PARIJS Twee boeken van de zee ENIGE NOTITIES BIJ EEN SPORT BOEK POESPAS DE WIJSHEID IN DE KAN Olympisch Logboek 1952 van Klaas Peereboom Het wezen van het heelal BOEKENNUMMER ZATERDAG 22 NOVEMBER Twee plezierige gidsen Maar niei in Jan Brusse Zweed Ringstëd deed beter boekje over Londen open EL DORADO Scheepsverklaringen ,,Roes Anthony van Kampen schreef een bijzondere roman Nederlandse kapiteins grepen naar de pen Van Kampens „Roes Eminenie reportage Met fiets en tent naar de Oriënt AARDE EN WERELD IN RUIMTE EN TI]D Nieuwe Carmiggelt goed geïllustreerd UET IS BEKEND, dat over Amster dam door de eeuwen heen talloze geschriften en zelfs loodzware, vele delen tellende publicaties zijn versche nen. Dat kan hoe zou het anders? maar dan in een vele malen over treffende trap gezegd worden van Pa rijs, het zo oeroude en eeuwig jeug dige hart van Europa. In hoevele ro mans, korte verhalen en treffende ge dichten wordt niet een of ander ge beuren beschreven, dat zich afspeelt in de grote stad aan de Seine? Met al die drukwerken en fotoboeken zou men waarschijnlijk zeker de planken in talloze zalen van een gebouw van grote omvang kunnen vullen. QPNIEUW liggen op ons bureau twee Nederlandse uitgaven, die als zo vele anderen de aandacht op de stad van Balzac, Victor Hugo, Colette, de Eiffeltoren en de in het floodlight zo indrukwekkende Arc de Triomphe willen vestigen. Het eerste boekje getiteld „Pari?' en verschenen als (handig) deeltje in de beeld-encyclopedie, is een uitgave vam Arti te Alkmaar. Het be vat een beknopte viertallige inleiding, een kaartje met de grote boulevards, nog een met de lijnen van de onder grondse en ten slotte een kaartje met de grote autobuslijnen. Het voornaam ste van dit boekje zijn wel de tachtig mooie foto's van Parijs. Een echt kijk- boekje dus, waarmee ge al bladerend zult genieten van de gezellige drukte op het bekende pleintje van Mont- martre: Place du Tertre; zo'n oer- knusse krantenkiosk, zoals ze bij vele tientallen langs de boulevards zijn te vinden; de deur, die toegang geeft tot dat monsterachtige knekelhuis der Catacomben en het fleurige park van het Luxembourg, waaraan een ieder, die eens in Parijs was wel heel pret tige herinneringen zal bewaren. Zó zouden we kunnen doorgaan. Goed gezien van de samenstellers van dit zakboekje is de tabel, waarmee men kan uitvinden bij welke halte van de ondergrondse men moet uitstappen om te komen op een aardig plekje of een interessant gebouw, dat men wil gaan zien. We zagen het in Alkmaar uitge geven boekje deze zomer al in de boek winkels van Parijs zelf, hetgeen be wijst, dat het goed is. „Parijs" is, wij kunnen het met een gerust hart ver klaren, onder de vele handboekjes over de Lichtstad zeker niet het minste. Integendeel! QNLANGS verscheen bij de N.V. Uit geverij De Kern" te Amsterdam een door Corn. Borstlap samengestelde „Wandelgids door Parijs". De grootste plaats is in deze gids ingeruimd voor de tekst, waarin de schrijver ons mee neemt op een aantal wandelingen door de stad, waardoor het niet zal gebeu ren, dat men, weer de trein naar Hol land nemend, het „risico" zou lopen, lets in het algemeen belangwekkende van de stad niet te hebben gezien. Hoewel óns zo'n schematisch bezoek aan welke stad dan ook in het geheel niet ligt, kan deze gids degene, die voor de eerste maal Parijs bezoekt, goede diensten bewijzen. Het vertelt ook iets over de maaltijden, die men er kan bestellen, geeft adressen van schouwburgen en cabarets en een on getwijfeld handige lijst van hotels, die aan te bevelen en toch niet al te duur voor de Hollandse gast zijn. Zeventien grote foto's van stad en omgeving zijn in de gids opgenomen. W. K. UET GEVAAK is niet gering, dat Jan Brusse zich door zijn onmiskenbaar succes via radio en korte schets over het paard getild gaat voelen. Frankrijk is een land, waarover iedereen, die daarvoor over de gave beschikt, einde loos kan schrijven. Frankrijk is geen land, dat men steeds en bijna tot verve lens toe kan romantiseren. Daarvoor is Frankrijk te goed en daarvoor is het Franse volk te groot. Indien wij de causerieën in woord en geschrift van Jan Brusse uit deze ge dachte benaderen, dan kan er een ogen blik zijn, dat wij wel eens wat kregel worden. Jan Brusse is eigenlijk altijd dezelfde. Hij gaat nooit diep op de za ken in, hij kabbelt rustig aan de op pervlakte voort en weet bij intuïtie de trieste en vrolijke kant van het leven zo af te wisselen, dat zij bij eerste ho ren of bij eerste lezen nog waar schijnt te zijn ook, of hij nu schrijft over Parijs of over de wijn in zijn boekje „De wijsheid in de kan", dat bij Ad Donker in Rotterdam is uitgekomen. Een indringende, scherpe beschou wing over Frankrijk en de Franse geest, hebben wij nooit bij deze auteur kunnen ontdekken. Het is allemaal zo „pour épater le bourgois" en misschien is het Jan Brusse daarom ook wel be gonnen, want wat hij wel zal bereiken is: de luistëraar en de lezer iets te ge ve i van zijn liefde voor Frankrijk, die dan misschien niet zo diepgaand is, maar wel hevig. Tegenover Jan Brusse's „Paris vous parle" gaf dezelfde uitgever een boekje over Londen uit, dat is geschre ven door de Zweed Ringsted en dat door Greta Baars—Jelgersma in het Nederlands is vertaald onder de titel „Een tuin in Londen". Wij geloven, dat Ringsted* dat vreemde Engeland beter heeft benaderd dan Jan Brusse het nabije Parijs. Beiden hebben zij hoe dan ook dit succes, dat zij ons, waar wij in Nederland mogen zijn, op ieder moment, dat wij zulks wensen, meevoe ren naar een vreemde stad, waar wij aan hun hand worden rondgeleid. H. M. K. VAN DE lotgevallen van een Neder lander in Zuid-Amerika, die Jan G. Toonder in zijn boek El Dorado naar mij voorkomt wel wat overdreven heeft beschreven, kwam bij de De Be zige Bij in Amsterdam de tweede druk uit. WAARIN SCHUILT VOOR ONS Noordhollanders, die achter duinenrij of Hondsbosse, aan de voet van de oude Zuiderzeedijk of aan de boorden van het Noordzeekanaal als landrotten het leven van alledag leven, de aantrekkelijkheid, de bekoring van de zee? Wat doet ons met bijna tedere blik naar de schepen turen, die hun sierlijke boeg naar de verre einder richten, waarom spreekt een schipbreuk in stormnacht veel meer tot onze verbeelding dan een ongeluk op de weg, waaruit spruit de voorliefde voor zwerftochten langs de vloedlijn, het oog gericht op dat wat de zee op het strand wierp en de gedachten verwijlend op de wijde vlakte? Is het de stem van ons voorgeslacht, is het de onmiddellijke nabijheid van strand en zee, de pieren van IJmuiden, de haven van Nieuwediep, die ons steeds en bij herhaling confronteren met het object onzer liefde, is het de drang naar avontuur, naar het onbekende, het terra incognita, dat ergens achter de horizon moet liggen, of is het antwoord wellicht te vinden in de uit spraak van Baudelaire: „Vrij man, gij zult altijd de zee liefhebben. De zee is uw spiegel, gij beschouwt uw ziel in het eindeloze voortrollen van haar baren en uw geest is een niet minder bittere diepte"? Hoe het zij, de liefde voor de zee is met een kleine variant op Vondel de bewoners van deze streek aangeboren. Zelfs als zij hun daktaak vinden op de vette klei, de rulle geestgrond of in de enge beslotenheid van kantoor,, winkel of fabriek. Onder hen vinden wij de grote groep,, die na het volbrachte werk vlucht in het boek van de zee en daar in bevrediging zoekt voor haar heimelijke verlangens, die ergens op de lange deining van de Atlantische Oceaan dobberen. W/IJ HEBBEN het riet te onderschat- ten voorrecht in Nederland een uit geverij te bezitten, die' zich bij uitstek heeft gespecialiseerd in de uitgave van het boek van de zee. De uitgeverij v/h C. de Boer Jr. te Amsterdam voorziet met haar „Bibliotheek der zeven zeeën" in de bestaande behoefte naar boeken over het leven, het werken en de avon turen van hen, die de zeeën en oceanen bevaren. Aan twee aanwinsten van deze voortreffelijke reeks willen wij thans aandacht schenken. In een boekomslag van Maarten Langbroek, die ook de illustraties ver zorgde, steekt „Scheepsverklaring", een titel, die de argeloze in de waan brengt, met een zeevaartkundig werk te doen te hebben. Artikel 353 van het wetboek van Koophandel vermeldt, dat na aankomst in een haven de kapitein een scheepsverklaring kan doen opma ken omtrent de voorvallen der reis. Het zijn deze voorvallen, door de 'ver zamelaar en bewerker, Anthony van Kampen „een verzameling merkwaar dige en kritieke ervaringen beleefd en opgeschreven door Nederlandse kapi teins" genoemd, welke de inhoud van dit boek vormen. Achter deze sobere titel verschuilt zich een serie niet min der sobere verhalen. Verwacht in „Scheepsverklaring" geen virtuoze woordkunst, geen stylistische wonde ren of literatuur met een grote L. Zij, die hiernaar zoeken, kunnen hun speur dersneus beter op een ander spoor leg gen. De verteltrant van de Nederlandse kapiteins, die aan dit boek medewerk ten, getuigt van een strenge eenvoud. Anthony van Kampen schreef hierover in zijn voorwoord: „Wij hebben ge tracht de kapiteins zoveel mogelijk zelf aan het woord te laten en aan hun taal zo weinig mogelijk te veranderen. Wij meenden ook niet het recht daartoe te hebben; omdat haast niets zozeer de mens is als de taal die hij gebruikt". Dat dit is geschied, is wel gedaan, want het is o.i. juist de eenvoudige onopge smukte taal, die dit boek zijn indrin gende kracht verleent. Deze gezagvoer ders hebben geen beeldspraak nodig om iets te vertellen. Dat wat zij heb ben beleefd, vergt geen hoogdravende beschrijving. Het spreekt voor zichzelf. Tussen het boeiende verslag van een storm door kapitein M. Toonder Sr. en het laatste hoofdstuk „Angst" van C. v.d. Blink, ligt een aantal beschrijvin gen, welke tezamen een staalkaart vormen van wat Nederlandse zeelieden in oorlogs- en vredestijd beleefden en presteerden. Want naast het genot dat dit boek de lezer schenkt, kweekt het een diepe eerbied voor de Neder landse zeelui. Dit is niet de geringste verdienste van het werk. ANTHONY VAN KAMPEN verdichtsel en waarheid De verzamelde avonturen zijn van een grote verscheidenheid. Kapitein Toonder verhaalt van een storm, met. Moerman beleven wij de tocht van de sleepboten „Willem Barendsz." en „Vlaanderen" met een drijvende bok naar Sabang, met E. van Os varen wij in konvooi door zeeën waar U-boten dag en nacht qp de loer liggen. De Graaff beschrijft een taifoen in de Oost-Azia tische wateren, Dik vertelt hoe het s.s. Dubhe op een ijsberg liep en gezag voerder Goos dook in het verleden en diepte uit zijn herinnering het avon tuur, toen hij de bemanning van het vliegtuig „American Girl" redde. Deze opsomming is slechts een greep uit de hoofdstukken, die verschillende facet ten van het afwisselende zeemans leven belichten. Dat bij zovele mede werkers niet alle verhalen eenzelfde hoogte konden bereiken, is verklaar baar. Dit neemt echter niet weg, dat wij de verschijning van „Scheepsver klaring" met vreugde begroeten en het uitstekende boek in vele, zeer vele han den wensen. [)E JONGSTE AANWINST van de „Bibliotheek der Zeven Zeeën" is de nieuwe roman van Anthony van Kam pen „Roes". Het is zojuist verschenen, de drukinkt is als het ware nog nat. Roes" is een bijzonder boek met een eigen cachet, doortrokken van een aparte mysterieuze sfeer. Van Kampen gaf zijn fantasie de vrije teugel. Dit stelde hem jn staat nuchtere werkelijk heid te verweven met een oude legende over een zeemeermin. Het resultaat was een hoogst interessante roman, die mij van mijn nacntrust heeft beroofd, omdat ik haar in één ruk uitlas. „Roes" verhaalt van de driehoeks verhouding tussen de kapitein Mark van Roon, zijn vrouw Elsie en Fiona, het „gezicht", de beeldschone vrou v, de zeemeermin Mark van Ro n ontdekt in een sampan in een Siamese haven een „gezicht". Het is het gelaat van een vrouw. „Het was niet alleen mooi, het was prachtig en het was lief lijk, maar lieflijk op een heel speciale manier. Het wa? eigenlijk iets wat niet bestaanbaar is in de wereld, zo onwe zenlijk, zo ontroerend. Haast niet menselijk. Ik geloof, dat je wel over zoiets dromen mag, maar in het leven kom je dat soort gezichten nooit tegen", aldus vertelt de tanker-kapitein aan zijn vriend. Dit gezicht vervolgt Van Roon. Op de tanker „Tidore", die in konvooi als een onderdeel van een „spookvl-oot over de Atlantic schuift", verschijnt het aan de tweede stuurman Neil McKay, een bijzondere kerel, die een tijdlang op de Hebriden verbleef. Van Roon huwt, maar het „gezicht" blijft hem achtervolgen. Het duikt weer op als hij in het water bij de Hondsbosse zeewering tuurt. Van Roon tracht er aan te ontkomen, zijn vriend beschouwt het als een gevolg van een shock, maar de kapitein weet wel beter. Tijdens een vacantie op Ameland ver laat hij zijn vrouw. Hij vertrekt naar een badplaats, waar hij „haar" in levende lijve vindt. Zij luistert naar de naam Fiona. Van Roons vrouw Elsie, vecht voor haar geluk. In samenwer king met Marks vriend probeert zij haar echtgenoot te heroveren, doch de ban is te hecht, de aartrekkingskracht van de goudblonde Fiona te groot. Als de vriend van Van Roon op Har- ris, een van de Outer Hebrides, nog doordrenkt van traditie en clan-his- tory, zijn vacantie doorbrengt, hoort uit de mond van de oude Ben MacKenzie hoe deze in zijn jonge jaren bij MacKinnon's Cave aanschouwde, dat een zekere McKay een zeemeermin met goudblond haar roofde. Een jaar later trekken ook Van Roon en Fiona naar de Hebriden, gevolgd door Elsie en Marks vriend. WE KONDEN HET niet laten.er moest en zou in dit boekennummer ook een echt krantenplaatje. Omdat enerzijds onze redacteuren en medewerkers op deze pagina's hier en daar nogal stevige critiek hebben uitgeoefend, wij anderzijds echter moeilijk onszelf in de krant konden zetten, geven wij u hier een plaatje uit de oude doos. Het werd gedurende de eerste wereldoorlog on een red actiebureau in Amsterdam gemaakt; staande ziet u de bekende dichter-prozaïst-criticus J. Greshoff, zittend de componist-musicoloog-critlcus Matthijs Vermeulen. Zij zien hoe Fiona en Mark iedere avond bij McKinnon's Cave gaan ba den, juist op de plaats, waar Ben MacKenzie het avontuur van zijn le ven beleefde. Als op een avond storm weer dreigt, voelt Elsie, dat haar ogenblik is gekomen. Met Marks vriend begeeft zij zich naar McKinnon's Cave. Zij treffen het tweetal. Elsie gelooft, dat iedere legende een kern van waar heid heeft. Zij weet, dat een zeemeer: min slechts de vrijheid geniet als zij in het bezit is van haar sluier. Uit een oude portefeuille, die aan stuurman Neil McKay heeft toebehoord, neemt zij een groen kapje en werpt het op een klip. Fiona zwemt er naar toe. Op het ogen blik waarop zij de klip bereikt, ont trekt een tepletter lopende golf baar aan het gezicht. Even later duikt Fiona op. Zij zwemt in de richting van de zee en verdwijnt in de golven. Is zij verdronken, of was het toch een zee meermin, die eens door Neil McKay was geroofd en nu de vrijheid her kreeg? De beslissing laat Anthony van Kampen aan zijn lezers over. Hij be paalt zich ertoe te vertellen, dat Mark van Roon dreigt te verdrinken, doch door zijn vrouw wordt gered. Mark is teruggekeerd tot het echtelijk geluk. het is een boek met thema. Van Kampen schreef" het met grote vaardigheid in de van hem bekende levendige stijl. Ziin figuren, hoe onwaarschijnlijk een enkele ook mag zijn, krijgen gestalte en ongemerkt komt de lezer in de ban van deze boeiende mengeling van Wahrheit und Dichtung. Onze oud-col lega is m.i. op zijn best in de milieu schildering van de barre Hebriden en in het verhaal van Ben MacKenzie in de oude inn „Dead Man's Hole". Voor waar een roman, die het lezen waard is. Doeve tekende voor dit keurig uit gevoerde boek een suggestieve stof omslag. W. M. Zoals gezegd, een bijzonder De beroemde Finse lange-afstandloper Paavo Nurml ontstak het Olympisch vuur in Helsinki's stadion. Voor de vijftiende maal namen de Olympische Spelen een aanvang. nE GROTE PLAATS, WELKE DE SPORT heden ten dage in het maatschappe- lijk leven inneemt, heeft weerklank gevonden in de etalages van de boek handel. In toenemende mate treft men tussen de uitgestalde romans, weten schappelijke werken, dichtbundels en' essays ook het bock, gewijd aan de sport. Bepaalde de sportlectuur zich vóór de oorlog tot het genre „Hoe leer ik knik keren" en waren de sportboeken van grotere importantie op de vingers van één hand te tellen, toen het krijgsrumoer verstomde en de bedrijvigheid op de verlaten sportvelden weerkeerde, zetten vele Nederlandse sportjournalisten zich achter de schrijfmachine om werk te leveren, dat een langer leven was beschoren dan de reportages en artikelen, welke de sportpagina's van de dagbladen vullen. W/IJ WILLEN in de beperkte ruimte, welke cms in dit boekennummer is toegemeten niet uitweiden over de vraag, of alles wat onder het mom van sportliteratuur van de pers komt, vol doende niveau heeft om dit praedicaat met ere te dragen. Nog te veel beper ken de sportschrijvers zich o.i. tot wat wij zouden willen aanduiden ais de „technische vakliteratuur" en de repor tage. Wij voor ons wachten nog steeds op de evenknie van Joris van den Berghs „Temidden der kampioenen", het boek, waarin niet de prestatie, de overwinning en het record op het eer ste plan staan, maar de achtergrond, de omstandigheden waaronder de ath- leet tot zijn verrichting kwam en in het bijzonder de psychologische facto ren, welke in de wedstrijdsport zulk een uiterst belangrijke rol vervullen. In hoopvolle afwachting van de ver heffing van het sportboek tot een ho ger peil hebben wij ons verdiept in het fraai uitgevoerde „Olympisch Logboek 1952" van Klaas Peereboom. De goede ontvangst van zijn logboek over de Spelen te Londen in 1948 hebben Pee reboom doen besluiten ook gedurende het Olympisch festijn in Helsinki zijn nachtrust op te offeren om te werken aan een nieuwe reportage. Het resul taat ligt thans voor ons en aanstonds dient vermeld, dat hij zijn tijd uitste kend heeft besteed. Peereboom, die als hoofdredacteur van de radio-groep naar de Finse hoofdstad toog, had het tij tegen. De verrichtingen van de Ne derlandse deelnemers (sters) bleven beneden de verwachtingen. Het goud van Londen verbleekte tot zilver. Hel sinki bood evenwel kopij van andere aard. De bekende Nederlandse sport journalist aanschouwde de imponeren de zegetocht van Zatopek, hij was ge tuige van de martelgang van Fanny BlankersKoen, de verrassende neder laag van Geertje Wielema, het onver wachte succes van Puck Brouwer en de titanenkamp, welke het Neder landse waterpolozevental tegen sterke tegenstanders en.... het FINA-bestuur moest strijden. Hij verhaalt hiervan met de vakkennis van de ervaren journalist; in vlotte stijl, hier en daar critisch, gekruid met humor, soms overgoten met een lichte spot, maar bovenal boeiend. Onze bezwaren tegen zijn logboek zijn van ondergeschikte aard. Het karakter van een daigboek maakt het noodzakelijk de verrichtin gen van een bepaalde athleet met een hink-stap-sprong te volgen. Dit schaadt het overzicht. Daarbij beschouwde Peereboom o.i. de Spelen teveel door een Nederlandse bril. Dat hij niet bij alle onderdelen aanwezig kon zijn en sommige passages uit het boek daar door het kenmerk van „horen zeggen" dragpn, duiden wij de schrijver niet euvel. Nogmaals, deze opmerkingen doen niets af aan de waarde van de eminente reportage. Een keur van fraaie foto's en talrijke tekeningen van Uschi completeren het logboek, dat wij van harte veel succes toewensen. Tot 1956, Peereboom. OLYMPISCH ALBUM 1952 De N.V. Van den Bergh en Jurgens nodigt de jeugd uit plaatjes te verza melen voor het Olympisch alburn 1952. In totaal kunnen tachtig aictiefoto's verzameld worden, welke ingeplakt de passende illustratie vormen van de lezenswaardige artikelen welke elf Nederlandse sportjournalisten van naam over de Spelen in Helsinki schre ven. De „opstelling" van het elftal vermeldt de namen van Aad van Leeuwen, Jan Koome, Jan Liber, Bob Spaak, Leo Pagano, J. Hoven, Martin W. Duyzings, Cor Braasem, Jac. F. Stap, Leo Staal en Kate de Ridder. De president van het Fins Olympisch Comité, Erik von Frenkell, schreef een voorwoord voor het fraaie album, dat door de jeugd van harte zal worden begeerd. \y M „MET FIETS en tent naar de Oriënt", een lijvig boekwerk van de hand van G. Monnink en verschenen bij de uit geversmij Holland, is het reisverhaal van twee jonge mannen, die op de in de titel genoemde wijze een trektocht maken dwars door Europa naar de landen aan de oostelijke kusten van de Middellandse Zee, in het bijzonder Pa lestina. Het is een aantrekkelijk reis verhaal geworden, vol vreemde beleve nissen en ontmoetingen, doch zonder veel diepgang. Helaas dateert de fiets tocht van kort vóór de jongste wereld oorlog, en veel van wat er in dit boek wordt verteld, is thans ongetwijfeld niet meer in overeenstemming met de werkelijkheid, hetgeen vooral geldt voor Israël en de nu achter het IJzeren Gordijn liggende Balkanlanden. DE LAATSTE JAREN is in brede lagen van de massa een toenemende belangstelling voor de cosmologie merkbaar. Vragen over de bewoon baarheid van andere planeten, over het ontstaan van het heelal, over de moge lijkheid van reizen naar de maan en over de oorsprong en ontwikkeling van de sterren behoren niet uitsluitend meer tot de interesse-sfeer van de we tenschap. Ook de leek heeft middels radio en populair-wetenschappelijke lectuur een inzicht gekregen in, dan wel belangstelling gekregen voor wat Fred Hoyle tot titel van zijn boek koos: „Het wezen van het heelal". Hoyle, door prof. Max Bense als een van de meest vooraanstaande onderzoekers op het gebied der astrophysica betiteld, heeft ons met de bundeling van zijn voor de BBC gehouden radiovoordrach ten een grote dienst bewezen. In een ook voor de oningewijde begrijpelijke taal geeft hij een uitnemend overzicht van de nieuwe ideeën, welke in da laatste tien jaren op het gebied van de cosmologie zijn ontwikkeld. Zijn boek, dat door 1. Carvalho met medewerking van R. de Jong Belinfante werd ver taald en door L. J. Veen's Uitgevers maatschappij te Amsterdam werd uit gegeven, geeft de lezer antwoord op vele vragen, werpt talrijke verankerde meningen radicaal omver en openbaart ons voor alles de pracht van het uni versum. Daarnaast geeft de schrijver een boeiende explicatie van zijn theo rie over de wereldruimte. BIJ EM. QUERIDO'S uitgeversmij verscheen de zesde druk van het veel geprezen werk „Aarde en wereld in ruimte en tijd" van prof. mr dr G. van den Bergh. Een boek over sterrenkun de, waarin de materie op zo oorspron kelijke wijze wordt behandeld, dat het vaak boeiend is als een roman en waar schijnlijk in het bijzonder bij jonge mensen in de smaak zal vallen. Deze nieuwe druk is o.m. aangevuld met een uiteenzetting over de beginselen van de radar-astronomie en een beschrij ving van de opbouw van zware elemen ten, o.a. uranium (atoombom) in ver band met het uitdijend heelal. Als voorbeeld van de originele behandeling van de stof: men verneemt onder meer de wonderlijke belevenissen van een reiziger, die zich met een snelheid, ge lijk aan die van de aswenteling van de aarde, met een vliegtuig naar het Oosten, onderscheidenlijk naar het Westen. MET VREUGDE geven Wij ken- nis van de geboorte van „Poes pas", een bundel schetsen van Simon Carmiggelt Arbeiderspers Amsterdam) en zeer humoristisch geïllustreerd door Bertram. Wie Carmiggelt kent, hetzij als „Kronkel", hetzij als de schrijver van „Allemaal Onzin" en „100 dwaasheden", zal aan een simpele aankondiging van het verschijnen van Poespasvoldoende hebben om het boek aanstonds te bestel len. De kunst van Carm-iggelt om ogenschijnlijke niemendalletjes tot kostelijke belevenissen te her scheppen is Kunst met een echte K. De reacties der lezer op de on verwachte zinswendingen en ko mische vergelijkingen in deze ver haaltjes over katten en kinderen en honden en grote mensen va riëren van een zwak glimlachje tot een plotseling brullen van de lach, waarvan men echter nooit goed het waarom beseft. Dat is Carmiggelt's geheim. Hij bezit blijkbaar een sleuteltje dat de roestigste sloten in het menselijk voelen opendraait en de bevrijden de lach te voorschijn tovert, omdat dat hele zwaarwichtige leven dan toch maar in een grappig schetsje te vangen is en dus niet zo slecht kan zijn als het zich wel eens voor doet. Wij zullen de verleiding, V en kele voorbeelden te geven, weer staan en U slechts toewensen, evenveel pret te hebben als Uw recensent, die zich op die regen achtige Zondagmorgen de lach- tranen heeft weggepinkt om bij voorbeeld de laatste zin op blz. 95.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 12