ItMÉi In de koppensnellerszangen leeft een barbaarse pracht Victor E. van Vriesland 60 /aar I Voortreffelijke uitvoering van „Figaro" Een veelzijdig kunstenaar Een bijzondere bundel N DERTIEN BELGISCHE SCHILDERS W' Mooie volkspoëzie uii Indonesië Reina Prinsen Geerligs- prijs voor Zuid-Afrika Sié Kind" s&gB 1 rsï|« jp vssM M m li J m f JÉ» ta gf èj| m t^^MSÊEBÊ Kroniek de.1 £etteien HEi IS nog maar een goede vijftig jaar geleden dat, aller eerst bij de kunstenaars en pas veel later bij kunstcritici, geleerden en het grote publiek, belangstelling ontstond voor wat men gewend is „exotische volkskunst" te noemen. Reeds eeuwenlang had men voorwerpen, door verre volkeren gemaakt, naar West-Europa gebracht, doch die hadden hoog stens als curiosa een plaats in een volkenkundig museum gekregen, en voor de werkelijke, geheel eigen schoonheid van die sculpturen en dat snijwerk had vrijwel niemand oog. ]")E Europese kunstenaar was er, sedert de Renaissance, nog steeds op uit om de zichtbare werkelijkheid op een of andere manier weer te geven. Pas toen aan het eind van de vorige eeuw het Impressionisme uitgebloeid raakte, was West-Europa rijp voor een geheel anders ingestelde kunst: het op het im pressionisme volgende expressionisme bracht abstrahering van de natuurlijke vormen met zich mee, en onvermijdelij- kerwijze volgde op deze gewijzigde in stelling een grote waardering voor de exotische volkskunst vooral voor de kunst van de negers en de volken van Oceanië daar in die kunst, hoewel op andere grondslag, dezelfde principes wa ren doorgevoerd. Opeens „zag" men dat vele voorwerpen in de volkenkundige musea tot de schoonste uitingen van menselijke kunst hoorden. Het is begrijpelijk, dat belangstelling voor de poëkie van de natuurvolken pas later werd gewekt.- Eerst toen men minder op de vorm dan wel op de in houd en de achtergrond van de kunst ging letten, nam de kennis van de volks poëzie van alle volkeren der aarde snel toe. LIET blijkt vrijwel onmogelijk, een de finitie van „volkskunst" en „volks poëzie" te geven. Het meest benaderend is mogelijk deze: volkspoëzie is de poë zie van een natuurvolk, 'n volk dus, dat nog direct afhankelijk is van de na tuur waarin het leeft (zulks in tegen stelling met de „cultuur"-volken die iets meer indirect afhankelijk van de natuur zijn). Volkspoëzie is bovendien niet schrif telijk vastgelegd, maar ze wordt monde ling overgeleverd en veelal sterk ge ïmproviseerd op een bestaand schema; ook is deze poëzie niet los te maken van de functie die zij inneemt in dans. mu ziek, bij zang of godsdienstig ritueel. Poëzie om der poëzie wille, zoals wij die hier gewend zijn, komt bij de na tuurvolkeren vrijwel niet voor. En he laas, als zovele dingen, sterft ook de volkspoëzie reeds op menige plaats uit. Het is geen wonder, dat het lang duur de eer de poëzie van de natuurvolken zijn weg vond naar het Westen. Een hou ten of stenen beeld is snel genoeg naar Europa overgebracht, maar voor het optekenen en vertalen van een bij een geheime godsdienstige plechtigheid ge zongen lied is heel wat meer werk no dig. Hoeveel pionierswerk er dan ook door anderen, door zendelingen, missio narissen, ontdekkingsreizigers, taalge leerden e.d. is verricht vóór W. A. Braa- sem en R. Nieuwenhuys hun prachtige bundel „Volkspoëzie uit Indo- nes i konden samenstellen, is niet te beseffen, maar hun bronnen-opgaaf geeft er een indruk van. Een dame heeft bij de Amster damse politie aangifte gedaan, dat zij door een 49-jarige schip per uit de hoofdstad voor een bedrag van f 4.000.- is opgelicht. De dame had een huwelijksad vertentie geplaatst, waardoor zij met de schipper in contact was gekomen De man zou, nadat hij spaarduitjes van de dame had opgenomen haar geadviseerd heb ben steun van Sociale Zaken aan te vragen. Nadat deze steun werd verleend, vroeg hij wederom geld aan de dame, onder bedreiging, dat indien zij geen geld wilde geven, hij Sociale Zaken zou in lichten, dat zij ondersteuning had gevraagd, terwijl zij nog spaar geld bezat. Tegenover de politie heeft, de inmiddels gearresteerde, een bekentenis afgelegd. De man bleek gehuwd te zijn... De „Reina Prinsen Geerlings"-prijs voor het jaar 1953 wordt ditmaal voor Zuid-Afrika ingesteld. Om in aanmer king te komen voor deze prijs, groot f 200.moeten de deelnemers op 6 April de leeftijd van 20 jaar hebben bereikt en die van 30 jaar niet hebben overschreden. Het in de Zuidafrikaan- se taal geschreven werk, wel of niet gepubliceerd of aan een uitgever aan geboden, bestaande uit toneelstukken, prozawerken of gedichtenbundels, dient vóór 31 Januari 1953 te zijn gestuurd aan het Algemeen Nederlands Verbond, afdeling Kaapstad te Kaapstad, post bus 4543. Voor inzenders in Nederland woonachtig worden de manuscripten ingewacht bij de Zuid-Afrikaanse-ver- eniging, Keizersgracht 141 te Amster dam. "jpHANS verscheen dan in onze taal deze omvangrijke verzameling Indonesische volkspoëzie in getrouwe, zo weinig mo gelijk vervormde vertaling. Natuurlijk zijn deze vertalingen uit een taal die met de onze niets gemeen heeft, slechts benaderingen, waarin vooral het zo uiterst belangrijke rhythme meestal vol komen verloren moest gaan. Ook mag nimmer uit het oog worden verloren dat deze poëzie uit zijn verband is ge rukt: zij moet worden beluisterd in haar functie. Dat niettemin deze poëzie op bijna elke bladzijde van de rijke bundel vermag te treffen, pleit temeer voor de kwaliteit. Men leze de prach tige „Zang tot de Levensgeest", gezon gen door een volkspriester uit Malakka bij het bed van een ernstige zieke, of de Oogstgezangen der Besisi-stam, of het prachtige brokje natuurpoëzie „Na nacht" van een Maleise volksbard. fris en koel als een wandeling tegen de dage raad zelf. Men late de diepte in zich naklinken van deze Pantoen die in zijn vier regels groter diepgang suggereert dan menig lange liefdesklacht: Katoen verandert tot garens, Garens veranderen in kains; Vergeet, nu het voorbij is, Iemand anders ben ik thans. 70 zou men, als de ruimte het maar toeliet, willen blijven citeren: Pan- toens uit Atjeh, het liefdeslied uit het Bokan-stroomgebied, het Batakse lief desliedje; het sublieme „Kind van een Dodengeest" (uit Nias); de Dajakse Scheppingsmythen; men zou willen wij zen op de barbaarse pracht der Koppen snellerszangen- van Eorneo en de wee moed van de Celebese vrouw die haar gestorven moeder en zoontje beweent; de gratie van de Inhuldigingszang van een stamhoofd in Gorontalo („Rijksbe stierder, Gij die daar schittert als de zon, zowel onder hen die verre, als on der hen die nabij zijn. Weegschaal van dit land! Zamelplaats der geheimen! weeg en meet Laat smelten ineen en naderen tot elkander al degenen die verre, allen die nabij zijn het weel derige „Welkom aan de Bruidegom" uit Zuid-Celebes en de zeldzaam schone liefdeszang van een teleurgesteld meisje uit Midden-Flores. Het is te hopen dat deze bijzonder mooie bundel zijn weg zal vinden naar alle poëzieliefhebbers en naar diegenen die zich willen verdiepen in de volks ziel van het Indonesië dat hun lief is. HANS WARREN. Uitgave van J. B. Wolters, Groningen/Djakarta. Nederlandse Opera op het hoogste plan Last van zenuwen? üijnbardt's Zen awtab lettcn helpen U er overheen. (Advertentie, lng. Med.) A een zo verrukkelijke uitvoe ring van Le Nozze di Figaro door de Nederlandse Opera in de Stadsschouwburg te Amsterdam heeft (le schrijver van deze regels enige moeite zijn gedachten te verza melen. Het is de recensent in het al gemeen niet gegeven onbekommerd een toneelvoorstelling, een concert ot een opera bij te wonen. Meestal zijn zijn oren te zeer gespitst op wat even tueel niet door de artistieke beugel kan om rustig achterover te leunen en aan te horen wat de uitvoerende kunstenaars hem te bieden hebben. I>it dreigt een soort beroeps-wezens trek te worden, die veel schone avon den radicaal vergalt. Des te nadruk kelijker moet het worden vermeld, in dien een gezelschap erin slaa alle bezwaren weg te spelen. Daarin is de Nederlandse Opera evenwel volle dig geslaagd. Het moet voor de artis tieke leiding van dit instituut en voor de zangeressen en zangers een werke lijk grote voldoening zijn, dat zij het hoogst denkbare in de operawereld wisten te bereiken: een uitvoering van Mozarts Le Nozze di Figaro, welke misschien niet vlekkeloos was, maar die met zulk een eerbied voor de com ponist ten tonele werd gevoerd, dat de oneffenheden daaraan zelfs geen scha de konden toebrengen. Onlangs heb ik Leo Riemans voor de A.V.R.O.-microfoon een breedspra kig betoog horen houden over de vraag of een operadirigent een solist zijn wil mag opleggen. Dit zou name lijk volgens hem afbreuk doen aan de persoonlijkheid van de zanger. Hij heeft vergeten, dat deze vraag in het geheel niet ter zake doet, indien men maar wil aannemen, dat het de plicht van iedere dirigent is de bedoelingen van de componist zoveel mogelijk te benaderen. Wie wil ontkennen, dat hierover verschillen van mening kun nen ontstaan. Doch in deze kwesties heeft ongetwijfeld de dirigent en niet de solist het laatste woord. Ik moet me niet voorstellen aan welk stijlver schil een uitvoering zou lijden, indien een dirigent de solisten ieder eigen gang liet gaan. Josef Krips nu heeft solisten, kooi en orkest van de Nederlandse Opera als het ware tot Mozartkenners her vormd. Ik kan mij indenken, dat Mo zart zelf zijn werk op deze wijze zou hebben geleid. Want de zonnigheid^ de vrolijkheid gepaard met ondeu gendheid, het élan en de mildheid straalden zo nadrukkelijk op de luis teraar af, dat ik mij bepaald gelukkig gestemd voelde. De Beaumarchais schreef een char mant stuk, niet vrij van intrigues en evenmin ontdaan van enige bespotting tegenover de „hogere standen", waar van Napoleon I destijds, zei, dat „het de revolutie in actie" was. Ik zag op het eind van het vorig seizoen ook de Nederlandse toneelvoorstelling en kwam ook toen onder de bekoring van zoveel schalkse en beminnelijke luchthartigheid. Ik weet alleen niet wie ik meer moet bewonderen: de Beaumarchais als de schrijver zelf ot Da Ponta, die als librettist aan de schrijver zoveel eer gunde. Boven beide meesters staat Mozart onaantastbaar. Ik geloof niet, dat er in de muzieklitteratuur één werk is aan te wijzen, waarin in alle eenvoud een levenservaring, een psychische voldragenheid, een menselijke gratie^ een bijna irrationele kleurentekening zijn genoteerd. Op deze hoogte is er werkelijk alleen maar de muziek; al het andere is plompe menselijkheid. Deze figuren zijn onder de invloed van Mozarts genie geen dramatis personae van De Beaumarchais meer, zij zijn op en top Mozart en muzikaal ontstaan uit de oude commedia dell'arte. Want Suzanne is de oude Colombine en Figaro de onuitroeibare Harlekijn. De gravin is het toonbeeld van het vrouwelijke verdriet en Cherubino de kuisheid zelve. Het is allemaal zo heerlijk menselijk. En hoe heerlijk kan het menselijke zijn? Ook op deze vraag gaf Mozart een vol- sterkt afdoende antwoord. MIET ten onrechte wordt de uitvoe ring van deze Nozze in de opera wereld het hoogst bereikbare ideaal genoemd. Welhaast het sluitstuk op het klassieke- repertoire. Ik geloof stellig, dat Krips goed zag, toen hij het opera-orkest tot een ka- mermuziekorkest verkleinde. Dit wil niet zeggen, dat het begeleidend en semble nu ook inderdaad al een kamer- muziekensemble was. Wat mijn oor als een gebrek hoorde was het gemis aan dartelheid van de houtblazers, die nog teveel blijk gaven tegen de strijkers te moeten aanleunen. En het is aldoor die zalige vrijheid van musiceren, als het ware a l'improviste, die orkest en solist moet bekoren. Juist in Mozart! Ik weet werkelijk niet aan welke solist ik de voorkeur moet geven. Het spreekt vanzelf, dat de Nederlandse Opera niet alleen uit eigen réservoir kon putten. Een gelukkiger k^uze dan Graziella Sciutti voor de rol van Su zanne lijkt me niet mogelijk. Zij was als' haar naam: een klein, ondeugend gracieus meisje met een stem van kris tal. En een actiemogelijkheid, die men helaas alleen bij zuidelijke volkeren vind. Hoe groot was deze zangeres in het met halve stem- gezongen liefdes lied, waarin de warmte van binnen brandde, maar gelukkig niet tot opera achtige uitschieters aanleiding gaf. En verder haar duet met Gré Brouwen- stijn -als gravin. Een wonder van sa menzang en fijngevoeligheid, hoewel de Nederlandse zangeres nog altijd aan een verkoudheid leed, die haar in de aria „Dove sono" met de zuiverheid te worstelen gaf. Daar was de rijk-geacteerde, mis schien wat vlak gezongen Figaro van Sesto Bruscantini (hoe voortreffelijk in de recitatieven) en de rustig-ge- speelde en gezongen graaf Almaviva van Scipio Colombo. Behalve Gré Brouwenstijn hoorden we Cora Canne Meyer in de rol van Cherubino. Voor mij een werkelijke verrassing. Frans Vroons was een kos telijke Basilio. Zo blijft er de herinnering aan een schone avond met een Bruiloft van Figaro, die de Nederlandse Opera op het hoogste plan heeft geplaatst. Tot onze diepe vreugde. „DE WITTE STAD" VAN BONNET Eenzijdige, heterogene, maar goede collectie (Van onze redacteur beeldende kunsten) In België is na de oorlog een organisatie ontstaan, genaamd La Jeune Peinture Beige de jonge Belgische schilderkunst dia een groot aantal hedendaagse schilders omvatte. Tezamen met een aantal kunstkenners en verzamelaars heeft deze een groot scheepse propaganda voor de beeldende kunsten en voor de Belgi sche kunstenaars in het bijzonder gemaakt, onder meer door enkele belangrijke tentoonstellingen te houden. Zoals wel vaker gebeuit, bleek één persoon, mr Lust, er het bindende cement van te zijn. Toen deze overleed, was het met de jonge vereniging al spoedig ge daan. Maar de schilders, die er aan hadden deelgenomen, bleken be zield te zijn door ongeveer dezelfde schilderkunstige idealen, zodat zij ook thans nog min of meer als een groep kunnen worden onder scheiden. Zij hebben vrijwel allen een onomwonden sympathie voor de abstracte en non-figuratieve schilderkunst. Een herkenbare voor stelling is op hun doeken niet meer te vinden. Zij streven naar een harmonische, rhythmische vlakverdeling, of plaatsen betrek kelijk vormloze kleurplekken naast elkaar. Er is dus aansluiting bij wat er op het ogenblik internationaal gaande is. WERKEN van schilders van deze groep vormen de kern van de expositie, welke op bet ogenblik onder de titel „Dertien Belgische schil ders" in het Stedelijk Museum te Am sterdam wordt gehouden. Daarbij komen dan nog een paar, die andere stromin gen vertegenwoordigen. Zou men een tentoonstelling van La Jeune Peinture op zichzelf eenzijdig doch harmonisch kunnen noemen door de toevoeging van deze „vreemde eenden in de bijt" wordt de eenzijdigheid niet opgeheven, H. M. K.maar wel de harmonie verstoord. Deze (Van een onzer teuren) redac JJE BETEKENIS van een kunstenaar vindt in het bekend en gekend zijn door het grotere pu bliek een slechte graad meter. Dit dienen wij in gedachten te houden als wij het hebben over dat wat Victor E. van Vries land is geweest en nog is als vooraanstaand figuur in de wereld van de Ne derlandse letteren. „Vic", die op 27 October zestig jaar hoopt te worden en ingevolge dit feit van daag door vrienden en bewonderaars in Amster dam zal worden gehul digd. De lijst van het ere- comité, het uitvoerend en het huldigingscomité is „internationaal" en met de namen van diploma ten, geleerden en kunste naars even rijk gescha keerd als de belangstel ling en het 'werk van Van Vriesland zelf. Men heeft hem dichter, prozaschrij ver, philosoof en littera tuur-historicus genoemd en daaraan kan zeker nog een aantal betitelingen worden toegevoegd. Het zou teveel zijn zich in het VICTOR E. VAN VRIESLAND kader van een enkele korte beschouwing te verdiepen in alle facet ten van Van Vrieslands veelzijdigheid. Zijn \n- vloed op de Nederlandse letteren als criticus en essayist, zijn werk als woorden, omdat naar zijn mening die liefde van de auteur toch wel het meest gericht moet zijn crp dat wa-t hij momenteel „onder handen" heeft. Wel noemde hij de enige roman, die van zijn hand na een arbeid van zes jaar in 1926 (bij Querido) verscheen: „Het afscheid van de wereld in drie dagen". Dat is begrijpelijk. Het moet voor de schrijver een tijd van worste ling en strijd zijn geweest (en daar door zeker ook een gelukkige tijd). Zes jaar moest hij vechten met de zelfde gevoelens en dezelfde gedach ten, die zijn hoofdpersoon Johan be zig houden, wanneer deze na een niet als serieus opgezet bezoek aan een waarzegger verneemt, dat hij nog slechts drie dagen te leven heeft. In die drie maai vier en twintig uur is deze Johan een mens, waarin duizend mensen ten onder gaan en weer tot leven komen, is hij de onverschillige, de dromer, een kind, is hij geliefde en minnaar, de alle waarden verwerpen de of de zich alleen van God afhan kelijk wetende mens. Tot de tijd bijna Voorbij is, Johan op een duintop zit met voor hem de zon, het strand en een traag landinwaarts vliegende vo gel en Van Vriesland schrijft: „Licht voorovergebogen, de ellebo gen op zijn knieën gesteund, keek Johan uit over het water. Zijn ver heerlijkt gezicht, nat van tranen, 'was zo stil. Met zijn mond trok hij tuitende lipjes, als bij het proeven een kind doet. Hij had de wenk brauwen opgetrokken, en scheen te glimlachen". De mens Johan had zich rekenschap gegeven en voelde tenslotte slechts een onuitsprekelijke rust. Eén roman schreef Van Vriesland, maar hij legde er gedachten en vragen in, die zijn van alle tijden. Vraigen voor mij en ook voor u. Dat wat Victor van Vriesland wilde zeggen in zijn roman, zegt hij ons ook in zijn gedichten. Hij plaatst ons bij de volheid van het leven, toont ons do voorzitter van het Ned. PEN-centrum en vice- voorzitter van de Inter nationale PEN-club, het móet hier hoe uitgebreid en betekenisvol ook, bui- enorme grootheid van schijnbaar klei- ten beschouwing worden ne dingen, brengt ons met onze vra- aelaten gen soms een stuk °P weg' kelpt ons bijwijlen over eigen onvermogen heen m i I J Toen men Victor van Vriesland in om toch samen gelijkgestemde gevoe- Ujt Z6S laren strild werd het begin der dertiger jaren eens de lens vorm te geven en inspireert tel- vraag stelde, naar welk deel van zijn kens weer. In dit laatste ligt het ware oeuvre zijn voorliefde uitging, wilde kunstenaarschap, ligt het kunstenaars hij daar niet direct positief op ant- schap ook van Van Vriesland. roman geboren EEN ogenblik willen wij ons echter bezig houden met het proza en de poëzie, die Victor van Vriesland ons heeft geschonken. Werk, dat soms recht op de man afgaat en geen verdere problemen raakt, doch dat merendeels is doordrenkt van een tere melancho lie, grote liefde voor de mens, werk dat ons soms wellicht tegen onze zin met grote nadruk stelt tegenover de vraagstukken van het menselijk zijn; zijn heden, zijn verleden en zijn toe komst, die verhuld is in eeuwigheden. Werk, dat met een enkel woord, een simpele zin vaak, de lezer inspireert en diens gedachten soms tot bijkans bar stens toe weet te vullen. ffliiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiil ja ar. jg Dit kind stierf toen het jong was: zeven Het was zo vol vertrouwen in het leven Dat het zijn doodgaan niet begrepen heeft. Het was vertrouwd met zich en met de dieren: Den mensen onverschillig niet, maar vreemd. Toen het op zijn klein bed gestorven lag Waren zijn 'wangen bruin nog van de zon. VICTOR E. VAN VRIESLAND IllllllillllllllllllllillllinillinitilllllllllllllllMIBIIilillllllllHinilMlillllllllllllllllllllllimilHllllllllUlliailimillllllilllUMBtllfllHMiffiBlllllllfflllllllllllllllllHIllllHlillillliiBllllllll. toevoeging is min of meer een concessie aan de publieke smaak, die over het algemeen van het vaak weinig toegan kelijke werk van de abstracten mets moet hebben en geneigd is, de non- figuratieven af te doen met een sneer over „badkamer-tegelvloeren". Representatief is deze expositie dan ook slechts voor een zeer bepaald deel van de Belgische schilderkunst. We ont moeten er enkele figuren, die hier reeds eerder hun werk hebben getoond; de anderen zijn hier nog nooit eerder ge weest. Niveau heeft deze tentoonstel ling zeer bepaald wel. Wij voor ons vinden bijvoorbeeld alleen al het werk van Jan Brusselmans de moeite van een bezoek waard. Hij is de geestelijke va der van vele der hier vertegenwoordigde schilders en wordt ook als zoanig door hen erkend. Zijn werk maakt een wat geconstrueerde indruk, maar munt uit door een mooie kleur, een voortreffe lijke compositie en een grote zeggings kracht. Wie zijn winterlandschappen heeft gezien, vergeet ze nooit weer. Veel minder enthousiast zijn we over het surrealistische werk van Paul Del- vaux en René Magritte. Delvaux schept een onwezenlijke droomwereld, bevolkt met naakte of half-naakte menselijke figuren en als bewuste mensen hande lende skeletten. Zijn kleuren zijn vlak en vrijwel zonder plastiek. Het litteraire element, „het verhaaltje", is in zijn mo numentale doeken zeer belangrijk. Dit zal sommigen misschien aantrekken, ons vermag het niet te boeien. Hetzelfde geldt voor de intellectuele, wat macabe re humor van Magritte, welke is be lichaamd in knap en glad geschilderd werk, vaak zeer absurde situaties voor stellende. De sterk persoonlijke, met een fijne melancholie doortrokken schilderkunst van de jonge Leo van Roy spreekt ons eerlijk gezegd veel meer aan, evenals het kleurgevoelige werk van René Guiette, die een merkwaardige synthese van verschillende hedendaagse stromin gen vertegenwoordigt. AT nu de anderen betreft: hoev»ul bezwaar we ook hebben tegen de abstracte schilderkunst als zo danig, voor een doek als De Witte Stad van Anne Bonnet hebben we ons zonder meer gewonnen gegeven. Het is zeer mooi van kleur en compositie en over- J tuigend van peinture. Het werk van I Gaston Bertrand is voor ons gevoel te architectonisch, maar mooi van kleur. Een sterk nerveuse en gespannen indruk maakt het werk van Pierre Alechinsky met zijn pêle-mêle van korte rechte eni scherp gebogen en hoekige lijntjes. Eer der cubistisch dan abstract is het kleu rige werk van Jean Cobbaert. Het be rust in zeer sterke mate op het verloofl van horizontale en verticale lijnen. Het werk van Mare Mendelson heeftl ons niet veel gezegd de sterk litte-T raire titels dragen bovendien allerminst tot verheldering bij. In dit opzicht voe len we ons meer verwant aan de leider dezer groep Louis van Lint, wiens com posities inderdaad niet meer willen zeg gen dan ze doen. Antoine Mortier is in dit midden de zuiverste abstracte kunstenaar. Hij geelt volkomen vormloze kleurmassa's en be lichaamt voor ons gevoel het meest het gevaar van deze richting, zonder de kwaliteiten ervan er tegenover te stel len. Alles tezamen genomen zullen de lief hebbers in Amsterdam een expositie vinden, die hun weliswaar allerminst een algemeen overzicht biedt van wat er op het ogenblik in de Belgische schil derkunst te beleven valt, maar die hen in elk geval toch wel in contact brengt met een aantal talentvolle jongeren. We voelen er enigermate een overschatting van de betekenis van non-figuratieven en abstracten in, maar geven aan de andere kant gaarne toe, dat het gehalte der hier tentoongestelde werken waar lijk niet 7.0 is dat het een veroordeling zonder meer van deze stiomineen wet tigt. Van W. A

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 8