Koningin, een Kennemer Vrouwe
PARIJS IN AMSTERDAM
D.D.D.
r
De bloedslijn zette
zich voort
AMSTERDAMS PODIUM
Een verheven nazaie van de
Heren van Heemskerck
Eerlijk oordeel
JULIANA
OP HET MATJE
Moeizaam einde
SCHOONVADER onder de hoede van
vrienden achterlatendevoert Cor
nells zijn bruidmet een kamenier in
een wagen met zich mede over Thie-
nen naar Glymes'waar zij zeer gue-
tilic ende hoffelic getracteertworden.
Na de bode te hebben weggezonden,
„1ye meeste schoonste oft grootste Sloten van Hollant hebben altijt ghestaen daar zij Maria steeds opstookte hulp
ende staen noch van Alckmaer af tot voorbij de Beverwyckalsoo dit het te r?ePen> wordt de reis vervolgd naar
hooghste ende drooghste quartier is van Hollantende 't ghene dat minst is Hraine l'Alleud, waar schaker en ge-
ghebroken met Wateren oft Moeren over sulcks voor de Edelluyden het be- schaakte een groots onthaal wacht,
quaemste quartier is tot de Jacht als aen de Duynen ghéleghen daer uyt sy een Daags na aankomst huwt Maria „uyt
goede toe-voeringhe van hebben van conijnen alsmede van versche Visch uyt de vfVenm en Uberen willein tegenwoor-
zee". Aldus vermeldt de oude kroniekschrijver ons de redenen van het veelvuldig digheid van een illuster gezelschap
voorkomen van kastelen in de streek van Kennemerland. En zich meer in het Jonker Cornells vcm Glymes en Her-
bijzonder bezig houdende met het stamslot van het riddermatige geslacht 9en- Vaaer Van Zevenbergen en de
Heemskerckschrijft hij: „Koninck Willem, Grave van Hollant dede an. 1250 procureur-generaal dagen de snodö
timmeren dat huis tot Heemskerc tegen de West Vriesendaer hij eenen ghe- bruidegom voor de Grote Raad, die
heten Heer Gherit van Heemskerc casteleyn af maecte, met condicien dat hij Cornells tot verbanning en verbeura-
die Vriesen altijt in roere houden soudeende nimmermeer laten rustenmet verklaring zijner goederen veroordeelt,
sekcr ghetal van cloecke mannen ende soudenieren, om den overloop van de *-,e Gestrafte trekt er zich niets van
West-Vriesen teweder staen, ende daer voer soude hem die coninc van RoomenJJ?!1 e.n zijn gratie verzoek wordt in
grave van Hollant doen geven 111 e ponden tsjaers, ende maeckte hem daertoe inQewilligd.
baelliu van Kermerlant." w
Was het Kennemer erfgoed door
deze huwelijken reeds naar Zuidelijke
allen goeden ende renten den huze regionen van ons land verhuisd,
voirs, toebehoorende", waarmede een zelfs noemde men het oude kasteel niet
nieuwe stamvader van het oude ge- meer Heemskerck, doch het Huis van
slacht zijn intrede deed op het familie- Sevenbergenhet zou zelfs naar het
goed. buitenland overgaan. Van 1529 tot 1560
Deze Heer Gerrit van Heemskerck, was de zoon van Cornelis en Maria,
MA deze eerste Heer van Heemskerck Herbernzone, Ridder, kozen wij als ook Cornelis geheten, Heer van
regeerden nog vier generaties van uitgangspersoon van de hiernevens af- Heemskerck. Deze was sedert 1538
zijn stam om in 1380 uit te sterven met gedrukte stamlijst, welke in rechte Bisschop van Luik. Hoewel hij de
de Kabeljauwsgezinde Heer Wouter lijn voert naar onze Koningin en waar- geestelijke stand later vaarwel zegde
van Heemskerck. Na diens dood ver- uit haar typisch Kennemer afkomst en trouwde, werden hem toch geen
viel de burcht aan Hertog Albrecht blijkt. kinderen geboren, zodat de Kennemer
van Beyeren, ruwaard van Holland, erfenis kwam aan de zoon van zijn
die Floris van Alkemade belastte met uerrns Dewogen leven zuster> vrouw van Louis de Ligne,
het beheer van de bezitting. Acht jaren QERRIT had een bewogen leven. En Heer van Barbangon. Deze zoon Jean,
later, op 5 November 1398, verkocht de moeilijkheden deden zich reeds door zijn huwelijk Graaf van Aren-
hij aan een familielid uit een zijlinie onmiddellijk voor toen de beheerder terg geworden, onder welke naam hij
der oude Heren „het huys tot Heems- Van Heemskerck, Floris van Alke- beter bekend is gebleven, was Spaans
kere mit allen sinen toebehoren als made, weigerde de heerlijkheid aan de Stadhouder in de Noordelijke provin-
dunen, molen, swanen ende anders mit nieuwe eigenaar over te dragen. De cies. Hij sneuvelde bij Heiligerlee in
twist liep zo hoog, dat de rivalen 1568, toen hij de invallende Graaf Lo-
elkander te lijf gingen toen zij met hun dewijk van Nassau was tegemoet ge-
heer in 1399 op expeditie waren tegen trokken. Zoals bekend vloeide in deze
de Friezen. Gerrit werd gewond maar slag het eerste Nassau bloed voor de
herstelde. Een scheidsprake wees vrijheid van ons land, daar Oranjes
Heemskerck aan de wettige eigenaar broeder, graaf Adolf, het leven liet.
toe en ten slotte gelukte het Gerrit Jean's zoon Charles, trouw aanhanger
zijn bezittingen werkelijk te verwer- van de Spaanse Koning, Spaans Gou-
ven. Hoewel niet altijd daadwerkelijk verneur van Gelderland, maakte van
deel nemende aan de hevig woedende het Twaalf-jarig Bestand gebruik om
strijd tussen Hoeksen en Kabeljauwen, zijn Noordnederlandse bezittingen van
werd Gerrit toch dikwijls bij de moei- de hand te doen, daar hij door zijn
lijkheden betrokken. Jacoba van Beye- politieke richting over deze toch maar
ren wist hem tijdelijk voor haar partij met moeite kon beschikken. Zo ver
te winnen door aar. hem de heerlijk- kocht hij op 11 Juni 1610 zijn Kenne-
heid Terschelling te verkopen. Toch mer familiegoed voor f 135.000 aan Da-
gelukte het hem zijn pas verworven niel van Hertaing, Heer van Mar-
bezit te behouden en zelfs enigszins quette, een Henegouws edelman en
uit te breiden. Het laatst wordt hij ge- officier in Staten Dienst. Bij octrooi
noemd in 1429. Kort daarop moet hij van de Staten van Holland werd het
in het buitenland gestorven zijn, daar hem zelfs vergund de uit 1250 stam-
zijn tweede vrouw Margaretha van mende heerlijkheid voortaan het Huys
Cralingen in 1432 als weduwe vermeld te Marquette te noemen, onder welke
wordt. Hun enige dochter Clementia naam het nog heden ten dage bekend
(Meyne), de erfgename van Heems- staat.
kerck, was nog zeer jong, hetgeen te De weg van het bloea
lezen valt uit een clausule van de op w,a<j
25 Mei 1429 opgemaakte huwelijks- 1L"
voorwaarden met Heer Gysbrecht van Y de oude Heren van Heems-
Vianen, waarin laatstgenoemde zich lrvf T e?'
verplicht „der joncvrou van Heems- bloedslijn. Immers de dochter van
kerc an him sal nemen in siinre be- Charles hem geboren uit zijn huwe-
waringe ende sal se truwen tot horen kjk met Anna van Croy, Hertogin van
mondigen dagen, also vroech als dat Verschot en Prinses van Chimay, Do-
wesen mach na den rechte». Dit huwe- «thee, kreeg tot man een nazaat van
lijk moet kort vóór 27 Juli 1432 hebben 1? Srote Gzaaf van Egmond,
plaats gevonden, aangezien van die dif„ in..kt J?,ÏS f
datum een testament ons bewaard is
UET boek der Spreuken ls een verza
meling van wijze woorden* die voor
iedere eeuw en in alle omstandighe
den hun waarde en hun kracht behou
den. Er zijn maar weinig Bijbelboeken,
die zó los staan van hun milieu en
van hun tijd; er zijn ook maar weinig
Bijbelboeken die zó weinig van
de theologie en zo véél van het
eenvoudige, dagelijkse leven der men
sen hebben te zeggen. Dat gans dit
leven van mens tot mens gezet wordt
onder het licht van de openbaring
God3 in woord en wet behoeft geen
betoog, maar zó sterk staat de ver
houding van mens tot mens op de
voorgrond, dat ge, al lezende, de
naam Gods als vanzelfsprekend en als
„natuurlijk" beschouwt.
Let eens op zo'n woord, als ge bij
voorbeeld vindt in het zestiende hoofd
stuk: „Wie de goddeloze rechtvaar
digt en de rechtvaardige verdoemt,
zijn de Heere een gruwel". Gebeuren
er zulke gruwelen niet iedere dag? Is
het oneerlijke oordeel over anderen
niet een vlotte gewoonte, een bijna
vaste karaktertrek van velen gewor
den? En toch: God zegt er van dat
het een gruwel is!
Dat is een zwaar woord. Maar in
het kader van deze tekst uit Spreuken
heeft dat woord betrekking op dingen,
die de moderne mens zo gewoon zijn
geworden als zijn radio en zijn sigaret.
Zij zijn een vast onderdeel geworden
van het program onzer moderne, ef
ficiënte, hyper-economische bescha
ving. Zij worden in' het handelsver
keer „noodzakelijk" en in de politiek
„wenselijk" genoemd en ze krijgen
dan natuurlijk de fraaie, woorden van
concurrentie, Real-politiek of actief
opportunisme. Om hun gewaande
noodzakelijkheid in de strijd om het
bestaan en om hun veronderstelde
wenselijkheid bij het schaakspel der
politici hebben ze als het ware rechts
geldigheid gekregen in het verkeer
van mens tot mens en van volk tot
volk. Men verdient er geld mee en
ridderorden. Maar God zegt: het ls
gruwelijk!
„Wie de goddeloze rechtvaardigt'
Dat wil zeggen; wie goed praat wat
verkeerd is, wie steun verleent aan
datgene wat in feite strijdig is met de
normen van de eeuwige wet en afwij
kend van richtlijnen, die het hoogste
Gezag voor het leven der mensen
heeft gesteld. Wie recht praat wat
krom is, wie zijn geweten het zwijgen
oplegt en méé draaft met degenen, die
op sühkse wegen van onrecht en ver
drukking gaan die is een gruwel.
Geen zoete winsten en geen linten en
kruisen gooien de waarheid omver.
„Wie de rechtvaardige verdoemt"
Het zelfde kwaad in een andere vorm.
Hoe vaak wordt het oordeel over
mensen niet geveld uit motieven, die
oneerlijk, onbehoorlijk, onrechtvaar
dig zijn? Hoe vaak wordt niet de ar
me. de man zonder invloed in het on
gelijk gesteld als het er om gaat bij
een man met geld, een man van aan
zien in het gevlij te komen? Het geld
dat stom is maakt dan recht wat
krom is.
Want als het gouden kalf tot „god
verheven wordt, dan wordt de schobber
toegejuicht en de rechtvaardige krijgt
een schop. Het is een gruwel, zegt
God.
Misschien laat dat woord u koud
Maar weet dan dat ge, goddeloze
s:-unend en rechtvaardige vertrap
pend, geweld bedrijft jegens uw ziel
en kanker kweekt in uw geweten. En
„met welk oordeel gij oordeelt, zult
ge worden geoordeeld, en met welke
maat gij meet zal u weder gemeten
worden". Gods molens malen soms
met een slakkengang, maar ze malen
bjjzonder secuur.
offer was gevallen van Alva's schrik-
gebleven waarin Gys en Meyne "ge- erf'^ed £e?dmTgI aan eenTnde'r
zamenlijk als man en vrouw over rsLffiHvi
hunne goederen beschikken. Meyne dat de Grafelijke en
stierf omstreeks 1475 en haar eehtae ,ater zeIfs m de Vorsten-stand ver-
noot reeds in '58. Hij was ridder en heven ^postmeesters van Thurn en
r==/i TTQrt„„ r>v,;i;r,<, Taxis. En nog verder zou het Heems-
Bourgondl tevens Graaf van Holland. kercker Woed zich verwijderen van
De dochter Gerarda Maria van Vianen,
die getrouwd was met de Heer van
Zevenbergen, uit het Huis Stryen,
overleed in 1465 vóór haar moeder,
waardoor haar dochter Maria van
Zevenbergen in 1476 Heemskerck be-
zijn bron: Prinses Maria Augusta van
Thurn en Taxis, dochter van de pracht-
lievende Anselm, trouwde in het Zuid-
Duitse Hertogen geslacht Württem-
berg, welks Sophie Dorothee als vrouw
van Keizer Paul I, Czarina van Rus
land werd, onder de namen Maria
erfde, in wier plaats haar vader op 19 tr"? -n/nT-ru,,„
Juli de leeneed aflegde. Haar huwelijk i?ir, S
met Cornelis van Glymes was op niet iiÏY
nnmmanticpiia s,>;iTo e+nnrj de Heemskerckse erfenis na een ver-
onromantische wijze tot stand geko-
m„n n„ blijf van drie eeuwen in het buiten-
doortastend en vurig als Cornelis. vaderen erf-
Maar hoe hij haar ook vrijde, Maria's Aldua kan NoordhoUands bevolking
vader bleef zich halsstarrig verzetten 'n anz® geliefde Koningin Juliana, de
tegen hun verbintenis. Toen besloot ^?^venTra e van
Glymes andere wegen te bewandelen. aloude Here" van Heemskerck, in
Van vrienden had hij vernomen dat waarheid mede eren haar echte Kenne-
zijn aangebedene met haar vader op mer Vrouwe, aan wie het onze courant
een zekere dag langs een bepaalde weg voorrecht wdit wel zeer merk-
van de jaarmarkt van Antwerpen zou waardige overzicht te mogen opdragen-
terugkeren naar hun slot. Schielijk
GERRIT
HERBERNzn, HEER V. HEEMSKERCK
MARGARETHA v. CRALINGEN
I
CLEMENTIA Vr. v. HEEMSKERCK
GYSBERT Hr. v. VIANEN
I
GERARDA v. VIANEN
ARENT V. STRYEN, Hr. v. ZEVENBERGEN
I
MARIA Vr. v. ZEVENBERGEN en HEEMSKERCK
CORNELIS v. GLYMES-BERGEN, Hr. v. GREVENBROECK
I
MARIA v. GLYMES-BERGEN
LOUIS v. LIGNE, Hr. v. BARBANgON
I
JEAN V. LIGNE GF v. ARENBERG
HEER v. HEEMSKERCK
MARGARETHA v. d. MARCK, Gvn. v. ARENBERG
I
CHARLES v. LIGNE, Pr. v. ARENBERG
HEER v. HEEMSKERCK
ANNA v. CROY, Htgn. v. AERSCHOT
I
DOROTHEE v. LIGNE, Prs. v. ARENBERG
PHILIP LAMORAL Gf. v. HORNE-HOUTKERCKE
I
ANNA FRANCISCA Gvn. v. HORNE-HOUTKERCKE
LAMORAL CLAUDIUS Gf. v. THURN en TAXIS
I
EUGEN Vst. v. THURN en TAXIS
ANNA Prs. v. FÜRSTENBERG-HEILIGENBERG
I
ANSELM Vst. v. THURN en TAXIS
MARIA Prs. V. LOBKOWITZ
MARIA AUGUSTA Prs. v. THURN en TAXIS
KARL I Htg. v. WÜRTTEMBERG
I
FRIEDRICH Htg. v. WÜRTTEMBERG
DOROTHEE Prs. v. BRANDENBURG-SCHWEDT
I
SOPHIE DOROTHEE Prs. v. WÜRTTEMBERG
PAUL I PETROWITCH Kzr. v. RUSLAND
I
ANNA PAULOWNA Gït. Vtn. v. RUSLAND
WILLEM II Kn. der NEDERLANDEN
I
WILLEM III Kg. der NEDERLANDEN
EMMA Prs. v. WALDECK-PYRMONT
WILHELMINA, Kgn./Prs. der NEDERLANDEN
HENDRIK Pr. d. NEDERL. Htg. v. MECKLENBURG
1
KONINGIN DER NEDERLANDEN
PRINSES van ORANJE-NASSAU
HERTOGIN van MECKLENBURG
PRINSES van LIPPE-BIESTERFELD
DE bejaarde man, die terzake van
diefstal voor de rechter trad, was
een nieuweling in de misdaad en het
viel hem tegen, dat was duidelijk. Hij
beefde een beetje, zijn schouders zak
ten af en zijn verweerde, stoppelige
kop was gebogen. Dit was geen branie.
Hij had twintig gulden uit een bak
kerij gestolen en hij bekende vlot. Ja,
hij had die briefjes 'weggenomen toen
de bakker even weg was. 't Geld lag
daar zomaar.
„U bent zevenenzestig jaar en u
kwam nog nooit met de Justitie in
aanraking", zei de rechter met een on
dertoon van vriendelijkheid in zijn
stem. „En nu deze diefstal, dat is toch
wel héél erg."
De man schoof wat met een voet
heen en weer en zweeg. Hij boog het
hoofd nog wat dieper.
„Nu?" animeerde de rechter. De
oude weifelde nog even, als zochthij
naar woorden. Toen begon hij te pra
ten, haperend en voorzichtig en met
lange pauzen tussen de zinnen.
,,'t ls ergIk schaam me zoAs
me vroufo dat nou 's had moete be-
leveWe hebben altijd netjes ge
leefd, me vrouw en ik en al me hin
dersAltijd grootgebracht in 't
goeie, edelachtbare, da's waarlijk waar.
Toen moeder uit de tijd raakte wier 't
tobbe, 'n Man alleen da's niksje
moest eigenlijk maar liever gelijk
heengaanDe een zegt zus en de
ander zegt zo. Me oudste dochter zei:
vader, doe de spulletjes weg en kom
bij ons.... Goed bedoeld, maar 'k had
't nooit moeten doenMaar me jon
gen zei 't ook. Dat ging een half jaar
goed, zo gaat dat. De kinderende
drukteToen ging ik naar me zoon.
Maar me zoon is doodgereje op die on
bewaakte overweg, een lieve, beste
jongen meneer. Dat was in '42, dat
heb'u wel geleze in de krant natuur
lijk. Z'n vrouw is weer getrouwd, ik
kon daar niet meer aarden, daar was
geen plaats meer voor opa. Bij me oud
ste dochter Woonde toen d'r getrouwde
jongen met z'n vrouw en kiwi, die kon
geen eigen huis krijge. En me jongste
dochter heb 'r zes, dat kon óók niet
Toen woue ze me naar 't ouwe manne-
huis hebbe, maar heus dat wou ik niet.
'k Wou vrij blijve, in zo'n huis ga je
doodoch, ik weet nou niet wat
beter is
Het was heel stil geworden in het
zaaltje. De officier speelde met een
potlood, de rechter streek zachtjes langs
zijn kin en op de tribune zou men een
speld hebben kunnen horen vallen-
„Nou ben ik sindsdien op 'ri kamer
tje, in pensjon zogezegd, voor Vijftien
guldens in een week, eten, slapen,
alles. Eerst dede me dochters wat bij
de centen van Drees, maar dat wier
minder, 't leven is zo duur en dan met
al die hinders. Ik heb nog hier en daar
gewerkt, maar dat gaat niet zo best
meer, ik word een dagje 0uwerTob
ben, tobben
„Ik begrijp uw moeilijkheden zet
de rechter, „maar moeilijkheden zijn
geen rechtvaardiging voor diefstal".
„V heb gelijk", knikte de man, „dat
weet ik van kindsbeen af. Altijd eer
lijk door 't Iven gegaan.... Dat geld lag
daar zo losik had 't in me zak vóór
ik 't wisten 'k had het zo hard
nodig voor me kamertje, 't was zo tob
ben
De officier had het niet gemakkelijk
met zijn eis," hij begon ietwat onzeker
aari het requisitoir en dat overkomt
hem maar zelden. Officiers van Justi
tie en rechters zijn óók mensen met
een levend hart onder hun witte beft
Drie weken.
De rechter maakte er een voorwaar
delijke veroordeling van met een
proeftijd van drie jaar: de bakker, die
de aanklager was, knikte instemmend.
Hij zag er, na het verhaal van de ouwe
baas, een beetje geschrokken uit.
Tot zijn zeventigste moet de grijsaard,
xve'er zo netjes leven als hij het zeven
enzestig jaar heeft gedaan. Drie jaar
verder spartelen met de centen van
Drees en de ongeregelde bijdragen van
zijn kinderen. Lukt het hem, dan
blijft hij buiten de gevangenis. Vijftien
gulden per Week is niet veel. Maar het
is héél veel voor een arme, oude man,
die niet in het gesticht wil en die vecht
voor z'n vrijheid. Of is dat beetje vrij
heid teveel gevraagd aan het einde van
een lang, arbeidzaam leven?
KAREL
vw j Krabben en peuteren maant ae
rlUlfl- kwaal steeds erger. De helder
Iute1n!i vloeibare D.D.D. dringt diep
Ui lMaCI in de poriën door, zuivert, ont-
f smet en geneest de huid.
geneesmiddel tegen
huidaandoeningen
(Advertentie, Ing. Med.)
neemt de minnaar zijn maatregelen,
stelt zijn mannon langs de weg op en
wacht af. Inderdaad nadert de stoet,
vader Van Zevenbergen in een karos
gezeten en zijn dochter elegant te
paard naast de wagen. Plotseling
springen de bewakers van de weg te
voorschijn en houden de verschrikte
reizigers aan. Ook Cornelis treedt thans
naar voren en niet zodra ziet hij de
oude Heer Arent, of hij valt op de
knieën en zegt: „Heere van Zevenber
gen. ic bidde U om die minne van
Gode ende ter eeren van der heylighe
passie ons Heeren, dat U gelieven wille
my te gevene te hylike uwe doghter,
die ic langen tiit lief gehadt hebbe.
ende is gelove u, dat ie u een goet ende
getrouwe zoen wisen sal, ende bij
alsoe ghy my die niet en geeft, zoe
biddic u, dat mijn rat ende jonck voer-
nemen u niet mishagen en wille ende
dat ghy my dat vergheeft, want liefde
my dwingen sal die te vuren met my".
Algemene consternatie: Maria snikt,
vader Arent tracht de uitbundige min
naar te kalmeren, maar deze laat zich
niet misleiden. Het gezelschap wordt
beleefd doch dringend verzocht zijn
reisplan te wijzigen en „vrijwillig" be
geven allen zich onder Cornelis' ge
leide naar de woning van een gemeen
schappelijke oude vriend. Onderweg
tracht Heer Arent te ontsnappen, maar
wordt gegrepen. Cornelis blijft zijn
adspirant schoonvader voorkomend
maar oplettend behandelen en trekt
zich niets aan van de belediging die
de oude heer hem aandoet door zijn
overval te vergelijken met een typi
sche daad van Engelsen, de piraten
dier dagen bij uitnemendheid.
QP het derde perron van het Centraal .Station stond de D-trein naar Parijs.
Een employé van een bekende internationale reisorganisatie, in stijf blauw
lakens uniform, drentelde er langs en keek elk geopend raampje van die trein
binnen. Hier en daar legde hij een formulier of boekje neer. Hij deed dit met
zichtbare liefde en zeer zorgvuldig, als gold het een uitermate belangwekkende
bezigheid. Die D-trein zag er internationaal uit. Hij rook zelfs internationaal.
De man, die er langs liep, was het ook. En zo waren de dames en heren, die er
in zaten. In de drie, vier seconden, dat ik naar die trein stond te kijken, was ik
de gelukkigste mens ter wereld. Ik wist, dat ik even later een der portieren zon
openen en naar binnen gaan. Ik zou gaan zitten op een dier zwoel rood-fulpen
fauteuils, met zo'n groen-wit bespreekbriefje er boven bengelend. Daarna zou
die trein wegdeinen. Weg uit Amsterdam, dat stonk. Dat stoffig was, warm en
ongastvrij. Want zo is Amsterdam in de zomer.
HIE trein zou me naar Parijs bren-
u gen. Een paar uur later zou ik er
weer slenteren langs de boulevards, in
het onbeschrijflijke namiddaglicht,
waarmee Parijs betoverd is. En ik zou
zitten ergens op een klein terrasje, op
een mager stoeltje, leunend tegen een
dun, labiel tafeltje, achter een glas
Pernod. Is er iets schoners denkbaar
dan in de namiddag te leunen tegen
zo'n tafeltje in Parijs? En zich midden
in de wereld te weten? Want dat is
deze stad: hart der wereld. Te zitten,
zonder iemand te kennen en zonder
door iemand gekend te worden. Een
beetje dromen, een beetje fantaseren,
een beetje spelen met illusies op dat
wrakke, ijzeren stoeltje.
Dromen over die andere keer, dat
w* hier waren, al weer jaren geleden.
Voor het eerst in het Théatre des
Champs Elysées, waar dat ballet van
Igor Strawinsky ging. Nooit zullen we
dat vergeten. Omdat we het zagen, toen
we juist jong genoeg waren om nog
tegelijk te kunnen juichen en wenen,
en nog nét niet te oud om te weten,
dat deze verrukkelijke minuten toch
niet vast te houden waren.
Parijs, op 23 jaar! Voor ons toen
een naam en een begrip. Vol opwin
ding, koorts en verrukking. Dat kleine
journalistenkroegje, met die dodelijk
vermoeide parlementaire courantiers,
na een nacht vol politieke rumoer in
de Senaat. Place Pigaile, met dat eta
blissement vol zingende meisjes, van
wie ik me niet precies meer weet te
herinneren, wat nje meer in hen boeide
hun ichoonheid, of die nachtdonker
getimbreerde altstemmen, waarmee ze
hun chansons zongen. Die eerste
nachtslapend in Quartier Latin,
op de kamer van m'n vriend, de Ne
derlandse schilder, die me gevraagd
had om te komen. Maar toen ik kwam,
was de kamer leeg, met alleen vier
kale, volbekraste wanden, met nogal
bizarre, wat de menselijke anatomie
aangaat (beiderlei kunne) onthullende
tekeningen.
Tegen de morgen, eindelijk, eindelijk,
de vriend, l'gèrement ému, lichtelijk
zwevend, en zich uitputtend in aller-
charmanste verontschuldigingen, om
daarna te beginnen met het voorlezen
van kwatrijnen van Omar Khayyam,
waarvan Ik dat ene nooit meer heb
vergeten:
Den beker vul, die 't heden zal
genezen
Van oude droefenis en nieuwe
vrezen:
Spreek niet van Morgen!
Morgen kan ik bij
De zevenduizend' jaren van
gisteren wezen.
JCN dan daarna, in 't aanrijpend mor-
gengrauw, koffie met gebakken
eieren. Met later wit brood en rode
wijn. En uren slenteren langs de boe
kenstalletjes. Leunen over Seine-
bruggen en dwaze dingen zeggen (en
nóg dwazer denkend). En overal de
zon, als kostelijk tonicum voor. onze
ontvankelijke ziel.
Dat alles waren wij aan 't herbele
ven die ochtend, op het derde perron
van het C.S. te Amsterdam. We roken
de Pernod, we voelden dat wiebelende
stoeltje op 't terras en we liepen in die
zon. Drie, vier seconden lang.
Maar in de vijfde seconde was daar
de harde, droge stem: Moet u ppg
mee?" Het was de conducteur, ik
keek hem aan, verward eq onthutst.
Eij. „Nee", zei ik. En daarin lag hst
gsnse draraa.
We zakten af naar de uitgang, afda
lend trap na trap. Het was daar koel «o
klam en vochtig. En vol onheilspellend
geluid. De vloedstroom der reizende
mensheid nam ons mee, en zo bereik
ten wij de stad. Het asfalt en de stop
lichten, de trams en het kantoor. En' zo
begon de dag. Niet in Parijs, maar in
Amsterdam.
Tegen de avond pas schikten we ons
in 't lot. We liepen voorbij een kleine,
drukke straat. Vier kinderen waren er
aan 't spelen. Met tollen. Elk kind had
z'n eigen tol en was er blij mee bezig.
Maar toen ik goed keek, zag ik dat het
maar drie tollen waren. Het ene kind
had er namelijk geen, hoewel het toch
wel tolde. Waarmee? Met de kurk van
een bolsfles. Die kruk draaide als een
echte tol, en ik geloof niet dat 't kind
wist, dat er verschil bestond tussen
echte token en jenever-kurken,
't Draaide toch!
Ja, er zijn kinderen met kurken als
tollen, zoals er mensen zijn, die Parijs
beleven moeten in Amsterdam. Er i3
geen reden tot droefenis en ontevreden
heid. 't ls louter een kwestie van ver
beeldingskracht.
De rest van heel die dag was vol
geluk!
ANTHONY VAN KAMPEN.