CARAVAGGIO EN DE NEDERLANDEN Het is goed wandelen in Sonsbeek tCKER] Hendricus dringt de society binnen Degeheimenvan de waterdruppel Na vijf seconden verliet ik de stoel 018 KORT VERHUL N.V. [TTERS 1WERKERS Onze zeveniiende-eeuwse schilders ondergingen Italiaanse invloed Nieuwe afdeling aan Artis toegevoegd Tweehonderd beeldhouwwerken zijn met vaardige hand in het Park te Arnhem neergestrooid Frankrijk is er met zijn grote meesters Commandant hoorde op de grond nadere bijzonderheden De tomatenexport naar Engeland gestremd ZATERDAG 1» JULI 1953 Mag ik U er aan herinne ren, de melk vooral op 'n koele plaats te bewaren en de flessen liefst niet in het volle licht te zetten? Spoelt U de flessen even als ze leeg zijn? :n- en buitenlandse ewerken VAME isdag ld Juli op het ureau te ALKMAAR '—20 uur. i worden vergoed. MICHEL hmi-nffA (Van een onzer redacteuren) ANGEL O MERISI DA CARAVAGGIO heeft een vrij kort, maar zeer bewogen 'even gehad. Hij moet een zeer emotioneel mens zijn geweest, gezien de omstandigheid, dat hij herhaalde malen wegens mishandeling in processen gewikkeld is geweest. Het kwam ten slotte zo ver met hem, dat hij nergens meer in Italië terecht kon, omdat men hem alom zocht. Zijn einde was dan ook tragisch. Hij stierf als een banneling in zijn eigen vaderland. Hij vluchtte uit Napels, waar hij in een gevecht met rovers zwaar gewond was geraakt, om zich naar Rome te begeven. Daar is hij echter nimmer aangekomen. Uitgeplunderd door de schepelingen die hem vervoerden, en uitgeput door malaria stierf hij ten slotte in de zomer van 1610, ruim zeven en dertig jaar oud, op het strand van Forto Ereole, eenzaam en uitgestoten. I)e schilder had men niet kunnen aanvaarden, omdat hij zich niet aan de regels van het maatschappelijke verkeer had kunnen onderwerpen. Zijn kunst acepteerde men ten dele. PARA VA GG T O is reeds bij zijn le ven beroemd ge weest. Zijn kunst broeders erkenden in dit opzicht ten minste zijn groot heid. Karei van Mander maakt in lö(l3 in een te Alk maar gepubliceerd boek reeds melding van hem. Niette min wisten ook zij vaak met het pro- bleem-Caravaggio geen raad. min immers als hij paste in het maat schappelijke leven zijner dagen, zo min liet hij zich opsluiten in de kooi der heersende kunstopvattingen. Wat hij schilderde brandde van eeji ruw en boers le ven en van men selijk gevoel, dat welhaast pathetisch mag worden ge noemd. Het werk kenmerkte zich verder door op merkelijke con trasten van licht en donker. Dat was n-og niet het mysterieuze licht en donker van een Rembrandt. Het was scheller, scher per, een „kelderllcht" dat sterke tegen stellingen te weeg bracht en het ene moment het sujet sterk naar voren liet springen en op een ander ogenblik alle kleuren en gebaren tot een verstild halfdonker liet verwazen. Maar .bovendien wag zijn uitbeelding van peftonen en dieren volkomen rea listisch. Zijn heiligen hadden niets van het gepolijste van de geldende smaak dier dagen; ze waren eerder boers van uiterlijk. Zestien jaar oud incasseerde hij zijn .eerste grote teleur stelling. toen zijn schilderij „Mattheus en de Engel" door de kerkelijke auto riteiten werd geweigerd, omdat de apostel „noch het uiterlijk, noch de waardigheid van een heilige had en met zijn benen over elkaar, de voeten naar het publiek gekeerd" zat. Het was zijn eerste weigering niet, het zou zijn laatste niet zijn. lUET dergelijke revolutionnaire opvat- tingen heeft hij een geweldige in vloed gehad. Hoe het daarmee in het eerste kwart van de zeventiende eeuw in de Nederlanden stond, wordt duide- CARAVAGGIO jongen- met jruitmand e is van dezelfde kleur als de ft het kleine stukje huid met dokter. Hij vraagt: „Wilt u stukje huid van deze edele Ik wed één tegen duizend, lamelijk klem gezeten tussen jnderaardse gang". Duizendvoudig vergroot ontsluierd TN welke mate de 17e eeuwse koopman en natuurkundige Antonie van Leeuwenhoek geboeid is geweest door de wereld vtin het kleine, het Amsterdamse Ar- tis gaat het zijn bezoekers voor- 1 taan als eerste dierentuin ter we- reld tonen. In een welver duister- J de afdeling van deze hoofdstede- lijke dierentuin zijn zes speciaal geconstrueerde projectie-micros copen geplaatstwaarmee de Ar- tis-bezoekers duizendvoudig ver groot de levensgeheimen ontslui erd worden van een simpele wa terdruppel uit een vijver, sloot of plas. TWEE aan Artis verbonden jonge 1 biologen, de heren De Jong en Reusenbrink en de perschef van Artis. de heer Van de Werken, hebben in goede samenwerking en met grote liefde voor hnn werk deze nieuwe afdeling ingericht. Dezer dagen hebben we kunnen zien, dat zij terecht ge boeid ziin geweest door dit zonder hulpmiddelen onwaarneembare kleine. De kleinste dieren, die sloot en plas b^vöU'pn. ziin de nrotozo^n n>f é^^cel- lige dieren. De grootste in Nederland levende ééncellige dieren worden 3 mm lang, de kleinste zijn echter niet v«el groter dan enige duizendste mi- liwters. Deze allerkleinsten in hun gedragingen nu eens te volgen, alsof het duidelijk waarneembare levende y-ezens ziin in een verlicht aquarium, is ongemeen fascinerende Wonderlijk weinig weten w? eigen lek van dit het meest voorkomende le ven op onze aarde. Niet natuurlijk de geleerden, maar wij doodgewone ster velingen. Zelfs weten we weinig van de zo bekende watervlo, die meneer bij honderden aan zijn vissen te eten g^eft in het tronisch aquarium, dat in ziin erkertje staat, en welke waterbe woners wp nu ontdekt hebben te be horen tot de kreeftachtigen als zusjes van de éénogigen of cyclopen. Waterspin en mijten J-jADDEN we deze jongste en stellig spectaculaire afdeling van Artis niet gezien, het zou ons evenzeer ont gaan zijn. dat er slechts één spin in ons zogwater leeft, maar dat er in dat- z^ifHe slootje achter ons huis vele soorten mijten voorkomen, die aan stvn verwant zijn. En tevens, dat de rvriva of zoetwaterpolyp. die zich vast hecht aan de waterplanten, verwant is aan de zee-anemoon en kwal. en dat ook deze hydra lange vangarmen heeft, r u aanraking giftige havpoenties afschieten, waardoor een prooidier kan worden gedood. Nooit, neen nooit zal het ons van dit ogenblik af meer uit t geheimen gaan. dat deze hydra's zien dagelijks ontelbare watervlooien tot hun prooi kiezen. Waarmee we dus msnr willen zeggen, dat de aquarium- lief "lebber meer concurrentie heeft om voldoende voedrel voor ziin vissen te bemachtigen, dan hij waarschijnlijk ooit gedroomd heeft. Artis kan hem van dit "ogenblik af ook dit duidelijk maken. En dat is toch wel eens de moeite waard om te gaan bekijken. Voorlopig nog slechts enige uren 's morgens en 's middags, omdat met dit „eenvoudige" idee natuurlijk weer vele problemen samenhangen. Zo bijvoorbeeld het probleem om altijd voldoende cultures in voorraad te hebben. Ook daar heeft men uiter aard een oplossing voor gevonden. lijk gemaakt op een tentoonstelling in het Centraal Museum te Utrecht. Dat daarbij de aandacht vooral op de Utrechtse school valt, is licht te be grijpen voor hem, die bedenkt, dat zo omstreeks 1610 het artistieke leven in Utrecht nog op zijn sterkst was en hier vele begaafde jonge schilders vandaan kwamen of hun eerste oplei ding kregen. Die invloed is zowel rechtstreeks als indirect van veel belang geweest. Tal van jonge schilders maakten als ze maar even konden een reis naar Italië en voltooiden daar hun opleiding. Ze konden in Rome te kust en te keur gaan en er zelfs meer indrukken op doen dan ze met mogelijkheid konden verwerken. Maar ook elders in het land bloeide de kunst. Elke streek hield er zo zijn eigen stijlopvattingen op na. zodat men zelfs bij de schilders, die in Italië waren geweest, vaak zeer uiteen lopende opvattingen kon aantreffen. En wie niet in Italië was geweest, kon toch deel hebben aan de grote vernieuwing, die een deel van de Hol landse schilderkunst dier dagen onder ging onder invloed van het Zuiden. Hee! wat schilderijen immers werden gegraveerd en nagedrukt en zo kwam men ook hier te lande in het bezit van materiaal, dat een beeld gaf van de compositie van een aantal belangrijke kunstwerken. RET waren dus met name de Utrech tenaren, die van Caravaggio de in vloed ondergingen. Abraham Bloemaert mag dan wel niet in Italië ziin ge weest. hij had toch kennis van de nieuwste stromingen en maakte ziin leerlingen rijn voor de invloed ervan. Zijn vriend Joachim Wttewaal bewon derde weliswaar de Italianen, maar be greep toch het wezenlijke van hun streven niet. Zeer belangrijk waren in dit verband verder de vlotte, oppervlakkige en charmante Honthorst, die in' een le vendig en fraai coloriet goede „kaars-1 lichtstukken" schilderde, en de fijne J Hendrik Terbruggen, wiens werken i vooral naar de compositie der voor stellingen nog al eens aan de grote meester herinneren. Veel zwakker was j i Dirk van Baburen. Er moeten banden zijn geweest tus-1 i sen de Delftse school en de Utrechtse i groep. Vandaar, dat er op de tentoon- stelling in Utrecljt ook een enkel doek van Vermeer hangt, waarover de me- ningen overigens zeer uiteen lopen. Al is het namelijk wel zeker, dat Vermeer werken van enkele Utrechtse schilders heeft bezeten of „Christus in het huis van Martha en Maria" wel van hem is en niet van'een naamgenoot, is een strijdpunt, waarover de geleerden het laatste woord nog niet hebben ge zegd. Zelfs van Rembrandt hangt hier werk ten bewijze, dat ook hij aan de voeten van de meesters heeft gezeten. Een verrassing beleefden we op deze tentoonstelling aan de doeken van de vrijwel onbekende meester Matthias Stomer, die vrijwel zijn gehele, niet af te bakenen leven in Italië heeft door gebracht en zich in zijn latere schilde rijen aansloot bij het werk -van Carra- vaggio. Zijn forse, wat hoekige schil derwijze, zijn eerlijk en zuiver gevoel en zijn vaak opmerkelijke compositie bewiizenn ziin kwaliteiten. Minder nog dan in het Noorden van het land is men het in Vlaanderen eens over de invloed van Caravaggio op de schilders. Die is er waarschijnlijk wel geweest. In elk geval is ze aan te wij zen In het werk van een Rubens, een Jordaens, van de beide Janssens. Maar veel is hier nog niet <*iderzocht, zodat men zich hieromtrent nog maar zeer voorzichtig uitlaat. Van W. -M (Van een onzer redacteuren) UET Arnhemse park Sonsbeek is deze zomermaanden meer dan ooit een ware lustwaranda, zij het meer een internationale dan een specifiek Dietse, nu da stad Arnhem, aangespoord door liet succes van de in 1949 gehouden tentoon» steiling, het wederom heeft aangedurfd een groots opgezette expositie van mo« derne plastiek, representatief voor ten naaste bij de laatste vijftig jaar, te orga niseren. Langs de paden zijn op de groene glooiende terrassen en velden een tweehonderd beeldhouwwerken quasi onverschillig neergestrooid, doch niette min verraadt de compositie van het geheel de kunstzinnige en vaardige hand tan de arrangeur. Slechts een enkele maal treft uien een werk aan, dat tegen een rustige wand in het van riet opgebouwde paviljoen der kleine plastieken, heler tot zijn recht zou zijn gekomen dan hier in de open lucht. beek gekomen. Er is een levendige groep van Krsinic „De Vissers", een eenvoudige, treffende „Dwangarbeider" van Radaus en een imponerend zelf portret van Rosandic. Van de Italiaan Fazzini hurkt aan de vijver een zeer bekoorlijke „Zich in het water spiegelende vrouw" en van Ma- rini rijdt er een „Ruiter", een uitgeba lanceerde combinatie van man en dier. Van Britse origine is slechts Moore's gipsen beeldengroep „Het gezin", als zijn meeste werk dynamisch en op mas sawerking in de ruimte berekend. Da groep komt in het park dan ook uit stekend tot haar recht. Een bezoeker maakte overigens de opmerking, dat het hem toescheen, dat Moore zijn wer ken uit kouwgum schiep. Naast de schone vrouwelijke naak ten, de mens- en dierfiguren, hetzij vol maakt van vorm, hetzij om met La Rochefoucauld te spreken des te brillanter en fascinerender, indien zij onvolmaakt blijven en niet geheel vol tooid voor ons staan, is er in dit Sons beek echter ook een aantal embryonale, dadaïstische of experimentalistischa sculpturen, aan de abstractheid waar van men geen touw kan vastknopen en die wij liever niet zagen iri deze omge ving, in de sfeer waarvan zij niet thuis behoren. Zo bijv. de kalkstenen „Ge boorte" van de Belg Anthoons en de „Preadamitische tors" van de Fransman Arp. Ook de „Beweegbare plastiek" van Caider kon ons niet bekoren, noch het „Stervend paard" in oud ijzer van Vis ser. In de blijde, luchtige atmosfeer van deze aan de aesthetica gewijde open lucht-expositie horen voorts de oorlogs- en verzetsmonumenten van Andriessen, Raedecker c.s„ slechts in zoverre thuis, dat men ze wel om de artistieke waar de van hun strakke eenvond waardeert, doch daarbij de bittere historische ach tergrond gedurende dit onbezorgde be zoek wil vergeten. DINNEN het kader van de moderne beeldhouwkunst is er een grote ver scheidenheid van Europese werken, aangeyuld met enige plastieken van Zuid-Afrikanen, de Amerikaan Caider en dc Engelsman Moore. De Britten immers achten zich zelve geen Euro peanen. zij vormen hun eigen wereld deel. De Fransen zijn hier met enkele van hun grote meesters, o.m. de schil derachtige, impressionistische Rodin rn de trakke classicist Maillol. Van Rodin vindt men in Sonsbeek bijv. zijn bewo gen „Burgers van Calais" en ..Le bai- ser". Van Maillol de gave. klassieke vormen van ..lie de France" en „Médi- terranée". De ..Phoenix" van Zadkine is bizflr en fascinerend. Van Pompon is er een prachtig gestyleerd hert. Van de Nederlandse inzenders zijn de kleine plastieken, zoals die van Fri Heil en Everdine Henny, over het alge meen aantrekkelijker dan de grotere werken. Het bekoorlijke fonteinbeeld van Bolhuis doet het overigens zeer goed aan de vijver. Mogelijk worden onze beeldhouwers ook gehandicapt door het feit, dat zij dikwijls gedwon gen zijn te werken met materiaal als gips en terracotta. De Belgen zijn uitstekend vertegen woordigd. Eén van de hoogtepunten is „La folie danseuse" van Rik Wouters, een sculptuur, die barnt van leven. Meunier is er met een tweetal van zijn min of meer pathetische arbeidersbron- zen. Permeke brengt een gigantische Niobe. Van de Duitse beeldhouwer Lehmbruck zijn er twee strakke asce tische vrouwenfiguren, waarvan de ■bronzen „Knielende vrouw" één van de mooisté werken van de expositie is. Ook de Joegoslaven zijn naar Sons- «SE SN S- Z i St«» MAILLOL'S „ILE DE FRANCE" ....KLASSIEKE SCHOONHEID... Straaljagerpiloten vertelden van hun avontuur In een personderlioud hebben zowel de commandant van het 321ste squa dron, waartoe de 'Donderdag boven Baarn verongelukte vliegtuigen be hoorden, majoor J. Wansink, als de beide uitgesprongen sergeanten-vlie gers C. Groenendijk ilit Den Haag, oud 23 jaar en J. Denijs te Vlissingcn, oud 22 jaar, medegedeeld, wat er nu eigen lijk boven Baarn is geschied. OENDRICUS BOR was een nieuwe verschijning in onze kleine, mondaine bad- plaats. Hij was ook zeer origineel. Niet alleen omdat ik wist dat zijn bank saldo kleiner was dan zijn voorkomen zou doen vermoeden; maar ook omdat hij op zo'n merkwaardige wijze in ons dorp was gekomen. U zult dat begrijpen als ge weet, dat in de mondaïnste badplaatsen de rijkaards arriveren, ongeveer als een groot schip dat te water wordt gelaten. Het is altijd een gebeurtenis van de eerste orde; klaterende champagne, ellenlange toespraken, wuivende dames en tenslotte bombastisch veel gespat van water en een grote golf. En u weet, dat kolkend water stinkt en dat een pas te water gelaten schip uit eigen bewe ging geen meter vooruit komt. En ziet: zo werden de rijkaards in ons dorpje gestuwd. Maar Hendricus Bor kwam geheel anders. Ik vond het ongeveer als de komst van een nieuwe ster: volkomen onverwacht, maar stralend en vooral pikant. Ik weet, dat vele rijkaards daar anders over dachten. Die beschouwden hem ook als iets dat onverwachts komt: bijvoorbeeld een vlo. Het is een mense lijk iets en je hoeft je er niet voor te schamen, maar verduiveld lastig, dat zijn ze! Men kon Hendricus niet weren van de boulevard zomin als uit de sociëteit. Hij scheen geen geld te hebben en geld is in «en mondaine badplaats iets dat meer waard is dan originaliteit en beschaving. Maar Hendricus had net dat tikje bravour over zich van de toffe grotestads-man, die onverwacht een erfe nisje heeft gekregen. Een sommetje dat hem niet toestaat echt blasé te doen, zoals die anderen, maar dat net genoeg is om „de grote Piet" uit te hangen. Rijkaards hebben ergens tussen de tentakels in hun ziel één heel fijn grijp- armpje, dat zoiets onfeilbaar signaleert. Vroeg of laat komt degeen, aan wiens lijf dat armpje getast heeft, ten val. TK had dat 5n onze mondaine badplaats 1 tientallen malen zien gebeuren. Ik heb er om kunnen huilen. Daar waren de talloze burgermannetjes, die een grote prijs in een loterij hadden gewon nen en nu „gelukkig" kwamen wezen. Ze gaven sommen uit, probeerden net zo verveeld t:è kijken als de meesters in het vak, maar met enkele weken ver vaagde 1 m pose tot iets dat het mid den hield tussen kruiperigheid en lef dan vertrokken ze en kochten van hun tien mille of meer een klein huis je. ergens buiten. Er waren er ook, die ten koste van een vermogen „vermo gend" wilde lijken. Die gingen straat arm weer weg. Figuren die de tussen weg bewandelden had ik nimmer ge zien, maar Hendricus Bos leek me de- geen te zijn, die zo was. In stilte wenste ik hem geluk. Hij heeft van mijn sym pathie toen niet geweten, want ik ging door voor een eenzelvige man. maar met grotere belangstelling dan wie ook heb ik zijn leven in ons dorpje gevolgd. Het stond weldra voor me vast dat ik me in hem niet had vergist. Hij w a s een man van de middenweg. Hij had meer flair dan geld en zeker ook meer fantasie dan werklust maar dat was hem te vergeven. Hoewel ik moet zeggen, dat hij zijn plannen ontwikkel de met een ware genialiteit. De eerste avond dat ik hem trof was het in een heel dure bar. Hij maakte niet, zoals die anderen, grote verterin gen. Neen, hij koos met veel smaak een zeer oude wijn en aan de manier waar op hij zijn glas leegdronk na het bou quet te hebben opgesnoven, bemerkte »ik, dat hij ongetwijfeld elegance bezat. Hij moest dit meermalen zo hebben ge daan of het hebben zien doen. Hij zei niet veel, Hendricus Bor. Zijn glas was cp dat moment zijn enige partner en hij deed alsof hij de blikken niet zag, die anderen op hem wierpen. Hij nam na voornaam lang te hebben ge peinsd, waarbij men beurtelings twij fel en zekerheid op zijn gelaat zag een tweede glas wijn. En toen begon hij te praten! Niet vlot, aardig, zoals ik had verwacht, maar met een lome stem; precies.zoals het hier gebruikelijk was. Hij richtte zich tot zijn buurman aan de linkerkant, de vleesfabrikant Leber- macher. (Vadsig, dik, maar getrouwd met een baronesse Flinck van Stutten- heim, die dom en arm was, maar -de naam had). Lebermacher seheen te schrikken van Hendricus' stem. doch hij herstelde zich gauw en ik herinnerde mij. dat du schrikken een van Lebermaeners ver fijnde wijzen was om iemand eraan te herinneren, dat men een Lebermacher (immers geparenteerd aan de beste fa milies) niet zo maar plompverloren kan aanspreken. Bij velen miste Leber- machers tactiek zijn uitwerking niet. Onze Bor liet het echter koud. „Wat zegt u, mijnheer", zo begon hij. „Vindt u het geen schande dat men ons zo overdreven, zwaar belast? Neemt u mij niet kwalijk, dat ik u hiermee zo plot seling op het dak val; maar ik kreeg zojuist een aanslagbiljet, ziet u? Vier en tachtig mille wil men mij laten beta len! Denkt u. zich dat even in! Vier en tachtig mille, toch waarachtig geen peuleschil! Ik begrijp eerlijk gezegd niet waar men de brutaliteit vandaan haalt!" Bor herhaalde nog eens het cijfer, dat inderdaad in zijn naaste "Omgeving eni ge ontroering wekte. Ik zag enkele he ren knikken en de barkeeper zette zijn shaker zelfs even neer om dit te ver werken. „Ik zal genoodzaakt zijn mijn jacht te verkopen!", vervolgde Bor, die nu meer belangstelling begon te krijgen. „Vorig jaar heb ik een schattig buitenhuisje in Bennekom moeten verkopen om de fiscus te kunnen betalen. En nu komen ze wéér, met nog een hoger bedrag! Mijnheer", zo wendde hij zich tot mij, „zegt u nu eens; is dat nog „belasten"? Ik noem het uitpersen!" Ik doorzag zijn spel en zei dus werkelijke verwonde ring veinzend: „Men moet u ongeveer tot de bedelstaf brengen op deze ma nier!" Van verschillende kanten werd dit beaamd. Lebermacher vond zelfs de moed om te bekennen, dat hij zijn pri vé zwembad voor het publiek had moe ten openstellen, om de belasting die het bezit ervan hem op de hals schoof, te kunnen betalen. Het werd een geanimeerd gesprek en ik wist dat er 's avonds laat in de lu- xueuse hotelbedden nog heviger zou worden gesproken over de nieuwe gast, dan nu reeds achter de hand geschied de. Ja. ik zag het nu duidelijk. Bor „was" er, louter door de brutaliteit een Le bermacher aan te spreken en wel zó tactisch, ja geniaal, dat hij met één slag diens hart en vertrouwen gewon nen had. Ik ging heen met mijn ge heim, maar ik volgde Bor op de voet, want ik had plezier in de argeloos heid van de Lebermachers. de Marti- nelli's en de andere rijkaards. In de paar maanden die verstreken, werd Bor geheel in de society opgeno men. Hij was bij Lebermacher en diens adellijke echtvriendin verschillende malen uitgenodigd, 'hij had gedineerd met de Van Wempldinge's en men had hein op de boulevard gesignaleerd met de weinig lieftallige, doch fabelachtig rijke Joan Winckels. TNOOR omstandigheden verloor ikHen- dricus Bor een tijdlang uit het oog en toen ik weer In onze mondaine bad plaats weerkeerde, was het inmiddels opnieuw badseizoen geworden. Bor was er weer, of misehien moet ik zeg gen: nóg, want 't kwam meer voor, dat de heel rijke gasten de winter aan deze zonnige kust doorbrachten. Mijn her nieuwde kennismaking met hem was allerhartelijkst. Hij kende mij van ver re, beweerde hij en hij had over me horen spreken. We schenen wel aardig bij elkaar te passen. Na korte tijd no digde hij me uit voor een bezoek aan het leuke huisje dat hij sinds kort be woonde, tesamen met Joan Winckels. met wie hij onlangs getrouwd was. Zo geviel het, dat ik een van zijn intiem ste vrienden werd en dit heeft me niet berouwd. Ondanks het feit, dat ik er achter was, dat hij niet tot het slag lieden behoorde, dat onze badplaats bevolkte, en ondanks ook dat hij dit wel wist, duurde het heel lang voor ik het uit zijn eigen mond vernam. Zijn bekentenis kwam natuurlijk, zeg ik haast bij een glas koele Martini, op bet terrasje voor zijn huis. Ik was het, die het vuur opende. „Wat heb ik toch altijd plezier om je gehad. Hendricus", zei ik, „als ik je zag tussen die ban kiers en rijkgeworden slagers van ons!" „Zo?", zei hij langgerekt en verwon derd. „En waarom dan?" Ik lachte wat ondeugend. „Ik doorzag je knappe spel. lieve vriend en ik had er onzegbaar veel schik in. Je kent me genoeg om te weten hoe ik ben. Ik behoor niet tot dit gilde van vetbuiken en hangwan gen, Ik zie graag dat ze voor het lapje worden gehouden. Maar", liet ik er snel op volgen, „jij speelde je spel meester lijk. Je wist hoe je ze moest aanpak ken". Hendrietis' blikken, die eerst wat boos schenen, verzachtten. „Och ja lachte hij. En die lach was een beken tenis. Maar één die speels is en bemin nelijk. Ik klopte hem gemoedelijk op de schouder en zei: „Ik heb je in mijn hart steeds gelukgewenst, lieve vriend. Ik gun jou je deel van het geluk. Het doet ook mij een beetje deugd, dat jij tevreden bent, en rijk naar ik aanneem!" Dit had ik nooit moeten zeggen. Ik zag hoe de blikken van mijn vriend hard werden en verbitterd. „Rijk!" snauwde hij bijna. „Rijk! Man. weet wat je zegt! Hier!" En hij haalde een papiertje uit zijn zak. ..Lees dit maar eens! Een belastingaanslag voor vier en tachtig mille! Ik zal m'n huisje moeten verkopen en God zal het weten straks mijn jacht ook!" Het was de eerste gelegenheid In Nederland om van de veiligheids inrichting der straaljagers gebruik te maken, dat is dus van de schietstoel. Men was onder commando van majoor Wansink met negeu_ toestellen uit Leeuwardèn vertrokken voor een oefen- vlucht in verschillende formaties. Het was de bedoeling te Soesterberg te landen en het bevel van de middelste formatie van drie toestellen was, in. gesloten formatie achter elkaar gaan vliegen, zo zeide majoor Wansink. „Ik zelf moest dus voorop vliegen. Groe nendijk nr. 2 en Denijs nr. 3. Vermoe delijk is Groenendijk wat verder weg geweest, zodat hij zich tussen mij en sergeant Denijs moest voegen. Daarbij is de staart van toestel nr. 2 (Groenen, dijk) getipt tegen de vleugel van toe stel nr. 3 (Denijs). De staart van toe stel 2 brak daarbij af, van toestel nr. 3 brak een stuk van de vleugel- Het staartloze toestel schoot naar boven ea daarna naar beneden-, het andere toe stel werd zeer slecht bestuurbaar", zo besloot majoor Wansink. „Ik vloog nog tien seconden normaal verder, bemerkte toen een siddering en moest steeds meer roer geven", ver telde sergeant Denijs. Vrijwel automa tisch handelend op grond van ge staag oefenen maakte ik de „hoed" van het toestel los en verrichtte de manipulaties, waardoor de schietstoel in de lucht werd geschoten. De kracht, waarmede dit geschiedt, is 18 maal die van de zwaartekracht en men ver krijgt daarmee een aanvangssnelheid van 300 km. per uur. Na vijf seconden verliet ik de stoel en daalde met de parachute op één kilometer afstand van het gevallen toestel". Sergeant De- nijs bleek in het minst niet geschokt. Sergeant Groenendijk raakte door het naar boven schieten van zijn toe stel even bditen westen. Toen het staartloze toestel echter begon te val len (het was uiteraard volkomen on bestuurbaar geworden! heeft ook hij de noodzakelijke handelingen verricht. Hij daalde met zijn parachute bij Baarn. Majoor Wansink hoorde via zijn ra dioverbinding, gedurende de vlucht, dat er iets aan de hand was. Geland zijnde kreeg hij pas nadere bijzonder heden te horen. Gistermorgen gingen beide sergeants echter alweer de lucht in, om psy chisch de gevolgen van het avontuur te boven te komen. De uitvoer van tomaten naar Enge land is, voorshands voor de komende veertien dagen, gestremd. Gisternacht heeft de Britse regering <le havens voor dit product gesloten. De aanvoer van Engelse natuurtomaten op de Brit. se markt ij op het ogenblik zo over stelpend, dat aanvoer van buiten af do reeds slechte markt nog ernstiger zou verstoren. Onder deze omstandigheden heeft men tot bovenvermelde maatre gel moeten besluiten. De gestremde uitvoer naar Engeland zal, naar verwacht wordt, geen ernsti ge terugslag op de Nederlandse markt behoeven te hebben. De uitvoer naar andere landen, speciaal naar Duitsland, is bevredigend. Hoewel dit jaar lagera prijzen worden gemaakt dan in 1951, spreekt men toch van een redelijka opbrengst.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 9