KILIMA NDJARO Op de Kaiser Wilhelm ligt BEDWONGEN oude Marine-knoop een r Wordt Staphorst door nieuwe tijd beroerd? „Venstervrijen behoort tot verleden" zegt burgemeester Van der Wal H /ast aan tie melk! i schoonheid op het punt van Afrika Majestueuze hoogste D' B De jeugd heerst E Es is as t" tvr.-iE"?,!' sk assrwasu.'rs K S>JR 1 mmmBÊÊÊÊÊ NAAR AFRIKA's EEUWIGE SNEEUW (SLOT) £en ujeAdoohde, ê^.gAct^en.ió Sinterklaasavond Overweldigend schouwspel Twee bijbels Boerderij in Staphorst Nog hoger De oude gebruiken leven er nog sterk, maar toch ZATERDAG 25 OCTOBER 1952 a I e I r I t. Spoelt U de flessen even om zodra ze leeg zijn Proet op de Kom. deaal voor 'i braden an vlees, maar ook tonder vlees geeft Speciaal een jusEn op ■Je boterham h...m, errukkelijkl stje: kort, dik on met vee* lelijk gezicht met öoor- ogen De man schuifelt op Rikki toe. Een van de schiet plotseling naai #5 ^111 ."WvSfo? m |m W .If# i'£; S i A/s een verloren kruimeltie ligt de Kibo hui geplakt iegen de enorme steenmassa van de Kilima Ndiaro. En in dat kruimeltje twee mensen, die hun ledige bagagezakken nog over zich heen hebben getrokken om zich wat beter te beschermen legen de koude. En dat zó vlak bij de Equator! Maar we zitten er dan ook méér dan 5000 meter boven. De wind is gaan liggen en er va It gelukkig geen sneeuw, maar de dikke mist ligt als een wattenmassa op ons en over ons en maakt alles nóg onheilspellender dan het al is. Het onheil spellende beeld van het volslagen levenloze van kale rotsen, sneeuw en ijs. AAN één ding hadden we niet ge dacht en dat was een wekker! Staande op de Kaiser Wilhelm- spitze ontrolt zich voor het oog een majestueuze schoonheid. Wij zien neer op Gillmans Point en ko men onder de indruk van de met sneeuw en ijs bedekte rotsen, En een wekker leek ons wel het meest-noodzakelijke instrument, wilde ik na de uiterst zware dag die achter ons lag midden in de nacht weer wak ker worden. Mijn vrouw zou tot dag- worden blijven rusten en dan kijken hoe ver zij alleen nog komen kon. Ik zelf besloot om half twéé op te staan. En zo ging ik dan slapen met het vaste voornemen om ondanks alles op dat uur wakker te worden. Dat spelletje gelukte. Te goed zelfs, want nadat wij om half zeven waren gaan slapen, werd ik wakker om half acht en verder prompt opnieuw op alle halve uren van de voortgaande nacht. Telkens bij het licht van de zaklantaarn ontdek kende dat het nog te vroeg was om op te staan. Eindelijk, om half één, werd het me te machtig. Ik kroop er uit en wekte Daóedi, die zulks maar een matig ge noegen vond. Toen ik hem echter had uitgelegd dat ik wegens mijn ver moeidheid graag wat eerder weg wilde gaan, zegde hij met grote bereidwillig heid zijn hulp toe. We staken ons in het warmste goed dat we maar hadden. Een wollen muts en dito wanten voltooiden ons beer achtig aanzien. We pakten wat lichte provisie, onze bergstokken en een pe- troleumlantaarn en traden naar bui ten in de donkere nacht. Ikzelf nadat ik eerst wat aspirinetabletten tezamen met een fikse slok cognac verzwolgen had UITEN bleek liet de schitte rendste nacht te zijn die men zich maar denken kon. Vrij wel windstil en fel-koud en een hemelkoepel waaraan de miriaden sterren flonkerden met ongekende helderheid. Het was de nacht van volle maan en juist Sint Nicolaas- avond. De maan ging echter schuil achter het Kibo-massief, zodat wij ons bevonden aan de schaduwzijde, in een zéér intens en volslagen duister. De eerste klim zou ons brengen op Gillmans Point, ruim 800 meter boven ons, aan het einde van een steile en met een dikke laag steengruis bedekte helling. Stap voor stap gingen we om hoog, bij elke stap wegzakkend en te rugglijdend in de rulle laag. Een wei nig opwekkende bezigheid, omdat men onder die omstandigheden veel lang- v<?ortia,at rtan met de opge- ente klachtsinspanning in overeen- stemming is. Maar we vorderden. Af en toe bleven we eens staan en luisterden, voorover geleund op onze bergstokken, naar de losse stenen die onder onze voeten wegrolden de diep te in. Soms keken we eens achter ons doch in de gapende zwarte afgrond viel niets te onderscheiden. Wèl in de verte, waar de maanoverschenen spit se toppen van de Mawenzi zich voor deden als een luguber spookkasteel, dat naarmate wij klommen dieper en dieper onder ons wegzakte. Uur na uur verstreek en steeds na der kwam de inktzwarte rand van Gillmans Point, onnatuurlijk scherp afstekend tegen de jets minder zwarte sterrenhemel. In de buitengewoon ijle lucht was van een straalbreking zoals wij die be neden kennen vrijwel geen sprake en het geheel gaf ons het gevoel alsof we ons bevpnden od de maan. Ineens zette Daóedie er vaart in en kroop op handen en voeten tussen een paar grote rotsblokken door. Er lae daar sneeuw, die zich bij de harde Vnrst gedroeg als droog zand. Vlug aehtoi' de gids aankruinende om niet voor hem onder te doen. zag ik ineens zijn 7,wnar ingepakte reoMerhand op mij toegestoken Ik heereen het spor tieve gebaar; We waren erl E toegestoken hand drukkend richtte ik mij op, om dan in eens te staan voor 'n schouw spel van zulk een machtige en barre schoonheid, dat wie het eens aanschouwen mocht, zijn leven lang onder de indruk van Gods schepping moet blijven. Overschenen door een ware vloedgolf van fel maanlicht rezen overal vóór ons en naast ons en onder ons enorme ijsmassa's op. In een helle kleurenpracht, die schier verblindend aandeed aan onze aan het duister gewende ogen. Een overweldigend natuurtafereel, dat ieder gesproken woord een heilig schennis ljjken deed. Zo stonden wij daar op Gillmans Point, neger en blanke, de handen ineengeslagen, stil onder de ma jesteit van de nog ongerepte na tuur. Het was echter te koud om lang stil te staan, er stond daarboven een flinke wind en de temperatuur lag méér dan tien graden onder het vriespunt. Da óedi keek bedenkelijk en vroeg; „Saa ngapi?" Hoe laat is het? Nu, het bleek pas kwart vóór vier te zijn en dus nog in het holst van de nacht. In drie uren tijds waren we naar boven ge klauterd, terwijl we op ruim vijf uren gerekend hadden. Het zou nog uren duren vóór de zon zou opkomen en goede raad was duur omdat het verder gaan in de nacht niet ongevaarlijk zou zijn. de geweldige krater trokken we voort. Onze bergstok vooruitstotend en elke steen tevoren met één voet betastende vóór we het waagden ons aan zo'n steen toe te vertrouwen. In de diepten onder ons overal ijs. In lagen van tien tallen meters dikte opgestapeld of in de vorm van forse, in het maanlicht glinsterende ijsbergen. Eindelijk was ook dit traject over wonnen en konden we verder gaan over de bergkam, waar de wind de rotsen van sneeuw had schoongeveegd. Even later bereikten we een wat ho gere top: Hans Maters Spitze, genoemd naar de Duitser Prof. Dr Hans Mayer, die er het eerste kwam. Verderop had Mayer toen het eigenlijke hoogste punt van de Kilima-Ndjaro gezien en daar komende, had hij dat genoemd naar de man die toen zijn vaderland regeerde: Kaiser Wilhelms Spitze. Ook wij zagen bij het gloren van de komende dag Afrika's hoogste punt van zo nabij en hoewel de bergziekte schrijver dezes op onbarmhartige wijze te pakken had en neusbloedingen we gens de geringe luchtdruk de narig heid nog kwamen vergroten, werd be sloten om alles op alles te zetten om de Kaiser Wilhelms Spitze te bereiken. Nadat ook op Hans Mayers Spitze de ijzeren kist met het journaal uit het ijs was losgehakt en onze namen haas tig daarin waren gekrabbeld, en de platte fles met cognac duchtig was aangesproken, gingen we verder. De jongere gids nog in goede, uw bericht gever in een vrij kwalijke conditie. Die bergziekte maakt dat men zich ellendig voelt tot de grens van levens moeheid en slechts vervuld is van één wens: gaan liggen en alle ellende gauw vergeten. De prikkel om Afrika's hoogste punt te bereiken behield echter de over hand en zo kwamen wij daar aan, juist nadat de zon uit de nevelige diepten te voorschijn was gekomen, en staken onze bergstokken triomfantelijk in de harde sneeuw. OOK op de Kaiser Wilhelms Spitze vonden we weer een ijzeren kist. die ditmaal niet slechts een journaal bevatte, doch tevens allerlei herinneringen van voorgangers. Vod jes en lapjes, half vergaan en hard be vroren, met meest onleesbare namen en berichten. Buitengewoon getroffen werden we toen we in de kist ook nog twee Bijbels ontdekten. Een Oud Testament en een Evangelie en wel in de ons zo verwante Zuid Afrikaanse taal. De missionaris die ze daar gebracht heeft moet wel een bijzonder mens zijn geweesi! Gods Woord, gedrukt door mensenhand, in een omge ving zó absoluut woest en verlaten, zó groots en overweldigend van wilde schoonheid, dat üe mens die er zich bevindt iets gaat begrijpen van eigen nietigheid. Wij wilden óók een herinnering in die kist achterlaten en bestem den daartoe één onzer uniform- knopen, zodat er thans een groen uitgeslagen knoop van de Kon. Marine moet liggen op Afrika's hoogste punt, bijna 6000 m. boven zee. We hadden nog het benul om onze aanwezigheid fotografisch vast te leg gen en kort daarna was de ganse Kili ma-Ndjaro alweer in dichte nevelen gehuld. Het begon ook wat te sneeu wen en zo snel als onze vermoeidneid het maar toeliet, gingen we de weg te rug. Het schitterende uitzicht, waarvan we enkele ogenblikken hadden kunnen genieten, was er niet meer en we wa ren dankbaar toen we weer veilig en wel Gillmans Point passeerden en ons door de rulle steenmassa omlaag werk ten. Daar kwamen we ook mijn vrouw tegen, die tezamen met de kok was omhoog gegaan en in ieder geval de 5700 meter hoogte nog had weten te bereiken. Na een haastig ontbijt in Kibo Hut gingen we rechtstreeks door naar Pe ters Hut. We hadden slechts voor vijf dagen leeftocht bij ons! Doodmoe, na bijna twee etmalen van onafgebroken zware inspanning, kwa men we in de late namiddag in Peters Hut aan, vanwaar we de volgende och tend vroeg alweer vertrokken om, door onze dragers met bloemen ge tooid als ereteken voor het bereiken van de top, weer terug te keren in de veilige beschutting van ons berghotel in Marangoe. W. H. VAN ZADELHOFF, ER staat een merkwaardig verhaal in het Oude Testament. Ge kunt het vinden in het tweede koningen- boek. Daar wordt in het dertiende hoofdstuk verteld van een begrafenis, die In het honderd liep (vers 20 en 21). In die paar verzen zien we de hele geschiedenis als voor onze eigen ogen gebeuren. We zien de plechtstatigheid van de, met veel ceremonieel gepaard gaande ter-aarde-bestelling. We bele ven de opschudding mee, als dan een paar vluchtende mensen de plechtig heid verstoren met hun roep: „De Moa- bieten, de Moabieten!". De vijand is in het land. Hij heeft zijn jaarlijkse plundertocht weer ondernomen: berg je! Maar wat te doen met het lichaam, dat grafwaarts werd gedragen? Zie, daar is een graf. De oude profeet Elisa werd daarin bijgezet. Beter het lijk daar geborgen, dan het aan de schennende handen van de vijand over te laten. De steen wordt afgewenteld. Van de stil le rustig-bedrijyige ernst, waarmee mensen te allen tijde hun doden heb ben verzorgd, is dan geen sprake meer. „Zij wierpen de man in het graf van Elisa en liepen weg". Maar dan geschiedt het wonder: „En toen de man met het gebeente van Elisa in aanraking kwam, werd hij le vend en rees overeind op zijn voeten". Zo staat het er in dat merkwaardige verhaal. De betekenis ervan ligt misschien niet zo voor de hand, maar wij zouden die zo kunnen omsshrijven: Er is in dat graf nog de levenwekkende Geest van God. Wie daar immers in werd begra ven was een profeet, een drager van het Woord Gods. En ook al is het li chaam van die profeet bezig te ver gaan, Gods Woord zelf is niet aan dat bederf onderhevig. Het werkt nog door, al is déze mond voor altijd ge sloten. Plotseling en volkomen onver wacht kwam de Heiligheid van God tot deze mensen-in-paniek. In hun doods angst kwam oGd tot hen met het leven daar, waar zij dit allerminst hadden verwacht. De troost van dit verhaal hebben wij vandaag even hard nodig, als eertijds De Moabieten hebben een andere naam gekregen. Toch is er maar weinig ver anderd. Onze levensbedoening, tot uiting komend in tal van plechtige vor men, onze „christelijke" beschaving, het spel, dat wij naar de oude traditie spe len, kan zomaar in een paniek veran deren, als wij de vijand nabij weten. De vijand is nabij! Ieder, die nadenkt over de toestand in de wereld, politiek, maatschappelijk en geestelijk, heeft dat ingezien. Wat blijft er dan anders over, dan een wilde vlucht? In de afgelopen week lazen wij m de kranten, dat het in de bedoeling van de regering ligt, de nieuwe Zondags wet nauwgezet te handhaven. Wij wor den onwillekeurig bepaald bij de ach tergrond van deze wet. Ik geloof, dat wij er dankbaar voor mogen zijn, dat de oude wet over dit onderwerp wordt vervangen door een nieuwe, waaraan dan ook de hand zal worden gehouden. En wel om deze reden, dat de Zondag, hoe werelds die ook mag geworden zijn, toch de dag is en de gelegenheid bij uitstek, waarop de mens kan komen tot 't levenmakende Woord van God. De Zondag is de dag van Christus. En dan ook de dag van de kerk. Velen zien in de kerk niet veel meer dan een graf. In dat graf heeft men dat, wat voor onze voorouders en voor een kleine schare tijdgenoten heilig was en is, begraven. Zij, die het zo zien, voe gen er dan aan toe, dat de kerk niet meer is dan de plaats, waar verrotting en bederf aan de dag treedt in de gro te verdeeldheid, in de kleingeestigheid, in de schijnheiligheid en zo meer. Wat zou er goeds kunnen voortkomen uit zulk een kerk? Wie eerlijk is. durft deze „vleselijke" kant aan de kerk niet ontkennen. Maar de troost, die we vandaag uit dat vreemde verhaal van een gestoorde be grafenis willen en kunnen putten, is, dat de Kerk toch óók de plaats is, waar Gods levendmakende Geest werkt. Maar dan is de Zondagswet ook veel meer, dan een lastige vrijheidsbeper kende regeringsmaatregel. Dan leeft de Zondagswet In ontt hart. Dan is er blijdschap, dat dit rust punt in een voortjagende tijd ons nog wordt gegeven, als een gelegenheid om te gaan tot de Levende God. De dode, die met het gebeente van de man Gods in aanraking kwam, werd werd levend en rees overeind op zijn VOeten' A. B. B. Een typische langgerekte Stap- horster boerderij met links het bekende „vrijvenstertje". Achter dit venster had de huwbare jon- gedochter haar „opkamertje". Twee maal per week Maandags en Vrijdags haalde het meisje tot voor kort tegen 11 d 12 uur 's avonds haar vrijer door het venster naar binnen. Een door de gehele bevolking geweten en gesanctionneerd volksgebruik, dat volgens een mededeling van bur gemeester Van der Wal thans niet meer voor zou komen. Kapitein-luitenant ter zee W. H. van Zadelhoff met Daóedi op de terugweg naar Marangoe, Eerst hielden we ons warm door een ijzeren kistje uit de sneeuwlaag te gra ven. In dat kistje lag weer een jour naal, waar ik mijn koude-bevindingen in neerkrabbelde en daarna zochten we beschutting tussen de rotsblokken om te trachten zó het dagworden af te wachten de petroleumlantaarn als een schamele warmtebron tussen ons in. AL spoedig werden we echter voor de keuze gesteld van vrijwel be vriezen öf verder gaan en, nood gedwongen, besloten we tot het laatste Nu het niet sneeuwde deed zich im mers de zeldzame gelegenheid voor om de wérkelijk hoogste top te bereiken! En zo'n kans moest worden aangegre pen. Langs de steile binnenwand van een voortschrijdende techniek, en be langrijke verkeersverbeteringen, zo ongekwetst hebben kunnen handhaven. Tot in en aan de hulzen weerspiegelt zich de beslotenheid der groep. Hebt u ooit wel eens ergens anders gezien, dat men houten schoorstenen op zijn woning zet van deze 14.000 ha grote gemeente „schoorsteenbranden komen hier ^rhi^fen' ZCgt hö' Poëtisch niet voor", zegt burgemees- Van onze speciale verslaggever) OE oud schat u mij?" Een Staphorster schone stelt ons deze min of meer pijnlijke vraag. Een (als alle Staphorster vrouwen klein en smal) moedertje van twee pittige kleuters, die haar aan dc lange rokken hangen. We willen niet onbeleefd zijn en schatten haar dus, verschillende omstandigheden in aanmerking genomen, op 33 jaar. Zie je wel", zegt ze, „iedereen schat ons altijd te oud. Ik ben pas zes-en-twintig. De kleren maken ons ouder dan we zijn". Uit de manier, waarop ze dit zegt en ook uit haar hele houding er spreekt een zekere mate van moedeloosheid uit concluderen we voorzichtig een bepaalde opstandigheid. Een symptoom, dat er verandering komt in de geestesgesteldheid van deze merkwaardige bevolkingsgroep, die sterker dan welke andere van Nederland zijn kracht vond in een isolement en welker jeugd nu waarschijnlijk toch ook een innerlijke bereidheid gaat vertonen om dit isolement te doorbreken. dat dit niet meer bestaat, „De jongste oorlogsjaren hebben dit gebruik gelukkig geheel doen ver dwijnen. Sinds de twintiger jaren heb ter Van der Wal. „Omdat het een houten schoorsteen is, blijft het roet in de schoorsteen altijd vochtig. Op de ben de plaatseliike predikaten hier Ruwere boerderijen - in het verband met erote kracht voor geijverd van de grote ruilverkaveling werden met grote nraent voor geijvera er aneen aj zeventig gebouwd zijn Wij mogen natuurlijk aan de woor- d h t natuurliik van steen" den van deze sympathieke burgerva- üe schoorstenen natuurlijk van steen der niet twijfelen. Maar merken alleen op, dat dr. Sj. Groenman in zijn in L^OnSerVdtiet 1948 verschenen „Onderzoek naar de nj wetenschapsman zegt, dat de levensomstandigheden der bevolking L> staphorsten conservatief zijn, in van Staphorst;' nog constateerde, dat de zin jan behoudend. Ongetwijfeld is in Staphorst in engere zin het ven- dat juist De aard van £et bedrtjfi stervrijen nqg algemeen is c,n slechts waarin de bevolking vrijwel in haar m het tot Staphorst behorende dorp gebeei werk vindt het boerenbe- Rouveen dit gebruik niet meer in de drjjf brengt de noodzaak tot enig mode was. conservatisme met zich mee. Daar ti komt hier in Staphorst nog bij, dat Daar praten wij bet huwelijk hier een werkgemeen- schap is. Man en vrouw beiden wer- niet over ken op het iand' De opvoeding der kinderen wordt yAN de burgerij komt men hiervan practisch altijd overgelaten aan de zeker het rechte niet gewaar, niet grootouders, bij wie de jongelui in- bij een kort bezoek, maar zelfs niet trouwden. Dit verklaart ook eniger- I ATEN we direct vaststellen, dat vóór hun huwelijk -i- 1. a i.1:1. r,.,w,n. Ann holanoriil/n t-ct' volgens sommige „Stappers" bij een mate, hoe elders reeds lang verouder- in vele belangrijke levensvraagstuk- langer verblijf onder de bevolking, de gewoonten hier nog fris en leven- „Daar praten we niet over", zei ons dig zijn. Er zijn symptomen, dat over de gemeente-opzichter Klooster, die de „Stappers" een andere geest ken. Slechts als 17 tot 25-jarigen vervulden ze één der weinigen in het dorp is, die vaardig wordt. Nieuwe denkbeelden we de betekenis van dit symp- een helangrijke rol In het gemeen de oude klederdracht verwisselde vinden een weg onder de bevolking, toom niet te hoo° willen aanslaan, sehapsleven als zogenaamde „padjon- voor het gewone burgermartspak. En Het feit van de ruilverkaveling is er Want de Staphorster gemeenschap ia gens en -meisjes". Dat waren de op- de manufacturier Vloedgraven, wiens ook één van. En verder het feit, dat een heel merkwaardige gemeenschap, geschoten jongelui, die tezamen het studie van de Staphorster volksge- de Lagere Landbouwschool reeds 110 Vooral in het kerndorp wordt hét volksgericht vormden en elkeen, die bruiken in de gemeenschap autoriteit leerlingen telt en er op dit ogenblik gemeenschapsleven door de zoge- het waagde de ongeschreven reehls- heeft, keek ons nagenoeg de deur een Landbouw-huishoudschool voor naamde bevindelijke" stroming in de regels van de gemeenschap met voe- uit, toen we hem op recommandatie meisjes wordt gebouwd, sterk orthodoxe Hervormde kerk, de ten te treden, op duidelijke en vaak van de burgemeester inlichtingen kwa- En rekenen we daar ook toe. dat p-roen van gelovigen die bewust een hardhandige wijze aan het verstand men vragen. Nee, daar begon-ie met de babies op dit ogenblik tot hun bekering hebben ervaren en zich op brachten, dat die inbreuk niet geduld aan. En foto's uit zijn grote collectie eerste verjaardag m normale baby- grond hiervan verheven voelen boven werd. De ouders hebben tegenover kon hij ons met tonen. In goed ver- kleertjes mogen rondspartelen het ..het volkje". Die „vromen" zijn uiter- stervrijen" tot voor weinige jaren h, aard do ouderen. De jongeren hebben stand gehouden heeft in Staphorst, maken en daar ging hij niet mee te schade gewikkeld werd, dus is afge- koop lopen. schaft. Dit laatste vooral dank zij een lofwaardige activiteit van de kraam- Een merkwaardig dorp, dat Stap- verpleegster van het Groene Kruis, tegenover hen niet veel te vertellen, Wanneer we met burgemeester Van horst. Hoogst merkwaardig om de die, hoewel burger practisch tot oes worden zo goed als onmondig geacht der .Wal, de beleidvolle magistraat oude gebruiken, die zich hier ondanks volk" gerekend wordt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 7