Contact met jonge componisten LIMELIGHT Chaplins rijpste werk Savonarola, boetprediker uit de Italiaanse Renaissance Ti IS VERDI BIESBO? Moderne muziek in bossen Ook hier zingt ieder vogeltje zoals het gebekt is Het verhaal van de clown Calvero N' Amsterdam en Utrecht moeten samenwerken Water eens erfvijand onze erfvrie Miliioenen zo resultaat 9 Ei L DE N l l /U N* STEN MUZIEKWEEK CONCERT Een misluki drama in verzen van Mariien Beversluis KïonLe.i de,i £etteien Mislukking 5#ede filcUtio-" u-an YlexL. öjieAa Zijn kunsi ongedeerd Een uniek ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1952 <S- f /J A V-,1 'S' v an^onze muziekmedewerker). een jonge pianist opgestaan, die de bewogen discussie NEEN zegt een grote blonde jongen, „neen, zwijgend heelt aangehoord. „Je moet je alléén inspan- hoe ik me me ook keer ol draai, mooi vinden nen om te begrijpen, wat de moderne componist te kan ik het niet. Teveel hersenwerk en te wei- zeggen heelt. Zijn taal is misschien voor het onge- nig warmteOm de vleugel in de muziekkamer oefende oor niet direct verstaanbaar, maar dat bete van huize „Gaudeamus" in Bilthoven de vroegere kent niet, dat zijn muziek uitsluitend nuchter hersen- villa van Julius Röntgen zijn enkele jongelui in een werk zou zijn. Luister nog eensEn driftig fel debat gewikkeld over moderne muziek, waarbij grijpen zijn lenige handen'naar de toetsen. Plotseling steeds weer het argument van de blonde knaap terug- is de ruime kamer, waarin al zo vaak schone muziek keert: „te veel hersenwerk, te weinig warmte". In is gehoord, vervuld van ijle pianoklanken, die onder deze discussie zijn de „contra's" sterk in de aanval en de handen van de musicus worden samengevoegd tot met voorbeelden uit de muziekliteratuur trachten zij markante thema's met zeer eigen harmonieën. Soms aan hun standpunt kracht bij te zetten. Grote namen wacht hij even, laat een motief nog eens horen, ver klinken door het vertrek en er worden zelfs thema's klaart het toonstelsel en speelt dan weer verder. uit het klassieke repertoire voorgezongen„Die Ondertussen luisteren de jonge mensen. Stap voor dingen doen je tenminste iets", meent een meisje, stap treden zij binnen in een land, dat zij tot dusver „maar de modernen laten je in de kou staan". niet of slechts gedeeltelijk kenden en dat zulk een „En toch zijn jullie er naast!" Achter de vleugel is rijke schoonheid blijkt te bezitten. VRIJWEL elke dag Is er vorige week in huize „Gaudeamus" over moder ne muziek gediscussieerd doordat in dit contactcentrum van jonge schep pende en herscheppende kunstenaars een aantal vertegenwoordigers van de Stichting „Jeugd en Muziek" op be zoek was om nader kennis te maken met de jonge Nederlandse componis tengeneratie en haar werk. „Gaudea mus" is een unieke gelegenheid om jonge kunstenaars te ontmoeten en met nen van gedachten is wisselen, dank zij het werk van de Stichting, die de zelfde naam draagt en die zeven jaar geleden werd opgericht door de huidige directeur, Walter Maas. Op deze wijze uitte deze zijn dankbaarheid voor de hulp en steun, die de Nederlanders in de oorlog aan hem buitenlands on derduiker verleenden. Mede door zijn energieke arbeid is de Stichting Gaudeamus, waarvan prominente Ne derlandse musici curator zijn, snel geworden wat zij nu is: een centrum voor de jonge Nederlandse modernen met uitgebreide contacten in binnen- en buitenland. VOOR de vierde maal sinds het bestaan der Stichting werd een muziekweek georganiseerd en daarbij viel juist door de aanwe zigheid van de jongelui, die door „Jeugd en Muziek" waren afge vaardigd, het accent hierop, dat de Gaudeamus-componisten geen ivo- pi'ano", een werk, waarvan de funda menten nog in de late romantiek ble ken te rusten. Van Henk Stam speelde hij een solo-sonate, die qua compositie techniek op Schönberg was geïnspi reerd. Dit werk met zijn neo-klassieke partita toonde Henk Stam als een uitermate intelligent componist, dik wijls geestig en soms ironisch, een toondichter echter, die hier aan zijn lyriek géén omwegen toestaat, maar als een gestreng huisvader zijn geestes kind over zorgvuldig uitgezochte pa den laat wandelen. Ten slotte Ton de Leeuw, door velen de Willem Pijper der toekomst genoemd. Hij speelde zelf zijn vijf piano-études en begeleid de Jos Verkoeyen in zijn vioolsonate. De Leeuw is een weemoedig man in zijn muziek, wiens dichterschap af en toe met het intellect schijnt te worste len, maar wiens grote begaafdheden onmiskenbaar zijn. Drie componisten drie stijlen. Neen, de Stichting Gaudeamus is géén centrum voor de verdedigers van een bepaald muzikaal geloof. Zij is slechts, of liever gezegd: zij is gelukkig slechts een plaats, waar begaafde componis ten elkaar ontmoeten in een sfeer zonder animositeit, waar zij bovendien deel hebben aan het leven van alle dag. Daarom is Röntgen's villa Gaudeamus geen ivoren toren in de Bilthovense bossen, maar een gewoon huis. Midden in Nederland. nE ingewijden uit de filmwereld, die Chaplin's laatste film Limelight(Voet licht) gezien hebben, zijn eenparig van oordeel, dat de kunstenaar hiermede zijn laatste en rijpste werk heeft geschapen en dat Chaplin hierin zijn hoogte punt heeft bereikt. Het verhaal, dat aan deze film ten grondslag ligt, is weer eens ontleend aan het millieu van het circus en zijn mensen; het gaat over het einde van een clown, de treurigste film, die Chapin ooit heeft gedraaid. HE clown Calvero wordt er zich op 1 een avond bij het afschminken van bewust, dat hij óp is en het publiek niet meer aan het lachen kan brengen. Ge heel ontmoedigd vlucht hij in de alco hol. Als hij op een dag laat thuis komt, ruikt hij een sterke gaslucht. Hij vindt zijn buurvrouw, de danseres Theresa, bewusteloos in haar kamer; uit vrees verlamd te worden wilde ze zelfmoord plegen. Hij redt haar en leert haar weer pleizier te heben in het leven en de kunst. Calvero, die niet zeker is of hij van haar houdt, biedt haar toch van ganser harte zijn hulp aan en slaagt er in haar weer aan succes te helpen. The resa van haar kant houdt van de ouder wordende man, of ze denkt in ieder ge val van hem te houden. Ze brengt hem van de alcohol af, maar op een goede dag verschijnt dan een ander, een jonge componist en de danseres geeft hem de voorkeur, wat ten slotte natuurlijk is. De clown wil echter bewijzen, dat hij nog niet aan het einde is. Op een avond wil hij zijn eigen prestaties overtref fen, hij maakt een gevaarlijke sprong en valt in het orkest. Het voorval was onweerstaanbaar komiek, het publiek is niet tot bedaren te brengen, Calvero heeft him harten weer veroverd. Maar het was het einde, bij zijn sprong heeft de clown zijn ruggegraat gebroken. Charlie Chaplin, zoals de wereld hem jarenlang heeft gekend en heeft leren lief hebben: de „schle miel" met bolhoed, wandelstok en veel te grote schoenen. In zijn nieuwste film „Limelight" heeft Chaplin zijn oude plunje afgelegd om in het clownspak nieuwe triomfen te vieren. TON DE LEEUW weemoedig dichter ren-toren-theorie huldigen, maar prijs stellen op contact met de maatschappij. En er was contact: Juust Gerritsen uit Den Haag, een van de jongelui, die een week op „Gaudeamus" door brachten, vertelde ons daarvan: „Ik wist van de hedendaagse Nederlandse muziek niets af of bijna niets, maar nu ik een beetje in de „werkplaats" van de componist -ondgeneusd heb, is het aitders geworden Botweg „neen- zeggen" doen we niet meer, maar we zijn bereid om het nieuwe op ons te laten inwerken." Kees van Helvert uit Dinteloord bracht een positieve kant van dit con tact naar voren: „Meer moderne com posities op de programma's van „Jeugd en Muziek". We weten nu tenminste iets van he dendaagse muziek", vertelde Juust verder, „we gaan ze nu proberen te spelen met onze eigen orkesten, ter wijl we ook Gaudeamus-mensen wil len uitnodigen om voor ons te spreken en te spelen. Contact met de compo nist, zie-je, dat is fijn. Dan heb je alles uit de eerste hand." T\E muziekweek werd besloten met een concert in de zaal van de kin dergemeenschap „De Werkplaats", ge wijd aan kamermuziek van 'drie Gau deamus-componisten: Jean Franssen, 32 jaar, Henk Stam, 30 jaar en Ton de LeeuW. 26 jaar. Door dit concert werd ons één ding bijzonder duidelijk: de Gaudeamus-groep is geen combinatie van verwante toondichters, die bepaal de muzikale idealen nastreven en uit dragen, zoals destijds in Frankrijk de „Groupe des Six" met o.a. Milhaud, Honegger en Poulenc. Directeur Wal ter Maas bracht dit met een goed Ne. derlands spreekwoord tot uitdrukking: „Bij ons zingt ieder vogeltje, zoals het gebekt is Inderdaad: drie Gaudeamus-compo nisten betekenen in dit geval drie to taal verschillend „gebekte vogels". Jos Verkoeyen, de tweede concert-meester van het Omroep-orkest, die'een bijzon dere begaafdheid voor moderne mu ziek bleek te bezitten, speelde met be geleiding door de pianiste Ria Groot, Franssen's „Sonate voor viool en |Dlll!II!!l!l!lll!ll!MI!illiDmill!!II!!ll»lllll!mi§ IiüimnmniimiiiiiitnininiiiniittniininminiiiHniiinifiniiiiiüiüniiin «EGEN het einde van de vijftiende eeuw, wanneer de feestelijke, blijde Renaissance in Italië haar Hoogste bloei bereikt, treedt in Florence, de kunststad bij uitnemendheid en de residentie van de volbloed-Renaissancevorst Lorenzo dei Medici, een merkwaardige ascetische iiguur op, die een lelie en dappere reactionnaire beweging sticht teneinde de nieuwe geest te verstikken en het leven terug te leiden in Middeleeuwse banen, beheerst door een streng, gezuiverd Christendom. Het is Girolamo Savonarola, een boetprediker uit de orde der Dominicanen, die in zijn vlammende en knetterende preken dood en verderf voorspelt aan heel dit opgewekte Renaissance-leven. U zal niemand de Rennaissance (letterlijk: Wedergeboorte),die, zo als men weet o.a. de wedergeboor te, de' hernieuwde belangstelling voor de Griekse en Romeinse beschavingen inhield, enkele ernstige fouten willen afspreken. Zoals tijdens de meeste be roemde beschavingsgolven leefde uiterst goed en nobel naast uiterst laag en slecht; naast een verfijnde bloei van kunsten en wetenschappen bestonden b.v. de grofste politieke corruptie, de geraffineerdste misdadigheid en een morele en zedelijke ongebondenheid die velen ergerden. Florence was, zoals gezegd, een der brandpunten van die beschaving, en Florences vorst, Lorenzo, wilde van 't hele leven een vrolijk, verfijnd feest maken. De dorst naar schoonheid was haast niet te lessen, niet door de vele zeer grote kunstenaars uit die tijd, en niet door de teruggevonden antieken. In de ze wereld van (dikwijls kwasi-) zorge loos genot, verscheen Savonarola in zijn somber habijt en met zijn striemende, onheilspellende preken. Zijn verschijnen moet in het begin gewerkt hebben als dat van een boetedoende pelgrim temid den van een carnavalsfeest, en zijn vraag: „Wat zegt God van dit alles?" zal met hoongelach begroet zijn. DEZE zeer bijzondere figuur heeft Martien Beversluis geïn spireerd tot het treurspel in verzen: „D e Hamer God s". Uit alle details van dit werk blijkt, dat Beversluis een grondige studie van zijn onderwerp heeft gemaakt, maar helaas mist hij als dichter èn als dramaturg de gaven om een dergelijk groots onderwerp tot een bevredigend kunstwerk om te scheppen. Het drama moet dan ook een volledige mislukking wor den genoemd. In deze rubriek kan dit werk alleen als „kunstwerk" worden behandeld en gebrek aan plaatsruimte noopt tot be perking in het opsommen van de be zwaren, waarvan er niettemin enkele naar voren zullen worden gebracht. Allereerst de taal, waarin het werd geschreven. Het is een ouderwets, ge zwollen, verwrongen en vaak zeer on beholpen Nederlands, gevuld met een conventionele of dwaze beeldspraak, die nu eens doet laéhen en dan weer ergert. Staaltjes daarvan vindt men op elke bladzijde. Hier volgen er een paar: Mijn broeder, dat de ergernis niet uwe eigen vleuglen breke - Was 't anders toen Angelico de muren onzer cellen zo verliefd met engelen heeft bestreken zo spuwt hij Rome met verbolgen stem En zaagt gij niet met rusteloos ger.wing mijn geest de verten onzer ziel Idoorijlen? VOOR commentaar is helaas geen plaats, maar dergelijke fragmen ten spreken wel voor, zichzelf. Op het hoogtepunt van de dramatische handeling, als Savonarola geboeid wordt weggevoerd, wordt ons dit staal tje melodrama gepresenteerd: „Verrader! Schurk Judas Iskariothl Verhang U! Slachter Van [onschuldig bloed.' Of sterf door deze«n uerdoem [U God.'.'" De spelling is een slecht volgehou den „nieuwe" spelling. Allerlei woor den die, zelfs voor het gevoel, manne lijke zijn, worden als dat zo in het me trum ie pas komt, als vrouwelijk ge bruikt (tot zijne zoon en mijne Staat toe)het woord „godsdienst" heeft overal de „haar" ziekte, hoewel het toch een mannelijk woord is, en ook stuit men op lelijks germanismen en woorden die, voor zover ik weet, tot geen enkele taal behoren. Slechts een doodenkele maal is er enige poëtische bezieling, enig animo in deze trooste loze opeenhoping van gezwollen rijme larij, b.v. in de aanvang van het vierde bedrijf: (Savonarola spreekt): Eens zong ik van een kleine bogel die Na lange zwerftocht lover slijk tn rozen, Van heimwee zwaar en [moe uan melodie, Haar laatste nest had in [Gods Huis verkozen, Ik was die zanger ik, die Ivluchteling, etc. helaas volgt twee regels verder reeds dat rusteloze gezwing van de geest dat de verten van de ziel doorijlt (zie boven). Als iooneelsiuk ALS toneelstuk bekeken, is het werk eveneens mislukt. Welge teld 134 voetnoten verduidelijken de tekst, maar de spelers kunnen die wijsheden moeilijk even achter 't hand je de toeschouwers toeroepen, zodat aan de niet voorbereide en ingewijde bezoeker minstens 134 details dreigen te ontgaan. Handeling zit er niet veel in het stuk. bespiegelende gesprekken zijn er daarentegen veel te veel. HANS WARREN Uitgave van N.V. P. Vink, Antwerpen ER is een tijd geweest, dat de mu ziekliefhebber de verrichtingen van de Nederlandse Opera met enig welwillend scepticisme volgde. In het verleden hadden immers zovele muzikale vooraanstaanden pO' gingen gedaan een nationaal opera- instituut in stand te houden (evenwel zonder duurzaam resultaat) dat eigen lijk niemand zich een heldere voorstel ling kon maken van het antwoord op de vraag hoe het nu, na de oorlog, in de schamelste periode, die ons land ooit had gekend, wél goed moest gaan. De factoren, die vroeger tot de mis lukkingen leidden, waren niet in de eerste plaats van muzikale aard. Ne derland was eenvoudig te klein voor een kostbaar instituut als de opera en de buitenlandse gezelschappen hadden hun commerciële basis elders en namen ons land in hun langdurige tournees op. Bovendien leek de muzikale aanleg van ons volk niet bij uitstek geschikt voor de opera. Ten slotte zou een slui tende begroting slechts bereikbaar zijn, indien niet alleen de grote steden, maar ook de provincie in het speel plan kon worden betrokken. De weerklank van een opera op het publiek is lang niet overal dezelfde. Het is buiten kijf, dat Amsterdam en Utrecht een typisch „opera-oor" heb ben, hoewel zeker niet kan worden ge zegd, dat Utrecht een muzikale stad is. Het probleem, waarmee iedere zake lijke leiding van een opera te worste len heeft, is, dat het brengen van een voorstelling in de provincie (aangeno men, dat de toneeltechnische appara tuur daar voldoende is) sommen geld vergt, die zelfs door een volle' zaal niet kunnen worden gedekt. De mogelijk heid, om een grootgemonteerde uitvoe ring in de stad te geven en tegelijker tijd een stuk van geringer omvang el ders (het „doubleren" van toneel gezelschappen dus) is bij de opera niet mogelijk, omdat een orkest niet kan worden gesplitst, nog minder een diri gent en zijn solisten. Het betreden van de weg van het opera-concert is uitermate onbevredi gend uit artistieke overwegingen, want de opera wordt juist daarom de hoog ste kunstvorm genoemd, omdat in haar muziek, toneel, dans enz. op harmoni sche wijze samengaan. Afgezien van andere moeilijkheden, haeft da Nederlandse Opera naar ons voorkomt hiermee te kampen. Er ligt t en hij kreeg vat op de provincie. Het een terrein braak en de weg om het te onlangs ontstane „conflict" tussen Am betreden is (nog) niet gevonden. Een voortvarende medische student in Utrecht, de heer Birnie, die een paar jaar geleden muzikaal Nederland verblufte door het or ganiseren van een geweldige serie Bach-concerten en die zelfs een „Bach- krant" uitgaf, is enige tijd geleden gaan doen, waartoe de Nederlandse Opera niet in staat was. Hij stichtte de Utrechtse Opera, zonder subsidie, zon der orkest, zonder repetitielokaal, met een paar solisten, maar een verbijste rende hoeveelheid heilig vuurHij zocht kleine werken uit, hield de mon tage binnen redelijke grenzen en be trok de plaatselijke orkesten in zijn voorstellingen in Groningen, Arnhem en Maastricht. Hiërarchisch gezien was hij dus de „dubbel" van de Nederlandse Opera Scène uit het laatste tafereel van Fidelio. Van links naar rechts Frans Vroons als Florestan, Grê Brouwenstijn als Fidelio (Leonore), Gerard Groot (Rocco) en Paolo Gorin als Don Fernando. sterdam en Utrecht is geen conflict in de strikte zin van het woord. Amster dam kan (en moet terwille van de in komsten) buiten de grote steden slechts „concerten" geven; Utrecht komt met volwaardige opera's. Birnie heeft in Utrecht sterke steun van het stads bestuur met eert zeer muzikale burge meester als jhr. de Ranitz en van een bijzonder ijverige en kundige schouw burg-directeur als de heer Houtman, die zijn publiek door en door kent. Hoe graag wij Utrecht zijn opera gun nen, het lijkt ons niettemin een zaak van wijs beleid, dat Amsterdam en Utrecht tot een vruchtbare samenwer king geraken. Hier ligt naar onze me ning de kans om tot een werkelijke Nederlandse Opera te komen, op hoog niveau en op commerciëel gezonde ba sis, vóórdat de concurrentie zozeer is toegespitst, dat er van een eventueel overleg geen sprake meer kan zijn. Het is misschien oneerbiedig ge weest, zo ja, dan daarvoor onze verontschuldigingen maar deze gedachten kwamen bij ons op, toen wij onlangs de ope- J)EZE „zwanezang", zoals men „Voet- w licht" genoemd heeft, is geheel Cha plin's eigen schepping. Hij heeft er M grootste zorg aan besteed en twee volle jaren aan de film gewerkt, vóórdat de eerste opname gemaakt werd. Toen had hij nog maar twee maanden nodig om de film te draaien. Draaiboek, dialoog, enscenering, decoraties en costuuma, regie, ja zelfs de balletmuziek en twee chansons zijn van Chaplin. Zijn Calvero treedt niet op in het bekende Chaplin- masker, maar als een gewoon sterve ling of als clown, als burleske vlolist of met een grote strooien hoed op. De 65-jarige Chaplin heeft zijn bui tengewone acrobatische behendigheid bewaard. In de rol van de danseres in troduceert hij een nieuwe ster, Clairo Boom, die hij in Londen geëngageerd heeft, waar hij haar op het toneel zag. Vijf van zijn eigen kinderen werken er in mee: de zoons van Lita Grey, Sidney en Charles, en drie kinderen uit zijn vierde huwelijk met Oona O'Neill, do zevenjarige Geraldine, de zesjarige Mi chael en de driejarige Josephine. Het verhaal van de clown Calvero ls geen levensbeschrijving van Chaplin, maar er zit toch een zekere psycholo gische verwantschap in. De handeling speelt in Londen, waar hij de man heeft ontmoet, die hem de inspiratie tot deze film heeft gegeven: de clown Sandy, die op een dag merkte, dat niemand meer om hem lachte en toen in de Theems sprong. Londen, vooral het schilder achtige en smerige Kensington, heeft steeds een bijzondere aantrekkings kracht op Cl in uitgeoefend. „Ik heb de indruk", Somerset Maugham eens over hem, „dat hij lijdt aan heim wee naar de slums". Dit door de ellenda bezeten zijn is bij Chaplin steeds weer te constateren. Kensington Road, Lam beth Walk en Whitechapel betekenen voor hem weliswaar een ver verleden van nood en ontbering, maar ook de nog steeds levende herinnering aan een jeugd met de grote verdrietigheden en de kleine vreugden, waaraan Chaplin alles dankt, wat hjj geworden is. MA de vroegtijdige dood van zijn va der had zijn moeder, die bij kleino toneelgezelschappen optrad, veel moei te haar drie jongens op te voeden. Het gezin woonde lange tijd op een arm zalig zolderkamertje, dat Chaplin later in zijn film „The Kid" gereconstrueerd heeft. Zijn moeder bracht hem de eer ste beginselen van de pantomime bij. Chaplin trad eerst bij het variété op. Het milieu, waarin hij toen leefde, wordt in deze film „Voetlicht" weer opgeroepen. Later kwam hij aan de film, maar hier had hij erg veel moeite om zijn speciale opvatting van de kunst door te voeren. Mack Sennet, die er zich later niet genoeg op kon beroemen Chaplin „gemaakt" te hebben, had in dertijd herhaaldelijk heftige discussies met hem: „Je moet grimassen maken", zei Mack Sennet, „je moet met je armen en benen slaan; bij de film moet je be wegingen maken, als je begrepen wil worden!" Chaplin's kunst was van een geheel andere soort. De beroemde Franse to neelspeler Jean Louis Barrault heeft het zo uitgedrukt: „Chaplin bereikt de hoogste kunst van de mimiek, die van de onbewogenheid". Ten slotte heeft Chaplin succes gehad met zijn techniek, maar hij moest zich steeds weer afvra gen of hij wel door het publiek begre pen werd. Hoezeer heeft hij in het be gin de sprekende flim gevreesd! Maar thans, nu hij aan het einde 'van zijn werk staat, oordelen alle critici eenpa rig; hoewel Chaplin zelf evenals de wereld ouder geworden is, is zijn kunst geheel ongedeerd gebleven. ningsvoorstelling van de Nederlandse Opera in de Stadsschouwburg in Am sterdam bijwoonden. Een typische uit voering, niet uit een oogpunt van keu ze, want Fidelio van Beethoven is won dermooi; maar om het feit, dat wij zelden zulk een gespleten voorstelling hebben gezien. Het was namelijk of dirigent Josef Krips en orkest in de 3e Leonore-ouverture, die vóór het derde tafereel gespeeld werd, zóveel vuur hadden gelegd, dat daarna zowel in de orkestbak als op het podium het ware enthousiasme scheen te ontbreken: waarbij wij thans niet willen ingaan op de vraag of deze inlas muziekdra matisch gesproken verantwoord is. Ons oor is bovendien de hele avond ge tergd door de (op onze plaats in de zaal) acoustische wanvérhouding tus sen strijkers en bla zers het koper was zo harddat wij de solisten niet konden verstaan. Gré Brouwenstijn heeft deze voorstelling J met haar bewonde renswaardig talent ge-1 dragen, daarin bijge staan vooral door Ge rard Groot als de ci-l pier en Corry van Bec-| kum, die een wat on wennige Marzelline op het toneel zette. Oto- kar Kraus forceerde I zijn stem fezeer met schreeuwerig effect. Frans Vroons ten slotte moet oppassen de na- tuuriijke „voile" van zijn stem niet te culti veren. Dit komt aan de klankrijkdom be slist niet ten goede Van der Vies mise-en I scène was rustig en de koren bewogen zie' beheerst tussen de sombere decors van Hans vam Norden. Een goede opvoering met een vrouwelijke glans rol derhalve, waard I m gehoord te worden. H. M. K' I liiiimiiiiiiBiiiiiiiiiiiiiiffliiiiiiiiiiiiimiii (Van on Nederland bez landschap tussei berg, een uit gebied. Het is e woorden, eb en vloed v zich hier via de Zuidhc maar het water in d< zoomde kreken is zoel merkwaardige verschij DAAR deze omstandi mede toe geleid heeft hier een zeer bijzonder groei ontwikkelde hei populierenvloedbos en ziel vogelstand 'het merkwaardig van dit gebied weerspiegelt, 2 natuurliefhebbers met leedv de Rijkswaterstaat bezig is maar zeker de hele Brabantse in te polderen. In 1950 reed Contact-commissie voor N Landschapsbescherming, ver! digende 81 bij haar aangesloi saties op velerlei gebied, de de Tweede Kamer haar bezc kennen gegeten. Uit niets is dat deze bezorgdheid weer vonden heeft in de rege Daarom heeft de Contact dezer dagen weer de grote trc Daarom, en omdat zij mee inmiddels nog weer ander aan het licht zijn gekome voorzichtigheid manen bij i uitvoering van de plannen. Dr. C. J. van Rijsinge, lec Landbouwhogeschool te V heeft ons hierover een boekj daan en daarbij de vraag o of verdere uitwerking der pi antwoord is, als men beder hoe merkwaardig dit ook Nederland langzamerhand watergebrek te kampen sociaal-economisch gezien e volgen heeft. Van onze erfvi. tegen we eeuwen hebben mi ten, is het water zo iangzan een erfvriend geworden, die moeten houden. Enkele dringei problemen In het hoge gedeelte land leverde de regenval 1700 een voordelig said 100 mm. Dat wil dus zegj planten, die voor hun g nodig hebben 100 mm ir bruiken dan er aan r< toegevoerd. Tegenwoordi; nadelig saldo van tenn mm, als gevolg van de in van de landbouw, die ee: len hogere opbrengst blei paar eeuwen geleden en. i gaande cultivering van HET lage deel van Ned het probleem van d van de grond. Het zee' de rivieren binnen en de in de omringende gronden dot uit het duingebied is onvc deze verzilting egen te ga; bevolking zo'n vijftig zest: matig water aan deze duinei heeft voc; zijn drinkwate en ook de dorst van de ine lest moet v- vden. Deze problemen dringe oplossing, welke waarsc legen zal zijn in een af:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 10