negotie-karretje,
onder de vloer
Zeulend achter
thuis kapitaal
Voor de poorten van het Westen
In West-Berlijn voltrekken zich
vee! drama's
Op IJsland is vliegen goedkoper dan
het reizen per autobus
Millioenen medailles wachten op
rechtmatige eigenaars
Slopende onzekerheid
onder vluchtelingen
Zelfs déér brachten de
Amerikanen ice-cream
•;vmm
Onverschillige houding
van de Brit
In 1930 „tweede klasseAmsterdam
„Blieft u nog thee of
jodenkoeken?'
MAANDAG 15 SEPTEMBER 1953
(Van onze correspondent te Berlijn)
Ql1 de perrons van het station Charlottenburg groepen dc mensen in dichte
drommen bijeen. Met afgrijzen staren z(j naar de rails langs het linkerper
ron of verbergen ontzet hun ogen in hun handen. Zojuist heeft zich weer een
vluchtelingcndrama voltrokken. Een man en vrouw, hij 48, zij 50. hebben zich
Onder dc snijdende wielen van de binnenglijdende trein naar Wannsee gewor
pen. Pas enkele dagen geleden waren zij vol hoop uit de Sowjetrussisehe be
zettingszone naar West-Berlijn getrokken, twee der velen, der tienduizenden,
wier zenuwen niet langer tegen terreur en dwang waren opgewassen. Daar, in
West-Berlijn, hadden zij gehoopt minstens de dageraad te mogen aanschouwen
van een beter leven in vrijheid. Met een zucht van verlichting waren zij op het
station Zoo uitgestapt. Het was hun gelukt. De vrijheid lag vóór hen. De grijp
armen van de communistische geheime politie, de zo beruchte en gevreesde
Staatsveiligheidsdienst, konden hen niet ineer bereiken. Drie dagen later lagen
hun lichamen vermorzeld tussen de rails van het station Charlottenburg. In de
kranten verscheen een bericht van slechts enkele regels: „Twee vluchtelingen
uit de Sfftvjetzone, die het laatst in een kamp van het Rode Kruis in Moabit
woonden, wierpen zich vóór een binnenrijdende trein. De vrouw was op slag
dood. De man stierf in het ziekenhuis. Z(j waren als politieke vluchtelingen
afgewezen".
van afkeer jegens de talrijke vluchte-
lingencommissies en de andere instan
ties, die zich voor hen interesseren. Geen
hunner wil terug t.aar de Sowjet-zóne,
maar diep in hun innerlijk ontwaakt
een zwakke opstand tegen bepaalde
toestanden in hét Westen.
Frappant voorbeeld
INE zwaarste slag komt echter pas, als
de beslissing in de vluchtelingencom-
missie gevallen is. Valt deze negatief
uit, dan is het uit met alle dromen van
een gratis luchtreis naar West-Duits-
land, van werk, een nieuw bestaan en
een blijde toekomst in vrijheid. De
TYERGELIJKE summiere berichten zijn
U hier de laatste weken niet zeldzaam
geweest. Of trein, water, koord dan wel
tabletten de voltrekkers van het drama
waren, is van minder betekenis. Het
feit op zichzelf spreekt tot hart en geest.
Het doet ieder voelen, dat hier iets niet
In orde is, dat zij, die in feite over het
wel en wee der vluchtelingen te beslis
sen hebben, hun verantwoording en de
draagwijdte van hun beslissingen niet
altijd voldoende beseffen. De Berlijners
zijn een volk met een goed hart, ver
scholen in een ietwat ruwe bolster,
maar zij zijn tevens een volk, welks ze
nuwen zelfs dagelijks zwaar op de proef
worden gesteld en dat ook anderszins
niet over zorgen te klagen heeft. Het
leger werklozen is even groot als het
aantal manschappen, dat men in de
Bondsrepubliek voor de Duitse verde-
digingsbijdrage zoekt. Men kan het hen
moeilijk kwalijk nemen, dat zij hoofd
schuddend hun reis vervolgen en even
later weer aan hun eigen moeilijkhe
den denken. Het leven gaat nu eenmaal
verder, of de vluchtelingenstroom groot
of klein, het aantal zelfmoorden uit
wanhoop stijgende dan wel dalende is.
Hoop en ontgoocheling
WAAR over het lot van de tienduizen-
den vluchtelingen uit de Sowjet-Rus-
sische' bezettingszone wordt beslist? In
Berlijn weet dit iedereen. Het is het bu
reau in de Cuno Fischerstraat met zijn
onderafdelingen in andere wijken der
stad, waar het gewogen en te licht be
vonden over talloze vluchtelingen wordt
uitgesproken. Men hoeft deze straat
niet te zoeken. Reeds in de prille och
tenduren stromen duizenden mensen uit
alle richtingen hierheen. Zij willen hun
„geval" spoedig behandeld zien. Zij wil
len de talrijke verhoren en ondervra
gingen spoedig achter zich hebben.
Worden zij als politiek vluchteling er
kend, dan ligt de weg naar de Bonds
republiek, in aller ogen het paradijs op
aarde, voor hen open. Daar zullen zij
een nieuw leven, een nieuwe toekomst
opbouwen. Onder de menigte, die reeds
in alle vroegte voor de gebouwen der
vluchtelingencommissie verzameld is
om vlug aan de beurt te zijn, vindtmen
opgeruimde en sombere gezichten. De
hoopvol wachtenden zijn de nieuwelin
gen. Zij zijn pas aangekomen en vinden
nog in alles genoegen. De aanlokkelijke
uitstalramen der winkels met de voor
hun begrippen o zo lage prijzen voeren
hen van de ene verrassing naar de an
dere en hun gretige vreugde wordt
daarbij niet in het minst getemperd door
het feit, dat al deze heerlijkheden voor
hen onbereikbaar zijn. Hun gehele be
zit bestaat meestal uit enkele schamele
Oostmarken. Maar dat kan hen niet
deren. Zij troosten zich met de dag, dat
zij hun brood in vrijheid zullen kun
nen verdienen. Hun verblijf in West-
Berlijn beschouwen zij als een onver
mijdelijk tussenstadium, de dorpel van
de gouden poorten naar het Westen.
De bedrukten, terneergeslagenen en
ook de licht ontvlambaren zijn zij, die
het vluchtelingenbestaan in West-Ber
lijn reeds sinds enige weken en maan
den kennen. Zij laten zich niet altijd
gewillig overigens van het ene bu
reau naar het andere sturen. Zij onder
gaan de lange reeks ondervragingen
door verschillende instanties en zijn er
aan gewend uren te wachten om dan
tot bescheid te krijgen morgen nog maar
eens terug te komen. Het kampleven
heeft voor hen niets nieuws meer. In
eetnappen halen zij hun maaltijden en
zij slapen op strozakken. Hun thuis is
een verlaten bananenstokerij of een ba
rakkenkamp, waarin sinds 1945 reeds
tienduizenden ontheemden en vluchte
lingen gehuisd hebben. Hun moreel is
aangevreten door het nietsdoen van
iedere dag, de twijfel zowel als de ze
kerheid betreffende hun erkenning als
politiek vluchteling. Zij zijn vervuld
vluchteling wordt dan een permanent
kampbewoner, die zelfs geen werk mag
aannemen. En deze groep loopt in de
tienduizenden. Want meer dan de helft
der vluchtelingen werd tot nu de er
kenning als politiek vluchteling onthou
den, omdat naar het oordeel der com
missie hun vlucht niet om politieke re
denen noodzakelijk was. Hoe streng
men daarbij te werk gaat, tekent hpt
volgende voorbeeld. Een ambtenaar in
leidende functie was in de Sowjet-zóne
ontslagen, omdat hij geweigerd had
voor de rechtbank verklaringen af te
leggen, die tot de onteigening van een
particuliere onderneming zouden leiden.
Enkele dagen na zijn ontslag versche
nen twee ambtenaren van de Staats
veiligheidsdienst bij hem thuis om hem
zegenaómd voor een nieuw verhoor af
te halen. Gelukkig was hij op dat tijd
stip niet thuis en kon hij tijdig gewaar
schuwd worden. Hij vluchtte daarop
naar West-Berlijn. Zijn verzoek om er
kenning als politiek vluchteling werd
echter afgewezen, omdat het naar het
oordeel van de vluchtelingencommissie
helemaal niet zeker was, dat hij na het
verhoor door de politie van de veilig
heidsdienst niet weer in vrijheid zou
worden gesteld. Hij moest eerst het be
wijs brengen, dat hij ook gearresteerd
zou zijn geworden. Het is begrijpelijk,
dat een dergelijke handelwijze der
vluchtelingencommissie de uitgeweke
nen uit de Sowjet-zóne tot wanhoop
brengt en sommigen de hand aan zich
zelf slaan. Een grondige reorganisatie
der bestaande vluchtelingencommissie
met haar verschillende vertakkingen is
hier dringend gewenst. Van haar foutief
beleid zijn tot nu reeds teveel vluchte
lingen het slachtoffer geworden.
IJSLAND is waarschijnlijk het land,
dat naar verhouding de meeste
luchtvaartmaatschappijen bezit. Er zijn
er n.l. twee in dit land van 150.000 in
woners, wat dus betekent dat er op el
ke 75.000 IJslanders een luchtlijn is.
Verwonderlijk is dit overigens niet, als
men weet, dat er maar weinig en slech
te wegen zijn op dit Noordelijke eiland
en dat een vliegreisje van de hoofdstad
Reykjavik naar de Oostkust goedkoper
is dan een reis per bus.
Als men met dit laatste vervoermid
del gaat, zo vertelde ons Njall Simonar-
son. de persagent van de Flugfelag Is
lands (de IJslandse luchtvaartmaat
schappij) moet men n.l. via de Noord
kust en daar een nacht logeren in een
hotel om de volgende dag de reis voort
te zetten. Een ideaal land dus voor
luchtverkeer en dit verklaart dan ook
de twee luchtvaartmaatschappijen. Een
daarom ook was het, dat Simonarson
onder de indruk was van het Neder
landse spoor- en busverkeer en met een
jaloers oog keek naar de geasphalteer-
de wegen, die in zijn land practisch on
bekend zijn.
Hij sprak perfect Engels of liever
Amerikaans, geleerd van de Amerika
nen, die daar enige bases hebben en op
dit vredige eiland de coca cola en de
ice cream gebracht hebben. Want zelfs
in dit koude oord, waar de zomer maar
nauwelijks drie maanden duurt, ont
wikkelen de Amerikanen een merk
waardige smaak voor het product van
de ijsfabriek. Vijf kranten zijn er in
Reykjavik, de hoofdstad, die 55.000 in
woners telt en alle kranten hebben er
een redelijk bestaan, want de IJslanders
hebben een aangeboren dorst naar
nieuws en vooral naar wereldnieuws.
Tijd om te lezen hebben ze vooral in de
winter volop, als de zon omstreeks een
uur of tien opkomt en tegen tweeën al
weer achter de kim verdwijnt.
De Flugfelag Island bezit tien vlieg
tuigen, het merendeel Catalina-vlieg-
boten die in dit fjordrijke land, zeer
doelmatig zijn gebleken. Maar er zijn
ook enkele DC-4's bij en daarom was
Njall Simonarson ,hier, want zijn maat
schappij verzorgt een emigrantenvlucht
voor de KLM naar Canada. En zo zul
len binnenkort een vijftig Nederlandse
emigranten met een IJslands vliegtuig
naar Canada vervoerd worden.
-<j||
yJK v /'/V 'S3 V -v.
k vV?'-.'- :.v vï'"j
Onderscheidingen in Engeland
(Van onze correspondent te Londen)
ALS het noodzakelijk was te bewijzen, dat de Brit een vreedzame natuur heert,
dan zou men naar voren kunnen brengen, dat vele Engelse ex-militairen een
meer dan onverschillige houding aannemen tegenover de door hen verworven
onderscheidingen. Gedurende de tweede wereldoorlog had Groot-Brittannie bijna
zeven millioen mensen onder de wapenen, die onder elkaar ruim twintig mil-
lioen campagne-sterren, verdedigings- en oorlogsmedailles verdiend hebben. De
helft van deze geweldige hoeveelheid lintjes is nooit door de rechtmatige eige
naars opgeëist. En, als gevolg van adresveranderingen etc. in Engeland kent
men geen Burgerlijke Stand! is het ondoenlijk belanghebbenden hun onder
scheidingen na te sturen.
eerste vuurproef zouden doorstaan, op
de borst droegen, verwekten jaloezie on
der de Britse militairen, die ten slotte
al in Frankrijk en op de zeeën rondom
het oude Europa hadden gevochten.
Voor elke campagne van naam werden
daarom in de loop van de volgende ja
ren speciale onderscheidingen ontwor
pen. Degenen, die aan de Italiaanse
veldtocht hadden deelgenomen, kregen
een groen-wit-rood lintje, hun krijgs
makkers, die in Frankrijk en Duitsland
hadden gevochten een blauw-wit-rood
en de matrozen, die op de Atlantische
Oceaan hadden dienst gedaan, weer een
ander dan de zeelieden, die op de Stille
Oceaan hadden gevaren.
Maar behalve het feit, dat er te véél
medailles zijn en dat het bezit van be
paalde lintjes eigenlijk niet meer be
tekent dan het bezit van verenigings-
of vakbondsspeldjes, zijn er nog meer
oorzaken voor de onverschillige hou
ding, welke de Engelsen ten aanzien
van hun onderscheidingen tentoon sprei
den. Ten eerste doet zich Voor de In
het burgerleven teruggekeerde militair
VJ7AT is de oorzaak van deze onver-
schillige houding tegenover medail
les, waarvan men zou kunnen verwach
ten, dat de doorsnee man of vrouw er
trots op zou zijn ze te mogen dragen?
De voornaamste is wel, dat er veel te
veel lintjes zijn. Tijdens de tweede we
reldoorlog werden er vijf keer zo veel
speciale medailles en sterren geslagen
als gedurende de eerste, toen één per
soon, buiten de normale dapperheids
onderscheidingen om, er niet meer dan
drie kon verdienen.
De aanwezigheid van grote contin
genten Amerikaanse troepen in Enge
land en de Dominions, is er voorname
lijk verantwoordelijk voor, dat Groot-
Brittannie in de laatste oorlog niet
minder dan zestien, campagne-sterren,
verdedigings- en oorlogsmedailles meen
de te moeten slaan. De vele decoraties,
welke de G.I.'s, lang voordat ze hun
,HOE LANGE GERRIT" RIJK WERD
Lange Gerrit had een -wellicht niet
origineel, maar dan toch wel een lucra
tief bedelstelsel uitgedacht. In de mid-
De Atlantische opperbevelhebber,
generaal Ridgway, met zijn echtge
note op hun rondreis door Europa.
ff'
QERRIT DE VROOME heeft het vroeger in Den Helder gepresteerd om rijk
te worden. Zijn naam heeft daartoe zeker niet bijgedragen, want men kende
hem slechts als „Lange Gerrit", die in de Jodensteeg als een kluizenaar leefde
en voor de rest van de dag met koffie, thee en koekjes langs dc huizen ventte,
HÜ was op tien centimeter na twee meter lang, droeg op zijn grijzende haren
altijd een kaasbolletje en op zijn neus een ijzeren brilletje. Hoewel hij meestal
door de straten slofte in een gestreepte pantalon en een voorname slipjas en
kaarsrecht, als de ongebroken trots zelve, zijn negotie-karretje voortduwde,
vermocht zijn houding hem niet te verheffen boven het straattype, de bedel-
Janus, wiens verschijning overal medelijden verwekte. De onlangs gepension-
neerde adjudant van politie Beukers heeft ons de geschiedenis van Lange Gerrit
verteld, althans de belangrijkste episode er uit, om en nabij het jaar 1930, toen
die oude geldwolf als een welgesteld burger naar de hoofdstad verhuisde.
dag en in de avond verscheen hij met
zijn oude karretje op het toneel en be
gon onbewogen de slovende venter uit
te hangen. Hier en daar liet hij zijn
wagentje in de steek om een winkel
binnen te gaan en er een stukje brood
te schooien. De winkelier schoof hem
een kadetje toe, -waarna zijn onvoorde
lige klant een „dankjewel" mompelde
en zijn sjokkende pas voortzette. Maar
Gerrit hield evenmin als wij van droog
brood, dus stalde hij weinige meters
verder opnieuw zijn rijdende zaakje,
doch nu voor een winkel waar hij
losse boter verkrijgbaar wist, en ver
leidde de baas tot een gratis besmering.
Aldus groeide zijn verlangen naar een
plakje worst, zodat hij Vervolgens zijn
schreden richtte naar een slager, die
zelfs een hond niet zou willen teleur
stellen. Op deze wijze vergaarde Lange
Gerrit elke dag zijn kostje, zonder dat
het hem een cent kostte. Zelfs de
kaarsjes, die hij nodig had voor het
lantaarntje aan zijn karretje, schooide
hij op. Om een uur of elf, half twaalf,
keerde hij naar zijn krotje terug en
kroop, al of niet voldaan, in de veren.
Nu was het vroeger met de mensen
al net zo gesteld als tegenwoordig. Men
besprak de financiële toestanden in de
stad en op zekere dag werd algemeen
vernomen, „dat Lange Gerrit over geld
beschikte". Het duurde niet lang, of er
werd bij hem ingebroken, tiög eens en
nóg eens, maar de politie werd van het
slachtoffer zelf niets wijzer. Lange
Gerrit hield zich van de domme om
trent de eventuele buit van de inbre
kers. Laten wij nu even de heer Beu
kers aan het woord:
Al zijn geld....
„Op advies ging Gerrit naar de Eer
ste Vroonstraat verhuizen, ook al zo'n
misbaksel van een krot. Mijn collega
Sprengers en ik besloten om zijn wo
ning in de gaten te houden, want we
hadden gehoord, dat iemand op hem.
liep te azen.-We kozen onze schuilplaats
op een zolder en vandaar konden we in
het licht van een café zien, of er soms
iemand door de steeg zou komen. En
inderdaad, gedurende de week die we
daar met wachten doorbrachten, kwam
er een paar keer een vent door, maar
hij deed niets. Bij zestien, zeventien
graden vorst was dat bivakkeren daar
op die koude zolder geen pretje, dat
beloof ik je. Vooral omdat er niets ge
beurde. En toch heeft men Lange Ger
rit te pakken gekregen. Op een avond
sloegen ze hem op de Binnenhaven een
gat in z'n kop, maar het schijnt, dat de
aanvallers niets hebben gevonden, hoe
wel hij. naar later bleek, altijd geld
meevoerde. En toen moest Lange Ger
rit naar het hospitaal. Wij intussen
maar proberen of hij iets wilde losla
ten, tot hij met vierhonderd gulden op
de proppen kwam om zolang voor hem
op de spaarbank te zetten. Dat was al
zijn geld, verklaarde Gerrit".
Zes lagen dik.
Lange Gerrit moest dus naar het
hospitaal. Zijn wond was gaan zweren
hij schoor zich nooit, hij zat boordevol
ongedierte. De reiniging moet een mar
teling zijn geweest. Het moest in twee
keren gebeuren, anders zou Gerrit de
behandeling waarschijnlijk niet hebben
overleefd'. „Ik vergeet nooit die Maan
dagmorgen waarop wie hem thuis op
zochten, voordat hij naar de burger
afdeling van het hospitaal werd ge
bracht. Er kwam een houten kistje van
veertig bij dertig bij tien centimeter op
tafel. Het geld dat daar in zat, wilde
hij ons dan wel in bewaring geven. Van
de Eerste Vroonstraat tot het bureau
heb ik onderweg driemaal gerust, zo
zwaar was het kistje. Ik geef u te ra
den wat er in zat: allemaal rolletjes
centen, zes lagen dik. Rolletjes van vijf
tig cent, en van de onderste lagen was
het papier door de mot opgevreten. We
hebben zijn „huis" uitgerookt 'met zwa
veldampen en daarna gehoopt, dat de
drommen luizen deze maatregel niet
zouden overleven".
En de heer Beukers vervolgde: „Het
was om je dood te lachen, wat we daar
in dat huisje aantroffen. U moet weten,
dat er al eens een comité was ge
vormd, dat zich het lot van Lange Ger
rit erg aantrok, toen hij van Oud Den
Helder naar de Vroonstraat verkaste.
Die bedelmars van het comité had heel
wat opgebracht, dat wisten wij wel,
onder andere een nieuwe kar, maar de
restBij de inventarisatie vonden
wij op zijn meer dan stoffige zolder
u raadt het nooitdaar Vonden wij
alleen al honderd en zes en vijftig hoe
den: kaashoedjes, slappe hoedjes, stroo-
hoedjes, enfin, noem maar op. Verder
lagen er pakken goed, nieuwe onder-
kleding, alles ingepakt, vijf, zes onder
broeken, alles in het stof. Maar geld
was er niet, alleen' ontdekten wij nog
tal van pakjes kaarsen en vet. Nou
hadden wij gehoord, een buurvrouw
kon dan bevestigen, dat Lange Gerrit
wel eens aan het timmeren was ge
weest. In een bar klein keukentje ach
ter de woonkamer vonden wij ten slotte
„het lek". We trokken een aantal maf
jes en kleedjes weg, en, jawel hoor, de
vloer was kennelijk opgebroken ge
weest. Er zat. zoals in het andere ver
trek, geen zand tussen de naden van de
planken. Met een breekijzer was het
karweitje gauw gefikst. Voor onze ver
baasde ogen verscheen een gat van
misschien zestig centimeter diep, en
dat gat zat vol met geld!
In puntzakken.
Op onze knieën zij» we er bij ge
kropen en hebben enige tijd beduusd
zitten staren naar al die papieren punt
zakken drie of vier in elkaar ge
schoven om niet te kunnen scheuren
en al die jampotjes, die geheel gevuld
waren met klein geld: halve centen,
centen, plakken, dubbeltjes, kwartjes,
guldens. Alleen in de jampotjes, met
keurig dichtgeschroefde deksels, zat
ook bankpapier.
Al dat geld hebben wij in drie
enorme theeblikken verzameld en toen
hebben we er een kar bij gehaald voor
het vervoer naar het politiebureau. Een
dag of vier hebben Sprengers en ik
daar ziften tellen; een vervelend en.,
ongezond werkje, want Gerrit had tus
sen zijn schatten vele stugge hajen
vol met neten achter gelaten! We deden
de halfjes bij de halfjes, de centen bij
de centen, de plakken bij de plakken
en zo maar door. Gerrits hele rijkdom
ging in zakjes naar de spaarbank. Hoe
veel het was? Lange Gerrit keek er
zelf van op. We stonden naast zijn bed
en vroegen hem, hoeveel hij zelf dacht
te bezitten. Hij kon maar niet geloven
dat we het gevonden hadden, „en het
totaal?" Lange Gerrit schatte het op
twee- misschien drieduizend gulden!
„Nou meöeer, ik kan het niet op de
halve cent af zeggen, zo ver gaat m'n
geheugen nu ook weer niet, maar de
schat bedroeg ongeveer vijftienduizend
gulden!"
De vondst was nauwelijks bekend of
de enige zuster van Gerrit Dapper
straat drie hoog Amsterdam kwam
haar oude, vier en zestigjarige broer
opzoeken. Zij was uiteraard mede be
lust op de buit! Wel, Gerirt had nog
meer geld! Uit de zakken van de kleren
die hij de laatste tijd had gedragen,
toverde men f 138, aan halfjes te voor
schijn, en uit een kist, die een vaste
plaats had op z'n karretje, haalde men
nog voor een bedrag van f 200 aan
klein geld. Het zat tussen de koekjes..
„Wij konden een beloning krijgen
van z'n zuster", grinnikte de heer Beu
kers, „Sprengers en ik, ieder een rijks
daalder voor de moeite. Ik heb 'r ge
zegd, dat ze die vijf gulden maar bij de
spaarcentjes van Gerrit moest doen.
Ja, het mooiste was, dat de Lange zo'n
Hier zien wij de nieuwe voorzitter
van de W esteuropese kolen- en
staalgemeenschap Paul Henri
Spaak, in charmant gezelschap.
De joto werd genomen tijdens een
jeugconjerentie te Edingburgh.
vrijwel geen gelegenheid meer voor,
die voor het dragen van een serie kleu
rige lintjes geschikt is. Voor een po-
litie-agent, een portier, kortom voor
alle mensen, die in uniform zijn gesto
ken, is dit natuurlijk anders, doch het
staat nu eenmaal belachelijk militair»
onderscheidingen op de revers van een
confectiepakje te dragen.
Geen waard»
TEN tweede heeft de moderne cam
pagne-ster en oorlogsmedaille zo
goed als geen waarde (ongeveer veertig
cent), terwijl ze, in tegenstelling met
de met naam, rang en regiment gegra
veerde onderscheidingen uit de eerst»
wereldoorlog, geheel onpersoonlijk zijn.
Ten derde schijnen algemene onder
scheidingen tegenwoordig met andere
ogen bekeken te worden dan vroeger.
Wat practisch iedereen kan krijgen,
daar bestaat gewoonlijk weinig of geen
animo voor. „Last not least" lopen er
in Engeland nogal wat mensen rond,
die menen, dat ze op grond van een
of andere bijzondere prestatie voor een
dapperheidsonderscheiding als het Mi
litaire Kruis, of zelfs het Victoria Kruis
in aanmerking komen. Omdat „dege
nen, die het verdienen, toch nooit be
loond worden" een generalisatie, dl»
ook in Nederland nog wel eens wordt
gehoord stellen ze ook geen prijs op
„de rest van de rommel".
Bij de Romeinen
HE Romeinen waren de eersten, die
oorlogsmedailles invoerden. Het ge
bruik raakte in de Middeleeuwen in
verval en pas na het verslaan der
Spaanse Armada reikte koningin Eliza
beth I de eerste dapperheidsonderschei
dingen sinds duizend jaar uit. In de vol
gende eeuw liet koning Karei I „zilve-
ren pennningen" slaan voor al z'n sol-
daten, die het wit van 's vijands ogen
hadden aanschouwd.
Het was Cromwell, die de eerste al
gemene campagnemedaille ontwierp.
Dit was na de slag bij Dunbar (1650)
en in het hoofdkwartier van de Gold-
stream Guards, dat in Birdcage Walk,
vlak achter Buckingham Palace, is ge
legen, zijn nog een paar exemplaren
van deze onderscheiding te bewonde
ren.
Pas in 1817, na de slag bij Waterloo,
werd de tweede campagnesier ontwor
pen. Vijftig jaar later kwam de gesp in
zwang, die door middel van een in
scriptie aangeeft in welke slagen van
een bepaalde oorlogscampagne de dra
ger gevochten heeft. In die tussentiju
aanschouwde ook het veelbegeerde Vic-
toria-Kruis (te vergelijken met de Ne
derlandse Militaire Willemsorde) het
daglicht, alsook de DSO, de DCM en
de CGM. De ene campagne-ster na de
andere volgde en gedurende de eerste
wereldoorlog werden er alleen al vier
ingesteld. Buiten de zestien campagne
sterren en oorlogsmedailles werden er
in de jaren '40'45 ook nog drie me
dailles voor burgers ingevoerd, name
lijk het George Kruis, de George Me-|
daille en de Verdedigingsmedaille.
Naschrift: Sommige Britten ver
geten hun onderscheidingen. Toen wij
met dit artikel bezig waren en een
vriend van ons, een ex-majoor, ter
verificatie van bepaalde punten opbel
den, zei hij, na het geven van de ge
vraagde inlichtingen: „Alle mensen, ik Ij
geloof dat ik vergeten heb de mijne
op te vragen.
jaar of twintig had getrokken van het
Armbestuur. Hoewel de gemeente het
geld over al die jaren heeft terug ge
vorderd, schat ik toch, dat hij met eet
duizend of tien naar Amsterdam is ge
gaan. Hij kwam afscheid rrfemen ooi
welgekleed, en nog een paar maal he:
ik hem later in Den Helder gezien. D:
zag hij er keurig uit; zwarte jg-1
streepbroek en wandelstok, en da»
lachte hij z'n oude tanden bloot tegen
de meelijhebbenden.. Ja, Lange Ge'"
rit heeft er heel wat tuk gehad!"
Men heeft om deze geschiedenis tof
vele jaren smakelijk gelachen, omd»
Lange Gerrit, uit sportief oogpunt ga-
zien, toch een hele prestatie leverde,
Niettemin ging hij éénmaal buiten ÓP
boekje. Hij had ergens iets gekocht en
betaalde met een opgevouwen papieren
rijksdaalder, die later een halve blees
te zijn. De politie kwam van Gernt
niets te weten. Hij hield zich, als ge
woonlijk, van de domme. Maar bij het
geld dat in het keukengat werd aange
troffen, ontdekte men de andere hel»
van de rijksdaalder. Ei, ei, Gerrit!
In Februari 1930 werd Gerrit
Vroome van de straat gepakt en enkele
weken later verliet hij het ziekenhujs
en Den Helder, waar hij op 26 April 186»
werd geboren. Hij is het vertrouwen
van zijn stadgenoten niet waardig ge
weest. Hij vertrok in een tweede
klasse coupé.