negotie-karretje, onder de vloer Zeulend achter thuis kapitaal Voor de poorten van het Westen In West-Berlijn voltrekken zich vee! drama's Op IJsland is vliegen goedkoper dan het reizen per autobus Millioenen medailles wachten op rechtmatige eigenaars Slopende onzekerheid onder vluchtelingen Zelfs déér brachten de Amerikanen ice-cream •;vmm Onverschillige houding van de Brit In 1930 „tweede klasseAmsterdam „Blieft u nog thee of jodenkoeken?' MAANDAG 15 SEPTEMBER 1953 (Van onze correspondent te Berlijn) Ql1 de perrons van het station Charlottenburg groepen dc mensen in dichte drommen bijeen. Met afgrijzen staren z(j naar de rails langs het linkerper ron of verbergen ontzet hun ogen in hun handen. Zojuist heeft zich weer een vluchtelingcndrama voltrokken. Een man en vrouw, hij 48, zij 50. hebben zich Onder dc snijdende wielen van de binnenglijdende trein naar Wannsee gewor pen. Pas enkele dagen geleden waren zij vol hoop uit de Sowjetrussisehe be zettingszone naar West-Berlijn getrokken, twee der velen, der tienduizenden, wier zenuwen niet langer tegen terreur en dwang waren opgewassen. Daar, in West-Berlijn, hadden zij gehoopt minstens de dageraad te mogen aanschouwen van een beter leven in vrijheid. Met een zucht van verlichting waren zij op het station Zoo uitgestapt. Het was hun gelukt. De vrijheid lag vóór hen. De grijp armen van de communistische geheime politie, de zo beruchte en gevreesde Staatsveiligheidsdienst, konden hen niet ineer bereiken. Drie dagen later lagen hun lichamen vermorzeld tussen de rails van het station Charlottenburg. In de kranten verscheen een bericht van slechts enkele regels: „Twee vluchtelingen uit de Sfftvjetzone, die het laatst in een kamp van het Rode Kruis in Moabit woonden, wierpen zich vóór een binnenrijdende trein. De vrouw was op slag dood. De man stierf in het ziekenhuis. Z(j waren als politieke vluchtelingen afgewezen". van afkeer jegens de talrijke vluchte- lingencommissies en de andere instan ties, die zich voor hen interesseren. Geen hunner wil terug t.aar de Sowjet-zóne, maar diep in hun innerlijk ontwaakt een zwakke opstand tegen bepaalde toestanden in hét Westen. Frappant voorbeeld INE zwaarste slag komt echter pas, als de beslissing in de vluchtelingencom- missie gevallen is. Valt deze negatief uit, dan is het uit met alle dromen van een gratis luchtreis naar West-Duits- land, van werk, een nieuw bestaan en een blijde toekomst in vrijheid. De TYERGELIJKE summiere berichten zijn U hier de laatste weken niet zeldzaam geweest. Of trein, water, koord dan wel tabletten de voltrekkers van het drama waren, is van minder betekenis. Het feit op zichzelf spreekt tot hart en geest. Het doet ieder voelen, dat hier iets niet In orde is, dat zij, die in feite over het wel en wee der vluchtelingen te beslis sen hebben, hun verantwoording en de draagwijdte van hun beslissingen niet altijd voldoende beseffen. De Berlijners zijn een volk met een goed hart, ver scholen in een ietwat ruwe bolster, maar zij zijn tevens een volk, welks ze nuwen zelfs dagelijks zwaar op de proef worden gesteld en dat ook anderszins niet over zorgen te klagen heeft. Het leger werklozen is even groot als het aantal manschappen, dat men in de Bondsrepubliek voor de Duitse verde- digingsbijdrage zoekt. Men kan het hen moeilijk kwalijk nemen, dat zij hoofd schuddend hun reis vervolgen en even later weer aan hun eigen moeilijkhe den denken. Het leven gaat nu eenmaal verder, of de vluchtelingenstroom groot of klein, het aantal zelfmoorden uit wanhoop stijgende dan wel dalende is. Hoop en ontgoocheling WAAR over het lot van de tienduizen- den vluchtelingen uit de Sowjet-Rus- sische' bezettingszone wordt beslist? In Berlijn weet dit iedereen. Het is het bu reau in de Cuno Fischerstraat met zijn onderafdelingen in andere wijken der stad, waar het gewogen en te licht be vonden over talloze vluchtelingen wordt uitgesproken. Men hoeft deze straat niet te zoeken. Reeds in de prille och tenduren stromen duizenden mensen uit alle richtingen hierheen. Zij willen hun „geval" spoedig behandeld zien. Zij wil len de talrijke verhoren en ondervra gingen spoedig achter zich hebben. Worden zij als politiek vluchteling er kend, dan ligt de weg naar de Bonds republiek, in aller ogen het paradijs op aarde, voor hen open. Daar zullen zij een nieuw leven, een nieuwe toekomst opbouwen. Onder de menigte, die reeds in alle vroegte voor de gebouwen der vluchtelingencommissie verzameld is om vlug aan de beurt te zijn, vindtmen opgeruimde en sombere gezichten. De hoopvol wachtenden zijn de nieuwelin gen. Zij zijn pas aangekomen en vinden nog in alles genoegen. De aanlokkelijke uitstalramen der winkels met de voor hun begrippen o zo lage prijzen voeren hen van de ene verrassing naar de an dere en hun gretige vreugde wordt daarbij niet in het minst getemperd door het feit, dat al deze heerlijkheden voor hen onbereikbaar zijn. Hun gehele be zit bestaat meestal uit enkele schamele Oostmarken. Maar dat kan hen niet deren. Zij troosten zich met de dag, dat zij hun brood in vrijheid zullen kun nen verdienen. Hun verblijf in West- Berlijn beschouwen zij als een onver mijdelijk tussenstadium, de dorpel van de gouden poorten naar het Westen. De bedrukten, terneergeslagenen en ook de licht ontvlambaren zijn zij, die het vluchtelingenbestaan in West-Ber lijn reeds sinds enige weken en maan den kennen. Zij laten zich niet altijd gewillig overigens van het ene bu reau naar het andere sturen. Zij onder gaan de lange reeks ondervragingen door verschillende instanties en zijn er aan gewend uren te wachten om dan tot bescheid te krijgen morgen nog maar eens terug te komen. Het kampleven heeft voor hen niets nieuws meer. In eetnappen halen zij hun maaltijden en zij slapen op strozakken. Hun thuis is een verlaten bananenstokerij of een ba rakkenkamp, waarin sinds 1945 reeds tienduizenden ontheemden en vluchte lingen gehuisd hebben. Hun moreel is aangevreten door het nietsdoen van iedere dag, de twijfel zowel als de ze kerheid betreffende hun erkenning als politiek vluchteling. Zij zijn vervuld vluchteling wordt dan een permanent kampbewoner, die zelfs geen werk mag aannemen. En deze groep loopt in de tienduizenden. Want meer dan de helft der vluchtelingen werd tot nu de er kenning als politiek vluchteling onthou den, omdat naar het oordeel der com missie hun vlucht niet om politieke re denen noodzakelijk was. Hoe streng men daarbij te werk gaat, tekent hpt volgende voorbeeld. Een ambtenaar in leidende functie was in de Sowjet-zóne ontslagen, omdat hij geweigerd had voor de rechtbank verklaringen af te leggen, die tot de onteigening van een particuliere onderneming zouden leiden. Enkele dagen na zijn ontslag versche nen twee ambtenaren van de Staats veiligheidsdienst bij hem thuis om hem zegenaómd voor een nieuw verhoor af te halen. Gelukkig was hij op dat tijd stip niet thuis en kon hij tijdig gewaar schuwd worden. Hij vluchtte daarop naar West-Berlijn. Zijn verzoek om er kenning als politiek vluchteling werd echter afgewezen, omdat het naar het oordeel van de vluchtelingencommissie helemaal niet zeker was, dat hij na het verhoor door de politie van de veilig heidsdienst niet weer in vrijheid zou worden gesteld. Hij moest eerst het be wijs brengen, dat hij ook gearresteerd zou zijn geworden. Het is begrijpelijk, dat een dergelijke handelwijze der vluchtelingencommissie de uitgeweke nen uit de Sowjet-zóne tot wanhoop brengt en sommigen de hand aan zich zelf slaan. Een grondige reorganisatie der bestaande vluchtelingencommissie met haar verschillende vertakkingen is hier dringend gewenst. Van haar foutief beleid zijn tot nu reeds teveel vluchte lingen het slachtoffer geworden. IJSLAND is waarschijnlijk het land, dat naar verhouding de meeste luchtvaartmaatschappijen bezit. Er zijn er n.l. twee in dit land van 150.000 in woners, wat dus betekent dat er op el ke 75.000 IJslanders een luchtlijn is. Verwonderlijk is dit overigens niet, als men weet, dat er maar weinig en slech te wegen zijn op dit Noordelijke eiland en dat een vliegreisje van de hoofdstad Reykjavik naar de Oostkust goedkoper is dan een reis per bus. Als men met dit laatste vervoermid del gaat, zo vertelde ons Njall Simonar- son. de persagent van de Flugfelag Is lands (de IJslandse luchtvaartmaat schappij) moet men n.l. via de Noord kust en daar een nacht logeren in een hotel om de volgende dag de reis voort te zetten. Een ideaal land dus voor luchtverkeer en dit verklaart dan ook de twee luchtvaartmaatschappijen. Een daarom ook was het, dat Simonarson onder de indruk was van het Neder landse spoor- en busverkeer en met een jaloers oog keek naar de geasphalteer- de wegen, die in zijn land practisch on bekend zijn. Hij sprak perfect Engels of liever Amerikaans, geleerd van de Amerika nen, die daar enige bases hebben en op dit vredige eiland de coca cola en de ice cream gebracht hebben. Want zelfs in dit koude oord, waar de zomer maar nauwelijks drie maanden duurt, ont wikkelen de Amerikanen een merk waardige smaak voor het product van de ijsfabriek. Vijf kranten zijn er in Reykjavik, de hoofdstad, die 55.000 in woners telt en alle kranten hebben er een redelijk bestaan, want de IJslanders hebben een aangeboren dorst naar nieuws en vooral naar wereldnieuws. Tijd om te lezen hebben ze vooral in de winter volop, als de zon omstreeks een uur of tien opkomt en tegen tweeën al weer achter de kim verdwijnt. De Flugfelag Island bezit tien vlieg tuigen, het merendeel Catalina-vlieg- boten die in dit fjordrijke land, zeer doelmatig zijn gebleken. Maar er zijn ook enkele DC-4's bij en daarom was Njall Simonarson ,hier, want zijn maat schappij verzorgt een emigrantenvlucht voor de KLM naar Canada. En zo zul len binnenkort een vijftig Nederlandse emigranten met een IJslands vliegtuig naar Canada vervoerd worden. -<j|| yJK v /'/V 'S3 V -v. k vV?'-.'- :.v vï'"j Onderscheidingen in Engeland (Van onze correspondent te Londen) ALS het noodzakelijk was te bewijzen, dat de Brit een vreedzame natuur heert, dan zou men naar voren kunnen brengen, dat vele Engelse ex-militairen een meer dan onverschillige houding aannemen tegenover de door hen verworven onderscheidingen. Gedurende de tweede wereldoorlog had Groot-Brittannie bijna zeven millioen mensen onder de wapenen, die onder elkaar ruim twintig mil- lioen campagne-sterren, verdedigings- en oorlogsmedailles verdiend hebben. De helft van deze geweldige hoeveelheid lintjes is nooit door de rechtmatige eige naars opgeëist. En, als gevolg van adresveranderingen etc. in Engeland kent men geen Burgerlijke Stand! is het ondoenlijk belanghebbenden hun onder scheidingen na te sturen. eerste vuurproef zouden doorstaan, op de borst droegen, verwekten jaloezie on der de Britse militairen, die ten slotte al in Frankrijk en op de zeeën rondom het oude Europa hadden gevochten. Voor elke campagne van naam werden daarom in de loop van de volgende ja ren speciale onderscheidingen ontwor pen. Degenen, die aan de Italiaanse veldtocht hadden deelgenomen, kregen een groen-wit-rood lintje, hun krijgs makkers, die in Frankrijk en Duitsland hadden gevochten een blauw-wit-rood en de matrozen, die op de Atlantische Oceaan hadden dienst gedaan, weer een ander dan de zeelieden, die op de Stille Oceaan hadden gevaren. Maar behalve het feit, dat er te véél medailles zijn en dat het bezit van be paalde lintjes eigenlijk niet meer be tekent dan het bezit van verenigings- of vakbondsspeldjes, zijn er nog meer oorzaken voor de onverschillige hou ding, welke de Engelsen ten aanzien van hun onderscheidingen tentoon sprei den. Ten eerste doet zich Voor de In het burgerleven teruggekeerde militair VJ7AT is de oorzaak van deze onver- schillige houding tegenover medail les, waarvan men zou kunnen verwach ten, dat de doorsnee man of vrouw er trots op zou zijn ze te mogen dragen? De voornaamste is wel, dat er veel te veel lintjes zijn. Tijdens de tweede we reldoorlog werden er vijf keer zo veel speciale medailles en sterren geslagen als gedurende de eerste, toen één per soon, buiten de normale dapperheids onderscheidingen om, er niet meer dan drie kon verdienen. De aanwezigheid van grote contin genten Amerikaanse troepen in Enge land en de Dominions, is er voorname lijk verantwoordelijk voor, dat Groot- Brittannie in de laatste oorlog niet minder dan zestien, campagne-sterren, verdedigings- en oorlogsmedailles meen de te moeten slaan. De vele decoraties, welke de G.I.'s, lang voordat ze hun ,HOE LANGE GERRIT" RIJK WERD Lange Gerrit had een -wellicht niet origineel, maar dan toch wel een lucra tief bedelstelsel uitgedacht. In de mid- De Atlantische opperbevelhebber, generaal Ridgway, met zijn echtge note op hun rondreis door Europa. ff' QERRIT DE VROOME heeft het vroeger in Den Helder gepresteerd om rijk te worden. Zijn naam heeft daartoe zeker niet bijgedragen, want men kende hem slechts als „Lange Gerrit", die in de Jodensteeg als een kluizenaar leefde en voor de rest van de dag met koffie, thee en koekjes langs dc huizen ventte, HÜ was op tien centimeter na twee meter lang, droeg op zijn grijzende haren altijd een kaasbolletje en op zijn neus een ijzeren brilletje. Hoewel hij meestal door de straten slofte in een gestreepte pantalon en een voorname slipjas en kaarsrecht, als de ongebroken trots zelve, zijn negotie-karretje voortduwde, vermocht zijn houding hem niet te verheffen boven het straattype, de bedel- Janus, wiens verschijning overal medelijden verwekte. De onlangs gepension- neerde adjudant van politie Beukers heeft ons de geschiedenis van Lange Gerrit verteld, althans de belangrijkste episode er uit, om en nabij het jaar 1930, toen die oude geldwolf als een welgesteld burger naar de hoofdstad verhuisde. dag en in de avond verscheen hij met zijn oude karretje op het toneel en be gon onbewogen de slovende venter uit te hangen. Hier en daar liet hij zijn wagentje in de steek om een winkel binnen te gaan en er een stukje brood te schooien. De winkelier schoof hem een kadetje toe, -waarna zijn onvoorde lige klant een „dankjewel" mompelde en zijn sjokkende pas voortzette. Maar Gerrit hield evenmin als wij van droog brood, dus stalde hij weinige meters verder opnieuw zijn rijdende zaakje, doch nu voor een winkel waar hij losse boter verkrijgbaar wist, en ver leidde de baas tot een gratis besmering. Aldus groeide zijn verlangen naar een plakje worst, zodat hij Vervolgens zijn schreden richtte naar een slager, die zelfs een hond niet zou willen teleur stellen. Op deze wijze vergaarde Lange Gerrit elke dag zijn kostje, zonder dat het hem een cent kostte. Zelfs de kaarsjes, die hij nodig had voor het lantaarntje aan zijn karretje, schooide hij op. Om een uur of elf, half twaalf, keerde hij naar zijn krotje terug en kroop, al of niet voldaan, in de veren. Nu was het vroeger met de mensen al net zo gesteld als tegenwoordig. Men besprak de financiële toestanden in de stad en op zekere dag werd algemeen vernomen, „dat Lange Gerrit over geld beschikte". Het duurde niet lang, of er werd bij hem ingebroken, tiög eens en nóg eens, maar de politie werd van het slachtoffer zelf niets wijzer. Lange Gerrit hield zich van de domme om trent de eventuele buit van de inbre kers. Laten wij nu even de heer Beu kers aan het woord: Al zijn geld.... „Op advies ging Gerrit naar de Eer ste Vroonstraat verhuizen, ook al zo'n misbaksel van een krot. Mijn collega Sprengers en ik besloten om zijn wo ning in de gaten te houden, want we hadden gehoord, dat iemand op hem. liep te azen.-We kozen onze schuilplaats op een zolder en vandaar konden we in het licht van een café zien, of er soms iemand door de steeg zou komen. En inderdaad, gedurende de week die we daar met wachten doorbrachten, kwam er een paar keer een vent door, maar hij deed niets. Bij zestien, zeventien graden vorst was dat bivakkeren daar op die koude zolder geen pretje, dat beloof ik je. Vooral omdat er niets ge beurde. En toch heeft men Lange Ger rit te pakken gekregen. Op een avond sloegen ze hem op de Binnenhaven een gat in z'n kop, maar het schijnt, dat de aanvallers niets hebben gevonden, hoe wel hij. naar later bleek, altijd geld meevoerde. En toen moest Lange Ger rit naar het hospitaal. Wij intussen maar proberen of hij iets wilde losla ten, tot hij met vierhonderd gulden op de proppen kwam om zolang voor hem op de spaarbank te zetten. Dat was al zijn geld, verklaarde Gerrit". Zes lagen dik. Lange Gerrit moest dus naar het hospitaal. Zijn wond was gaan zweren hij schoor zich nooit, hij zat boordevol ongedierte. De reiniging moet een mar teling zijn geweest. Het moest in twee keren gebeuren, anders zou Gerrit de behandeling waarschijnlijk niet hebben overleefd'. „Ik vergeet nooit die Maan dagmorgen waarop wie hem thuis op zochten, voordat hij naar de burger afdeling van het hospitaal werd ge bracht. Er kwam een houten kistje van veertig bij dertig bij tien centimeter op tafel. Het geld dat daar in zat, wilde hij ons dan wel in bewaring geven. Van de Eerste Vroonstraat tot het bureau heb ik onderweg driemaal gerust, zo zwaar was het kistje. Ik geef u te ra den wat er in zat: allemaal rolletjes centen, zes lagen dik. Rolletjes van vijf tig cent, en van de onderste lagen was het papier door de mot opgevreten. We hebben zijn „huis" uitgerookt 'met zwa veldampen en daarna gehoopt, dat de drommen luizen deze maatregel niet zouden overleven". En de heer Beukers vervolgde: „Het was om je dood te lachen, wat we daar in dat huisje aantroffen. U moet weten, dat er al eens een comité was ge vormd, dat zich het lot van Lange Ger rit erg aantrok, toen hij van Oud Den Helder naar de Vroonstraat verkaste. Die bedelmars van het comité had heel wat opgebracht, dat wisten wij wel, onder andere een nieuwe kar, maar de restBij de inventarisatie vonden wij op zijn meer dan stoffige zolder u raadt het nooitdaar Vonden wij alleen al honderd en zes en vijftig hoe den: kaashoedjes, slappe hoedjes, stroo- hoedjes, enfin, noem maar op. Verder lagen er pakken goed, nieuwe onder- kleding, alles ingepakt, vijf, zes onder broeken, alles in het stof. Maar geld was er niet, alleen' ontdekten wij nog tal van pakjes kaarsen en vet. Nou hadden wij gehoord, een buurvrouw kon dan bevestigen, dat Lange Gerrit wel eens aan het timmeren was ge weest. In een bar klein keukentje ach ter de woonkamer vonden wij ten slotte „het lek". We trokken een aantal maf jes en kleedjes weg, en, jawel hoor, de vloer was kennelijk opgebroken ge weest. Er zat. zoals in het andere ver trek, geen zand tussen de naden van de planken. Met een breekijzer was het karweitje gauw gefikst. Voor onze ver baasde ogen verscheen een gat van misschien zestig centimeter diep, en dat gat zat vol met geld! In puntzakken. Op onze knieën zij» we er bij ge kropen en hebben enige tijd beduusd zitten staren naar al die papieren punt zakken drie of vier in elkaar ge schoven om niet te kunnen scheuren en al die jampotjes, die geheel gevuld waren met klein geld: halve centen, centen, plakken, dubbeltjes, kwartjes, guldens. Alleen in de jampotjes, met keurig dichtgeschroefde deksels, zat ook bankpapier. Al dat geld hebben wij in drie enorme theeblikken verzameld en toen hebben we er een kar bij gehaald voor het vervoer naar het politiebureau. Een dag of vier hebben Sprengers en ik daar ziften tellen; een vervelend en., ongezond werkje, want Gerrit had tus sen zijn schatten vele stugge hajen vol met neten achter gelaten! We deden de halfjes bij de halfjes, de centen bij de centen, de plakken bij de plakken en zo maar door. Gerrits hele rijkdom ging in zakjes naar de spaarbank. Hoe veel het was? Lange Gerrit keek er zelf van op. We stonden naast zijn bed en vroegen hem, hoeveel hij zelf dacht te bezitten. Hij kon maar niet geloven dat we het gevonden hadden, „en het totaal?" Lange Gerrit schatte het op twee- misschien drieduizend gulden! „Nou meöeer, ik kan het niet op de halve cent af zeggen, zo ver gaat m'n geheugen nu ook weer niet, maar de schat bedroeg ongeveer vijftienduizend gulden!" De vondst was nauwelijks bekend of de enige zuster van Gerrit Dapper straat drie hoog Amsterdam kwam haar oude, vier en zestigjarige broer opzoeken. Zij was uiteraard mede be lust op de buit! Wel, Gerirt had nog meer geld! Uit de zakken van de kleren die hij de laatste tijd had gedragen, toverde men f 138, aan halfjes te voor schijn, en uit een kist, die een vaste plaats had op z'n karretje, haalde men nog voor een bedrag van f 200 aan klein geld. Het zat tussen de koekjes.. „Wij konden een beloning krijgen van z'n zuster", grinnikte de heer Beu kers, „Sprengers en ik, ieder een rijks daalder voor de moeite. Ik heb 'r ge zegd, dat ze die vijf gulden maar bij de spaarcentjes van Gerrit moest doen. Ja, het mooiste was, dat de Lange zo'n Hier zien wij de nieuwe voorzitter van de W esteuropese kolen- en staalgemeenschap Paul Henri Spaak, in charmant gezelschap. De joto werd genomen tijdens een jeugconjerentie te Edingburgh. vrijwel geen gelegenheid meer voor, die voor het dragen van een serie kleu rige lintjes geschikt is. Voor een po- litie-agent, een portier, kortom voor alle mensen, die in uniform zijn gesto ken, is dit natuurlijk anders, doch het staat nu eenmaal belachelijk militair» onderscheidingen op de revers van een confectiepakje te dragen. Geen waard» TEN tweede heeft de moderne cam pagne-ster en oorlogsmedaille zo goed als geen waarde (ongeveer veertig cent), terwijl ze, in tegenstelling met de met naam, rang en regiment gegra veerde onderscheidingen uit de eerst» wereldoorlog, geheel onpersoonlijk zijn. Ten derde schijnen algemene onder scheidingen tegenwoordig met andere ogen bekeken te worden dan vroeger. Wat practisch iedereen kan krijgen, daar bestaat gewoonlijk weinig of geen animo voor. „Last not least" lopen er in Engeland nogal wat mensen rond, die menen, dat ze op grond van een of andere bijzondere prestatie voor een dapperheidsonderscheiding als het Mi litaire Kruis, of zelfs het Victoria Kruis in aanmerking komen. Omdat „dege nen, die het verdienen, toch nooit be loond worden" een generalisatie, dl» ook in Nederland nog wel eens wordt gehoord stellen ze ook geen prijs op „de rest van de rommel". Bij de Romeinen HE Romeinen waren de eersten, die oorlogsmedailles invoerden. Het ge bruik raakte in de Middeleeuwen in verval en pas na het verslaan der Spaanse Armada reikte koningin Eliza beth I de eerste dapperheidsonderschei dingen sinds duizend jaar uit. In de vol gende eeuw liet koning Karei I „zilve- ren pennningen" slaan voor al z'n sol- daten, die het wit van 's vijands ogen hadden aanschouwd. Het was Cromwell, die de eerste al gemene campagnemedaille ontwierp. Dit was na de slag bij Dunbar (1650) en in het hoofdkwartier van de Gold- stream Guards, dat in Birdcage Walk, vlak achter Buckingham Palace, is ge legen, zijn nog een paar exemplaren van deze onderscheiding te bewonde ren. Pas in 1817, na de slag bij Waterloo, werd de tweede campagnesier ontwor pen. Vijftig jaar later kwam de gesp in zwang, die door middel van een in scriptie aangeeft in welke slagen van een bepaalde oorlogscampagne de dra ger gevochten heeft. In die tussentiju aanschouwde ook het veelbegeerde Vic- toria-Kruis (te vergelijken met de Ne derlandse Militaire Willemsorde) het daglicht, alsook de DSO, de DCM en de CGM. De ene campagne-ster na de andere volgde en gedurende de eerste wereldoorlog werden er alleen al vier ingesteld. Buiten de zestien campagne sterren en oorlogsmedailles werden er in de jaren '40'45 ook nog drie me dailles voor burgers ingevoerd, name lijk het George Kruis, de George Me-| daille en de Verdedigingsmedaille. Naschrift: Sommige Britten ver geten hun onderscheidingen. Toen wij met dit artikel bezig waren en een vriend van ons, een ex-majoor, ter verificatie van bepaalde punten opbel den, zei hij, na het geven van de ge vraagde inlichtingen: „Alle mensen, ik Ij geloof dat ik vergeten heb de mijne op te vragen. jaar of twintig had getrokken van het Armbestuur. Hoewel de gemeente het geld over al die jaren heeft terug ge vorderd, schat ik toch, dat hij met eet duizend of tien naar Amsterdam is ge gaan. Hij kwam afscheid rrfemen ooi welgekleed, en nog een paar maal he: ik hem later in Den Helder gezien. D: zag hij er keurig uit; zwarte jg-1 streepbroek en wandelstok, en da» lachte hij z'n oude tanden bloot tegen de meelijhebbenden.. Ja, Lange Ge'" rit heeft er heel wat tuk gehad!" Men heeft om deze geschiedenis tof vele jaren smakelijk gelachen, omd» Lange Gerrit, uit sportief oogpunt ga- zien, toch een hele prestatie leverde, Niettemin ging hij éénmaal buiten ÓP boekje. Hij had ergens iets gekocht en betaalde met een opgevouwen papieren rijksdaalder, die later een halve blees te zijn. De politie kwam van Gernt niets te weten. Hij hield zich, als ge woonlijk, van de domme. Maar bij het geld dat in het keukengat werd aange troffen, ontdekte men de andere hel» van de rijksdaalder. Ei, ei, Gerrit! In Februari 1930 werd Gerrit Vroome van de straat gepakt en enkele weken later verliet hij het ziekenhujs en Den Helder, waar hij op 26 April 186» werd geboren. Hij is het vertrouwen van zijn stadgenoten niet waardig ge weest. Hij vertrok in een tweede klasse coupé.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 8