PARIJS
Twee boeken van de zee
ENIGE NOTITIES BIJ EEN SPORT BOEK
POESPAS
DE WIJSHEID IN
DE KAN
Olympisch Logboek 1952 van Klaas Peereboom
Het wezen van
het heelal
BOEKENNUMMER
ZATERDAG 22 NOVEMBER
Twee plezierige gidsen
Maar niei in Jan Brusse
Zweed Ringstëd deed beter
boekje over Londen open
EL DORADO
Scheepsverklaringen ,,Roes
Anthony van Kampen schreef een
bijzondere roman
Nederlandse kapiteins
grepen naar de pen
Van Kampens „Roes
Eminenie reportage
Met fiets en tent naar
de Oriënt
AARDE EN WERELD IN
RUIMTE EN TI]D
Nieuwe Carmiggelt
goed geïllustreerd
UET IS BEKEND, dat over Amster
dam door de eeuwen heen talloze
geschriften en zelfs loodzware, vele
delen tellende publicaties zijn versche
nen. Dat kan hoe zou het anders?
maar dan in een vele malen over
treffende trap gezegd worden van Pa
rijs, het zo oeroude en eeuwig jeug
dige hart van Europa. In hoevele ro
mans, korte verhalen en treffende ge
dichten wordt niet een of ander ge
beuren beschreven, dat zich afspeelt
in de grote stad aan de Seine? Met al
die drukwerken en fotoboeken zou
men waarschijnlijk zeker de planken
in talloze zalen van een gebouw van
grote omvang kunnen vullen.
QPNIEUW liggen op ons bureau twee
Nederlandse uitgaven, die als zo
vele anderen de aandacht op de stad
van Balzac, Victor Hugo, Colette, de
Eiffeltoren en de in het floodlight zo
indrukwekkende Arc de Triomphe willen
vestigen. Het eerste boekje getiteld
„Pari?' en verschenen als (handig)
deeltje in de beeld-encyclopedie, is een
uitgave vam Arti te Alkmaar. Het be
vat een beknopte viertallige inleiding,
een kaartje met de grote boulevards,
nog een met de lijnen van de onder
grondse en ten slotte een kaartje met
de grote autobuslijnen. Het voornaam
ste van dit boekje zijn wel de tachtig
mooie foto's van Parijs. Een echt kijk-
boekje dus, waarmee ge al bladerend
zult genieten van de gezellige drukte
op het bekende pleintje van Mont-
martre: Place du Tertre; zo'n oer-
knusse krantenkiosk, zoals ze bij vele
tientallen langs de boulevards zijn te
vinden; de deur, die toegang geeft tot
dat monsterachtige knekelhuis der
Catacomben en het fleurige park van
het Luxembourg, waaraan een ieder,
die eens in Parijs was wel heel pret
tige herinneringen zal bewaren. Zó
zouden we kunnen doorgaan. Goed
gezien van de samenstellers van dit
zakboekje is de tabel, waarmee men
kan uitvinden bij welke halte van de
ondergrondse men moet uitstappen om
te komen op een aardig plekje of een
interessant gebouw, dat men wil gaan
zien. We zagen het in Alkmaar uitge
geven boekje deze zomer al in de boek
winkels van Parijs zelf, hetgeen be
wijst, dat het goed is. „Parijs" is, wij
kunnen het met een gerust hart ver
klaren, onder de vele handboekjes over
de Lichtstad zeker niet het minste.
Integendeel!
QNLANGS verscheen bij de N.V. Uit
geverij De Kern" te Amsterdam een
door Corn. Borstlap samengestelde
„Wandelgids door Parijs". De grootste
plaats is in deze gids ingeruimd voor
de tekst, waarin de schrijver ons mee
neemt op een aantal wandelingen door
de stad, waardoor het niet zal gebeu
ren, dat men, weer de trein naar Hol
land nemend, het „risico" zou lopen,
lets in het algemeen belangwekkende
van de stad niet te hebben gezien.
Hoewel óns zo'n schematisch bezoek
aan welke stad dan ook in het geheel
niet ligt, kan deze gids degene, die
voor de eerste maal Parijs bezoekt,
goede diensten bewijzen. Het vertelt
ook iets over de maaltijden, die men
er kan bestellen, geeft adressen van
schouwburgen en cabarets en een on
getwijfeld handige lijst van hotels, die
aan te bevelen en toch niet al te duur
voor de Hollandse gast zijn. Zeventien
grote foto's van stad en omgeving zijn
in de gids opgenomen. W. K.
UET GEVAAK is niet gering, dat Jan
Brusse zich door zijn onmiskenbaar
succes via radio en korte schets over
het paard getild gaat voelen. Frankrijk
is een land, waarover iedereen, die
daarvoor over de gave beschikt, einde
loos kan schrijven. Frankrijk is geen
land, dat men steeds en bijna tot verve
lens toe kan romantiseren. Daarvoor is
Frankrijk te goed en daarvoor is het
Franse volk te groot.
Indien wij de causerieën in woord en
geschrift van Jan Brusse uit deze ge
dachte benaderen, dan kan er een ogen
blik zijn, dat wij wel eens wat kregel
worden. Jan Brusse is eigenlijk altijd
dezelfde. Hij gaat nooit diep op de za
ken in, hij kabbelt rustig aan de op
pervlakte voort en weet bij intuïtie de
trieste en vrolijke kant van het leven
zo af te wisselen, dat zij bij eerste ho
ren of bij eerste lezen nog waar schijnt
te zijn ook, of hij nu schrijft over Parijs
of over de wijn in zijn boekje „De
wijsheid in de kan", dat bij Ad Donker
in Rotterdam is uitgekomen.
Een indringende, scherpe beschou
wing over Frankrijk en de Franse
geest, hebben wij nooit bij deze auteur
kunnen ontdekken. Het is allemaal zo
„pour épater le bourgois" en misschien
is het Jan Brusse daarom ook wel be
gonnen, want wat hij wel zal bereiken
is: de luistëraar en de lezer iets te ge
ve i van zijn liefde voor Frankrijk, die
dan misschien niet zo diepgaand is,
maar wel hevig.
Tegenover Jan Brusse's „Paris vous
parle" gaf dezelfde uitgever een
boekje over Londen uit, dat is geschre
ven door de Zweed Ringsted en dat
door Greta Baars—Jelgersma in het
Nederlands is vertaald onder de titel
„Een tuin in Londen". Wij geloven, dat
Ringsted* dat vreemde Engeland beter
heeft benaderd dan Jan Brusse het
nabije Parijs. Beiden hebben zij hoe
dan ook dit succes, dat zij ons, waar
wij in Nederland mogen zijn, op ieder
moment, dat wij zulks wensen, meevoe
ren naar een vreemde stad, waar wij
aan hun hand worden rondgeleid.
H. M. K.
VAN DE lotgevallen van een Neder
lander in Zuid-Amerika, die Jan G.
Toonder in zijn boek El Dorado naar
mij voorkomt wel wat overdreven
heeft beschreven, kwam bij de De Be
zige Bij in Amsterdam de tweede druk
uit.
WAARIN SCHUILT VOOR ONS Noordhollanders, die achter duinenrij of
Hondsbosse, aan de voet van de oude Zuiderzeedijk of aan de boorden van het
Noordzeekanaal als landrotten het leven van alledag leven, de aantrekkelijkheid,
de bekoring van de zee? Wat doet ons met bijna tedere blik naar de schepen
turen, die hun sierlijke boeg naar de verre einder richten, waarom spreekt een
schipbreuk in stormnacht veel meer tot onze verbeelding dan een ongeluk op
de weg, waaruit spruit de voorliefde voor zwerftochten langs de vloedlijn, het
oog gericht op dat wat de zee op het strand wierp en de gedachten verwijlend
op de wijde vlakte? Is het de stem van ons voorgeslacht, is het de onmiddellijke
nabijheid van strand en zee, de pieren van IJmuiden, de haven van Nieuwediep,
die ons steeds en bij herhaling confronteren met het object onzer liefde, is het
de drang naar avontuur, naar het onbekende, het terra incognita, dat ergens
achter de horizon moet liggen, of is het antwoord wellicht te vinden in de uit
spraak van Baudelaire: „Vrij man, gij zult altijd de zee liefhebben. De zee is uw
spiegel, gij beschouwt uw ziel in het eindeloze voortrollen van haar baren en
uw geest is een niet minder bittere diepte"? Hoe het zij, de liefde voor de zee is
met een kleine variant op Vondel de bewoners van deze streek aangeboren.
Zelfs als zij hun daktaak vinden op de vette klei, de rulle geestgrond of in de
enge beslotenheid van kantoor,, winkel of fabriek. Onder hen vinden wij de
grote groep,, die na het volbrachte werk vlucht in het boek van de zee en daar
in bevrediging zoekt voor haar heimelijke verlangens, die ergens op de lange
deining van de Atlantische Oceaan dobberen.
W/IJ HEBBEN het riet te onderschat-
ten voorrecht in Nederland een uit
geverij te bezitten, die' zich bij uitstek
heeft gespecialiseerd in de uitgave van
het boek van de zee. De uitgeverij v/h
C. de Boer Jr. te Amsterdam voorziet
met haar „Bibliotheek der zeven zeeën"
in de bestaande behoefte naar boeken
over het leven, het werken en de avon
turen van hen, die de zeeën en oceanen
bevaren. Aan twee aanwinsten van
deze voortreffelijke reeks willen wij
thans aandacht schenken.
In een boekomslag van Maarten
Langbroek, die ook de illustraties ver
zorgde, steekt „Scheepsverklaring",
een titel, die de argeloze in de waan
brengt, met een zeevaartkundig werk
te doen te hebben. Artikel 353 van het
wetboek van Koophandel vermeldt, dat
na aankomst in een haven de kapitein
een scheepsverklaring kan doen opma
ken omtrent de voorvallen der reis.
Het zijn deze voorvallen, door de 'ver
zamelaar en bewerker, Anthony van
Kampen „een verzameling merkwaar
dige en kritieke ervaringen beleefd en
opgeschreven door Nederlandse kapi
teins" genoemd, welke de inhoud van
dit boek vormen. Achter deze sobere
titel verschuilt zich een serie niet min
der sobere verhalen. Verwacht in
„Scheepsverklaring" geen virtuoze
woordkunst, geen stylistische wonde
ren of literatuur met een grote L. Zij,
die hiernaar zoeken, kunnen hun speur
dersneus beter op een ander spoor leg
gen. De verteltrant van de Nederlandse
kapiteins, die aan dit boek medewerk
ten, getuigt van een strenge eenvoud.
Anthony van Kampen schreef hierover
in zijn voorwoord: „Wij hebben ge
tracht de kapiteins zoveel mogelijk zelf
aan het woord te laten en aan hun taal
zo weinig mogelijk te veranderen. Wij
meenden ook niet het recht daartoe te
hebben; omdat haast niets zozeer de
mens is als de taal die hij gebruikt".
Dat dit is geschied, is wel gedaan, want
het is o.i. juist de eenvoudige onopge
smukte taal, die dit boek zijn indrin
gende kracht verleent. Deze gezagvoer
ders hebben geen beeldspraak nodig
om iets te vertellen. Dat wat zij heb
ben beleefd, vergt geen hoogdravende
beschrijving. Het spreekt voor zichzelf.
Tussen het boeiende verslag van een
storm door kapitein M. Toonder Sr. en
het laatste hoofdstuk „Angst" van C.
v.d. Blink, ligt een aantal beschrijvin
gen, welke tezamen een staalkaart
vormen van wat Nederlandse zeelieden
in oorlogs- en vredestijd beleefden en
presteerden. Want naast het genot
dat dit boek de lezer schenkt, kweekt
het een diepe eerbied voor de Neder
landse zeelui. Dit is niet de geringste
verdienste van het werk.
ANTHONY VAN KAMPEN
verdichtsel en waarheid
De verzamelde avonturen zijn van
een grote verscheidenheid. Kapitein
Toonder verhaalt van een storm, met.
Moerman beleven wij de tocht van de
sleepboten „Willem Barendsz." en
„Vlaanderen" met een drijvende bok
naar Sabang, met E. van Os varen wij
in konvooi door zeeën waar U-boten dag
en nacht qp de loer liggen. De Graaff
beschrijft een taifoen in de Oost-Azia
tische wateren, Dik vertelt hoe het s.s.
Dubhe op een ijsberg liep en gezag
voerder Goos dook in het verleden en
diepte uit zijn herinnering het avon
tuur, toen hij de bemanning van het
vliegtuig „American Girl" redde. Deze
opsomming is slechts een greep uit de
hoofdstukken, die verschillende facet
ten van het afwisselende zeemans
leven belichten. Dat bij zovele mede
werkers niet alle verhalen eenzelfde
hoogte konden bereiken, is verklaar
baar. Dit neemt echter niet weg, dat
wij de verschijning van „Scheepsver
klaring" met vreugde begroeten en het
uitstekende boek in vele, zeer vele han
den wensen.
[)E JONGSTE AANWINST van de
„Bibliotheek der Zeven Zeeën" is de
nieuwe roman van Anthony van Kam
pen „Roes". Het is zojuist verschenen,
de drukinkt is als het ware nog nat.
Roes" is een bijzonder boek met een
eigen cachet, doortrokken van een
aparte mysterieuze sfeer. Van Kampen
gaf zijn fantasie de vrije teugel. Dit
stelde hem jn staat nuchtere werkelijk
heid te verweven met een oude
legende over een zeemeermin. Het
resultaat was een hoogst interessante
roman, die mij van mijn nacntrust
heeft beroofd, omdat ik haar in één ruk
uitlas.
„Roes" verhaalt van de driehoeks
verhouding tussen de kapitein Mark
van Roon, zijn vrouw Elsie en Fiona,
het „gezicht", de beeldschone vrou v,
de zeemeermin Mark van Ro n
ontdekt in een sampan in een Siamese
haven een „gezicht". Het is het gelaat
van een vrouw. „Het was niet alleen
mooi, het was prachtig en het was lief
lijk, maar lieflijk op een heel speciale
manier. Het wa? eigenlijk iets wat niet
bestaanbaar is in de wereld, zo onwe
zenlijk, zo ontroerend. Haast niet
menselijk. Ik geloof, dat je wel over
zoiets dromen mag, maar in het leven
kom je dat soort gezichten nooit tegen",
aldus vertelt de tanker-kapitein aan
zijn vriend. Dit gezicht vervolgt Van
Roon. Op de tanker „Tidore", die in
konvooi als een onderdeel van een
„spookvl-oot over de Atlantic schuift",
verschijnt het aan de tweede stuurman
Neil McKay, een bijzondere kerel, die
een tijdlang op de Hebriden verbleef.
Van Roon huwt, maar het „gezicht"
blijft hem achtervolgen. Het duikt
weer op als hij in het water bij de
Hondsbosse zeewering tuurt. Van Roon
tracht er aan te ontkomen, zijn vriend
beschouwt het als een gevolg van een
shock, maar de kapitein weet wel beter.
Tijdens een vacantie op Ameland ver
laat hij zijn vrouw. Hij vertrekt naar
een badplaats, waar hij „haar" in
levende lijve vindt. Zij luistert naar de
naam Fiona. Van Roons vrouw Elsie,
vecht voor haar geluk. In samenwer
king met Marks vriend probeert zij
haar echtgenoot te heroveren, doch de
ban is te hecht, de aartrekkingskracht
van de goudblonde Fiona te groot.
Als de vriend van Van Roon op Har-
ris, een van de Outer Hebrides, nog
doordrenkt van traditie en clan-his-
tory, zijn vacantie doorbrengt, hoort uit
de mond van de oude Ben MacKenzie
hoe deze in zijn jonge jaren bij
MacKinnon's Cave aanschouwde, dat
een zekere McKay een zeemeermin
met goudblond haar roofde. Een jaar
later trekken ook Van Roon en Fiona
naar de Hebriden, gevolgd door Elsie
en Marks vriend.
WE KONDEN HET niet laten.er moest en zou in dit boekennummer ook
een echt krantenplaatje. Omdat enerzijds onze redacteuren en medewerkers
op deze pagina's hier en daar nogal stevige critiek hebben uitgeoefend, wij
anderzijds echter moeilijk onszelf in de krant konden zetten, geven wij u hier
een plaatje uit de oude doos. Het werd gedurende de eerste wereldoorlog
on een red actiebureau in Amsterdam gemaakt; staande ziet u de bekende
dichter-prozaïst-criticus J. Greshoff, zittend de componist-musicoloog-critlcus
Matthijs Vermeulen.
Zij zien hoe Fiona en Mark iedere
avond bij McKinnon's Cave gaan ba
den, juist op de plaats, waar Ben
MacKenzie het avontuur van zijn le
ven beleefde. Als op een avond storm
weer dreigt, voelt Elsie, dat haar
ogenblik is gekomen. Met Marks vriend
begeeft zij zich naar McKinnon's Cave.
Zij treffen het tweetal. Elsie gelooft,
dat iedere legende een kern van waar
heid heeft. Zij weet, dat een zeemeer:
min slechts de vrijheid geniet als zij
in het bezit is van haar sluier. Uit een
oude portefeuille, die aan stuurman Neil
McKay heeft toebehoord, neemt zij een
groen kapje en werpt het op een klip.
Fiona zwemt er naar toe. Op het ogen
blik waarop zij de klip bereikt, ont
trekt een tepletter lopende golf baar
aan het gezicht. Even later duikt Fiona
op. Zij zwemt in de richting van de
zee en verdwijnt in de golven. Is zij
verdronken, of was het toch een zee
meermin, die eens door Neil McKay
was geroofd en nu de vrijheid her
kreeg? De beslissing laat Anthony van
Kampen aan zijn lezers over. Hij be
paalt zich ertoe te vertellen, dat Mark
van Roon dreigt te verdrinken, doch
door zijn vrouw wordt gered. Mark
is teruggekeerd tot het echtelijk geluk.
het is een boek met
thema. Van Kampen
schreef" het met grote vaardigheid in
de van hem bekende levendige stijl.
Ziin figuren, hoe onwaarschijnlijk een
enkele ook mag zijn, krijgen gestalte
en ongemerkt komt de lezer in de ban
van deze boeiende mengeling van
Wahrheit und Dichtung. Onze oud-col
lega is m.i. op zijn best in de milieu
schildering van de barre Hebriden en
in het verhaal van Ben MacKenzie in
de oude inn „Dead Man's Hole". Voor
waar een roman, die het lezen waard
is. Doeve tekende voor dit keurig uit
gevoerde boek een suggestieve stof
omslag.
W. M.
Zoals gezegd,
een bijzonder
De beroemde Finse lange-afstandloper Paavo Nurml ontstak het Olympisch
vuur in Helsinki's stadion. Voor de vijftiende maal namen de Olympische
Spelen een aanvang.
nE GROTE PLAATS, WELKE DE SPORT heden ten dage in het maatschappe-
lijk leven inneemt, heeft weerklank gevonden in de etalages van de boek
handel. In toenemende mate treft men tussen de uitgestalde romans, weten
schappelijke werken, dichtbundels en' essays ook het bock, gewijd aan de sport.
Bepaalde de sportlectuur zich vóór de oorlog tot het genre „Hoe leer ik knik
keren" en waren de sportboeken van grotere importantie op de vingers van
één hand te tellen, toen het krijgsrumoer verstomde en de bedrijvigheid op de
verlaten sportvelden weerkeerde, zetten vele Nederlandse sportjournalisten zich
achter de schrijfmachine om werk te leveren, dat een langer leven was beschoren
dan de reportages en artikelen, welke de sportpagina's van de dagbladen vullen.
W/IJ WILLEN in de beperkte ruimte,
welke cms in dit boekennummer is
toegemeten niet uitweiden over de
vraag, of alles wat onder het mom van
sportliteratuur van de pers komt, vol
doende niveau heeft om dit praedicaat
met ere te dragen. Nog te veel beper
ken de sportschrijvers zich o.i. tot wat
wij zouden willen aanduiden ais de
„technische vakliteratuur" en de repor
tage. Wij voor ons wachten nog steeds
op de evenknie van Joris van den
Berghs „Temidden der kampioenen",
het boek, waarin niet de prestatie, de
overwinning en het record op het eer
ste plan staan, maar de achtergrond,
de omstandigheden waaronder de ath-
leet tot zijn verrichting kwam en in
het bijzonder de psychologische facto
ren, welke in de wedstrijdsport zulk
een uiterst belangrijke rol vervullen.
In hoopvolle afwachting van de ver
heffing van het sportboek tot een ho
ger peil hebben wij ons verdiept in het
fraai uitgevoerde „Olympisch Logboek
1952" van Klaas Peereboom. De goede
ontvangst van zijn logboek over de
Spelen te Londen in 1948 hebben Pee
reboom doen besluiten ook gedurende
het Olympisch festijn in Helsinki zijn
nachtrust op te offeren om te werken
aan een nieuwe reportage. Het resul
taat ligt thans voor ons en aanstonds
dient vermeld, dat hij zijn tijd uitste
kend heeft besteed. Peereboom, die als
hoofdredacteur van de radio-groep
naar de Finse hoofdstad toog, had het
tij tegen. De verrichtingen van de Ne
derlandse deelnemers (sters) bleven
beneden de verwachtingen. Het goud
van Londen verbleekte tot zilver. Hel
sinki bood evenwel kopij van andere
aard. De bekende Nederlandse sport
journalist aanschouwde de imponeren
de zegetocht van Zatopek, hij was ge
tuige van de martelgang van Fanny
BlankersKoen, de verrassende neder
laag van Geertje Wielema, het onver
wachte succes van Puck Brouwer en
de titanenkamp, welke het Neder
landse waterpolozevental tegen sterke
tegenstanders en.... het FINA-bestuur
moest strijden. Hij verhaalt hiervan
met de vakkennis van de ervaren
journalist; in vlotte stijl, hier en daar
critisch, gekruid met humor, soms
overgoten met een lichte spot, maar
bovenal boeiend. Onze bezwaren tegen
zijn logboek zijn van ondergeschikte
aard. Het karakter van een daigboek
maakt het noodzakelijk de verrichtin
gen van een bepaalde athleet met een
hink-stap-sprong te volgen. Dit schaadt
het overzicht. Daarbij beschouwde
Peereboom o.i. de Spelen teveel door
een Nederlandse bril. Dat hij niet bij
alle onderdelen aanwezig kon zijn en
sommige passages uit het boek daar
door het kenmerk van „horen zeggen"
dragpn, duiden wij de schrijver niet
euvel. Nogmaals, deze opmerkingen
doen niets af aan de waarde van de
eminente reportage. Een keur van
fraaie foto's en talrijke tekeningen van
Uschi completeren het logboek, dat
wij van harte veel succes toewensen.
Tot 1956, Peereboom.
OLYMPISCH ALBUM 1952
De N.V. Van den Bergh en Jurgens
nodigt de jeugd uit plaatjes te verza
melen voor het Olympisch alburn 1952.
In totaal kunnen tachtig aictiefoto's
verzameld worden, welke ingeplakt de
passende illustratie vormen van de
lezenswaardige artikelen welke elf
Nederlandse sportjournalisten van
naam over de Spelen in Helsinki schre
ven. De „opstelling" van het elftal
vermeldt de namen van Aad van
Leeuwen, Jan Koome, Jan Liber, Bob
Spaak, Leo Pagano, J. Hoven, Martin
W. Duyzings, Cor Braasem, Jac. F.
Stap, Leo Staal en Kate de Ridder. De
president van het Fins Olympisch
Comité, Erik von Frenkell, schreef een
voorwoord voor het fraaie album, dat
door de jeugd van harte zal worden
begeerd. \y M
„MET FIETS en tent naar de Oriënt",
een lijvig boekwerk van de hand van
G. Monnink en verschenen bij de uit
geversmij Holland, is het reisverhaal
van twee jonge mannen, die op de in
de titel genoemde wijze een trektocht
maken dwars door Europa naar de
landen aan de oostelijke kusten van de
Middellandse Zee, in het bijzonder Pa
lestina. Het is een aantrekkelijk reis
verhaal geworden, vol vreemde beleve
nissen en ontmoetingen, doch zonder
veel diepgang. Helaas dateert de fiets
tocht van kort vóór de jongste wereld
oorlog, en veel van wat er in dit boek
wordt verteld, is thans ongetwijfeld
niet meer in overeenstemming met de
werkelijkheid, hetgeen vooral geldt
voor Israël en de nu achter het IJzeren
Gordijn liggende Balkanlanden.
DE LAATSTE JAREN is in brede
lagen van de massa een toenemende
belangstelling voor de cosmologie
merkbaar. Vragen over de bewoon
baarheid van andere planeten, over het
ontstaan van het heelal, over de moge
lijkheid van reizen naar de maan en
over de oorsprong en ontwikkeling van
de sterren behoren niet uitsluitend
meer tot de interesse-sfeer van de we
tenschap. Ook de leek heeft middels
radio en populair-wetenschappelijke
lectuur een inzicht gekregen in, dan
wel belangstelling gekregen voor wat
Fred Hoyle tot titel van zijn boek koos:
„Het wezen van het heelal". Hoyle,
door prof. Max Bense als een van de
meest vooraanstaande onderzoekers
op het gebied der astrophysica betiteld,
heeft ons met de bundeling van zijn
voor de BBC gehouden radiovoordrach
ten een grote dienst bewezen. In een
ook voor de oningewijde begrijpelijke
taal geeft hij een uitnemend overzicht
van de nieuwe ideeën, welke in da
laatste tien jaren op het gebied van de
cosmologie zijn ontwikkeld. Zijn boek,
dat door 1. Carvalho met medewerking
van R. de Jong Belinfante werd ver
taald en door L. J. Veen's Uitgevers
maatschappij te Amsterdam werd uit
gegeven, geeft de lezer antwoord op
vele vragen, werpt talrijke verankerde
meningen radicaal omver en openbaart
ons voor alles de pracht van het uni
versum. Daarnaast geeft de schrijver
een boeiende explicatie van zijn theo
rie over de wereldruimte.
BIJ EM. QUERIDO'S uitgeversmij
verscheen de zesde druk van het veel
geprezen werk „Aarde en wereld in
ruimte en tijd" van prof. mr dr G. van
den Bergh. Een boek over sterrenkun
de, waarin de materie op zo oorspron
kelijke wijze wordt behandeld, dat het
vaak boeiend is als een roman en waar
schijnlijk in het bijzonder bij jonge
mensen in de smaak zal vallen. Deze
nieuwe druk is o.m. aangevuld met een
uiteenzetting over de beginselen van
de radar-astronomie en een beschrij
ving van de opbouw van zware elemen
ten, o.a. uranium (atoombom) in ver
band met het uitdijend heelal. Als
voorbeeld van de originele behandeling
van de stof: men verneemt onder meer
de wonderlijke belevenissen van een
reiziger, die zich met een snelheid, ge
lijk aan die van de aswenteling van
de aarde, met een vliegtuig naar het
Oosten, onderscheidenlijk naar het
Westen.
MET VREUGDE geven Wij ken-
nis van de geboorte van „Poes
pas", een bundel schetsen van
Simon Carmiggelt Arbeiderspers
Amsterdam) en zeer humoristisch
geïllustreerd door Bertram.
Wie Carmiggelt kent, hetzij als
„Kronkel", hetzij als de schrijver
van „Allemaal Onzin" en „100
dwaasheden", zal aan een simpele
aankondiging van het verschijnen
van Poespasvoldoende hebben
om het boek aanstonds te bestel
len. De kunst van Carm-iggelt om
ogenschijnlijke niemendalletjes tot
kostelijke belevenissen te her
scheppen is Kunst met een echte
K.
De reacties der lezer op de on
verwachte zinswendingen en ko
mische vergelijkingen in deze ver
haaltjes over katten en kinderen
en honden en grote mensen va
riëren van een zwak glimlachje
tot een plotseling brullen van de
lach, waarvan men echter nooit
goed het waarom beseft. Dat is
Carmiggelt's geheim. Hij bezit
blijkbaar een sleuteltje dat de
roestigste sloten in het menselijk
voelen opendraait en de bevrijden
de lach te voorschijn tovert, omdat
dat hele zwaarwichtige leven dan
toch maar in een grappig schetsje
te vangen is en dus niet zo slecht
kan zijn als het zich wel eens voor
doet.
Wij zullen de verleiding, V en
kele voorbeelden te geven, weer
staan en U slechts toewensen,
evenveel pret te hebben als Uw
recensent, die zich op die regen
achtige Zondagmorgen de lach-
tranen heeft weggepinkt om bij
voorbeeld de laatste zin op blz. 95.