Koningin, een Kennemer Vrouwe PARIJS IN AMSTERDAM D.D.D. r De bloedslijn zette zich voort AMSTERDAMS PODIUM Een verheven nazaie van de Heren van Heemskerck Eerlijk oordeel JULIANA OP HET MATJE Moeizaam einde SCHOONVADER onder de hoede van vrienden achterlatendevoert Cor nells zijn bruidmet een kamenier in een wagen met zich mede over Thie- nen naar Glymes'waar zij zeer gue- tilic ende hoffelic getracteertworden. Na de bode te hebben weggezonden, „1ye meeste schoonste oft grootste Sloten van Hollant hebben altijt ghestaen daar zij Maria steeds opstookte hulp ende staen noch van Alckmaer af tot voorbij de Beverwyckalsoo dit het te r?ePen> wordt de reis vervolgd naar hooghste ende drooghste quartier is van Hollantende 't ghene dat minst is Hraine l'Alleud, waar schaker en ge- ghebroken met Wateren oft Moeren over sulcks voor de Edelluyden het be- schaakte een groots onthaal wacht, quaemste quartier is tot de Jacht als aen de Duynen ghéleghen daer uyt sy een Daags na aankomst huwt Maria „uyt goede toe-voeringhe van hebben van conijnen alsmede van versche Visch uyt de vfVenm en Uberen willein tegenwoor- zee". Aldus vermeldt de oude kroniekschrijver ons de redenen van het veelvuldig digheid van een illuster gezelschap voorkomen van kastelen in de streek van Kennemerland. En zich meer in het Jonker Cornells vcm Glymes en Her- bijzonder bezig houdende met het stamslot van het riddermatige geslacht 9en- Vaaer Van Zevenbergen en de Heemskerckschrijft hij: „Koninck Willem, Grave van Hollant dede an. 1250 procureur-generaal dagen de snodö timmeren dat huis tot Heemskerc tegen de West Vriesendaer hij eenen ghe- bruidegom voor de Grote Raad, die heten Heer Gherit van Heemskerc casteleyn af maecte, met condicien dat hij Cornells tot verbanning en verbeura- die Vriesen altijt in roere houden soudeende nimmermeer laten rustenmet verklaring zijner goederen veroordeelt, sekcr ghetal van cloecke mannen ende soudenieren, om den overloop van de *-,e Gestrafte trekt er zich niets van West-Vriesen teweder staen, ende daer voer soude hem die coninc van RoomenJJ?!1 e.n zijn gratie verzoek wordt in grave van Hollant doen geven 111 e ponden tsjaers, ende maeckte hem daertoe inQewilligd. baelliu van Kermerlant." w Was het Kennemer erfgoed door deze huwelijken reeds naar Zuidelijke allen goeden ende renten den huze regionen van ons land verhuisd, voirs, toebehoorende", waarmede een zelfs noemde men het oude kasteel niet nieuwe stamvader van het oude ge- meer Heemskerck, doch het Huis van slacht zijn intrede deed op het familie- Sevenbergenhet zou zelfs naar het goed. buitenland overgaan. Van 1529 tot 1560 Deze Heer Gerrit van Heemskerck, was de zoon van Cornelis en Maria, MA deze eerste Heer van Heemskerck Herbernzone, Ridder, kozen wij als ook Cornelis geheten, Heer van regeerden nog vier generaties van uitgangspersoon van de hiernevens af- Heemskerck. Deze was sedert 1538 zijn stam om in 1380 uit te sterven met gedrukte stamlijst, welke in rechte Bisschop van Luik. Hoewel hij de de Kabeljauwsgezinde Heer Wouter lijn voert naar onze Koningin en waar- geestelijke stand later vaarwel zegde van Heemskerck. Na diens dood ver- uit haar typisch Kennemer afkomst en trouwde, werden hem toch geen viel de burcht aan Hertog Albrecht blijkt. kinderen geboren, zodat de Kennemer van Beyeren, ruwaard van Holland, erfenis kwam aan de zoon van zijn die Floris van Alkemade belastte met uerrns Dewogen leven zuster> vrouw van Louis de Ligne, het beheer van de bezitting. Acht jaren QERRIT had een bewogen leven. En Heer van Barbangon. Deze zoon Jean, later, op 5 November 1398, verkocht de moeilijkheden deden zich reeds door zijn huwelijk Graaf van Aren- hij aan een familielid uit een zijlinie onmiddellijk voor toen de beheerder terg geworden, onder welke naam hij der oude Heren „het huys tot Heems- Van Heemskerck, Floris van Alke- beter bekend is gebleven, was Spaans kere mit allen sinen toebehoren als made, weigerde de heerlijkheid aan de Stadhouder in de Noordelijke provin- dunen, molen, swanen ende anders mit nieuwe eigenaar over te dragen. De cies. Hij sneuvelde bij Heiligerlee in twist liep zo hoog, dat de rivalen 1568, toen hij de invallende Graaf Lo- elkander te lijf gingen toen zij met hun dewijk van Nassau was tegemoet ge- heer in 1399 op expeditie waren tegen trokken. Zoals bekend vloeide in deze de Friezen. Gerrit werd gewond maar slag het eerste Nassau bloed voor de herstelde. Een scheidsprake wees vrijheid van ons land, daar Oranjes Heemskerck aan de wettige eigenaar broeder, graaf Adolf, het leven liet. toe en ten slotte gelukte het Gerrit Jean's zoon Charles, trouw aanhanger zijn bezittingen werkelijk te verwer- van de Spaanse Koning, Spaans Gou- ven. Hoewel niet altijd daadwerkelijk verneur van Gelderland, maakte van deel nemende aan de hevig woedende het Twaalf-jarig Bestand gebruik om strijd tussen Hoeksen en Kabeljauwen, zijn Noordnederlandse bezittingen van werd Gerrit toch dikwijls bij de moei- de hand te doen, daar hij door zijn lijkheden betrokken. Jacoba van Beye- politieke richting over deze toch maar ren wist hem tijdelijk voor haar partij met moeite kon beschikken. Zo ver te winnen door aar. hem de heerlijk- kocht hij op 11 Juni 1610 zijn Kenne- heid Terschelling te verkopen. Toch mer familiegoed voor f 135.000 aan Da- gelukte het hem zijn pas verworven niel van Hertaing, Heer van Mar- bezit te behouden en zelfs enigszins quette, een Henegouws edelman en uit te breiden. Het laatst wordt hij ge- officier in Staten Dienst. Bij octrooi noemd in 1429. Kort daarop moet hij van de Staten van Holland werd het in het buitenland gestorven zijn, daar hem zelfs vergund de uit 1250 stam- zijn tweede vrouw Margaretha van mende heerlijkheid voortaan het Huys Cralingen in 1432 als weduwe vermeld te Marquette te noemen, onder welke wordt. Hun enige dochter Clementia naam het nog heden ten dage bekend (Meyne), de erfgename van Heems- staat. kerck, was nog zeer jong, hetgeen te De weg van het bloea lezen valt uit een clausule van de op w,a<j 25 Mei 1429 opgemaakte huwelijks- 1L" voorwaarden met Heer Gysbrecht van Y de oude Heren van Heems- Vianen, waarin laatstgenoemde zich lrvf T e?' verplicht „der joncvrou van Heems- bloedslijn. Immers de dochter van kerc an him sal nemen in siinre be- Charles hem geboren uit zijn huwe- waringe ende sal se truwen tot horen kjk met Anna van Croy, Hertogin van mondigen dagen, also vroech als dat Verschot en Prinses van Chimay, Do- wesen mach na den rechte». Dit huwe- «thee, kreeg tot man een nazaat van lijk moet kort vóór 27 Juli 1432 hebben 1? Srote Gzaaf van Egmond, plaats gevonden, aangezien van die dif„ in..kt J?,ÏS f datum een testament ons bewaard is UET boek der Spreuken ls een verza meling van wijze woorden* die voor iedere eeuw en in alle omstandighe den hun waarde en hun kracht behou den. Er zijn maar weinig Bijbelboeken, die zó los staan van hun milieu en van hun tijd; er zijn ook maar weinig Bijbelboeken die zó weinig van de theologie en zo véél van het eenvoudige, dagelijkse leven der men sen hebben te zeggen. Dat gans dit leven van mens tot mens gezet wordt onder het licht van de openbaring God3 in woord en wet behoeft geen betoog, maar zó sterk staat de ver houding van mens tot mens op de voorgrond, dat ge, al lezende, de naam Gods als vanzelfsprekend en als „natuurlijk" beschouwt. Let eens op zo'n woord, als ge bij voorbeeld vindt in het zestiende hoofd stuk: „Wie de goddeloze rechtvaar digt en de rechtvaardige verdoemt, zijn de Heere een gruwel". Gebeuren er zulke gruwelen niet iedere dag? Is het oneerlijke oordeel over anderen niet een vlotte gewoonte, een bijna vaste karaktertrek van velen gewor den? En toch: God zegt er van dat het een gruwel is! Dat is een zwaar woord. Maar in het kader van deze tekst uit Spreuken heeft dat woord betrekking op dingen, die de moderne mens zo gewoon zijn geworden als zijn radio en zijn sigaret. Zij zijn een vast onderdeel geworden van het program onzer moderne, ef ficiënte, hyper-economische bescha ving. Zij worden in' het handelsver keer „noodzakelijk" en in de politiek „wenselijk" genoemd en ze krijgen dan natuurlijk de fraaie, woorden van concurrentie, Real-politiek of actief opportunisme. Om hun gewaande noodzakelijkheid in de strijd om het bestaan en om hun veronderstelde wenselijkheid bij het schaakspel der politici hebben ze als het ware rechts geldigheid gekregen in het verkeer van mens tot mens en van volk tot volk. Men verdient er geld mee en ridderorden. Maar God zegt: het ls gruwelijk! „Wie de goddeloze rechtvaardigt' Dat wil zeggen; wie goed praat wat verkeerd is, wie steun verleent aan datgene wat in feite strijdig is met de normen van de eeuwige wet en afwij kend van richtlijnen, die het hoogste Gezag voor het leven der mensen heeft gesteld. Wie recht praat wat krom is, wie zijn geweten het zwijgen oplegt en méé draaft met degenen, die op sühkse wegen van onrecht en ver drukking gaan die is een gruwel. Geen zoete winsten en geen linten en kruisen gooien de waarheid omver. „Wie de rechtvaardige verdoemt" Het zelfde kwaad in een andere vorm. Hoe vaak wordt het oordeel over mensen niet geveld uit motieven, die oneerlijk, onbehoorlijk, onrechtvaar dig zijn? Hoe vaak wordt niet de ar me. de man zonder invloed in het on gelijk gesteld als het er om gaat bij een man met geld, een man van aan zien in het gevlij te komen? Het geld dat stom is maakt dan recht wat krom is. Want als het gouden kalf tot „god verheven wordt, dan wordt de schobber toegejuicht en de rechtvaardige krijgt een schop. Het is een gruwel, zegt God. Misschien laat dat woord u koud Maar weet dan dat ge, goddeloze s:-unend en rechtvaardige vertrap pend, geweld bedrijft jegens uw ziel en kanker kweekt in uw geweten. En „met welk oordeel gij oordeelt, zult ge worden geoordeeld, en met welke maat gij meet zal u weder gemeten worden". Gods molens malen soms met een slakkengang, maar ze malen bjjzonder secuur. offer was gevallen van Alva's schrik- gebleven waarin Gys en Meyne "ge- erf'^ed £e?dmTgI aan eenTnde'r zamenlijk als man en vrouw over rsLffiHvi hunne goederen beschikken. Meyne dat de Grafelijke en stierf omstreeks 1475 en haar eehtae ,ater zeIfs m de Vorsten-stand ver- noot reeds in '58. Hij was ridder en heven ^postmeesters van Thurn en r==/i TTQrt„„ r>v,;i;r,<, Taxis. En nog verder zou het Heems- Bourgondl tevens Graaf van Holland. kercker Woed zich verwijderen van De dochter Gerarda Maria van Vianen, die getrouwd was met de Heer van Zevenbergen, uit het Huis Stryen, overleed in 1465 vóór haar moeder, waardoor haar dochter Maria van Zevenbergen in 1476 Heemskerck be- zijn bron: Prinses Maria Augusta van Thurn en Taxis, dochter van de pracht- lievende Anselm, trouwde in het Zuid- Duitse Hertogen geslacht Württem- berg, welks Sophie Dorothee als vrouw van Keizer Paul I, Czarina van Rus land werd, onder de namen Maria erfde, in wier plaats haar vader op 19 tr"? -n/nT-ru,,„ Juli de leeneed aflegde. Haar huwelijk i?ir, S met Cornelis van Glymes was op niet iiÏY nnmmanticpiia s,>;iTo e+nnrj de Heemskerckse erfenis na een ver- onromantische wijze tot stand geko- m„n n„ blijf van drie eeuwen in het buiten- doortastend en vurig als Cornelis. vaderen erf- Maar hoe hij haar ook vrijde, Maria's Aldua kan NoordhoUands bevolking vader bleef zich halsstarrig verzetten 'n anz® geliefde Koningin Juliana, de tegen hun verbintenis. Toen besloot ^?^venTra e van Glymes andere wegen te bewandelen. aloude Here" van Heemskerck, in Van vrienden had hij vernomen dat waarheid mede eren haar echte Kenne- zijn aangebedene met haar vader op mer Vrouwe, aan wie het onze courant een zekere dag langs een bepaalde weg voorrecht wdit wel zeer merk- van de jaarmarkt van Antwerpen zou waardige overzicht te mogen opdragen- terugkeren naar hun slot. Schielijk GERRIT HERBERNzn, HEER V. HEEMSKERCK MARGARETHA v. CRALINGEN I CLEMENTIA Vr. v. HEEMSKERCK GYSBERT Hr. v. VIANEN I GERARDA v. VIANEN ARENT V. STRYEN, Hr. v. ZEVENBERGEN I MARIA Vr. v. ZEVENBERGEN en HEEMSKERCK CORNELIS v. GLYMES-BERGEN, Hr. v. GREVENBROECK I MARIA v. GLYMES-BERGEN LOUIS v. LIGNE, Hr. v. BARBANgON I JEAN V. LIGNE GF v. ARENBERG HEER v. HEEMSKERCK MARGARETHA v. d. MARCK, Gvn. v. ARENBERG I CHARLES v. LIGNE, Pr. v. ARENBERG HEER v. HEEMSKERCK ANNA v. CROY, Htgn. v. AERSCHOT I DOROTHEE v. LIGNE, Prs. v. ARENBERG PHILIP LAMORAL Gf. v. HORNE-HOUTKERCKE I ANNA FRANCISCA Gvn. v. HORNE-HOUTKERCKE LAMORAL CLAUDIUS Gf. v. THURN en TAXIS I EUGEN Vst. v. THURN en TAXIS ANNA Prs. v. FÜRSTENBERG-HEILIGENBERG I ANSELM Vst. v. THURN en TAXIS MARIA Prs. V. LOBKOWITZ MARIA AUGUSTA Prs. v. THURN en TAXIS KARL I Htg. v. WÜRTTEMBERG I FRIEDRICH Htg. v. WÜRTTEMBERG DOROTHEE Prs. v. BRANDENBURG-SCHWEDT I SOPHIE DOROTHEE Prs. v. WÜRTTEMBERG PAUL I PETROWITCH Kzr. v. RUSLAND I ANNA PAULOWNA Gït. Vtn. v. RUSLAND WILLEM II Kn. der NEDERLANDEN I WILLEM III Kg. der NEDERLANDEN EMMA Prs. v. WALDECK-PYRMONT WILHELMINA, Kgn./Prs. der NEDERLANDEN HENDRIK Pr. d. NEDERL. Htg. v. MECKLENBURG 1 KONINGIN DER NEDERLANDEN PRINSES van ORANJE-NASSAU HERTOGIN van MECKLENBURG PRINSES van LIPPE-BIESTERFELD DE bejaarde man, die terzake van diefstal voor de rechter trad, was een nieuweling in de misdaad en het viel hem tegen, dat was duidelijk. Hij beefde een beetje, zijn schouders zak ten af en zijn verweerde, stoppelige kop was gebogen. Dit was geen branie. Hij had twintig gulden uit een bak kerij gestolen en hij bekende vlot. Ja, hij had die briefjes 'weggenomen toen de bakker even weg was. 't Geld lag daar zomaar. „U bent zevenenzestig jaar en u kwam nog nooit met de Justitie in aanraking", zei de rechter met een on dertoon van vriendelijkheid in zijn stem. „En nu deze diefstal, dat is toch wel héél erg." De man schoof wat met een voet heen en weer en zweeg. Hij boog het hoofd nog wat dieper. „Nu?" animeerde de rechter. De oude weifelde nog even, als zochthij naar woorden. Toen begon hij te pra ten, haperend en voorzichtig en met lange pauzen tussen de zinnen. ,,'t ls ergIk schaam me zoAs me vroufo dat nou 's had moete be- leveWe hebben altijd netjes ge leefd, me vrouw en ik en al me hin dersAltijd grootgebracht in 't goeie, edelachtbare, da's waarlijk waar. Toen moeder uit de tijd raakte wier 't tobbe, 'n Man alleen da's niksje moest eigenlijk maar liever gelijk heengaanDe een zegt zus en de ander zegt zo. Me oudste dochter zei: vader, doe de spulletjes weg en kom bij ons.... Goed bedoeld, maar 'k had 't nooit moeten doenMaar me jon gen zei 't ook. Dat ging een half jaar goed, zo gaat dat. De kinderende drukteToen ging ik naar me zoon. Maar me zoon is doodgereje op die on bewaakte overweg, een lieve, beste jongen meneer. Dat was in '42, dat heb'u wel geleze in de krant natuur lijk. Z'n vrouw is weer getrouwd, ik kon daar niet meer aarden, daar was geen plaats meer voor opa. Bij me oud ste dochter Woonde toen d'r getrouwde jongen met z'n vrouw en kiwi, die kon geen eigen huis krijge. En me jongste dochter heb 'r zes, dat kon óók niet Toen woue ze me naar 't ouwe manne- huis hebbe, maar heus dat wou ik niet. 'k Wou vrij blijve, in zo'n huis ga je doodoch, ik weet nou niet wat beter is Het was heel stil geworden in het zaaltje. De officier speelde met een potlood, de rechter streek zachtjes langs zijn kin en op de tribune zou men een speld hebben kunnen horen vallen- „Nou ben ik sindsdien op 'ri kamer tje, in pensjon zogezegd, voor Vijftien guldens in een week, eten, slapen, alles. Eerst dede me dochters wat bij de centen van Drees, maar dat wier minder, 't leven is zo duur en dan met al die hinders. Ik heb nog hier en daar gewerkt, maar dat gaat niet zo best meer, ik word een dagje 0uwerTob ben, tobben „Ik begrijp uw moeilijkheden zet de rechter, „maar moeilijkheden zijn geen rechtvaardiging voor diefstal". „V heb gelijk", knikte de man, „dat weet ik van kindsbeen af. Altijd eer lijk door 't Iven gegaan.... Dat geld lag daar zo losik had 't in me zak vóór ik 't wisten 'k had het zo hard nodig voor me kamertje, 't was zo tob ben De officier had het niet gemakkelijk met zijn eis," hij begon ietwat onzeker aari het requisitoir en dat overkomt hem maar zelden. Officiers van Justi tie en rechters zijn óók mensen met een levend hart onder hun witte beft Drie weken. De rechter maakte er een voorwaar delijke veroordeling van met een proeftijd van drie jaar: de bakker, die de aanklager was, knikte instemmend. Hij zag er, na het verhaal van de ouwe baas, een beetje geschrokken uit. Tot zijn zeventigste moet de grijsaard, xve'er zo netjes leven als hij het zeven enzestig jaar heeft gedaan. Drie jaar verder spartelen met de centen van Drees en de ongeregelde bijdragen van zijn kinderen. Lukt het hem, dan blijft hij buiten de gevangenis. Vijftien gulden per Week is niet veel. Maar het is héél veel voor een arme, oude man, die niet in het gesticht wil en die vecht voor z'n vrijheid. Of is dat beetje vrij heid teveel gevraagd aan het einde van een lang, arbeidzaam leven? KAREL vw j Krabben en peuteren maant ae rlUlfl- kwaal steeds erger. De helder Iute1n!i vloeibare D.D.D. dringt diep Ui lMaCI in de poriën door, zuivert, ont- f smet en geneest de huid. geneesmiddel tegen huidaandoeningen (Advertentie, Ing. Med.) neemt de minnaar zijn maatregelen, stelt zijn mannon langs de weg op en wacht af. Inderdaad nadert de stoet, vader Van Zevenbergen in een karos gezeten en zijn dochter elegant te paard naast de wagen. Plotseling springen de bewakers van de weg te voorschijn en houden de verschrikte reizigers aan. Ook Cornelis treedt thans naar voren en niet zodra ziet hij de oude Heer Arent, of hij valt op de knieën en zegt: „Heere van Zevenber gen. ic bidde U om die minne van Gode ende ter eeren van der heylighe passie ons Heeren, dat U gelieven wille my te gevene te hylike uwe doghter, die ic langen tiit lief gehadt hebbe. ende is gelove u, dat ie u een goet ende getrouwe zoen wisen sal, ende bij alsoe ghy my die niet en geeft, zoe biddic u, dat mijn rat ende jonck voer- nemen u niet mishagen en wille ende dat ghy my dat vergheeft, want liefde my dwingen sal die te vuren met my". Algemene consternatie: Maria snikt, vader Arent tracht de uitbundige min naar te kalmeren, maar deze laat zich niet misleiden. Het gezelschap wordt beleefd doch dringend verzocht zijn reisplan te wijzigen en „vrijwillig" be geven allen zich onder Cornelis' ge leide naar de woning van een gemeen schappelijke oude vriend. Onderweg tracht Heer Arent te ontsnappen, maar wordt gegrepen. Cornelis blijft zijn adspirant schoonvader voorkomend maar oplettend behandelen en trekt zich niets aan van de belediging die de oude heer hem aandoet door zijn overval te vergelijken met een typi sche daad van Engelsen, de piraten dier dagen bij uitnemendheid. QP het derde perron van het Centraal .Station stond de D-trein naar Parijs. Een employé van een bekende internationale reisorganisatie, in stijf blauw lakens uniform, drentelde er langs en keek elk geopend raampje van die trein binnen. Hier en daar legde hij een formulier of boekje neer. Hij deed dit met zichtbare liefde en zeer zorgvuldig, als gold het een uitermate belangwekkende bezigheid. Die D-trein zag er internationaal uit. Hij rook zelfs internationaal. De man, die er langs liep, was het ook. En zo waren de dames en heren, die er in zaten. In de drie, vier seconden, dat ik naar die trein stond te kijken, was ik de gelukkigste mens ter wereld. Ik wist, dat ik even later een der portieren zon openen en naar binnen gaan. Ik zou gaan zitten op een dier zwoel rood-fulpen fauteuils, met zo'n groen-wit bespreekbriefje er boven bengelend. Daarna zou die trein wegdeinen. Weg uit Amsterdam, dat stonk. Dat stoffig was, warm en ongastvrij. Want zo is Amsterdam in de zomer. HIE trein zou me naar Parijs bren- u gen. Een paar uur later zou ik er weer slenteren langs de boulevards, in het onbeschrijflijke namiddaglicht, waarmee Parijs betoverd is. En ik zou zitten ergens op een klein terrasje, op een mager stoeltje, leunend tegen een dun, labiel tafeltje, achter een glas Pernod. Is er iets schoners denkbaar dan in de namiddag te leunen tegen zo'n tafeltje in Parijs? En zich midden in de wereld te weten? Want dat is deze stad: hart der wereld. Te zitten, zonder iemand te kennen en zonder door iemand gekend te worden. Een beetje dromen, een beetje fantaseren, een beetje spelen met illusies op dat wrakke, ijzeren stoeltje. Dromen over die andere keer, dat w* hier waren, al weer jaren geleden. Voor het eerst in het Théatre des Champs Elysées, waar dat ballet van Igor Strawinsky ging. Nooit zullen we dat vergeten. Omdat we het zagen, toen we juist jong genoeg waren om nog tegelijk te kunnen juichen en wenen, en nog nét niet te oud om te weten, dat deze verrukkelijke minuten toch niet vast te houden waren. Parijs, op 23 jaar! Voor ons toen een naam en een begrip. Vol opwin ding, koorts en verrukking. Dat kleine journalistenkroegje, met die dodelijk vermoeide parlementaire courantiers, na een nacht vol politieke rumoer in de Senaat. Place Pigaile, met dat eta blissement vol zingende meisjes, van wie ik me niet precies meer weet te herinneren, wat nje meer in hen boeide hun ichoonheid, of die nachtdonker getimbreerde altstemmen, waarmee ze hun chansons zongen. Die eerste nachtslapend in Quartier Latin, op de kamer van m'n vriend, de Ne derlandse schilder, die me gevraagd had om te komen. Maar toen ik kwam, was de kamer leeg, met alleen vier kale, volbekraste wanden, met nogal bizarre, wat de menselijke anatomie aangaat (beiderlei kunne) onthullende tekeningen. Tegen de morgen, eindelijk, eindelijk, de vriend, l'gèrement ému, lichtelijk zwevend, en zich uitputtend in aller- charmanste verontschuldigingen, om daarna te beginnen met het voorlezen van kwatrijnen van Omar Khayyam, waarvan Ik dat ene nooit meer heb vergeten: Den beker vul, die 't heden zal genezen Van oude droefenis en nieuwe vrezen: Spreek niet van Morgen! Morgen kan ik bij De zevenduizend' jaren van gisteren wezen. JCN dan daarna, in 't aanrijpend mor- gengrauw, koffie met gebakken eieren. Met later wit brood en rode wijn. En uren slenteren langs de boe kenstalletjes. Leunen over Seine- bruggen en dwaze dingen zeggen (en nóg dwazer denkend). En overal de zon, als kostelijk tonicum voor. onze ontvankelijke ziel. Dat alles waren wij aan 't herbele ven die ochtend, op het derde perron van het C.S. te Amsterdam. We roken de Pernod, we voelden dat wiebelende stoeltje op 't terras en we liepen in die zon. Drie, vier seconden lang. Maar in de vijfde seconde was daar de harde, droge stem: Moet u ppg mee?" Het was de conducteur, ik keek hem aan, verward eq onthutst. Eij. „Nee", zei ik. En daarin lag hst gsnse draraa. We zakten af naar de uitgang, afda lend trap na trap. Het was daar koel «o klam en vochtig. En vol onheilspellend geluid. De vloedstroom der reizende mensheid nam ons mee, en zo bereik ten wij de stad. Het asfalt en de stop lichten, de trams en het kantoor. En' zo begon de dag. Niet in Parijs, maar in Amsterdam. Tegen de avond pas schikten we ons in 't lot. We liepen voorbij een kleine, drukke straat. Vier kinderen waren er aan 't spelen. Met tollen. Elk kind had z'n eigen tol en was er blij mee bezig. Maar toen ik goed keek, zag ik dat het maar drie tollen waren. Het ene kind had er namelijk geen, hoewel het toch wel tolde. Waarmee? Met de kurk van een bolsfles. Die kruk draaide als een echte tol, en ik geloof niet dat 't kind wist, dat er verschil bestond tussen echte token en jenever-kurken, 't Draaide toch! Ja, er zijn kinderen met kurken als tollen, zoals er mensen zijn, die Parijs beleven moeten in Amsterdam. Er i3 geen reden tot droefenis en ontevreden heid. 't ls louter een kwestie van ver beeldingskracht. De rest van heel die dag was vol geluk! ANTHONY VAN KAMPEN.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 5