Onze
economie is
maar voorzichtigheid
evenwichtiger
blijft geboden
Onder de vleugels van de Staat
De inkomsten van het Rijk
De productie daalt, werkloosheid groeit
Nederlandse export kwetsbaar
Meer dan een kwart der uitgaven
wordt opgeslokt door Defensie
Teruggang van conjunctuur zou
ons in moeilijkheden brengen
Slotwoord van minister Van der Kieft
Industrialisatie en
emigratie moeten
worden voortgezet
B" iet beoordelen van de geschetste
ontwikkeling moet men in aanmer
king nemen, dat de recente verbeterihg
mmmmmmmm
w///////mmwm
WMW////MA
w/Mw/mm
wrnmm
Werkloosheidszorg en
woningbouw
UIT deze opstelling blijkt in de eerste
plaats, dat de defensie-uitgaven niet
minder dan 26.7 van het totaal uit
maken. De tweede belangrijke factor,
de zorg voo'r de werkgelegenheid doet
zijn invloed gelden op verschillende
sectoren van het uitgavenbeleid: aanleg
van vliegvelden, bouwen van kazernes
enz. zijn ook uit een oogpunt van ver
schaffen van werkgelegenheid van veel
belang. Dan zijn er de uitgaven voor
Waterstaatswerken, uitgaven ten voor
dele van de z.g. ontwikkelingsgebieden
voor verdere droogmaking van de Zui
derzee, cultuur-technische onderwerpen
en de industrialisatie.
De begroting in cijfers
Overheid zal uitgaven
tot uiterste moeten
beperken
De opbrengst van de belastingen
Enige zorgwekkende aspecten
Uit kostprijsverhogende
belastingen 22.209
millioen gulden
De sterkte van het
Rijk sambtenarencorps
(Van onze financiële redacteur)
ZOALS gewoonlijk geeft de minister in een slotwoord bij de
Rijksbegroting 1953 een uitvoerige uiteenzetting van zijn in
zichten over de ontwikkeling van de Nederlandse economie in
het afgelopen jaar. Hij constateert, dat zij thans een aanmerkelijk
evenwichtiger beeld vertoont dan een jaar geleden en dat met
name in het verloop van de betalingsbalans een verheugende wij
ziging ten goede is ingetreden. Voor dit laatste bestaan tal van
aanwijzingen. Het dekkingspercentage van de internationale han
del, dat over de eerste zeven maanden van 1951 66 beliep, is over
dezelfde periode van het lopende jaar tot 92 gestegen. Het via de
Europese betalingsunie verrekende betalingsverkeer, dat in de
perioden Januari tot en met Juni 1951 voor Nederland een tekort
had opgeleverd van 720 millioen, vertoonde in dezelfde maanden
van 1952 een overschot van 1.126 millioen. De schuld aan de E.B.U.
van 730 millioen in Juli 1951 maakte plaats voor een vordering,
welke op 31 Juli 1952 was opgelopen tot 654 millioen. De omvang
van de goud- en deviezenvoorraad overschreed in de eerste week
van Augustus van dit jaar de 3 milliard, nadat hij ruim een jaar
tevoren minder dan 90(1 millioen had bedragen.
TEGENOVER deze verbetering staal,
dat de druk der militaire inspan
ning onverminderd blijft voortbestaan
en zelfs nog in betekenis zal toenemen.
Bovendien valt er enige teruggang in
de binnenlandse productie en een toe
neming van de werkloosheid te consta
teren. In een jaar tijds liep de industri
ële productie met bijna 2,5 teru^, ter
wijl het aantal werklozen gemiddeld
43.000 hoger was.
Inmiddels zijn op grond van de fei
telijke ontwikkeling der werkloosheid
een aantal maatregelen genomen, die
grotendeels een belasting betekenen van
het Rijksbudget, hetzij door verhoging
van uitgaven, hetzij door verlaging van
inkomsten. Als zodanig kunnen o.m.
worden genoemd de additionele uitga
ven voor openbare werken, zomede de
voorschotten aan lagere publiekrechte
lijke lichamen ten behoeve van de
werkverruiming, de versnelling van de
oorlogsschade-uitkeringen en de extra
financiering van de bouw van premie
woningen, terwijl daartegenover een
I aantal belastingfaciliteiten is verleend,
met name ten aanzien van de omzet-
belasting en de tabaksaccijns. Met deze
maatregelen was in totaal een bedrag
gemoeid van ca. 200 min. Daarnaast zim
ook andere belastingverlagingen van
kracht geworden, resp. voorgesteld, tot
een gezamenlijk bedrag van ca. 120 min,
welke .weliswaar niet rechtstreeks de
werkverruiming tot doel hebben, doch
niettemin, hetzij vanwege hun strek
king - zoals de faciliteiten in verband
met de exportbevordering - hetzij uit
sluitend vanwege hun koopkrachtver-
ruimende werking, de werkgelegenheid
ten goede kunnen komen.
Beziet men nu de in de naaste toe
komst te verwachten ontwikkeling, dan
verdienen de volgende punten de aan
dacht.
In de eerste plaats de nog steeds be
staande achterstand in de militaire uit
gaven, welke als 't ware de ontwikke
ling in het jongste verleden heeft ge
flatteerd. Het geleidelijk op peil komen
van deze uitgaven betekent een aanzien
lijke belasting der overheidsfinancieën.
Daarnaast staat, dat in het afgelopen
jaar belangrijke bedragen aan de circu
latie zijn onttrokken als gevolg van het
inhalen van achterstand in de belasting
heffing; voor het jaar 1953 kan even
wel op een bate van enige betekenis
uit dezen hoofde niet meer worden ge
rekend.
Export kwetsbaar
van het betalingsverkeer met het bui
tenland ten dele is tot stand gekomen
onder invloed van factoren, die geen
permanent karakter dragen. Met name
wijst de minister op bet relatief lage
niveau van de invoer.
Voorts dient te worden bedacht, dat
de Nederlanse export, alhoewel zij zich
tot dusverre bevredigend heeft kunnen
ontwikkelen, nog steeds kwetsbaar is.
Te denken valt hierbij o.m. aan de ge
ringe geografische spreiding en aan de
opkomende concurrentie van andere
landen.
Deze factoren wettigen de conclusie,
dat op een zo gunstige betalingsbalans
positie als ons land in de laatste twaalf
maanden heeft gekend, niet blijvend
kan worden gerekend en dat men de
huidige goud- en deviezenpositie stel
lig niet mag zien als een maatstaf voor
de toekomstige ontwikkeling van de
Nederlandse economie. Grote voorzich
tigheid blijft dus geboden en men dient
te voorkomen, dat de deviezenreserves
opnieuw als gevolg van een evenwichts-
verstoring een belangrijke aderlating
zouden ondergaan.
HIT alles neemt niet weg, dat het re-
geringsbeleid zich het handhaven
van een hoog niveau van werkgelegen
heid als voornaamste doel stelt. Maat
regelen op korte termijn, zoals die van
de afgelopen maanden, veschaffen geen
fundamentele oplossing. De definitieve
oplossing zal blijvend moeten worden
gezocht in een actieve emigratiepoii-
tiek en in een krachtige industrialisatie,
gesteund door maatregelen ter bevorde
ring van de export.
De minister concludeert dat het mis
plaatst zou zijn op grond van de in
het recente verleden bereikte verbete
ring van de betalingsbalans te optimis
tische verwachtingen te koesteren ren
aanzien van de ontwikkeling in de
naaste toekomst. Bij het bepalen van
het budgetaire beleid dient met name
ten aanzien van voorstellen, die zouden
leiden tot hogere uitgaven dan wel tot
lagere inkomsten mede met dit perspec
tief rekening te worden gehouden.
^Uitgaven van het Rijk in procenten van het Nat.lnkomen
UITGAVEN
1945
1947
1948
1949
1950
1951
^oorspronkelijk 1952
herzien 1952
1953
1
1
1
I-
1
1
i
1
t
1
1
1
0 10 20 30 40 50 H
i totale lengte der staivn is 100 y. v h. Nat.lnkomen
(Van onze financiële redacteur)
nE MILLIOENENNOTA geeft jaarlijks een indeling van onderwerpen van
staatszorg, die niet zuiver samenvalt met de kosten voor de departementen
van algemeen bestuur. De taakverdeling van de departementen is voor een deel
historisch gegroeid en hangt aan de andere kant samen met bijzondere omstan
digheden. Men kan zich voorstellen, dat verschillende departementen tegelijk aan
verschillende plannen van de regering meewerken, zodat de totale kosten daar
van over de verschillende hoofdstukken der departementen zijn verdeeld. Aan
de hand van bovengenoemde indeling kan het volgende overzicht van de voor
1953 geraamde Rijksuitgaven worden gegeven.
1500 MLN
voorz., emigratie, volksgezondh en volkshuisvesting
704,5 MLN
Oorspronk.
Begrot.
In percen
In percen
begr. 1952
1953
tages van
tages van
het totaal
het totaal
1952
1953
1,500,0
1.500,0
28,6
20,7
Buitenlandse betrekkingen
47,3
,54,2
0,9
1,0
Indonesië en Overz. Rijks-
1,5
78,5
95,5
1,7
214,0
216.0
4,1
3,3
Onderwijs en Cultuur
455,8
510.6
8,7
9,1
196,6
242.1
3.8
4,3
Verkeer
151,0
169.9
2.9
3.0
Handel en Nijverheid
112,6
146,6
2,1
2,6
Land- en tuinbouw, veeteelt
2,0
en visserij
85,9
111,0
1,6
Subsidiebeleid via het land-
bouw-egalisatiefonds
110,0
80,0
2,1
1,4
Sociale voorzieningen, emi
10.8
11,3
gratie en volksgezondheid
566.0
632.4)
Volkshuisvesting
158,1
186,8)
3,0
3,3
819,2
Herstel van oorlogsschade
384.0
431,3
7.3
7.7
Diensten van algemene aard
219,8
221,6
4,2
3,9
Niet toegerekende uitgaven
voor pensioenen en wacht-
1,5
87,6
85.8
1,7
Nationale Schuld
788,3
704,5
15,0
12,6
Uitkering aan het Gemeente
fonds wegens derving van
onciernemingsbelasting
123,1
2,2
Afschrijvingen
90.0
105,0
1,7
1,9
5.245,5
5.616,4
100
100
146,6 MLN
Handel en nijverheid
111,0 MLN
Land- en tuinbouw, veeteelt en visserij
80,0 MLN
Subsidiebeleid via het Landbouw-Egalisatiefonds
685,2 MLN
Met het oog op het feit, dat de cul
tuur-technische werken een belangrijke
factor betexenen bij de bestrijding van
de werkeloosheid, vooral in de agrari
sche gebieden, wordt voor 1953 gere
kend met een verhoging van de oor
spronkelijke begroting met 15 millioen,
terwijl voor 1953 nog 3.5 millioen meer
wordt aangevraagd.
Er is een reservepost vastgesteld van
40 millioen, opdat bij stijging van de
werkloosheid onverwijld maatregelen
kunnen worden getroffen. De toekom
stige werkverruiming vraagt 5 millioen,
de DUW 22 millioen. Bij de raming
voor 1953 voor het bedrag voor emigra
tie is rekening gehouden met een ver
der gaande stijging. De in 1951 inge
zette verbetering van de betalingsba
lans en de daardoor ontstane mogelijk
heid om ook v<oor de woningbouw In
ruimer mate gelden beschikbaar te
stellen, wettigt de verwachting, dat de
grotere bouwactivetti zal kunnen wor
den voorgezet. Volgens het programma
voor 1953 zullen 55.000 woningen moe
ten worden gebouwd, waarvan 27.500
v oningen woningwetwoningen en
22.000 woningen met Rijkspremie.
■I
iiiira
GEWONE DIENST
Uitgaven «-061
Middelen 4.7W
Voordelig saldo
702
BUITENGEWONE DIENST I
(Uitgaven en ontvangsten van aflopend karakter)
Uitgaven
Middelen
Nadelig saldo
GEWONE DIENST EN' BUITENGEWONE DIENST I
Uitgaven
Middelen
Voordelig saldo
LANDBOUW EGALISATIEFONDS
Nadelig saldo
GEWONE DIENST. BUITENGEWONE DIENST I
EN LANDBOUW-EGALISATIEFONDS
Voordelig saldo
211
80
BUITENGEWONE DIENST II
(Kapitaalsuitgaven en -ontvangsten)
Uitgaven
Middelen
Nadelig saldo
131 m
896
273
623 m
GEHELE DIENST
Uitgaven (inclusief nadelig saldo Landbouw-
Egalisatiefonds)
Middelen
Nadelig saldo
5.616
5.124
492
j\/IEN moet
m dat de
(In millioenen guldens)
I
Belastingen op inkomen, winst en vermogen
A JitL
1200 1000 tOO
(Van onze financiële redacteur)
IN verband met het vorig jaar van de zijde van de Statcn-Gcneraal gemaakte
1 opmerkingen beeft de minister van Financiën het niveau van de Rijks
uitgaven aan een onderzoek onderworpen. Hij vergelijkt daartoe de uitgaven van
de gehele dienst met het totaalbedrag van het nationale inkomen en drukt de
verhouding tussen beide bedragen uit in percenten. Het nationale inkomen, dat
in 1946 9.930 millioen bedroeg, zal in 1953 (ruw geschat) 21.000 millioen zijn.
In 1946 bedroegen de uitgaven voor de gehele dienst 4.635 millioen of 47 van
het nationale inkomen; in 1953 5.511 millioen of 26 van het nationale inkomen.
Het laagste percentage ongeveer 25 in 1952 is belangrijk hoger dan in
1938, toen de Rijksuitgaven slechts 19 van het nationale inkomen uitmaakten.
van de beginne af in belangrijke mate
beïnvloed door sociale voorzieningen,
door leniging van door de oorlog ont
stane noden en door het herstel van de
oorlogsschade.
Het is duidelijk, dat de oorlogsgevol
gen en de defensielasten in de afgelo
pen jaxeri een sterk remmende invloed
hebben uitgeoefend op de andere voor
zieningen van civiele aard. Daarenbo
ven heeft de betalingsbalans het vorig
jaar zelfs ingrijpende beperkingen
noodzakelijk gemaakt In de laatste tijd
evenwel heeft de gestegen werkloos
heid de regering er toe gebracht de
touwtjes wat te laten vieren. Hierbij
is voorzichtigheid geboden omdat ons
land anders in een inflatie terecht zou
komen.
Structurele veranderingen
OET niveau der civiele uitgaven wordt
voor een belangrijk deel ook be-
invloed door structurele veranderingen,
welke zich in onze samenleving vol
trekken.
Een overzicht van de uitgaven van
militaire en civiele aard sinds 1946
.toont aan, dat in dat jaar de defensie
5.37% van het nationale inkomen be
droeg; de civiele uitgaven 41.31 In
1953 vraagt de defensie 7.15% tegen
19.1% voor de civiele uitgaven.
Deze cijfers bevatten naar het oor
deel van de minister een aantal zorg
wekkende aspecten. Er is een daling
bij sommige categorieën van uitgaven,
maar er zijn niet alleen verhogingen to
constateren van uitgaven in het belang
der werkgelegenheid, doch ook van
naar haar aard weinig flexiebele uitga
ven, zoals bijvoorbeeld die voor het on
derwijs. Hieruit blijkt duidelijk, dat
een onverhoopte algemene teruggang
van de conjunctuur onze staatshuishou
ding voor bijna onoverkoombare moei
lijkheden zal plaatsen.
Maar ook zonder een zodanige alge
mene achteruitgang in de economische
toestand, zal het nodig zijn, dat men
zich ernstig rekenschap geeft van de
beperktheid der aanwezige mogelijkhe
den, welke het onvermijdelijk maakt
dat de overheid zich bij haar uitgave-
beleid de grootste beperkingen zal
moeten opleggen.
er rekening mee houden
omstandigheden sindsdien
sterk zijrj gewijzigd. De minister geeft
nu een analyse van de factoren, die se
dert 1945 het uitgavebeleid hebber, be
heerst. Bij deze analyse wordt een on
derscheid gemaakt tussen de militaire
en de civiele sector, aangezien de aan
beide sectoren ten grondslag liggende
factoren onderling wel nauw met el
kaar zijn verbonden, maar in wezen
toch een verschillend karakter dragen.
Het uitgavebeleid op militair gebied is
in overwegende mate beheerst door de
gebeurtenissen in Indonesië en de
Noord-Atlantische defensie-inspannin
gen De uitgaven van civiele aard' zijn
Omietbelast.nf
fnvotrrtchten
Accijnzen
Vereven ngsheffing
Motorrijtuigenbelastinf
Overige
Inkomsteribelütini
loonbefutlnf
Vennootichipibeiutinf
Vermojensbelutinj
Succeijie-rechten
Overige
Aindelen Gemeentefonds, Provmciefondl
en Landbouw-Egalisatiefonds
(Van onze financiële redacteur)
DE. miliioenennota bevat een over
zicht van de middelen, waarover
de regering in 1953 dient te kunnen
beschikken. Uit kostprijsverhogende
belastingen (belastingen dus die de
prijs van een artikel hoger- maken)
22.209 millioen gulden. De belastin
gen op winst, inkomen en vermogen
zullen naar schatting 2270 millioen
opbrengen. De Staatsbedrijven 41
millioen en de overige lonende In
komsten van de Staat 311 miliioen.
Uit aflossingen en andere kapitaal
inkomsten tezamen een bedrag van
168 millioen. Telt men de voor 1953
lopende inkomsten en de kapitaals-
inkomsten bijeen, dan komt men tot
een totaal van 5019 millioen. In totaal
worden evenwel de inkomsten van de
Staat op 5124 geraamd. Het verschil
van 105 millioen is het bedrag van de
afschrijvingen.
Wij geven hieronder nog de op
brengst der voornaamste belastin
gen, vóór en na de aftrek van de per
centages, die aan het Provinciefonds
en het Gemeentefonds toevloeien.
Voor aftrek
Na aftrek
Omzetbelasting
Invoerrechten
Accijnzen
Vereveningsheffi
Motorrijtuigen
belasting
Overige
Oorspr.
vastgest.
1952
Herziene
raming
1952
1953 Oorspr.
vastgest.
1952
Herziene
raming
1952
1953
Percen
tage
v.h.
totaal
1953
1300
450
451
ig 275
1150
375
515
260
1200
400
467
240
1158
401
395
275
1024
334
452
260
1068
356
409
240
23,7
7,9
9,1
5,3
70
75
75
85
80
85
70
67
75
75
80
76
1,8
1,7
hogende belastingen 2621 2460 2472
Inkomstenbelasting 940
Loonbelasting 665
Vennootschaps
belasting 515
Vermogensbelasting 80
Rechten van successie,
overgang
en schenking 85
Overige 63
Inhaal van belasting
achterstand
2366 2220 2229 49,5
815
640
885
83
90
75
875
650
775
85
90
75
837
593
459
71
75
57
725
570
788
74
80
67
779
579
690
76
80
66
17,3
12,9
15,3
1,7
1,8
1,5
337
300
I l««
(MD i
Totaal belastingen op
winst, inkomen en
vermogen 2348
2925
2550
2092
2604
2270
50.5
Totaal der ten be
hoeve van het Rijk
geheven belastingen 4969
53.85
5022
4458
4824
4499
100