¥ees trouwe wachters vielen als offer van de tijd Stervend „Kuitje'' in herfstgetij Onder de van „displaced alle tijden persons'' TEN AFSCHEID De tehuizen voor onbehuisden Vergane glorie in Schermeer en aan de Zaan Kop van Noord-Holland krijgt er een klein poldertje bij Vlacaber bezit De wraak Menselijke trekvogels in de herfst van de samenleving Steeds meer onder slopershand Waar zandzuigers in het verleden wroeten Obstakels Altijd de meeuwen niet to erg op te pas komen), r het hens niet >en: „Kom jon- .n!" jstantie vat krijgt orraad om al deze hon- urende de lange goed te verzorgen ontzagwekkende terpenen, voeder- g, haring, kleine >er zij, ingeslagen, hiervan wordt in /ries bewaard. Om te noemen van de Artis worden ge- eleeuwen eten sa- i twintig kilogram hen krijgt boven- Den van vier kilo at pips uitziet, jzondere bekoring deze dagen. Hier ;tig zijn voorberei- er, maar voor het jin zich langzaam :slaap te dompelen /ezig naar de laat- [i staren, wachten lente, wanneer op zijn menselijkheid aten YERMANS, die la- p, dat naar Neder- 'epikt, had de kist vreselijk ding is Elke nacht, klokke ïen in de kist een ■en bonzen, alsof ;st tegen de wan- rneem ik een ang- de ziel van Krijn ot de jongste dag isterd blijft. Steeds ïvloek en dan rin- ïet zijn bloedgeld, t durven openen.," ;en reis vestigde Uitdam en zo- laat waren er e lieden, die plan- jich van de maca- Godefredus toebe- maken. duistere nacht, ln dat twee gestalten litdam slopen. Eén zware kist op de Srijn Corneliszoon. aam en hij hijgde ondersteunde hem eerden ze het gal de Adammerbrug zetten de mannen en ogenblik uit te e op het punt ston- te vervolgen, klon- twaalf slagen van nmiddellijk verhief ïen stem die riep: lijn geld en ge- 3ij zult sterven en de dag des oor- de twee mannen, verkeerden, zich ad geworgd. Hun i later onder de •nmer teruggevon- er zeker van, dat r de Adammerbrug staat namelijk wel stere plaats meer- en heksen is uit- leksensabbath, daar 1 en van het zout :n worden. Menig- i de Adammerbrug veelkeurige mon- gezien, en boven onkere water be- zich altcros vreem- lichtjes. Schipper moet zich hier dus huisvoelen. ds die dag is de merbrug een plaats, de eerzame lsmd- i beter niet kunnen n. Elke nacht om f uur verneemt een luid kloppen de brug. zijn Waterlanders, sweren. dat ook da schrvuiten. die een- de schat van schip- rijn wilden stelen, tdprn irht hun tem ffen. Ze zouden - bezield van een •ende spijt an" proheren te bewe- e schat op te vls- dit kan best '*iivipv 7iin. dekempenaab (Van een onzer redacteuren) ERGENS AAN EEN PLEIN, waarover rode en gele bladeren voortdwarrelen, staat een groot, oud huis in een vreemd stille, heristige Zondag middag, Het is een „tehuis voor onbehuisden". Geen contradicto in terminis deze naam, al schijnt dat zo; zelfs onder dit gastvrij dak blijven de men selijke trekvogels, die er in de voortdurende herfst van htm leven bij tijd en wijlen een toevlucht zoe ken, nog steeds onbehuisd. Zij zijn er welkom, de zwervers langs de zelfkant der samenleving, doch zij vinden ook hier geen rust. Het gebouw is hun meestal slechts een kooi, van waaruit zij weldra met de eeuwige onrust in het hart als vogels weer voortfladderen, naar andere steden en horizonten, of als de bladeren op het plein met de vlagen van de herfstwind onbestemd voortdwarrelen. Er wordt prachtig werk voor hen gedaan iftchcw-nüe. lieïaad u-cui Uo-êCatidl tandtehap DE MOLEN IS door de jaren heen het mooiste sierraad geweest van het Hollandse land. Vier wieken, een blauwe lucht met wat wolken décor. Hoe simpel Is toch vaak de schoonheid in de natuur... (Van een onzer redacteuren) ^LS DE KALENDER 21 September wijst, valt de herfst over het land. Het kan zijn dat de natuur enig respijt geeft en ons een paar fraaie na-zomerse dagen schenkt, maar dan is het onherroepelijk uit. Slierten mist en regenvlagen schieten over het veld als voorboden van het barre wintertij. Dagen achter een plenst de regen neer en stuwt de sloten boordevol. Storm achtige winden gieren aan uit het west. Het polderland ligt daar, triest, naargeestig en kil. Eens zijn het de molens geweest, die waakten over dit land. Die in de gure herfst, als de wolken flarden door de wind werden voortgejaagd, hun wieken uit sloegen in de grauwe lucht om het land, dat zij op het water verwonnen, te behoeden voor ondergang. Deze glorie van Hol land is reeds lang voorbij. Zo hier en daar mag nog een ver dwaalde wachter voor verval zijn behoed, typerend voor het Hollandse landschap, zoals aan het begin dezer eeuw, is de molen niet meer. CENS, HET IS jaren geleden, heb lk op zo'n stormachtige herfstdag in gezelschap van een Engelse vriend door de Schermeer gedwaald. Laag hing het ■wolkendek, dat steeds nieuwe buien aanvoerde uit het westen. Grauw was het landschap en grauw was de lucht. Hier en daar stond nog wat vee te kleumen in de drassige wei. De boeren hoeven lagen in de eenzaamheid ver stild, de bomen rondom, van hun laat ste bladertooi ontdaan, toonden zich naakt en kaal. Heel van verre aan de einder was het massief van de oude dorpskerk van Schermerhorn. Een land zonder enige bekoring, inderdaad. Het land, dat De Génestet voor zijn geest moet hebben gehad toen hij zijn on sterfelijke vers dichtte van mest en mist, van jicht en parapluies. Een land, waarvoor men zich in feite een tikje schamen moest. En toch zag ik op deze dag een van de schoonste dingen van mijn leven: rings-om de oude Schermeer een kring van molens, welhaast een vijftigtal, en zij alle zonder enig onderscheid sloegen hun wieken door de grauwe lucht. Fantastischer schouwspel heb ik waarschijnlijk nooit gezien. Er school iets spookachtigs in heel de entourage van een reeds vroeg invallende sche mer, van de angstaanjagende wolken en van al deze naakte armen, het lucht ruim klievend in gelijkmatige cadans. Beiden zijn we een wijle stil gewor den en w-e hebben maar naar die molens gezien, die onvermoeibaar het water wegsloegen uit het lage land. Dit is, zoals gezegd, reeds weer jaren geleên en nu is in dit opzicht althans de Schermer de Schermer niet meer. De evolutie der tijden heeft de polder ont luisterd en van haar schoonste tooi ontdaan. Het gros van de molens viel onder slopershanden en slechts een en kele staat er, van zijn wieken beroofd, als een armzalig overblijfsel uit ver vervlogen tijd. D1* BEELD UIT de Schermeer treft men, zij het in geringere mate, alom in de provincie aan. Ook elders zijn of fers gebracht aan de tijd. De gelederen van de molens zijn zo stil-aan aardig gedund. Hier was er een verkerende in verregaande staat van verval en hij werd gesloopt, daar weer sloeg de blik sem in en de vlammen verpulverden een trotse molen tot as. Zo ging de een na de ander en nieuwe molens werden niet meer gebouwd. Of er dan in het geheel geen molens meer zijn? Natuurlijk, men vindt ze nog her en der over de provincie verspreid. Rond Schagen zijn er nog, men vindt ze aan de Lage Hoek, de Berkmeer en Hens broek. Ook een deel van de beroemde Zes Wielen onder Alkmaar bleef nog intact. Al met al is het echter een po ver overschot, dat nog regelmatig slinkt. In Heemschut lezen we juist nog weer, dat ook de fraaie en van 1896 daterende molen bij Akersloot tot on dergang zal zijn gedoemd. Een Am sterdamse firma heeft de molen ge kocht en eerstdaags laat men de slo pershamers er op los. Hierbij zullen wij van de Zaan nog maar niet spre ken, want dat is een hoofdstuk apart. Verbeterd systeem DEEDS VEEL is er voor het behoud van onze Hollandse molen gedaan, doch al te vaak zonder succes. Als aan de ene kant de piëteit staat en de schoonheidszin en aan de andere kant het financieel belang, weet men wel naar welke zijde de balans overslaat. Men heeft naar allerlei wegen gezocht de molens méér aan het doel te la ten voldoen en wij noemen in dit ver band het z.g. Dekker- en Bilausysteem waarvan vooral het laatste niet tot de CR WAAIDE een windje langs 't Hollandse land, Bij 't uchtendse krieken; Een zwierige molen, die zwaaide parmant Z'n wieken. Die molen, die maalde maar lustigjes weg Het wassende water, De kikkers, die kwaakten, er roerde 'n eend Z n snater. 't Zonnetje zakte en zakte om straks In 't westen te zinken; Toen staakte de molen en stond Te blinken. °Ven De stormen, die kwamen met stuwend geweld Bij donkere nachte; De Hollandse molen, die hield als een held De wachte. Bij weer en bij wind bleef die molen ons trouw En werd ons dus heilig; We voelden, door vier van z'n armen bewaakt, Ons veilig. En toen kwam de sloper met sluipende tred En moest hij verdwijnen. Nooit zal meer de zon hem in 't Hollandse land Beschijnen. Hy ging naar z'n graf, door de mensen vermoord, ln eenzame stilte. Nu ligt er slechts leegte achter de dijk En kilte. resultaten heeft geleid, die men er wel van had verwacht. In het kader van deze herfstimpressie past het niet, hier op nader in te gaan. De molens verdwijnen meer en meer, dat is waar het om gaat. Er is niemand, die dit niet betreurt, doch desondanks is het een feit. Eens zal de tijd komen, waarin men nog slechts hier en daar een molen in stand houdt ter wille van het vreemdelingenverkeer. Als een curiositeit, meer niet. De molen heeft blijkbaar zijn rol uit gespeeld. De molen, die zo nauw met Holland is verwant. Die zelfs een niet onbelangrijke rol heeft gespeeld in on ze litteratuur en schilderkunst, die me nigmaal werd gekozen tot object van de film en die het in het lied van de straat tot een hoge mate van populari teit heeft gebracht. De molen, die leeft in het hart van ons volk, gaat ten on der en daarin schuilt onmiskenbaar een stukje tragiek. W7EER IS HET herfst. Reeds hebben wij met zijn nukken en grillen ruimschoots kennis gemaakt. De regen vlagen hebben weer het land gestriemd en zij hebben het peil in de poldersló ten doen stijgen, zodat de stoomgema len weer in werking zijn gesteld. Nóg de stoomgemalen, want deze raken ook reeds weer uit de tijd, omdat de elec- trische bemaling ze verdringt. Mogelijk komt eens de tijd, waarin de atoom kracht het water uit de polders zuigt we weten het niet. Maar wat we wel weten, is dit: dat het verdwijnen van de molens tot wee moed stemt en dat deze stemming zich aannast bij de herfst, die door het ver dwijnen van de molens een deel van zijn bekoring mist. 7IJ ZIJN DE „displaced persons" van alle tijden, van professie venter of marskramer, scharensliep of straat muzikant, of dikwijls simpelweg zwer ver. Het is meestal moeilijk te zeggen, wat hen op deze wonderlijke zijwegen heeft geleid. Er zijn onverstoorbaar blijmoedige bohémiens onder hen, die zingend komen en zingend gaan, ande ren zijn in zich zelf gekeerde zwijgers of het zijn mensen, die op boeiende wijze van verre reizen weten te verha len of van min of meer onwettige grap pen, die zü met argeloze, keurig in het dagelijks gareel lopende burgers heb ben uitgehaald. Men treft keurig ge kapte en geschoren verschijningen on der hen aan, maar ook kluizenaars- typen met lange manen en bijna barre voets. Misschien heeft er een voorval ln hi/a leven plaats gevonden, dat een buitenstaander van weinig gewicht schijnt, doch dat hun hele levensloop onherroepelijk heeft gewijzigd of zelfs vernietigd. Misschien is er iets gebeurd in hun leven, een in te grote drift of haast begane misstap, een onvergete lijke liefde, er zijn zo veel gewoon menselijke dingen, die de weg terug onmogelijk kunnen maken en het be ginnen van een nieuw leven een té zware taak. Zij zijn vaak mensen zon der hoop of dromen. Andere van deze onbehuisden heb ben wellicht een kronkel in hun psyche of hun karakter, waardoor zij in voort durende opstand zijn tegen de sleur en de tredmolen van het dagelijkse be staan en niet in staat zijn op een nor male manier een boterham te verdie nen. Zij dromen misschien van een groot en onverwacht geluk, dat zij in steeds verdere verten hopen te vinden. Er zijn in ons land vele tehuizen, waar deze ongebonden mensen hun eenzame nachten kunnen doorbrengen en die voornamelijk zijn bedoeld als tegenhanger tegenover het echte loge ment, waar vervuiling, oneerlijkheiden prostitutie hoogtij vieren. De één ver kiest het tehuis, de ander prefereert het logement, daar de gezonde helder heid en de frisse geur van het tehuis hem psychisch en lichamelijk benauwt. Tempora muianiur r\E EEUWIGE evolutie der sociale verhoudingen heeft ook tot gevolg, dat de vloed van de bovengenoemde zwerftypen begint af te nemen. Onbe huisden zullen er echter altijd zijn. Verschillende vroegere passantenhui- Een deel. dat wij zo graag behouden zen zijn dan ook omgeschakeld en zijn hadden gezien. 'of worden thans ingericht als gastvrije toevluchtsoorden voor velen, die om de één of andere reden het eigen of ouderlijk huis hebben (moeten) verla ten en a-sociale paden hebben betre den. Het zijn nu dikwijls minderjarigs jongens en meisjes, die van huis zijn weggelopen of verstoten, en nu, han gende een onderzoek naar de toestan den in het betrokken gezin, tijdelijk in het tehuis worden opgenomen. Of het zijn ongehuwde jonge moeders, die niet meer naar huis terug durven of letterlijk daar de deur zijn uitgesmeten. Eén van de voornaamste oorzaken van al deze ellende is wel het gezin zelf, het ouderlijk huis, waar voortdu rend moeilijkheden zijn tussen de va der en de moeder, door ontrouw, drank, financiële nood of wat niet al. Hiervan worden de kinderen steeds de dupe. Zij worden volkomen uit het lood geslagen, en raken door het ont breken van een evenwichtig ouderlijk gezag op dikwijls geheel verkeerde pa den. Daar komt nog bij, dat dergelijke slechte verhoudingen tussen de vader en de moeder vele kinderen een min derwaardigheidscomplex bezorgen, waar zij dikwijls hun hele leven me» zitten opgescheept. Regel in verwarring UR ZIJN talrijke tehuizen, die de tij delijke zorg voor deze of dergelijks ontwrichte of a-sociale figuren op zich nemen. Soms zijn het particuliere in stellingen, die worden gefinancierd uit de opbrengsten van collecten en door verpleegsubsidies van de diensten van Sociale Zaken, Maatschappelijk Hulp betoon, de Voogdijraad of voogdijver enigingen. Er wordt prachtig menslie vend werk gedaan in deze tehuizen. Zij, die daar hun zware opdracht uit voeren, trachten weer regel in de ver warring van al deze ontspoorde levens te brengen en gaan met veel liefde en geduld te werk. Zij trachten daarvoor in deze tehuizen zoveel mogelijk da sfeer van het normale gezinsleven ta scheppen. Zij vragen niet naar de re sultaten, doch werken slechts. Zij pogen i:i al die losgeslagen en verbitterde mensen het gedoofde vuur van ware liefde, vertrouwen en geloof in het leven weer aan te wakkeren en doen, alles, wat zij kunnen, om het geweten van hen, die van het rechte pad zijn af geweken, wakker te schudden en tot inkeer en verbetering te brengen. Zij maken zich geen illusies, deze sociale werkers en werksters, want het is nooit meteen te zeggen, welke typen hope- Iris zijn en welke nog tot oprechte staats- en wereldburgers met waf meer of minder verantwoordelijkheidsbesef zullen worden. Hun opvoeders zeggen slechts: „Wat van onze bemoeiingen bi# hen blijft hangen, is meegenomen". Van een onzer redacteuren) MACHTIGE ZANDZUIGERS hebben als hoekige reu zeninsecten hun stalen angel gestoken ln het weke lijf van moeder aarde en slurpen het vochtige zand uit het Wad. Een dikke ijzeren slagader voert het drabbig bloed, door de enorme centrifuge onttrokken aan het slib, naar de plaats waar hqt land groeit ten koste van de zee. Weinigen weten het, maar het is waar: de kop van Noord- Holland krijgt er een polder bij. Evenwijdig aan de Koegras-zeedijk, een halve kilometer Oostelijk in het wadgedeelte dat Balgzand heet, splijt de kruin van een dijk-in-wording de kabbelende golfjes van de binnenzee vanéén. Gestadig kruipt het zand Noordwaarts voort in de richting van de asfalt-harrière, die het nieuwe havencomplex van Den Helder omsluit. Nog luttele weken en de dijk zal dicht zijn. En daarmee behoort dan het „Kuitje" tot de verleden tijd. Het Kuitje, wonderlijke plek, waar land en zee eens vriendschap sloten, om beurtelings op het rhythme van eb en vloed te spelen met kwallen, zeesterren cn schelpdieren. Het Kuitje, domein van de Helderse jeugd, die al in de wieg de bekoring voelt van het zoute water. Zo ontmoeten verleden en toekomst elkaar op de grillige grens tussen zee en land. Waar lang geleden de mam- mouth met dreunende tred door het oerbos ging en de geweide edelherten elkaar de wijfjes betwistten, wordt van zand en asfalt, beton en staal een zand nieuwe oorlogshaven gemaakt. Daar liggen over een paar jaar de kruisers en onderzeebootjagers, fregatten en onderzeeboten ener verjongde Konink- NU DE DAGEN van het Kuitje zijn geteld, opent het nog éénmaal de schatkamer der historie. In het zand der eeuwen schuilen monumenten, niet zo belangrijk als een middeleeuws rid derslot, minder indrukwekkend dan een scheepswrak uit lang vervlogen i;jke Marine gemeerd aan immense tijden, maar toch niet alleen voor de historicus interessant. Tussen het steigers, in een geïsoleerd havencom plex. De oude Buitenhaven, nu nog zand, dat door de zware buizen wordt J, centrum van bedrijvigheid aan de opgeslobberd, bevinden zich allerlei j^ieuioediepse waterkant, raakt afge EENS WAREN de molens de roem en glorie van de Zaan en de geschiede nis van de Zaanse molens vormt een boekdeel apart. Er is een tijd ge weest, dat ze alom in dit industriegebied verrezen en bij honderden werden geteld. Nu zijn er nog slechts enkele over. Eén van de fraaiste is ongetwij feld „De Gekroonde Poelenburg" te Koog aan de Zaan, hier boven afge beeld. Deze molen is een van de drie paltroks (houtzaagmolens)die nog in ons land zijn. Een z.g. „paltrok" staat nog te Zaandam, namelijk „De Held Jozua", \/OOR V crfiiWL resten van geraamten en oeroude bruiksvoorwerpen. Een stuk gewei van een edelhert, brokken bot van een mam- mouth, stukken boomstam en vele an dere herinneringen aan de eeuwen, waarin uitgestrekte oerbossen de „La ge Landen aan de Zee" van thans be dekten. DE arbeiders zijn al die stukken en brokken maar hinderlij ke obstakels. Zij hebben maar liever dat alleen een smeuïg mengsel van zand en water de pompen van de zand zuiger passeert. Het betekent immers vertraging, wanneer het reuzeninsecl neigingen tot constipatie krijgt Maar toch zoveel belangstelling heb ben zij zelf óók gekregen voor de merkwaardige vondsten die zij soms doen worden de halfvergane botten, zwaar verroeste kogels en versteende boomstronken niet achteloos terzijde geworpen. Het „Zoölogisch Station" en het „Museum den Helder" .danken aan de havenwerken, al menige waardevolle aanwinst. daan. De Zuidelijke toegang is afge damd en de zeestromingen volgen een andere weg. De getijden doen het wa ter dalen en stijgen, maar dat is de ademhaling van een stervend dier. I IZIG REEDS kan de Oostenwind zijn, die de herfst vaagt over dat stervende dier. En triest hangen in de vroege morgen natte nevelsluiers over het grijs en het grauw van zand en zee. De meeuwen, altoos metgezel van de schepen en de vissers, wieken bo ven het water als gieren die zich nog niet wagen aan het aas. En zwarte kraaien cirkelen boven de bomen van het Paleis, onrustig door de bressen die de wind slaat in de groene muren van hun blarenhuis. Het is moeilijk te geloven in de len te, wanneer ge staat aan de haven in de herfst. Wanneer de wind guur de spot drijft met een stille mijmeraar en het zand striemend stuift over het ver dorde Kuitje. Maar achter die zware dijk, achter die donkere muur van zand en asfalt, wordt ook in de herfst gebouwd aan de toekomst van deze Marinestad. Speelse windvlagen en dartele zandkorrels kunnen dat niet te genhouden, en ge hoeft daar niet te staan, mijmerend op de plaats waar meer dan honderd jaar de stromen van eb en vloed passeerden op hun tijd. In het heden ligt het verleden, in het nu wat worden zal. Zo ligt in de herfst niet alleen de herinnering aan de zon en de zomer, maar ook de verwachting van een nieuwe lente met nieuwe mo gelijkheden. Laat het oude Nieuwediep maar sterven, het zal herrijzen in do lente, schoner en vitaler dan ooit te voren. Op het „Kuitje" worden de schatkameren der historie geopend. Deze mam- mouth-tand kwam bij de werkzaamheden bloot; indrukwekkende herinne ring aan ver vervlogen tijden, waarin voorhistorische dieren heer en meester waren in de oerbossen, die later door de zee werden verzwolgen. i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 11