijl tegelijkertijd de Fransen twee antieke hoofdsteden, Ugarit aan de kust van de Middellandse Zee en Mari aan de middenloop van de Eu- fraat .ontdekten. Tegenwoordig zijn er weer Franse geleerden in Ras Rhamra en Mari aan het werk. Hierbij zijn zeer belangrijke vondsten gedaan in de vorm van schrift-tabletten, die in de taal van Ras Shamra (14e eeuw vóór Christus) en in het Babvlonisch gesteld zijn. De teksten zijn thans ontcijferd; ze spre ken van een dvnastie van zes opeen volgende koningen, die tot nu toe voor het grootje gedeelte onbekend waren. Verder "jkt hieruit, dat de koning van tT inrit persoonlijk aan het opteke- an rechtszaken deelnam en deze mntpUeningen van het 'stempel_ voor zag van een souverein, die minstens vijfhonderd jaar vóór hem geregeerd had. Op akten uit de 14e eeuw vóór Christus bevindt zich een zegel met het opschrift: „Innarum zoon van Niamadu koning van Ugarit". De genoemde Ia- qarium heeft, naar bekend is, in de 19de eeuw vóór Christus geregeerd; zijn latere opvolger heeft dit stempel waar schijnlijk gebruikt om zich daarmede een biWondere autoriteit te verlenen. In Mari stonden een sprookjespaleis, dat door vreemdelingen steeds weer be wonderd werd en een hele religieuze wijk met grote heiligdommen. Hier werd enige tijd geleden een „Zisurrat' ontdekt, een heilige toren met vele verdiepingen, die aan de Bijbelse toren van Babel doet denken en die uit de 3e eeuw vóór Christus stamt. Naast deze toren stonden verschillende tem- oels, die thans opgegraven worden. Men heeft hierbij ook ex-voto-tabletten. dank-plaketten van pelgrims, zoals wij ze uit onze bedevaartsplaatsen kennen, Uit de grond gehaald, mozaïeken, die aaneen gelegd kunnen worden tot grote taferelen, waarop met buitengewoon kunstzinnige hand de silhouetten van i biddende mannen en vrouwen afgebeeld zijn. Men heeft ook stenen tabletten met opschriften gevonden, waarop de namen van honderden soldaten vermeld staan, Babyloniërs, die als garnizoen in Mari lagen. Dit is een duidelijk bewijs van buitenlandse bezettingstroepen. Het .was dus reeds in het jaar 1809 vóór Christus gebruikelijk, dat de overwin naar als toezicht op het overwonnen volk en ter controle op de bepalingen van de wapenstilstand, troepen in het land achterliet. Onze correspondent in Kaap stad zal in een serie van drie artikelen een verhandeling hou den over het dienstboden-vraag stuk in Zuid-Afrika, een pro bleem, dat daar wel zeer bijzon dere kanten heeft! Hoewel zijn beschouwingen misschien meer tot vermaak dan tot lering strek ken, beveelt hij ze niettemin bijzonderlijk aan bij alle ern stige mensen en met name bij die lezers, die houden van „ver halen uit de practijk des levens". Vandaag plaatsen wij het eerste artikel, waarin het probleem zich begint te ontwikkelen. geneest en veredelt de huid (Advertentie me Med.» Generaal Matthew Ridgway, de nieuwe geallieerde opperbevelhebbr in Europa, heeft in een rede ter her denking van D-dag verklaard dat de Sowjetunie niet moet denken, dat „het voortdurende zoeken van de westelijke mogendheden naar vreedzame oplos singen aan de raadstafel" een bewijs van zwakheid is. „Als wij lankmoedig zijn, is het omdat wij de onbeperkte reserves van onze eigen kracht kennen en ómdat wij met alle eervolle midde len een oorlog willen voorkomen, die niets bewijst, niets oplost en voor de overwinnaar even onvruchtbaar is als voor de overwonnene". (Van onze correspondent in Kaapstad) TOEN w(j vijf weken gewoond hadden in een hotelkamer, kregen we plotseling een huis en daarmee had ons geluk het zenith bereikt. Wat w'il een emigrantengezin meer? Ha! dit goede, dit gezegende Zuid-Afrika! liet schonk ons niet alleen zijn gastvrijheid en een bete broods, neen, de milde goedheid van dit land ging verder: het gaf ons een huis met een balcon en een badkamer en uitzicht op zee. In Holland hadden we, behalve warme verhalen over de zon en de mieliepap óók ernstige verklaringen gehoord over het woningtekort in het land onzer dromen. De deskundige heren van de emigratie hadden ons ronduit gezegd: in Zuid-Afrika hebben ze alles, letterlijk alles. Maar ze hebben er géén huizen. Nou ja, dat hindert niet, want je kunt er gerust in een tent wonen. TK moet verklaren, dat mijn vrouw enige bezwaren had tegen het ten tenleven. Waartegen ik, met historische nauwkeurigheid, de stelling verdedigde, dat excellente figuren als Abraham, Izaak en Jacob ten slotte hun hele leven in tenten hadden gewoond en desniet- tetnin tot gezegende ouderdom waren gekomen. Omdat dit argument haar on rust niet verminderde, schreef ik. vele maanden voordat we in Amsterdam op de boot stapten, een brief naar een Kaapse dominee, teneinde uit deze tot waarheid geneigde bron te vernemen, of dat woningprobleem nou heus wel zó erg was. Zijn eerwaarde antwoordde: „Kom maar na Kaapstad, ons kan altijd 'n plan maak. Ek weet van niemand wat op die straat git nie". Met deze brief als herderlijke troost op zak kwamen we met z'n drieën in Kaapstad aan; mij vrouw, ons zoontje en ik, die de aansjichter van de land verhuizing was en dus, als man en hoofd des gezins, dubbele verantwoording droeg. Ik heb in die eerste weken, toen het zo warm was dat we vier maal per dag in het bad kropen en toen we geen ander vooruitzicht hadden dan de eerstkomende vijftig jaren te moeten Nadat „Ike" en Mamy" vertrokken zijn, heeft men in Marnes La Co quette de nieuwe bewo ners van het hoofdkwar tier der Atlantische strijdkrachten verwel komd: de Ridgway's, de generaal en opperbevel hebber, zijn vrouw Mary Anthony, die „Penny" genoemd wordt en zijn zoon Matthew. Het is heel natuurlijk, dat men met grote spanning de nieuwe vrouw des hui zes tegemoet gezien heeft van haar hangt het immers in de eerste plaats af, welke sfeer in deze gemeenschap van militaire deskundigen uit vele naties zal heersen. Er wordt reeds gemom peld, dat er leven in de brouwerij zal komen in ieder geval zal het rustige leven ten tijde van de Eisenhowers uit zijn, want Ike en Mamy brachten hun avonden 't liefste thuis door, ze hielden niet van feeste lijkheden en gezellige avondjes, maar vonden hun bevrediging bij hun liefhebberijen de ge neraal aan zijn schilders ezel, zijn vrouw aan het borduurraam. Van de Ridgways is bekend, dat ze veel meer van gezel ligheid houden. Het echtpaar Ridgway, zo verzekerden vrien den, vult elkaar op idea le wijze aan. De generaal is vóór dit huwelijk reeds twee keer ge trouwd geweest; Marv Anthony Ridgway heeft haar eerste man in de oorlog verloren en werk te als secretaresse bij de admirale staf in Washing ton. Hoewel ze niet de literaire belangstelling van haar man deelt, ko men ze op het gebied van sportbeoefening goed bij elkaar. In Japan noemde men Penny de „eerste dame van de bezetting", een titel, die eigenlijk Mrs MacArthur toekwam, die echter liever thuis bleef en in het algemeen on opgemerkt wenste te blijven. Mevrouw Ridg way deed het tegenover gestelde: ze bracht be zoeken aan de vrouwen van de Japanse politici: leerde de niet gemakke lijke kunst van de thee bereiding en kon al gauw, met evenveel smaak als een echte dochter van Nippon, bouquetten maken van bloeiende kerseboomtak ken. Ze was buitenge woon populair onder de Japanners, die in haar eveneens een Aziatisch type meenden te zien. In de Amerikaanse kringen van Tokio werd ze ech ter baanbreekster voor gedurfde nieuwe hoeden- modes, een beroemdheid die zich ook tot de tro pen uitstrekte, waar Penny Ridgway werke lijk geliefd was. Haar talent, om zich bij een vreemde omge ving aan te passen en zodoende sympathieën te veroveren, wil mevrouw Ridgway ook in haar nieuwe omgeving toe passen; ze leert reeds vlijtig Frans, om zich met haar man te kunnen meten, die Valéry en Proust in het origineel kan lezen. Aan zulke liefhebberijen kan opper bevelhebber Ridgway zich voortaan overgeven, zonder critiek te moeten vrezen, want zijn chef MacArthur, die derge lijke dingen ih Japan af keurde, staat niet meer boven hem! (Van onze speciale verslaggever) |jE WERELD is vol gevaren. Wel staan de kinderen van deze na-oorlogse tijd anders tegenover die gevaren dan de jonkheid van voor de oorlog. Maar toch, wie zich geroepen voelen hxin naasten de weg te wijzen in de doolhof, die wereld heet, staan dikwijls versteld over de argeloosheid, om het maar zacht te zeggen, waarmee velen het gevaar tegemoet treden. In het Maatschappelijk Advies- en Inlichtingenbureau in het Amsterdamse Centraal Station (Oostzijde), kan men u hierover veel vertellen. Daar kwam kortgeleden een dame om raad. Een 53-jarige weduwe, wier 39-jarige dochter een aanlokkelijke betrekking zou kunnen krijgen in Australië. Hoewel te elfder ure, wilde ze wel graag weten, waar haar dochter terecht zou komen. Men stelde onmiddellijk een onderzoek in en kwam tot de conclusie, dat het opgegeven Australische adres uitermate ongunstig bekend stond. JJE meisjes van na de oorlog, die naar de grote steden komen, zijn zelfbe wuster en zelfstandiger geworden. Het M.A. en I. Bureau heeft zich aan deze veranderde omstandigheden aangepast. Men verricht hoogstens nog wat per- rondienst bij aankomst van de interna tionale treinen, maar wacht nu of de meisjes en niet te vergeten jongens naar het bureau komen. In 1951 «u hebben zich niet minder dan 7651 per sonen tot het Amsterdamse bureau om hulp gewend. Bijna de helft hiervan zocht ver trouwde adressen voor nachtlogies. Het bureau beschikt over een groot aantal adressen van vertrouwde pensions, maar nagenoeg al deze mensen terecht geholpen konden worden. De dames slaagden erin 1845 vreemdelingen on der te brengen, die nachtlogies zoch ten en door de spoorwegen of soms ook de K.L.M. naar dit bureau verwe zen waren. Een bijzondere taak heeft het bureau gezien in de lust van talloze jongeren, vaak uit gegoede milieu's, om na be ëindiging der studies een baan te zoe ken in het buitenland. Niet alleen ver strekt men alle mogelijke inlichtingen over het werkadres, dat de jongeren zich dikwijls zelf al gekozen hadden, maar ook fungeert het bureau in tal van gevallen ais bemiddelaar. „Bij de duivel te biecht" HE dame was begrijpelijkerwijs zeer teleurgesteld. Bepaald argeloos mag men het noemen, wanneer men zo on verstandig is, dat men het emigratie plan toch maar wil doorzetten. „Want, ziet u," aldus de betreffende dame, „mijn dochter zou vooruitgaan. Na een half jaar zou ik volgen en dan wilden we in Australië op korte termijn een man vinden om mee te trouwen...." Alsof een half jaar eenzaamheid in een gevaarlijk milieu in een vreemd land voor een waarschijnlijk even ar geloze dochter, niet funest zou kunnen zijn. Gelukkig zijn niet alle moeders zo als deze moeder, nie't alle dochters als waarschijnlijk deze dochter. Maar er zijn nog zo veel mensen in ons kleine landje, vooral op het platte- lanl. die niet weten, dat er bij het Am sterdamse Centraal Station, of bij het C.S, in Utrecht of het Rotterdamse D.P. zo'n veilige gids te vinden is. Vóór de oorlog viel het velen eerder op. omdat de dames van het Maatschappelijk Ad vies- en Informatie-bureau toen, ge tooid met een armband met het woord „Stationswerk", op de perrons liepen uit te kijken naar meisjes, aan wier gedrag duidelijk merkbaar was, dat ze zich onzeker voelden in de grote stadsomgeving. Dankbaar werd de aan geboden hulp steeds aanvaard. TN binnen- en buitenland bestaan heel wat van dit soort bureaux. Het is Het is niet de redenering van een overbezorgde moeder, als men zegt, dat voor vele jonge, mensen, die naar het buitenland trekken bijvoorbeeld voor stu die of voor werkgelegenheid de gevaren op de loer liggen. Het is noodzakelijk gebleken, inlich tingen in te winnen over de be trouwbaarheid van een buiten landse werkkring of een logeer adres, waaraan men door een advertentie, een relatie of een „penfriend" is gekomen. Deze in lichtingen worden verstrekt door: De Nederlandse Vereniging ter behartiging van de belangen van jonge meisjes (Union), p.a. Maat schappelijk Advies- en Inlich tingenbureau, Centraal Süxtion, Oostzijde. Amsterdam-C.; het Centraal Bureau der R.K. Meis jesbescherming, Maasstraat 136, Amsterdam-Z. en de Christen Jonge Vrouwen-Federatie, Dom plein 25, Utrecht. Deze instellingen zijn tevens op de hoogte van de arbeids voorwaarden in het buitenland voor huishoudelijk personeel. Ook verschaffen- zij betrouwbare adressen, waartoe men zich kan wenden, in geval men in moei lijkheden komt of raad nodig heeft. voor een buitenstaander uiterst moei lijk na te gaan, of ze betrouwbaar zijn. Verschillende meisjes konden tijdig gewaarschuwd worden, dat ze met een onbetrouwbaar adres te maken had den. Dat het bureau bovendien hulp ver leent aan blinden, die per trein reizen en afgehaald moeten worden, of op een tram gezet moeten worden, het spreekt haast vanzelf. Het Blinden instituut en de Rijkswerkinrichting voor Blinden te Amsterdam hebben dan ook al geruime tijd een uitermate pret tig contact met het bureau, dat voort durend op de bres staat voor allen, die gevaar lopen in de grote steden in moeilijkheden te geraken. doorbrengen op hotelkamers, geleefd bij het woord van Paul Kruger, die (vol gens de Nederlandse schoolboekjes) ge zegd moet hebben, dat alles sou reg kom. Ik heb blaren op mijn voeten gelopen en bloed getranspireerd op jacht naar een huis. Een zwaar karwei. Want wij konden niet meer huur betalen dan 13 Pond per maand en alle huizen in Kaap stad en omgeving schenen plotseling als bij toverslag 25 Pond te kosten. Na iedere vergeefs speurtocht door da warme oven van de stad moest ik op nieuw mijn vrouw vertellen, dat wa moed moesten houden, omdat Paul.Kru ger niet vergeefs gezegd had, dat allesBinnen een week noemde za me Paul Kruger. En toen kregen we dan zomaar ineens dat huis. De huur was viermaal zo hoog als in Holland, maar daar stond tegen over dat de minister van financiën hier véél goedkoper is dan zijn collega in Nederland. En als ik mijn vrouw dan vports nog voorrekende, dat we hier in plaats van dertig zakken brandstof maar vijf zakken per winter zouden ge bruiken, dan waren we het er opnieuw en voor de zoveelste keer hartelijk over eens, dat Zuid-Afrika een heerlijk land is. DIJ een huis hoort een dienstbode Dat zeiden alle Afrikaanse dames in koor, toen mij vrouw in haar kinder lijke onschuld had uiteengezet, dat ze dat huis nou eens lekker ging soppen en boenen. O neen, zeiden de Afrikaanse dames, dat moogt u zelf niet doen, dat staat niet in Afrika. U moet een dienst bode nemen en bij voorkeur een natu rel. Let maar op het kroeshaar. Die met kroeshaar zijn de besten! 's Avonds in de vertrouwde omgeving van ons Hollandse bed, vroeg mijn vrouw: Moet ik nou heus zo'n zwarte juffrouw nemen? Ik hoorde aan een trilling in haar stem, dat ze er heime lijk angst voor had en dat zë met heim wee terug dacht aan haar blonde dienstmeisje in Holland. Wat doet 'n man in zo'n geval? Hij steekt een helpende hand uit en stort zich in problemen, waarvan hij omvang noch diepte peilt. Ik zei: Lieve vrouw, we moeten ons aanpassen. Ik zal morgen voor een zwarte hulp in de huishouding zorgen! Met van dat korte kroeshaar?, vroeg ze nog, in een laatste en typisch vrou welijke poging tot verzet. Ik zei: Ze zal een beetie aan de don kere kant zijn. maar onder een zwarte huid kan een blanke ziel wonen. Alles sal reg kom! De volgende morgen ging ik op zoek naar de witte ziel. De mensen, die ik er naar vroeg, glimlachten, zoals men glimlacht tegen een kind dat de maan aan 'n touwje wil hebben bij wijze van luchtballon. Ze zeiden dat ik maar goed moest zoeken en wensten me het beste. Waar zoekt men een zwarte dienst bode? Ik kon toch moeilijk op straat aan alle donkere vrouwen vragen of ze lust hadden mijn schoenen te poetsen en de was te doen? Ja, ik was er nu wel aan begonnen, maar hoe kwam ik tot suc ces? Waar vond ik een meid' Ik vroeg het aan een politie-agent, maar die begreep me verkeerd. Hij zei, dat omgang tussen blanken en zwarten gestraft werd met drie maanden gevan- gennisstraf en dat ik maar beter mijn fatsoen kon bewaren. Het kostte moeite, hem duidelijk te maken dat alle oneer bare gedachten mij vreemd waren en dat ik alleen en uitsluitend handelde in opdracht van mijn vrouw. De agent gaf toe, dat de zaak dan anders kwam te liggen en verwees me naar een bureau, waar ik kon uitzoeken, uit duizend sollicitanten. Tenminste, dat zei die agent. Er was een vriendelijke ambtenaar, die eerst opschreef waar en wanneer ik ter wereld kwam en vervolgens vroeg of ik fabrikant was. Was ik géén fabri kant? Dat was jammer, want de mi ïsjes hadden alleen nog belangstelling voor fabriekswerk. Zaterdags plaatsten we een adverten tie. „Net klein gezin zoekt beschaafd meisje. Goede behandeling, hoog loon", 's Morgens om negen uur stond er al een sollicitante in de gang; een mager kind met een zachte stem. Onmisken baar een blanke ziel. Maar ze krabbel de onophoudelijk op haar hoofd, nu eens van achteren, dan weer van voren. Ik kreeg er zelf jeuk van en ik zag, dat mijn vrouw verbleekte. Met een vrien delijke groet en een shilling voor de moeite hebben we haar weer in de zon nige straat gezet. 's Middags kwam er een kolossale vrouw, rond aan alle kanten en met een opgewekte twinkeling in haar ogen. Helaas was ze omgeven door de pittige geur van alcoholische dranken en ze wapperde met een verkreukelde brief, die een getuigschrift uit het jaar 1943 bleek te zijn. Ik vroeg, of ze nog nieu were papieren had, maar ze schudde mismoedig het hoofd. Ze had sinds 1943 nogal veel kinders gekregen, zei ze. Meer vrouwen kwamen er die dag niet en ook niet die volgende dag of de dag daarna. Maar ik zei u toch al dat we voorspoedige immigranten zijn? de vierde dag gebeurde er een mirakel. Een vriend van een kennis van een nicht van de neef van een lid van de Volksraad wist een kroezerige juffrouw, die een betrekking zocht en dat moest een meid zijn, zoals er maar één op het continent rond liep. De volgende morgen kwam ze kennis maken. Blanke ziel in zwart omhulsel, het kón niet missen. Een meisje uit dui zenden, een hulp zonder weerga, een wonder der wonderen. Ze wou direct aan het werk, de ijver straalde uit haar ogen, haar vingers jeukten om aan te pakken. En we voelden met een brok van ontroering in de keel dat we het beste van het beste kregen aangeboden op een presenteerblad. Ha!, Zuid-Afrika was een goed, een gezegend land.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 9