OP DE GRENS TUSSEN HERFST EN WINTER
Toch goede momenten in
een grillig najaar
In het maanlicht stond een hert
Grote finale van de kleine dingen
Hef duinlandschap
is nu groots én
eenzaam
Het is zo maar bij ons opgekomen; een
IMMERS GRILLIGER dam ooit was
ditmaal de herfst en wat moet je in
dit land als de regen in dichte vlagen
over de polders slaot? Je crp de land
wegen nauwelijks op de been kunt
blijven omdat ze spiegelglad zijn van
de klei, die viel van detwagens die de
vrachten voerbieten van de bouw naar
het erf brachten? Wat anders dan
troosteloosheid, kilte en eenzaamheid
biedt zelfs Amsterdam als een schrale
wind over de grachten huivert, maan
en sterren schuil gaan achter een on
doordringbaar zwarte wolkenlucht en
de groenrode weerschijn van licht
reclames in de plassen crji de trottoirs,
die naargeestigheid alleen nog maar
sterker accentueert?
Dan kómt toch onweerstaanbaar die
neiging om weg te trekken naar zon
niger, vriendelijker en charmanter oor
den! En is het slechts het harde feit,
dat vacantiedagen en reispotje voor dit
jaar ai lang zijn opgebruikt, dat je
weerhoudt aan dit verlangen te' vol
doen en weg te vluchten, weg, weg
Ja, ik weet het. Op dit ogenblik
zoudt ge mij op de vingers willen tik
ken en verwijten, dat ik me enigszins
schuldig maak aan overdrijving. Ik wil
het toegeven, maar gelijkertijd consta
teren, dat het klimaat de laatste jaren
in ons land toch maar flink van streek
is en ons aller hoop na een kille zomer
mooi, rustig herfstweer te mogen be
leven, zo goed als teloor is gegaan.
Was September niet on één uitzonde
ring na de koudste maand van de laat
ste tweehonderd vijftig jaar? Sloegen
wind en regen niet ver voortijdig de
grote bladen van de kastanjelaar tegen
de natte straat?
Maar vooruit, geheel en al heeft de
herfst ons toch ook weer niet teleurge
steld. Een heel enkele dag of louter
een avond bleef de wind in zijn schuil
hoek, werden ons kilte en regen be
spaard en was daar de schoonheid van
het najaar in een weelde van wondere
kleuren en geuren als een onverwacht
en dankbaar aanvaard geschenk.
Avond in het park
JK DENK aian die Octoberavond in het
stadspark, toen de wereld zoals we
die dagelijks om ons heen weten, zo
als die ook van uur tot uur beslag op
ons denken legt, eindeloos ver weg
leek. We liepen er onder de beschut
tende overhuiving van het nog dichte,
hoge gebladerte van eiken en beuken.
Er was geen enkel storend geluid, al
leen het goede geritsel van gevallen,
dor blad onder onze voeten, het geplas
van wat ganzen bij de vijver en een
kort ks-ka-geruzie van een stel
kraaien, dat blijkbaar het goede
plaatsje op de slaiaptakken nog niet
had kunnen vinden.
Het milde licht uit het goedmoedige
maan-oog viel als een stille zegening
over het park en vloeide breeduit over
het nog frisgroene, glooiende grasveld
aan de overkant van de vijver. Plotse
ling tekende zich in die lichtbaan de
figuur af van een hert. Dikwijls geno
ten we al van deze dieren hier, vooral
als ze snel lopend en met sierlijke
zweefsprongen na een schrikmoment
uiteenstoven over het wijde veld. Maar
zoals dat hert daar nu stond in dit
licht, de smalle kop hoog en duidelijk
luisterend geheven, de oren gespitst,
doch onbeweeglijk op de ranke poten,
hadden we het nooit eerder gezien. In
eens zakte haar kop en verdween het
hert langs de grond snuivend weer in
het donker.
Momenten ajls deze zou men lang
willen vasthouden, omdat ze verwant
zijn aan een heel ver en goed ver
leden, toen er ergens op de aarde een
paradijs moet zijn geweest.
Tussen Bergen en Schoort
JK herinner mij ook een dag, dat, nog
kort geleden, toen de lucht eindelijk
blauw was geworden, de laatste geel
rode bloemen van de Oostindische keri
in de tuin kennelijk opfleurden en een
spreeuw in de doorzichtige ribes ge
dachten opriep aan de lente, door op
bijna weergaloze wijze een fluitende
merel na te bootsen. Het geluk was
met ons. We hadden enkele vrije uren
en trokken naar het ruige duingebied
tussen Bergen en Schoorl, waar we
wisten nog veel van de uitzonderlijke
schoonheid van een late herfstdag te
zullen vinden.
We gingen eerst door een stuk hoog-
opgaand bos, waar de grond was be
dekt met een tapijt van bruin, geel en
groen blad, waar je tot over je enkels
in wegzakt; waar de spatelvormige
bladeren van een strookje salomons
zegel tengevolge van voorbije nacht
vorsten slaip neerhingen als een reeks
vaantjes op een windloze morgen en
hier en daar oude braamstengels kar
mijnrood over groene moskussens
rankten.
Langs een gladgestoven zandhelling,
die gelig oplichtte achter de donkerder
tinten van het bos, bereikten we één
van de hoogste duintoppen van dit ge
bied. Het uitzicht vam hier crver het
naar alle kanten golvende duinland
schap met de grillig gevormde koppen,
het platgeslagen helm, bruine eiken
en berkenbosjes en een plukje hard
groen naaldhout, was zó wijd, zó gans
en al Holland, dat we het ondergingen
als een bevrijding en diep ademhaal-
Op de grens tussen de seizoenen ontmoet Koning Winter de tovenaar
Herfst. En dan kan het gebeuren, dat U dwalend door de.nevel, die de stilte
hoorbaar en de wereld klein maakt, tussen de takken van een gewone den
een wit berijpt spinneweb ziet oplichten. Straks zal het zwaar van glin
sterende waterdroppen naar de met bruine naalden bedekte grond zijgen
en vergaan tot stofStof waaruit over enkele maanden de sneeuwklokjes
weer zullen opbloeien. Zo wordt de grauwe gevangenis van menige zor
geloze zomervlieg een lichtend symbool van de lentedie tóch komt.
paar pagina's met geen ander nieuws dan
enkele gedachten over oud nieuws als de
herfst op de grens van de winter. Ge weet niet
en Ge kunt zelfs niet weten hoe goed het ons
doet, dat oude verhaal van een jaargetij weer
eens ter hand te nemen en het stil te herlezen;
ons, die ieder uur op het knooppunt van de ge
beurtenissen leven hier en ginds, van goed en
kwaad, lief en leed, geluk en ongeluk. Hoe bij
zonder weldadig het is, weet Ge niet, al dat
journalistieke nieuws van de tafel te schuiven
en eens het hele einde van een week te speuren
in een archief naar een oud verhaal, dat waard
is naverteld te worden; te kijken in een dieren
tuin, waar die vreemde mens in tegenwoordig
heid van het dier iets van een sinds lang verlo
ren rust kan terugvinden; of zo maar doelloos
ergens naar toe te gaan over de bruine blade
ren van een late herfstdag en onder de bomen,
die de gouden en gele last nog trots torsen tegen
een scherpe wind in en onder een koude zon.
Ge weet dat alles niet. Misschien zult Ge het
willen begrijpen, opdat deze regels en die hier-
'achter komen iets voor U gaan betekenen, zoals
ze voor ons iets te zeggen hebben.
Wij willen wel eerlijk bekennen, dat wij'daar
heel wat moeite mee hebben gehad. De mens
heeft altijd moeite het goede en verwarmende
te ontdekken, dat vlak voor zijn ogen ligt; hij is
eraan gewend overal iets achter te zoeken: ach
ter zijn persoonlijke probieem duizend andere
vragen; achter zijn zorg de zorgen van honderd
anderen. Wij zien dat duidelijker in de herfst.
Omdat wij dan ervaren, dat wij ergens afstand
van moeten doen. Van een warme zomer, van
een lieve ervaring, van rijpheid en kracht en
stralende werkelijkheid. En wij zijn ondankbaar
genoeg om niet te begrijpen, dat wij er voor in
de plaats krijgen de wijsheid van goud en bruin,
de stilte van een ochtend in de polder of een
namiddag in het duin en de eenzaamheid, die
alleen de wijze ten volle vermag te dragen.
Hoe vreemd is de rusteloosheid, die door de
grijze sluier van de mist tot rust wordt gemaand.
De luidste geluiden zijn dan stiller, de zon scha
tert niet meer, het gezang van vogels is ver
stomd en spelende kinde'ren aan het strand zijn
onwerkelijk-jonge figuurtjes in een stokoude
wereld. Wij willen dan wel eens barrevoets het
strand betreden om het koude zand te voelen,
terwijl de wind om onze oren huivert en de re
gen striemt. En wij ruiken het zout van de zee
en willen misschien in het water spelen met een
jonge zeehond, daar, een paar meter uit de kust.
Weet Ge, dat we dit soms moeten doen? Een
stap zetten in de richting van het ongerijmde,
het volkomen ongeciviliseerde, het belachelijke;
in de richting van wat helemaal niet ons dage
lijkse doen is, noch ons werk, om die dagelijkse
kleine dingen morgen en overmorgen meer lief
te hebben? Want de plicht moge schoon zijn,
er kan een uur komen waarop het schoner is
hem te verzaken, zoals men uit liefde een gelief
de eenmaal haten kan tot afscheidnemens toe.
Ge zult, wij verzekeren het U, deze dingen
nóóit beleven tussen de muren van Uw huis, in
een straat, in een stad. Daar is die vreemde
herfst alleen maar koud en donker; daar is nooit
de hemel zo zwart, de maan en de sterren nim
mer zo dichtbij. Daar spreken de bomen geen
taal en wordt Ge niet ineens getroffen door dat
ene blad, dat doelloos neerdwarrelt op een jas.
Nergens naar toe. Het is voorbij. Het is de grote
finale van de kleine dingen.
Weet Ge, dat Ge alles dieper zult bezitten,
indien Ge bereid zijt er afstand van te doen?
Weet Ge, dat niets het leven zo rijk maakt als
de gedachte, dat alles wat Ge bezit tussen de
vingers van Uw ene hand kan wegglijden, totdat
Ge berooid staat temidden van armlastigen?
Nooit zult Ge zo rijk zijn met liefde, als Ge geen
liefde kent; nooit zo gelukkig met muziek als
Ge geen oren meer hebt om te horen.
Ge beseft werkelijk eerst dan de waarde van
de dingen, indien Ge op een ogenblik in Uw
leven op het punt staat alle normen en alle
waarden te ontkennen. Dat is niet iedereen ge
geven, want tenslotte zijn de armen van geest
tot de zaligen geroepen. De anderen zullen er
voor moeten ploeteren.
Ge moet eens op de grens van herfst en win
ter de grote finale van de kleine dingen in U
willen voelen. Opdat de tijd niet onmerkbaar
aan ons voorbijgaat.
Opdat de dag een dag en een uur een uur is.
Opdat Ge in staat zijt de minuten te proeven en
de seconden van een kort geluk.
Opdat de spaarzame zon van een late October-
dag op het plein voor Uw huis, in Uw straat,
tussen het duin, in de polder en op de dijk een
gelukkige gave is.
Opdat het goud en bruin en geel méér worden
dan een kleffe hoop verdorde bladeren.
Opdat de vlucht van een verdwaalde meeuw
de opmaat is van nieuwe wijsheid.
In alle herfsten van alle jaren in alle landen.
Op de grens van de winter.
den om die rustgevende, haast grenze
loze ruimte als het ware in ons eigen
•ezen te doen overgaan.
Het lakte ons tot verder zwerven.
We liepen helling op en helling af,
door met kruipwilg begroeide valleien,
waar een konijn snel wegschoot voor
onze voeten; door vochtige duinpan
netjes, waar nog een enkel heidetakje
bloeide en bleekroze russula^s nog
kleur brachten in de vegetatie. Tegen
een hoge wal met wat lage dennen en
jonge berkjes vonden we tien gave
vliegenzwammen met de bekende ,.wit-
gepoederde" rode hoed. Van schrik
bleven we staan, door het lawaai van
drie pijlsnel boven ons hoofd weg
schietende en veel verder in een strook
naaldhout neerploffende duiven. En
steeds weer waren daar de felle na
jaarskleuren van het bos: wijnrood,
pastelgroen, diep tnpin en honinggeel.
Uren lang waren we hier zonder een
ander mens te ontmoeten. Zou dan
niemand tijd hebben of er toe komen
dit ook eens te ondergaan, vraag je je
d»n wel eens af
Zo was deze herfst óók en nog kun
nen de komende weken een goede
zwerftocht geven. Of ge gaat naar het
strand en kijkt er naar de zee en de
vogels, ge toeft in het rietland of
dwaalt door de bossen, het zal u wel
vallen. Doe het eens vóórdat de win
ter werkelijk komt. Het is een van de
weinige adviezen, die wij u zonder
aarzeling durven geven.
Een oude man veegt bladeten
bijeen... zo vergaart vader Tijd
dg voorbije jaren.
(Van een onzer redacteuren)
Ook wij hebben de laatste weken meermalen de neiging in ons voelen opkomen de reisias uit
de kast te grijpen, een kaartje te kopen voor een enkeie reis naar Aniibes, Majorca oi zelfs
om over de Blauwe Zee en Noord-Afrika s witte kusten te vliegen naar het zonnige Marokko, waar
we ons verlost zouden weten van doorlekkende regenjassen, natte sokken, akelig smakende hoest
poeders en de gepeperde nota's
van de kolenman We zouden in
Antibes op een terrasje knipogen
tegen hef zonlicht in een glas
witte wijn voor ons op het wankele,
verveloze tafeltje; op Marjorca.
dat heerlijke eiland in de Middel-
a §j land se zee, zwervend langs de
jf jioiïli. IV-eniten LU-E. p grillige rotskust genieten van de
H majestueuze vlucht van de vis-
1 arend en in Marrakech, het hart
van Marokko, zouden we in een
0/2- ïïlafolca te
iiimnnmiinniiiiininiinniiniiiiniiinniifflmiiiiiinimiiiiiiiifflinniiiimiia
van die smalle tegen de hitte van de zon overdekte straatjes een winkeltje binnengaan om een
halssnoer te kopen van diepzwart en knalrood glanzende paradijsbonen. Een snoer, dat volgens de
Oostatrikaanse negers de draagster ervan geluk zal brengen.