Contact met jonge componisten
LIMELIGHT Chaplins rijpste werk
Savonarola, boetprediker uit de
Italiaanse Renaissance
Ti
IS VERDI
BIESBO?
Moderne muziek in bossen
Ook hier zingt ieder vogeltje zoals het gebekt is
Het verhaal van de
clown Calvero
N'
Amsterdam en
Utrecht moeten
samenwerken
Water eens
erfvijand
onze erfvrie
Miliioenen zo
resultaat
9
Ei
L DE N l
l
/U
N*
STEN
MUZIEKWEEK
CONCERT
Een misluki drama in verzen
van Mariien Beversluis
KïonLe.i de,i
£etteien
Mislukking
5#ede filcUtio-" u-an YlexL. öjieAa
Zijn kunsi ongedeerd
Een uniek
ZATERDAG 27 SEPTEMBER 1952
<S- f /J A V-,1 'S'
v
an^onze muziekmedewerker). een jonge pianist opgestaan, die de bewogen discussie
NEEN zegt een grote blonde jongen, „neen, zwijgend heelt aangehoord. „Je moet je alléén inspan-
hoe ik me me ook keer ol draai, mooi vinden nen om te begrijpen, wat de moderne componist te
kan ik het niet. Teveel hersenwerk en te wei- zeggen heelt. Zijn taal is misschien voor het onge-
nig warmteOm de vleugel in de muziekkamer oefende oor niet direct verstaanbaar, maar dat bete
van huize „Gaudeamus" in Bilthoven de vroegere kent niet, dat zijn muziek uitsluitend nuchter hersen-
villa van Julius Röntgen zijn enkele jongelui in een werk zou zijn. Luister nog eensEn driftig
fel debat gewikkeld over moderne muziek, waarbij grijpen zijn lenige handen'naar de toetsen. Plotseling
steeds weer het argument van de blonde knaap terug- is de ruime kamer, waarin al zo vaak schone muziek
keert: „te veel hersenwerk, te weinig warmte". In is gehoord, vervuld van ijle pianoklanken, die onder
deze discussie zijn de „contra's" sterk in de aanval en de handen van de musicus worden samengevoegd tot
met voorbeelden uit de muziekliteratuur trachten zij markante thema's met zeer eigen harmonieën. Soms
aan hun standpunt kracht bij te zetten. Grote namen wacht hij even, laat een motief nog eens horen, ver
klinken door het vertrek en er worden zelfs thema's klaart het toonstelsel en speelt dan weer verder.
uit het klassieke repertoire voorgezongen„Die Ondertussen luisteren de jonge mensen. Stap voor
dingen doen je tenminste iets", meent een meisje, stap treden zij binnen in een land, dat zij tot dusver
„maar de modernen laten je in de kou staan". niet of slechts gedeeltelijk kenden en dat zulk een
„En toch zijn jullie er naast!" Achter de vleugel is rijke schoonheid blijkt te bezitten.
VRIJWEL elke dag Is er vorige week
in huize „Gaudeamus" over moder
ne muziek gediscussieerd doordat in
dit contactcentrum van jonge schep
pende en herscheppende kunstenaars
een aantal vertegenwoordigers van de
Stichting „Jeugd en Muziek" op be
zoek was om nader kennis te maken
met de jonge Nederlandse componis
tengeneratie en haar werk. „Gaudea
mus" is een unieke gelegenheid om
jonge kunstenaars te ontmoeten en met
nen van gedachten is wisselen, dank
zij het werk van de Stichting, die de
zelfde naam draagt en die zeven jaar
geleden werd opgericht door de huidige
directeur, Walter Maas. Op deze wijze
uitte deze zijn dankbaarheid voor de
hulp en steun, die de Nederlanders in
de oorlog aan hem buitenlands on
derduiker verleenden. Mede door
zijn energieke arbeid is de Stichting
Gaudeamus, waarvan prominente Ne
derlandse musici curator zijn, snel
geworden wat zij nu is: een centrum
voor de jonge Nederlandse modernen
met uitgebreide contacten in binnen-
en buitenland.
VOOR de vierde maal sinds het
bestaan der Stichting werd een
muziekweek georganiseerd en
daarbij viel juist door de aanwe
zigheid van de jongelui, die door
„Jeugd en Muziek" waren afge
vaardigd, het accent hierop, dat de
Gaudeamus-componisten geen ivo-
pi'ano", een werk, waarvan de funda
menten nog in de late romantiek ble
ken te rusten. Van Henk Stam speelde
hij een solo-sonate, die qua compositie
techniek op Schönberg was geïnspi
reerd. Dit werk met zijn neo-klassieke
partita toonde Henk Stam als een
uitermate intelligent componist, dik
wijls geestig en soms ironisch, een
toondichter echter, die hier aan zijn
lyriek géén omwegen toestaat, maar
als een gestreng huisvader zijn geestes
kind over zorgvuldig uitgezochte pa
den laat wandelen. Ten slotte Ton de
Leeuw, door velen de Willem Pijper
der toekomst genoemd. Hij speelde
zelf zijn vijf piano-études en begeleid
de Jos Verkoeyen in zijn vioolsonate.
De Leeuw is een weemoedig man in
zijn muziek, wiens dichterschap af en
toe met het intellect schijnt te worste
len, maar wiens grote begaafdheden
onmiskenbaar zijn.
Drie componisten drie stijlen.
Neen, de Stichting Gaudeamus is géén
centrum voor de verdedigers van een
bepaald muzikaal geloof. Zij is slechts,
of liever gezegd: zij is gelukkig slechts
een plaats, waar begaafde componis
ten elkaar ontmoeten in een sfeer
zonder animositeit, waar zij bovendien
deel hebben aan het leven van alle dag.
Daarom is Röntgen's villa Gaudeamus
geen ivoren toren in de Bilthovense
bossen, maar een gewoon huis. Midden
in Nederland.
nE ingewijden uit de filmwereld, die Chaplin's laatste film Limelight(Voet
licht) gezien hebben, zijn eenparig van oordeel, dat de kunstenaar hiermede
zijn laatste en rijpste werk heeft geschapen en dat Chaplin hierin zijn hoogte
punt heeft bereikt. Het verhaal, dat aan deze film ten grondslag ligt, is weer
eens ontleend aan het millieu van het circus en zijn mensen; het gaat over het
einde van een clown, de treurigste film, die Chapin ooit heeft gedraaid.
HE clown Calvero wordt er zich op
1 een avond bij het afschminken van
bewust, dat hij óp is en het publiek niet
meer aan het lachen kan brengen. Ge
heel ontmoedigd vlucht hij in de alco
hol. Als hij op een dag laat thuis komt,
ruikt hij een sterke gaslucht. Hij vindt
zijn buurvrouw, de danseres Theresa,
bewusteloos in haar kamer; uit vrees
verlamd te worden wilde ze zelfmoord
plegen. Hij redt haar en leert haar weer
pleizier te heben in het leven en de
kunst. Calvero, die niet zeker is of hij
van haar houdt, biedt haar toch van
ganser harte zijn hulp aan en slaagt er
in haar weer aan succes te helpen. The
resa van haar kant houdt van de ouder
wordende man, of ze denkt in ieder ge
val van hem te houden. Ze brengt hem
van de alcohol af, maar op een goede
dag verschijnt dan een ander, een jonge
componist en de danseres geeft hem de
voorkeur, wat ten slotte natuurlijk is.
De clown wil echter bewijzen, dat hij
nog niet aan het einde is. Op een avond
wil hij zijn eigen prestaties overtref
fen, hij maakt een gevaarlijke sprong
en valt in het orkest. Het voorval was
onweerstaanbaar komiek, het publiek
is niet tot bedaren te brengen, Calvero
heeft him harten weer veroverd. Maar
het was het einde, bij zijn sprong heeft
de clown zijn ruggegraat gebroken.
Charlie Chaplin, zoals de wereld
hem jarenlang heeft gekend en
heeft leren lief hebben: de „schle
miel" met bolhoed, wandelstok
en veel te grote schoenen. In
zijn nieuwste film „Limelight"
heeft Chaplin zijn oude plunje
afgelegd om in het clownspak
nieuwe triomfen te vieren.
TON DE LEEUW
weemoedig dichter
ren-toren-theorie huldigen, maar
prijs stellen op contact met de
maatschappij.
En er was contact: Juust Gerritsen
uit Den Haag, een van de jongelui,
die een week op „Gaudeamus" door
brachten, vertelde ons daarvan: „Ik
wist van de hedendaagse Nederlandse
muziek niets af of bijna niets, maar
nu ik een beetje in de „werkplaats"
van de componist -ondgeneusd heb, is
het aitders geworden Botweg „neen-
zeggen" doen we niet meer, maar we
zijn bereid om het nieuwe op ons te
laten inwerken."
Kees van Helvert uit Dinteloord
bracht een positieve kant van dit con
tact naar voren: „Meer moderne com
posities op de programma's van „Jeugd
en Muziek".
We weten nu tenminste iets van he
dendaagse muziek", vertelde Juust
verder, „we gaan ze nu proberen te
spelen met onze eigen orkesten, ter
wijl we ook Gaudeamus-mensen wil
len uitnodigen om voor ons te spreken
en te spelen. Contact met de compo
nist, zie-je, dat is fijn. Dan heb je alles
uit de eerste hand."
T\E muziekweek werd besloten met
een concert in de zaal van de kin
dergemeenschap „De Werkplaats", ge
wijd aan kamermuziek van 'drie Gau
deamus-componisten: Jean Franssen, 32
jaar, Henk Stam, 30 jaar en Ton de
LeeuW. 26 jaar. Door dit concert werd
ons één ding bijzonder duidelijk: de
Gaudeamus-groep is geen combinatie
van verwante toondichters, die bepaal
de muzikale idealen nastreven en uit
dragen, zoals destijds in Frankrijk de
„Groupe des Six" met o.a. Milhaud,
Honegger en Poulenc. Directeur Wal
ter Maas bracht dit met een goed Ne.
derlands spreekwoord tot uitdrukking:
„Bij ons zingt ieder vogeltje, zoals het
gebekt is
Inderdaad: drie Gaudeamus-compo
nisten betekenen in dit geval drie to
taal verschillend „gebekte vogels". Jos
Verkoeyen, de tweede concert-meester
van het Omroep-orkest, die'een bijzon
dere begaafdheid voor moderne mu
ziek bleek te bezitten, speelde met be
geleiding door de pianiste Ria Groot,
Franssen's „Sonate voor viool en
|Dlll!II!!l!l!lll!ll!MI!illiDmill!!II!!ll»lllll!mi§
IiüimnmniimiiiiiitnininiiiniittniininminiiiHniiinifiniiiiiüiüniiin
«EGEN het einde van de vijftiende eeuw, wanneer de feestelijke,
blijde Renaissance in Italië haar Hoogste bloei bereikt, treedt in
Florence, de kunststad bij uitnemendheid en de residentie van de
volbloed-Renaissancevorst Lorenzo dei Medici, een merkwaardige
ascetische iiguur op, die een lelie en dappere reactionnaire beweging
sticht teneinde de nieuwe geest te verstikken en het leven terug te
leiden in Middeleeuwse banen, beheerst door een streng, gezuiverd
Christendom. Het is Girolamo Savonarola, een boetprediker uit de
orde der Dominicanen, die in zijn vlammende en knetterende preken
dood en verderf voorspelt aan heel dit opgewekte Renaissance-leven.
U zal niemand de Rennaissance
(letterlijk: Wedergeboorte),die, zo
als men weet o.a. de wedergeboor
te, de' hernieuwde belangstelling voor
de Griekse en Romeinse beschavingen
inhield, enkele ernstige fouten willen
afspreken. Zoals tijdens de meeste be
roemde beschavingsgolven leefde uiterst
goed en nobel naast uiterst laag en
slecht; naast een verfijnde bloei van
kunsten en wetenschappen bestonden
b.v. de grofste politieke corruptie, de
geraffineerdste misdadigheid en een
morele en zedelijke ongebondenheid die
velen ergerden.
Florence was, zoals gezegd, een der
brandpunten van die beschaving, en
Florences vorst, Lorenzo, wilde van 't
hele leven een vrolijk, verfijnd feest
maken. De dorst naar schoonheid was
haast niet te lessen, niet door de vele zeer
grote kunstenaars uit die tijd, en niet
door de teruggevonden antieken. In de
ze wereld van (dikwijls kwasi-) zorge
loos genot, verscheen Savonarola in zijn
somber habijt en met zijn striemende,
onheilspellende preken. Zijn verschijnen
moet in het begin gewerkt hebben als
dat van een boetedoende pelgrim temid
den van een carnavalsfeest, en zijn
vraag: „Wat zegt God van dit alles?"
zal met hoongelach begroet zijn.
DEZE zeer bijzondere figuur
heeft Martien Beversluis geïn
spireerd tot het treurspel in
verzen: „D e Hamer God s".
Uit alle details van dit werk blijkt,
dat Beversluis een grondige studie
van zijn onderwerp heeft gemaakt,
maar helaas mist hij als dichter èn
als dramaturg de gaven om een
dergelijk groots onderwerp tot een
bevredigend kunstwerk om te
scheppen. Het drama moet dan
ook een volledige mislukking wor
den genoemd.
In deze rubriek kan dit werk alleen
als „kunstwerk" worden behandeld en
gebrek aan plaatsruimte noopt tot be
perking in het opsommen van de be
zwaren, waarvan er niettemin enkele
naar voren zullen worden gebracht.
Allereerst de taal, waarin het werd
geschreven. Het is een ouderwets, ge
zwollen, verwrongen en vaak zeer on
beholpen Nederlands, gevuld met een
conventionele of dwaze beeldspraak,
die nu eens doet laéhen en dan weer
ergert. Staaltjes daarvan vindt men op
elke bladzijde. Hier volgen er een paar:
Mijn broeder, dat de ergernis
niet uwe eigen vleuglen breke -
Was 't anders toen Angelico
de muren onzer cellen zo
verliefd met engelen heeft bestreken
zo spuwt hij Rome met verbolgen stem
En zaagt gij niet met rusteloos ger.wing
mijn geest de verten onzer ziel
Idoorijlen?
VOOR commentaar is helaas geen
plaats, maar dergelijke fragmen
ten spreken wel voor, zichzelf. Op
het hoogtepunt van de dramatische
handeling, als Savonarola geboeid
wordt weggevoerd, wordt ons dit staal
tje melodrama gepresenteerd:
„Verrader! Schurk Judas Iskariothl
Verhang U! Slachter Van
[onschuldig bloed.'
Of sterf door deze«n uerdoem
[U God.'.'"
De spelling is een slecht volgehou
den „nieuwe" spelling. Allerlei woor
den die, zelfs voor het gevoel, manne
lijke zijn, worden als dat zo in het me
trum ie pas komt, als vrouwelijk ge
bruikt (tot zijne zoon en mijne Staat
toe)het woord „godsdienst" heeft
overal de „haar" ziekte, hoewel het
toch een mannelijk woord is, en ook
stuit men op lelijks germanismen en
woorden die, voor zover ik weet, tot
geen enkele taal behoren. Slechts een
doodenkele maal is er enige poëtische
bezieling, enig animo in deze trooste
loze opeenhoping van gezwollen rijme
larij, b.v. in de aanvang van het vierde
bedrijf: (Savonarola spreekt):
Eens zong ik van een kleine bogel die
Na lange zwerftocht
lover slijk tn rozen,
Van heimwee zwaar en
[moe uan melodie,
Haar laatste nest had in
[Gods Huis verkozen,
Ik was die zanger ik, die
Ivluchteling, etc.
helaas volgt twee regels verder reeds
dat rusteloze gezwing van de geest dat
de verten van de ziel doorijlt (zie
boven).
Als iooneelsiuk
ALS toneelstuk bekeken, is het
werk eveneens mislukt. Welge
teld 134 voetnoten verduidelijken
de tekst, maar de spelers kunnen die
wijsheden moeilijk even achter 't hand
je de toeschouwers toeroepen, zodat
aan de niet voorbereide en ingewijde
bezoeker minstens 134 details dreigen te
ontgaan. Handeling zit er niet veel in
het stuk. bespiegelende gesprekken
zijn er daarentegen veel te veel.
HANS WARREN
Uitgave van N.V. P. Vink, Antwerpen
ER is een tijd geweest, dat de mu
ziekliefhebber de verrichtingen
van de Nederlandse Opera met
enig welwillend scepticisme
volgde. In het verleden hadden immers
zovele muzikale vooraanstaanden pO'
gingen gedaan een nationaal opera-
instituut in stand te houden (evenwel
zonder duurzaam resultaat) dat eigen
lijk niemand zich een heldere voorstel
ling kon maken van het antwoord op
de vraag hoe het nu, na de oorlog, in
de schamelste periode, die ons land
ooit had gekend, wél goed moest gaan.
De factoren, die vroeger tot de mis
lukkingen leidden, waren niet in de
eerste plaats van muzikale aard. Ne
derland was eenvoudig te klein voor
een kostbaar instituut als de opera en
de buitenlandse gezelschappen hadden
hun commerciële basis elders en namen
ons land in hun langdurige tournees
op. Bovendien leek de muzikale aanleg
van ons volk niet bij uitstek geschikt
voor de opera. Ten slotte zou een slui
tende begroting slechts bereikbaar zijn,
indien niet alleen de grote steden,
maar ook de provincie in het speel
plan kon worden betrokken.
De weerklank van een opera op het
publiek is lang niet overal dezelfde.
Het is buiten kijf, dat Amsterdam en
Utrecht een typisch „opera-oor" heb
ben, hoewel zeker niet kan worden ge
zegd, dat Utrecht een muzikale stad is.
Het probleem, waarmee iedere zake
lijke leiding van een opera te worste
len heeft, is, dat het brengen van een
voorstelling in de provincie (aangeno
men, dat de toneeltechnische appara
tuur daar voldoende is) sommen geld
vergt, die zelfs door een volle' zaal niet
kunnen worden gedekt. De mogelijk
heid, om een grootgemonteerde uitvoe
ring in de stad te geven en tegelijker
tijd een stuk van geringer omvang el
ders (het „doubleren" van toneel
gezelschappen dus) is bij de opera niet
mogelijk, omdat een orkest niet kan
worden gesplitst, nog minder een diri
gent en zijn solisten.
Het betreden van de weg van het
opera-concert is uitermate onbevredi
gend uit artistieke overwegingen, want
de opera wordt juist daarom de hoog
ste kunstvorm genoemd, omdat in haar
muziek, toneel, dans enz. op harmoni
sche wijze samengaan.
Afgezien van andere moeilijkheden,
haeft da Nederlandse Opera naar ons
voorkomt hiermee te kampen. Er ligt t en hij kreeg vat op de provincie. Het
een terrein braak en de weg om het te onlangs ontstane „conflict" tussen Am
betreden is (nog) niet gevonden.
Een voortvarende medische student
in Utrecht, de heer Birnie, die
een paar jaar geleden muzikaal
Nederland verblufte door het or
ganiseren van een geweldige serie
Bach-concerten en die zelfs een „Bach-
krant" uitgaf, is enige tijd geleden
gaan doen, waartoe de Nederlandse
Opera niet in staat was. Hij stichtte de
Utrechtse Opera, zonder subsidie, zon
der orkest, zonder repetitielokaal, met
een paar solisten, maar een verbijste
rende hoeveelheid heilig vuurHij
zocht kleine werken uit, hield de mon
tage binnen redelijke grenzen en be
trok de plaatselijke orkesten in zijn
voorstellingen in Groningen, Arnhem
en Maastricht.
Hiërarchisch gezien was hij dus de
„dubbel" van de Nederlandse Opera
Scène uit het laatste tafereel van
Fidelio. Van links naar rechts
Frans Vroons als Florestan, Grê
Brouwenstijn als Fidelio (Leonore),
Gerard Groot (Rocco) en Paolo
Gorin als Don Fernando.
sterdam en Utrecht is geen conflict in
de strikte zin van het woord. Amster
dam kan (en moet terwille van de in
komsten) buiten de grote steden slechts
„concerten" geven; Utrecht komt met
volwaardige opera's. Birnie heeft in
Utrecht sterke steun van het stads
bestuur met eert zeer muzikale burge
meester als jhr. de Ranitz en van een
bijzonder ijverige en kundige schouw
burg-directeur als de heer Houtman,
die zijn publiek door en door kent.
Hoe graag wij Utrecht zijn opera gun
nen, het lijkt ons niettemin een zaak
van wijs beleid, dat Amsterdam en
Utrecht tot een vruchtbare samenwer
king geraken. Hier ligt naar onze me
ning de kans om tot een werkelijke
Nederlandse Opera te komen, op hoog
niveau en op commerciëel gezonde ba
sis, vóórdat de concurrentie zozeer is
toegespitst, dat er van een eventueel
overleg geen sprake meer kan zijn.
Het is misschien oneerbiedig ge
weest, zo ja, dan daarvoor
onze verontschuldigingen
maar deze gedachten kwamen
bij ons op, toen wij onlangs de ope-
J)EZE „zwanezang", zoals men „Voet-
w licht" genoemd heeft, is geheel Cha
plin's eigen schepping. Hij heeft er M
grootste zorg aan besteed en twee volle
jaren aan de film gewerkt, vóórdat de
eerste opname gemaakt werd. Toen had
hij nog maar twee maanden nodig om
de film te draaien. Draaiboek, dialoog,
enscenering, decoraties en costuuma,
regie, ja zelfs de balletmuziek en twee
chansons zijn van Chaplin. Zijn Calvero
treedt niet op in het bekende Chaplin-
masker, maar als een gewoon sterve
ling of als clown, als burleske vlolist of
met een grote strooien hoed op.
De 65-jarige Chaplin heeft zijn bui
tengewone acrobatische behendigheid
bewaard. In de rol van de danseres in
troduceert hij een nieuwe ster, Clairo
Boom, die hij in Londen geëngageerd
heeft, waar hij haar op het toneel zag.
Vijf van zijn eigen kinderen werken er
in mee: de zoons van Lita Grey, Sidney
en Charles, en drie kinderen uit zijn
vierde huwelijk met Oona O'Neill, do
zevenjarige Geraldine, de zesjarige Mi
chael en de driejarige Josephine.
Het verhaal van de clown Calvero ls
geen levensbeschrijving van Chaplin,
maar er zit toch een zekere psycholo
gische verwantschap in. De handeling
speelt in Londen, waar hij de man heeft
ontmoet, die hem de inspiratie tot deze
film heeft gegeven: de clown Sandy, die
op een dag merkte, dat niemand meer
om hem lachte en toen in de Theems
sprong. Londen, vooral het schilder
achtige en smerige Kensington, heeft
steeds een bijzondere aantrekkings
kracht op Cl in uitgeoefend. „Ik heb
de indruk", Somerset Maugham
eens over hem, „dat hij lijdt aan heim
wee naar de slums". Dit door de ellenda
bezeten zijn is bij Chaplin steeds weer
te constateren. Kensington Road, Lam
beth Walk en Whitechapel betekenen
voor hem weliswaar een ver verleden
van nood en ontbering, maar ook de
nog steeds levende herinnering aan een
jeugd met de grote verdrietigheden en
de kleine vreugden, waaraan Chaplin
alles dankt, wat hjj geworden is.
MA de vroegtijdige dood van zijn va
der had zijn moeder, die bij kleino
toneelgezelschappen optrad, veel moei
te haar drie jongens op te voeden. Het
gezin woonde lange tijd op een arm
zalig zolderkamertje, dat Chaplin later
in zijn film „The Kid" gereconstrueerd
heeft. Zijn moeder bracht hem de eer
ste beginselen van de pantomime bij.
Chaplin trad eerst bij het variété op.
Het milieu, waarin hij toen leefde,
wordt in deze film „Voetlicht" weer
opgeroepen. Later kwam hij aan de
film, maar hier had hij erg veel moeite
om zijn speciale opvatting van de kunst
door te voeren. Mack Sennet, die er
zich later niet genoeg op kon beroemen
Chaplin „gemaakt" te hebben, had in
dertijd herhaaldelijk heftige discussies
met hem: „Je moet grimassen maken",
zei Mack Sennet, „je moet met je armen
en benen slaan; bij de film moet je be
wegingen maken, als je begrepen wil
worden!"
Chaplin's kunst was van een geheel
andere soort. De beroemde Franse to
neelspeler Jean Louis Barrault heeft
het zo uitgedrukt: „Chaplin bereikt de
hoogste kunst van de mimiek, die van
de onbewogenheid". Ten slotte heeft
Chaplin succes gehad met zijn techniek,
maar hij moest zich steeds weer afvra
gen of hij wel door het publiek begre
pen werd. Hoezeer heeft hij in het be
gin de sprekende flim gevreesd! Maar
thans, nu hij aan het einde 'van zijn
werk staat, oordelen alle critici eenpa
rig; hoewel Chaplin zelf evenals de
wereld ouder geworden is, is zijn kunst
geheel ongedeerd gebleven.
ningsvoorstelling van de Nederlandse
Opera in de Stadsschouwburg in Am
sterdam bijwoonden. Een typische uit
voering, niet uit een oogpunt van keu
ze, want Fidelio van Beethoven is won
dermooi; maar om het feit, dat wij
zelden zulk een gespleten voorstelling
hebben gezien. Het was namelijk of
dirigent Josef Krips en orkest in de 3e
Leonore-ouverture, die vóór het derde
tafereel gespeeld werd, zóveel vuur
hadden gelegd, dat daarna zowel in de
orkestbak als op het podium het ware
enthousiasme scheen te ontbreken:
waarbij wij thans niet willen ingaan
op de vraag of deze inlas muziekdra
matisch gesproken verantwoord is. Ons
oor is bovendien de hele avond ge
tergd door de (op onze plaats in de
zaal) acoustische wanvérhouding tus
sen strijkers en bla
zers het koper was
zo harddat wij de
solisten niet konden
verstaan.
Gré Brouwenstijn
heeft deze voorstelling J
met haar bewonde
renswaardig talent ge-1
dragen, daarin bijge
staan vooral door Ge
rard Groot als de ci-l
pier en Corry van Bec-|
kum, die een wat on
wennige Marzelline op
het toneel zette. Oto-
kar Kraus forceerde I
zijn stem fezeer met
schreeuwerig effect.
Frans Vroons ten slotte
moet oppassen de na-
tuuriijke „voile" van
zijn stem niet te culti
veren. Dit komt aan
de klankrijkdom be
slist niet ten goede
Van der Vies mise-en I
scène was rustig en de
koren bewogen zie'
beheerst tussen de
sombere decors van
Hans vam Norden. Een
goede opvoering met
een vrouwelijke glans
rol derhalve, waard I
m gehoord te worden.
H. M. K' I
liiiimiiiiiiBiiiiiiiiiiiiiiffliiiiiiiiiiiiimiii
(Van on
Nederland bez
landschap tussei
berg, een uit
gebied. Het is e
woorden, eb en vloed v
zich hier via de Zuidhc
maar het water in d<
zoomde kreken is zoel
merkwaardige verschij
DAAR deze omstandi
mede toe geleid heeft
hier een zeer bijzonder
groei ontwikkelde hei
populierenvloedbos en ziel
vogelstand 'het merkwaardig
van dit gebied weerspiegelt, 2
natuurliefhebbers met leedv
de Rijkswaterstaat bezig is
maar zeker de hele Brabantse
in te polderen. In 1950 reed
Contact-commissie voor N
Landschapsbescherming, ver!
digende 81 bij haar aangesloi
saties op velerlei gebied, de
de Tweede Kamer haar bezc
kennen gegeten. Uit niets is
dat deze bezorgdheid weer
vonden heeft in de rege
Daarom heeft de Contact
dezer dagen weer de grote trc
Daarom, en omdat zij mee
inmiddels nog weer ander
aan het licht zijn gekome
voorzichtigheid manen bij i
uitvoering van de plannen.
Dr. C. J. van Rijsinge, lec
Landbouwhogeschool te V
heeft ons hierover een boekj
daan en daarbij de vraag o
of verdere uitwerking der pi
antwoord is, als men beder
hoe merkwaardig dit ook
Nederland langzamerhand
watergebrek te kampen
sociaal-economisch gezien e
volgen heeft. Van onze erfvi.
tegen we eeuwen hebben mi
ten, is het water zo iangzan
een erfvriend geworden, die
moeten houden.
Enkele dringei
problemen
In het hoge gedeelte
land leverde de regenval
1700 een voordelig said
100 mm. Dat wil dus zegj
planten, die voor hun g
nodig hebben 100 mm ir
bruiken dan er aan r<
toegevoerd. Tegenwoordi;
nadelig saldo van tenn
mm, als gevolg van de in
van de landbouw, die ee:
len hogere opbrengst blei
paar eeuwen geleden en. i
gaande cultivering van
HET lage deel van Ned
het probleem van d
van de grond. Het zee'
de rivieren binnen en de in
de omringende gronden dot
uit het duingebied is onvc
deze verzilting egen te ga;
bevolking zo'n vijftig zest:
matig water aan deze duinei
heeft voc; zijn drinkwate
en ook de dorst van de ine
lest moet v- vden.
Deze problemen dringe
oplossing, welke waarsc
legen zal zijn in een af: