Dinsdag kritieke dag voor
Jaap de Carpentier en zijn clowns
TanteMadelein
S. WITTE
Het onbegrijpelijk bezoek van Attlee
Gesloten deuren
ONZE VADER
Opmerkelijke ontwikkeling van een
jonge Bergense schilder
Werkt de tijd voor de
agitatoren?
OP HET MATJE
Ons kort verhaal
.EENZAAM EN ZONDER HOOP 15 DE MENS...-
Belangwekkend eigen
geluid
Philippijnse jeugd heeft
vertrouwen in toekomst
r I
I
glijdt* 6rtïl*t«^
BOARD
ad van Arbeid.
SCHAVERIJ
a zes uur Tel. 5461
NDEL EECEN
35 ct p. Kg.
150 ct p. Kg.
5 ct p. Kg.
1015 ct. per kg.
5 8 ct p. Kg.
EN TEGEN DE
ALKMAAR
implete veldslag van",
j veilig achter de tak-
;n omsingelen". Rikki
leling. Langs de met
e berghelling om z6
sn waar Simons en
a zo weinig mogelijk
zegt Barendse.
Men kon slechts wensen dat de wij
zers op de wijzerplaat der historie zich
vlugger bewogen en dat het spoediger
was. Want als eenmaal de
officiële besprekingen in Parijs over
de duur van de militaire diensttijd be
ginnen, is het te verwachten dat er
enige ontspanning zal intreden. Of
schoon men ook van die vergadering
geen al te hoge verwachtingen moet
hebben. Er wordt namelijk verzekerd,
dat er geen enkel positief resultaat
bereikt kan worden. Alles wat de ver
gadering van 12 Augustus kan doen is
aanwijzingen geven van wat de deel
nemers wenselijk achten in de kwes
tie van «de duur van de militaire dienst.
Maar geheel ten onrechte, zo wordt
hier gezegd, zou het zijn de datum
van 12 Augustus aan de militairen
voor te stellen als een soort dag van
het laatste oordeel, die over hun lot
zal beslissen. Iets dergelijks kan voor
de 12e Augustus niet verwacht wor-
(Van onz§ Belgische correspondent)
QP 12 AUGUSTUS zullen de zes leden van de Europese Verdedigingsgemeen-
w schap samenkomen om gemeenschappelijk de duur van de militaire dienst in
de aangesloten landen te bespreken. Zal het dan al niet te laat zijn voor Belgie
en rollen de onverantwoordelijke agitatoren die op het ogenblik in dit land het
Tnnr van de opstand stoken, zolang wachten met het verwezenlijken van hun
plannen? Men moet het ergste ervan vrezen.
Als dit artikel de lezers onder de
(gen komt zal de algemene staking, als
protest tegen de 24 maanden militaire
dienst, al zijn uitgebroken. Maatrege
len zijn genomen om excessen te voor
komen. In bepaalde militaire inrich
tten in België en Duitsland zal men
,".s in het werk stellen om de ver-
I jilting der geesten door alcohol-gebruik
tegen te gaan. Het schenken van bier
1 ji de cantines is beperkt geworden.
Jfaar men kan niets doen tegen de
igitatoren, die post hebben gevat bij
it poorten der kazernes en daar aan
■lie militairen tractaten uitdelen.
Onbegrijpelijk is wat er in Luik ge
keurde. Op een conferentie, die daar
gehouden werd, zag men de heren
Attlee, Morrison en Philips, algemeen
jecretaris van de Labour-partij, uit
Engeland overkomen en deel nemen
aan een vergadering van hun Belgische
partijgenoten, die openlijk de soldaten
tot opstand opzetten door de aanmoe
diging tot verzet tegen de diensttijd
van twee jaren. Men zegt, dat Attlee
niet bepaald blij was, dat hij er was;
en men vertelt dat hij schuchter ge
probeerd heeft zich te verzetten tegen
de actie van Spaak en zijn kameraden.
Dat neemt niet weg, dat men hier over
het algemeen vindt, dat hij een fout
begaan heeft door deel te nemen aan
de agitatiebeweging in het buitenland,
en dat juist op zulk een kritiek ogen
blik. „Was het onwetendheid, was het
lidelheid, was het pure domheid?" vra
gen de dagbladen zich af.
PR was een zaak met gesloten deuren.
Dat is altoos een onfrisse bedoe-
ting, want de mensen, die in zulke
omstandigheden terecht staan, hebben
erger dingen op hun geweten dan
diefstal of belediging. Meestal hebben
tij gegrepen naar een jeugdig leven.
En meestal hebben zij dat en* behalve
lichamelijke schade, óók onherstel-
iare schade aan de ziel toegebracht.
Persoonlijk vind ik aan de meeste
zondaars, aan de meeste tobberige
tchobbertjes, die hier komen voor een
valsheid in geschrifte, voor een ge
gapt tientje, voor een klap of een
schop of een luidruchtige dronken
schap, altijd nog wel een goeie kant.
De omstandigheden, het milieu, ge
moet het allemaal in aanmerking ne
men. En dan komt ge, eerlijk naden
kend, tot de conclusie, dat al die men
sen niet zoveel slechter of gemener
zijn dan de keurige burger met zijn
gestreken overhemd en zijn parate
cheque-boek.
Maar met die mensen van de geslo
ten deuren is het iets anders. Zij vor
men een klasse apart. Zij zijn een
soort, dat ge instinctief buiten
de gemeenschap plaatst. In stede van
gevoelens van barmhartigheid wek
ken zij altoos de reactie, die het plot
selinge verschijnen van een rat wekt.
Uw eerste beweging is, er naar te
trappen
Ja zeker ik weet het wel, ik weet het
wel, Freud en al de na hem komende
heirscharen van psychiaters en ziele-
peuteraars hebben het allemaal rag-
fiin uiteengezet. Verwrongen com
plexen en Oedipus en rammelaarbij-
ters en libido, ik heb het hoewel
kokhalzend gelezen. En 'k heb het
hoofd geschud in verbijstering over
zóveel geleerdheid. Van de 'wieg tot
de zitting met gesloten deuren: het is
allemaal logisch en uitneembaar.
leder misdadig schroefje nast op het
psychologische boutjedip jongens
van Sigmund-de-Grote hebben het
schitterend in elkaar gezet.
Maar als de rechtbank aankondigt:
zitting met gesloten deuren en als
we dan het gangetje ov en neer lopen,
de pers en de vaste klanten van de
tribune, dan denk ik toch vooral aan
de ziel van dat kleine, twaalfjarige
meisje, dat beteuterd en bleek, aan d°
hand van een ontdane moeder de zaal
binnen is gegaan. Om getuigenis af te
leggen tegen de kerel van drie-en-
zestig, die vroeger te bard op zij
rammelaar heeft gebeten. Volgens de
psychologen
Ze moste zulke lui maar inééns
"nhangen. Krenaetuig zegt een
klein, grijs kereltje in een schippers
trui.
Ik ben geen barbaar. Maar diep in
Win hart zegt een stem: ja.
Och, ik ben maar een ouderwets
mannetje. Ik kan geen bloed zien. Ik
zou waarschijnlijk geen week lang
een boterham door mijn keel kunnen
krijgen, als ik bij de executie van
een veroordeelde aanwezig moest zijn
En daarom begrijp ik de hardheid
viet, die er altijd over me komt, zodra
de rechter zegt: gesloten deuren.
Freud. zon wel weten, wat me man
keert. Vermoedelijk ben ik rcat achte-
üehleven bil de beschaving. Vermoe
delijk ben ik wat tj Wrankzuchtio
®et als de Bosjesmannen in West
«frtfca. Zij binden zo'n „gesloten
deuren"-man aan een boom en steken
hem dood met botte sneren Zij wete~
v'et beter. Ze hebben nooit van Freu'
Behoord, de stakkers.
KAREL.
I den, en het zou verkeerd zijn dit an
der voor te spiegelen.
Maar juist daarom ziet het er voor
België zo donker uit, want nu krijgen
de agitatoren waarschijnlijk nog een
lange tijd om hun kruit op te hopen
en als straks iemand de lont erbij
brengt, wie zal dan zeggen, welke
verwoesting er zal komen? Men kan
dan ook niet zeggen dat de Belgische
regering erg gerust is.
Sommigen pleiten voor het nemen van
zeer krasse maatregelen. In elk geval
denkt niemand eraan om te luisteren
naar de gecombineerde stemmen van
Moscou en het socialistische „Maison
du Peuple" door op staande voet de
duur van de diensttijd te verminderen
en door vrijaf te geven aan miliciens
die op het ogenblik achttien maanden
onder de wapenen zijn. Een dergelijk
besluit, als het ooit zal worden geno
men, kan slechts genomen worden in
samenwerking met de deelnemers aan
de Europese Verdedigingsgemeenschap
en, in ieder geval, in een land waar de
rust is teruggekeerd.
Het is gewenst in deze dagen het
oog op de ontwikkeling der dingen in
België gericht te houden, omdat deze
ontwikkeling wel eens representatief
en zinnebeeldig zou kunnen zijn voor
hetgeen in andere landen van Europa
kan gebeuren. In ieder geval: un
homme averti en vaut deux.
UET is een revolutionnaire wijziging in
heel het theologisch denken geweest,
toen Jezus, zich de zoon van God noe
mend, van de Almachtige sprak als van
zijn Vader. Met name in de sfeer van
het Joodse belijden, waarbij de naam
van Jahwe, de Verbondsgod, niet eens
werd uitgesproken, moet de familiaire
benaming, die Jezus aan de God Israels
gaf, wel hebben ingeslagen als een bom.
Gans het intermediair van tempel en
priesterdom werd er door uitgeschal
keld.
Want het is gans iets anders, tot een
God te bidden die zó ver en zó verne
ven is, dat men niet eens zijn naam mag
uitspreken, als te bidden tot een God,
die Vader wil geheten zijn.
In het eerste geval is er de afstand
tussen hemel en aarde, tussen heiligheid
en zonde. Een eeuwigheid (in méér dan
één zin) ligt er aldus tussen de kleine
mens op aarde en de verre, heilige God
in de hemelen.
Maar in het verlengde van het Vader,
woord ligt het woord kind. En daarmee
schrompelen de eeuwigheden tussen
God en mens ineen tot een zucht. De
relatie tussen God en zijn schepsel
wordt er een van intiemer geaardheid,
dan ooit in de historie van het theolo
gisch denken Israels ook maar bu be
nadering voor mogelijk is gehouden.
Jezus is er om ter dood veroordeeld
(„Gij hebt zijn godslastering gehoord!")
en dat behoeft geen verbazing te wek
ken. Het is voor de Joodse priester, op
gegroeid in de reinigings- en heiliglngs-
wetten en wel onderwezen in de verhe
venheid van de Heilige, niets minder
dan heiligschennis, zo een mensenkina
zich verstout van God te spreken als
van zijn Vader en van zichzelf als van
de zoon des Almachtigen. Dat is onge
hoorde ketterij, dat is vloeken, dat is
neerhalen van de souvereine heiligheid
Gods tot het zondige van ons stoffelijke
bestaan. Dat is zonde in zijn ergste vorm
en wie haar bedrijft zal sterven aan
een kruis.
En toch heeft Jezus gelijk. Toch
spreekt hij, die „uit de waarheid ge
boren is" niets dan de waarheid. Hij
heeft Gods wet lief, hij begeert te zijn
„in de dingen zijns Vaders" en hij weet,
dat de Vader hem „alle dingen heeft
overgegeven". Oók de dingen van het
theologisch denken en formuleren en
van het handelen vanuit dat denken en
vanuit het hanteren dier formulerin
gen. Daarom kan zijn laatste woord vol
van geloof en kinderlijk vertrouwen
zijn: „In uwe handen beveel ik mijn
geest."
En daarom heeft hij zijn discipelen
geleerd te bidden: „Onze Vader, die in
de hemelen zijt".
God is niet slechts de Vader van
Jezus Christus. Hij is Vader dergenen,
die in Jezus tot Hem komen. Omdat
Jezus Hem als zijn Vader beleden
heeft voor de mensen, wordt hij onze
Vader.
Onze Vader. Die in de hemelen zijt.
Er is afstand en er blijft afstand. God
God en wij zijn mensen. Aarde en
hemel hebben ieder hun eigen plaats,
ook in het godsdienstig bewustzijn van
het Christendom. Maar de oneindigheid
gaat zich localiseren in het woord
Vader.
Jezus heeft de mensen dicht bij God
gebracht.
JAAP DE CARPENT1ER
twee clowns
I ENIE VERHAGE wendde zich be
droefd tot de theemuts, die welge
daan als een goeiige moeke op de tafel
stond. „Ik zal tante Madelein om raad
moeten vragen. Zó kan ik 't niet langer
verdragen". Ze liet het hoofd zinken en
betrok het voetenbankje in haar over
peinzingen. „Nauwelijks 'n jaar ge
trouwd en nü alZe durfde het
woord niet noemen. Maar dan zei ze
toch zachtjes, en een zachte snik verge
zelde haar woorden: „Nü al een .ver
woest huwelijk..! Rudolf bedriegt me;
ik weet 't zeker. Die schuwheid van 'm
als 'k op z'n kamer komz'n vreemde
koude manier van kussen.en ja
die geheimzinnigheid van 'm! 't Is al
minstens tienmaal gebeurd dat-ie gauw
wat wegmoffelde als ik op z'n kamer
kwam. Dat klopt niet. 'n Man mag geen
geheimen hebben voor z'n vrouw". Ze
wond zich even op bij de gedachte, dat
hij het standpunt „man en vrouw zijn
er twee" huldigde, maar direct kwam
het verdriet weer boven, omdat Rudolf
haar bedroog. Dat was 't ergste. Er was
een ander. Misschien Emmy weer. Die
loerde op 'm. Ze wist 't en zijn smoes
jes, dat Emmy immers veel te verwend
was en bovendien twee jaar ouder dan
hij, moesten alleen maar verhullen, dat
hij echt verliefd op haar was.„O. Ru-
dolf!", snikte ze zacht. „Hoe kun je!"
Haar gedachten maakten weer het
cirkeltje, dat ze de laatste maanden
steeds hadden beschreven. Het begon
bij haar wantrouwen jegens Rudolf en
het eindigde hij: „Hoe krijgen we dat
alles weer in orde"' En als vanzelf
volgde hierop de slot-apotheose: 'Tante
Madelein. Ja, tante Madelein, de milde,
begrijpende, levenswijze vrouw, die de
rubriek „Zeg 't mij", in het damesweek
blad „Revue van Eva" redigeerde. Zo
wel voor vetvlekken in het trijp van
een theestoeltje als voor gebroken har
ten wist zij het recept. In enkele fijn
voelende regelen doorgrondde zij de
diepste problemen des harten, terwijl
ze ook niet huiverig was voor een wel
doortimmerde psychologische beschou
wing nopens het huwelijksleven. De
mannenziel was voor haar als een brei-
patroon: twee steken rechts, drie ave
rechts met een nippeltje, dan rechtsaf
met een werkje en zomaar door. „Ik zal
tante Madelein schrijven", zei Lenie
nogmaals, maar nu overtuigder. „Het is
'n soort hoger beroep, zal ik maar
denken. Ten slotte is dit niet het ge
wone geval van de jaloerse vrouw, die
elke beweging van haar man wan
trouwt. Rudolf verbèrgt iets!"
Resoluut begon Lenie haar schrijf
map te zoeken. Ai, de inktpot staat bo
ven, bij Rudolf! Ze was echter door
geen moeilijkheid te weerhouden. Kor
daat ging ze naar Rudolfs kamer. Hij
schrok bij haar binnenkomen enze
had 't duidelijk gezien! snel schoof
hij een stuk papier onder de andere pa
perassen die op zijn tafel lagen. Zo kalm
mogelijk vroeg ze: „Heb jij de inkt
hier, Ruud?" Hij schudde het hoofd. De
inktpot moet ergens in de voorkamer
staan. Wacht, ik zal 'm wel even voor
je halen. Weg was hij. Lenie was alleen
in het vertrek. Op de tafel lag het ma
nuscript van Ruuds laatste roman. Hij
was er bijna mee klaar. Maar ónder dat
manuscript. Ja, daaronder moest het
geheim verborgen liggen. Voorzichtig
(Van een onzer redacteuren)
wat achter hem ligt, maar van wat
vóór hem ligt schijnt hij ook niet al
te veel meer te verwachten. Zo blijven
hem in het geheel geen mogelijkheden
meer over. Wat hij uitdrukt is de meest
volslagen hopeloosheid.
Men vindt deze gevoelstoon weer in
kunst maakt het mogelijk, dat een mens
wordt geconfronteerd met zichzelf en
boven zichzelf wordt uitgeheven. Dat
is geen bewust proces. Het verloopt in
de gevoelssfeer. De kunstenaarverschaft
er de middelen toe, omdat hij door een
zelfde proces zijn werk heeft gescha
pen.
DIJ DE Carpentier is dit proces op
gang gekomen door zijn ontmoeting
met de Amsterdamse straatmuzikant.
Dit begin sloot meteen een periode af,
waarin hij zich tot betrekkelijk tradi
tioneel werk had bepaald. De achterzij-
het werk dat wil hiprbii renroduceren do van een zijner clowns bevat nog een
TOEN enkele maanden geleden in Amsterdam een expositie van schilderijen •yyej;swaa'r wor(jen ,je beide figuren bii- °P Texel geschilderd landschap, dat
werd gehouden ter gelegenheid van de premiere van een nieuwe Amerikaanse - -
film, konden de bezoekers onder andere een doek van de Bergense schilder Jaap
de Carpentier opmerken. Het was een clownskop, vrijwel zonder kleur in over
wegend lichte grijzen en met een enkele donkerder partij opgezet. En zelfs die
donkere elementen pasten zich door de wijze, waarop ze waren geschilderd, aan
bij de algemene toon van het doek. Overigens bleek voor de schilder het
zwaartepunt niet bij de voorstelling te liggen. Hij maakte deze tot draagster van
een gevoelsstroom, waarvan een diepe tragiek wel het voornaamste element was.
Het doek was een eerste voorzichtige aankondiging van een volkomen nieuwe
richting in het werk van deze jonge schilder.
eengehouden door een donkere mantel
of doek, die over hun schouders is ge
legd, maar meer dan een uiterlijke bin
ding is er niet. Hun blikken glijden
langs elkaar heen. Zij hebben elkaar
r.iets te zeggen.
Die eenzaamheid is er zelfs voor een
zich in weinig onderscheidt van wat
vele schilders op het ogenblik vervaar
digen. Een ander stuk is over een ouder
werk heengeschilderd. Daarin spreekt
zich een radicale breuk met het verle
den uit. Het gaat hier niet slechts om
de keuze van een nieuw maniertje. Dat
man en een vrouw, tussen wie een ster- het gevaar bestaat, dat het hierbij blijft,
ke gevoelsbinding bestaat, zegt een an- weet De Carpentier al te goed en hij is
der doek, waarop men gemakkelijk het er waakzaam tegen. Zien wij het goed,
echtpaar De Carpentier herkent. Wat dan heeft hier een jong kunstenaar een
rest een mens dan eigenlijk nog? Niets artistieke en een geestelijke sprong ge-
dan een zekere gelaten berusting, een maakt, die hem heeft doen groeien van
door en in de strijd tegen eenzaamheid een schilder-zonder-meer tot een goed
en hopeloosheid gegroeide wijze mild- kunstenaar, tot een, die inderdaad iets
staat veel dichter bij de clowns dan bij
de fluitspeler, althans naar de opzet.
Het figuurtje staat tegen een achter
grond, die van zwart afloopt naar grijs.
Hij is echter omgeven door een soort nopeioosneia gegroeiae wij:
IZORTELINGS is hij met zijn werk in van lichtgrijs aureool, dat hem als het 5 het antwoord, dat een van
K de openbaarheid getreden. Hij sloot ware uit zijn entourage losmaakt. de clowns Mer schijnt te geven,
daarmee een voorbereiding af, die an- „Ziet", zo schijnt de schilder te zeggen, js DIT het laatste woord van de schil-
devhalf jaar had gevergd. Men heeft het „ook deze mens is volslagen eenzaam. A der? Hij heeft er in eik geval zijn
kunnen zien in het tentoonstellingszaal- Er is niemand, die naar hem luistert, benauwenis om het hier en het nu mee eell uul)
tje van het KCB te Bergen. We hebben niemand, met wie hij uiteindelijk enige uitgezegd en spreekt daarmee toch ook gebruikt
er toen al even de aandacht op geves- binding heeft". Maar deze eenzaamheid wei uit, wat velen in onze dagen erva- iets meer kleur- daar wordt ook de ze.
tigd, maar de gelegenheid ontbrak, er is niet tot een innerlijke kracht gewor- ren. Maar daarmee is anderzijds niet voelsuiting iets heftiger Deze is over
dieper op in te gaan. Gezien echter de den. Want deze muzikanten staan geen beweerd, dat er nergens meer een deur het algemeen in de clowns wat meer
opmerkelijke ontwikkeling, die het be- van beide voor ons als sterke, innerlijk zcm openstaan. Het is uiteraard niet on- afgedempt verstild
lichaamt, leek het ons wel gewenst, rijke mensen Zij zijn geslagen figuren, ze taak, die te wijzen. Wij zijn er echter Hoe sterk deze dingen de schilder be
deed ze een stap in de richting van ae
schrijftafel. Een witte hoek papier
kwam uitdagend onder de groene vloei-
legger te voorschijn. „Zou ik?", dacht
Lenie, wat beschaamd. Van de plaats
waar ze stond zag ze enkele regels van
Rudolfs fijn schrift. Vóór ze het wist
had ze al gelezen: „Lieve Monica. Na je
verklarende brief begrijp ik je moei
lijkheden geheel. Het valt voor een jong
meiske niet mee
Ze hoorde Rudolf op de trap. Ogen
blikkelijk verwijderde ze zich van de
tafel, hijgend naar adem. „Daar ben ik
weer!", deed Ruud enthousiast, de inkt
pot als „Uw Heinekens, meneer!", voor
zich uithoudend. „Dank je", stamelde
Lenie verward.
Het was dus zo. Ze zag die regels nog
voor zich: „Lieve Monica" dus niet
Emmy, ging het door Lenie's hoofd
„je verklarende brief" hij had haar
dus meer dan ééns geschreven.„het
valt voor een jong meiske niet mee.
om de drommel niet, dacht Lenie,
een huwelijk kapot maken is niet
ieders werk! Ze zou haar kunnen villen,
die Monica met haar belachelijke zeep-
naam. Rudolf was weer gaan zitten. Hij
had haar ontsteltenis niet opgemerkt.
„Mag ik straks rekenen op een kopje
van je heerlijke koffie?" vroeg hij
opvallend vriendelijk. Lenie's gemoed
schoot vol.
„Ik zou maar 'n kopje van Monica
vragen!" 't Was eruit vóór ze het wist.
Ze zag zijn schrik. „Da's raak!", dacht
ze. Doch Rudolf vroeg schijnbaar arge
loos: „Monica? Wélke Monica?" De tra
nen kwam Lenie in de ogen. „Jouw
lieve Monica, die je zo goed begrijpt na
haar verklarende brief", citeerde ze
nadrukkelijk. „Die lieve Monica, bedoel
ik, voor wie het niet meevalt een hu
welijk kapot te maken. Dié Monica.
Het „kleine meiske"En dan opeens:
„O, Ruud, hoe kan je zóiets doen! Am
per een jaar getrouwd en nü al.
Hij had eerst erg ontdaan gekeken,
maar terwijl ze sprak begonnen zijn
ogen te twinkelen. „Je hebt die brief
gelezen, merk ik". Hij haalde het papier
te voorschijn. „Jammer, dat je alleen
het eerste stukje gezien hebt. Hier, ik
zal je voorlezen wat er verder volgt.
„Het valt voor een jong meiske niet
mee om de kookkunst te leren. Je had
over de bloemkool wat nootmuskaat
moeten strooien; dat geeft een pikants
smaak. En 'n rollade braad je nu een
maal niet als gewoon vlees. Heb je wel
steeds het kokende vet over je product
gegoten? Dat moet, hoor meid. Overi
gens vind ik het flink van je, dat je ja
zieke moeder zo ijverig probeert te ver
vangen en je vader en broers zullen js
daarom ook wel die kleine pechjes ver
geven.
Lenie's ogen werden hoe langer hoe
groter. „Wat is dét nou?" vroeg ze ver
baasd. „Schrijf jij over.over rollade's
en bloemkoolsausjes? Wie is die Mo
nica?"
Rudolf lachte luid. „Monica is een
zestienjarig meiske, dat niet koken kan.
Ik heb 't je niet willen zeggen, maar
zonder dat jij er iets van wist heb ik
een baantje aangenomen bij een dames
blad. Ik ben het orakel, dat kanarie
pietjes geneest, vetvlekken uit peau de
suède schoentjes haalt en nooit vergeet
een snuifje zout in de andijvie te doen.
Ik heb dit erbij genomen, omdat miin
boeken tegenwoordig zo onregelmatig
uitgegeven worden. De schoorsteen
moet toch roken?.. „Ik schaam me d'r
eigenlijk wat voor, maar enfin, je weet
't nu. Monica, Madeliefje, Gebroken
Hart en mevrouw P. te Z. aanbidden
me. Ondergetekende heeft Ue eer ze te
vervloeken. En. hun vilten hoedjes en
asoergesoep erbii!"
Lenie was verbluft in een stoel geval
len en in een zenuwachtig lachen uitge
barsten. „En ik.hijgde ze, „ik had
!nog wel over jouw „ontrouw" aan tante
Madelein van „Revue van Eva" willen
schrijvenO, idioot die ik ben!"
Rudolf viel schaterend over zijn pa
oerassen heen. „Lieve kind!..", hikte
hij, „Lenie.. Die tante Madelein.. die
ouwe prent., dat ben ik..!"
te zeggen heeft. Daarmee is gepaard
gegaan een groei in het gebruik van
zijn middelen. Deze zijn in wezen zeer
weinige: een palet van fijne grijze to
nen met hier en daar een vleugje van
een tint en een enkel, bijna aarzelend
zwart. Een enkele maal is er
dit
misschien niet geheel zonder hoop maar
wel zonder verwachtingen.
thans een nadere bespreking aan
werk te wijden.
De Carpentier is namelijk een paar tn FEITE is dat ook de algemene ge-
jaar geleden zeer abrupt afgestapt van 1 voelstoon van de reeks clowns. Ze
de tot toen gevolgde wijze van schilde- zijn door hun uiterlijk misschien lach-
ren. Hij vertelt er zelf van, dat de aan- wekkend, maar het is niet hun eigen
leiding lag in een betrekkelijk simpel lach, die klinkt. Hen kwelt een grote
feit: hij werd getroffen door de volko- smart. Zij zijn tragische, eenzame figu-
men troosteloosheid van een Amster- ren geworden, die niets meer verwach-
van overtuigd dat er ook voor De Car- zighouden. kan men het sterkst zien in
pentier zulk 'n uitgang uit de nood is en enkele tekeningen, duinlandschappen,
dat hij die zal vinden ook. Hij zoekt Deze vertonen bij een volkomen ander
slechts om een vorm, om dit besef uit gebruik der middelen een sterke gees-
te drukken. telijke verwantschap met de clowns. Ze
We hebben tot dusverre uitsluitend zijn zeer donker van toon en suggere-
gesproken over de gevoelsinhoud van ren een dreigende grootsheid en een
zijn werk. En misschien hebben we sombere verlatenheid,
door de wijze, waarop deze in het voor- Men zou De Carpentier tot de expres-
damse straatmuzikant, die de gehele ten. Het scherpst spreekt dit wel uit gaande is uiteengezet, min of meer de sionisten kunnen rekenen, omdat zijn
dag stond te spelen, zonder dat er ook een groepje Van drie muziekmakende indruk gewekt, dat zijn schilderijen voorstellingen uitdrukking (expressie)
maar iemand naar hem luisterde. Dat clowns, waar de tragische gevoelstoon sterk litterair van inslag zijn, dus in geven aan een bepaalde, vrij sterke ge-
gaf hem een beklemming, die hij van is geworden tot een verscheurdheid en wezen verhaaltjes vertellen of een be- voelsinhoud. Wij zijn er ook van over-
zich af schilderde in het doekje, dat als gespletenheid, die waarlijk benauwend toog houden. Niets is minder waar dan tuigd, dat hij mag worden gerangschikt
het ware het voorspel was tot een ge- is. Deze figuren zijn door het toeval bij- dat. Integendeel, al zijn doeken kenmer- onder de zeer begaafden onder onze
hele reeks van clowns: een fluitspeler, eengebracht. Zij staan daar weliswaar ken zich door een met zuiver schilder- Jongere schilders. Hij heeft zichzelf ge-
De kleuren, overwegend zeer licht vio- met hun drieën, maar eris niets dat hen kunstige middelen opgeroepen sfeer vormd en ontwikkeld en een peil be
let en grijsgroen, met een enkel brum bindt. Het minste, dat zij gevoelen, is die de beschouwer al naar ziin gees- reikt> dat ons grote verwachtingen doet
er tussen, gaven het een onwezenlijke, onverschilligheid, het ergste het besef telijke habitus aanspreekt dan wel hebben. Het is een vreugde, d'"t te mo-
wat spookachtige sfeer. De schilder van er in wezen toch niet bij te horen onberoerd laat. Wie er door wordt ge- Sen constateren. Tussen zoveel grauwe
zocht hierin zowel naar inhoud als naar en het bittere weten van eigen lach- raakt, ziet de mogelijkheid voor zich middelmatigheid en bedekt of openlijk
vorm nog enigermato naar de te volgen wekkendheid. van een dialoog met de schilder door epigonisme kan een eigen geluid ook
weg_ Weliswaar is .n de loop van de Zonder hoop zijn al deze clowns. Zon- middel van zijn werk waarin hij iets als het voorlopig nog voorzichtig klinkt
tijd nog een straatmuzikant ontstaan, der uitzicht is er ook zelfs een. De pa- van zichzelf kan herkennen Daarmee slechts goed doen.
een man met een harmonica, maar deze rapluie achter zijn hoofd sluit alles af is dit werk tot kunst gestempeld Want Van W
«WmWiflja
De blijmoedige houding van deze
jeugdige arbeidster op de rijst
velden van de Philippijnen, die haar
zware taak even onderbreekt om
voor de fotograaf te poseren,
symboliseert de vastberadenheid,
waarmede de bevolking werkt aan
de wederopbouw van de in de af.
gelopen oorlog geteisterde gebie
den.
r fit
j I