VERSTIKKING De doorbraak weer aciueel EMIGRANTEN MASSACHUSETTS INVESTORS TRUST ZAANSE OUDEJAARSAVONDSCHETS Onverwachte verkiezingsuitslag en lange formatie-periode Werkloosheid vraagt alle aandacht WOENSDAG 8t DECEMBER 1953 EN D'UUREN ZIJN WEINIG VOORZICHTIG zet Eg- bert Call een voet op hot ijs. Scherp tuurt hij, de wit berijpte wenkbrau wen gefronst, of hij al iets van de molen ontdekken kan, maar het is vruchte loos, een muur van mist sluit het uitzicht volkomen af. Glimlachend haalt hij de schouders op. De richting moet goed zijn, ze hebben het hem duidelijk genoeg gewezen, dus, proberen maar. „Het Us houdt!" mompelt hij. ,Nog een voet er bij". Krak bomGe schrokken springt hij ach teruit. De dorre roestbruine rietstoppels breken kniste- rend onder zijn laarzen. „Bomijs!" Nadenkend kijkt hij naar het spiegelend vlak. De melkwitter grillig gelijnde band van bomijs, op de meeste plaatsen wel een meter breed, blijkt een on overwinnelijke hindernis te zijn tussen hem en de mo len. En wist hij nu maar of het ijs in het midden van de crème en rose. De leven wekkende zon is een krach teloze bal geworden. Dan maar verderop ge probeerd, de dag is nog lang. Driftig stappend loopt hij over het wit bepoederde door P. Barten sloot sterk genoeg was. Een paar naitte voeten hoeft hij niet te vrezen. Zijn laarzen reiken tot kniehoogte, maar een nat pak wordt hem toch ai te kras. Hulpzoekend kijkt hij in het rond. Een matte lichtbol drijft schuin boven zijn hoofd en kleurt de mistslui- ers in zachte pasteltinten, grais, scherp uitkijkend naar een plek waar het ijs mis schien wat sterker is. Bij een kleine inham houdt hij halt. Rietstengels als suikerstelen, met dikke wit berijpte pluimen buigen knappend opzij voor-- zijn grijpende handen. Hier schemert het ijs donkerder. „Het houdt!" bromt hij. Onderzoekend stampt hij met de hiel van zijn laars op de mutglimmende ijs vloer. „Gevonden, hier moet het lukken!" roept hij luid en plezierig. Schuifelend en glijdend bereikt hij de over kant. Er zingt wat in zijn borst als hij over de glib berige veenkluiten stapt. Even blijft hij staan. Geen gerucht, geen geluid; de stilte is haast tastbaar. Zijn trekken verjongen zichtbaar als er ergens in de witte oneindigheid een klok klept. Tien doffe sla gen telt hij, dam loopt hij weer verder, kwajongens achtig glijdend over grep pels en smalle sloten. „Dat heb ik in die Vijftig jaar nog niet verleerd," grinnikt hij stil voor zich heen. LIET IS vandaag, oudejaarsdag, precies vijftig jaar geleden dat hij hier ook liep als jongen vam twaalf jaar. Een leven van zwerven heeft hij, de kunst schilder, achter de rug. Parijs, Berlijn, Rome, New York; hij kent die steden op z"n duimpje. Jaren heeft hij er door gebracht, succesvolle jaren. Het is een leven van studeren en werken ge weest. Voor goedkoop succes was hij teveel kunstenaar, en z'n zwoegen was niet vergeefs. Hij heeft naam gemaakt tot zelfs in het verre Amerika. Een warm gevoel kropt omhoog in z'n keel als hij blijft staan en een pijp aansteekt. Hoe heeft hij hier naar verlangt; het land van zijn dromen, het land van zijn jeugd. Het Zaanse land met z'n talloze molens en z'n wijde horizonten. En aanstonds De Poel en Het Zwet met aan de verre einders de maaiende wieken. „O, als de mist optrekt", mompelt hij, „dan zie ik het wéér!" Een beeld duikt op. Hij heeft het ginds, in de vreemde, al wel duizend maal dromend gekoesterd: Een plas, glanzend als een spiegel. De blaiuwe hemel is boven en in het roerloze wa ter waar wat trage sneeuwwitte wol ken drijven. Een reiger staat diepzin nig peinzend aan de waterkant. Een drijvende zeemeeuw tuurt dromend naar het eigen spiegelbeeld. Uit een groen rietbos met wiegende licht bruine pluimen komt schokkend en kopknikkend een waterhoen. Het beestje roeit de plas op, een smal zilveren spoor achterlatend. Wat wilde eenden trekken zwaar wiekend over Halt dromer! Met een schok blijft hij staan. De vage vormen van een molen duiken op uit de mist. „De Karn, De Karn!" hij juicht bijna. Vlug loopt hij verder. Nog een smalle sloot en hij is er. „Ja ja, hier wals het", knikt hij peinzend. Z'n ogen dwalen naar de scheef gezakte molendeur. JAREN vallen weg. Weer is hij kind. Voorzichtig schuift hij door het wit berijpte gras. De wereld is een sprookje geworden. Het gras.het riet, de molen met z'n roerloze wieken; het is alles bedekt met een dunne witte vacht. De jongen kijkt omhoog. De zon is onderuit gezakt en lijkt vlak bij. Omspoeld door tere fijne kleuren, rust je tevreden op het bed van dons boven hem, Kleuren! Al vroeg had hij een harts- Voor kleuren. De jongen dwaalt hunkerend verder door het onbekende land. Hij is hier al wel honderd keer geweest, maar nooit was het zoals nu. Plotseling wordt de molendeur ge opend. Een oude man komt naar bui ten, De jongen kent hem wel. Hij steekt zijn hand op en de oude knikt Paar hem. „Waar is de reis heen, Egbert? Het Zwet is nog niet betrouwbaar", waar schuwt de oude. De jongen lacht geruststellend. De oude baas kan gerust zijn, op de plas durft hij nog niet. Dan gaat de oude weer verder met zijn werk. Maar bij Het Zwet is hij z'n goede voornemens totaal vergeten. De verte, Pu dichtbij, lijkt onweerstaanbaar. Aar zelend zet hij een voet op het ijs; het houdt! Nog een voet er bij; de ijsvloer draagt hem en glijdend schuift hij verder. Dan....! Een korte krak met een smak zinkt hij weg in het bijtend koude woter Gillend roept hij om hulp. Een drin gende stem antwoordt. Met langzaam verstijvende vingers omklemt hij de scherpe ijsrand lang kan hij dit niet volhouden. In doodsangst gilt hij weer. Een ladder wordt over het ijs ge schoven, tot vlak bij het gat. Voorzich tig kruipt iemand naderbij. Van de kant roept de bekende stem van de oude molenaar geruststellende woor den.... In de molen is het veilig. De goede warmte is als een mantel om hem hem. Achter een stapel zakken ontdoet Pil zich zu snel als z'n verstijfde vin gers het hem toelaten, van z'n kleren. Jn een oude jas en broek slobbert hij wat later door molen en schuur, af en doorgestane toe nog rillend van de angst. De oude baas heft waarschuwend een vinger. „Ik heb je nog gewaarschuwd", be straft hij goedig. „Wie niet horen wil moet voelen jongen!" De jongen glimlacht flauwtjes. „Denk er om; „de uren zijn weinig", gaat de oude verder. „Het leven is kort. Dat begrijp je nu nog niet, dat komt later wel. Ja ja, het leven is kort en de uren zijn weinigherhaalt hij meer tot zichzelf. De doorgestane angst is de jongen spoedig vergeten. Z'n kleren zijn nog niet droog genoeg, dat kan nog wel een poosje duren. Hij verveelt zich, wach ten duurt lang. Op een bank', in één hoek van de molen, vindt hij een scherp en. puntig mes. Hij is alleen, de anderen zijn in de molensehuur. Nog wat stijf klau tert hij op de bank. Met fraaie letters kerft hij „En d' uren zijn weinig", in de molenwand. Als de oude man weer binnenkomt, wijst hij hem trots de in- gekerfde woorden. „Ho!" bijna struikelde hij over een hoop gescheurde en beschimmelde zskksiii „De bank, waar stond da bank ook weer?" Met de wenkbrauwen gefronst zoekt hij langs de wand. Ingespannen tuurt hij langs de bruin beröokte planken. Plotseling: een glimp van herkenning. Hier stond de bank! Hij rekt zich zo hoog mogelijk. Hongerig tasten zijn ogen. Dan herkent hij de letters, de woorden; „En d' uuren zijn weinig". De letters hebben nu dezelfde bruine kleur als het hout, maar zijn ogen zijn scherp, hij herkent ze! Haast liefkozend wrijft hij met de vingertoppen over de halfvergane plank, doorzeefd met wormengaatjes. Een brok propt in zijn keel, hij slikt, slikt nogeens. Onbewegelijk staat hij Een ritselend geluid wekt hem uit z'n droom. Iets kleins en donkers glipt langs zijn voeten die hij haastig terug trekt. Een rat schiet als een schaduw langs de grond en verdwijnt in het gat. Opgeschrikt wurmt hij zijn vin gers achter de half los gerotte plank. „Wat staat daar?" vraagt Ue oude, die lezen noch schrijven kan. Langzaam glijden de vingers van de jongen over de letters: „Dit is een e, dat een n, dat een d en dat een u.... „En d' uuren zijn weinig", leest hij langzaam. De oude knikt bewonderend. „Knap gedaan Egbert!" prijst hij. „Onthoudt het maar goed en doe er naar, maar God is eeuwig De jongen lacht maar wat.... EGBERT CALF wrijft zich met de hand over het hoofd. „Ja ja, dat is al weer vijftig jaar ge leden", mompelt hij. Nieuwsgierig loopt hij tot vlakbij de gehavende molendeur. Een klink is er niet meer. Critisch kijkt hij omhoog langs de molenromp, waarvan het riet op vele pkiatsen is weggerot. Hij loopt een paar passen achteruit. Wieken zijn er ook niet meer. Wat ontnuchterd duwt hij zijn hand in de spleet tussen wand en deur. Verroeste scharnieren knarsen en piepen. De spleet wordt wijder, zodat hij zich wringend naar binnen kan wurmen. In het korte smalle gangetje is het donker. Tastend zoekt hij zijn weg. Onderzoekend snuift hij. Het ruikt muf in het molenlijf. Een scherpe geur van rottend hout en schimmel beklemt zijn borst. A-in het eind van het gan getje tuurt hij, met de ogen wijd open van verwachting, om de hoek van het schot. „Wat een rommel!" Hoofdschuddend blijft hij staan. Z'n gespannen ver wachting zakt weg als een steen in het water. Deze ruïne kent hij niet, is hem totaal vreemd. Als in verweer zoeken zijn ogen om een blijk van herkenning door de schemerige ruimte, maar ze vinden niets. „Hé!" hij schokt plotseling recht. Het geluid van brekend glas knapt kort en scherp de stilte stuk. Hij kijkt achter om. Een koude luchtstroom zoekt door de smalle gangkoker. Mistroostig haalt hij de schouders op. „Laat maar tochten", bromt hij. „Het komt bij een dood paard op geen steek aan". Haast mechanisch verzet hij zijn voeten. Een korte ruk, en hij houdt het brok met de woorden in de hand. Als een duif sluipt hij weg teleurgesteld.... W/AT BEZORGD ziet mevrouw Calf op van haar borduurwerk. De gele lampevlam wiegt nauw merkbaar heen en weer. Peinzend dwalen haar ogen door de kamer die haar vreemd is, vij andig haast. Huu, wat een weer! Huiverend trekt ze haar schouders op als ze denkt aan haar eigen vaderland; het zonnige Italië. Maar ze troost zichzelf met de gedachte dat ook hieraan een eind komt. Ze lacht stil als ze denkt aan de woorden van haar man: „Ik ben nu eenmaal geen blijver". Nee, het zwerven zit hem in het bloed, en ze heeft er vrede mee. Hij is nu eenmaal anders dan een ander. Peinzend legt ze de handen in haar schoot. Een windvlaag zoeft om het houten huis, regendruppels tikken een tonig op de ramen. Haar ogen blijven rusten op de lezende gestalte in de stoel tegenover haar. Ze glimlacht als ze er naar kijkt. Lezen? 't Mocht wat. Al in een kwartier heeft hij geen bladzij omgeslagen. Als betrapt kijkt hij op. „Verveel je je?" Ze schudt het grijze hoofd. „Met jou verveel ik me nooit!" Hij glimlacht malt, zijn ogen strelen. „Vind je het een saaie oudejaars avond?" „Och waarom?" vraagt ze in haar gebroken Hollands. „Jij wilde het im mers zo graag?" Hij knikt. Jn, hij wilde het zo bran dend graag. Maar de teleurstel ling Hij schudt het hoofd. Was de mist maar nooit opgetrokken! In gedachten ziet hij weer de roet en smook walmende fabrieksschoor stenen aan de einder; een ,twee drie en meer nog. Het landschrp werd saai en troosteloos toen de mist later op de dag overging in motregen. Hij is naar huis gevlucht! Z'n droom was uit Molens? Ja, een enkele nog maaide z'n wieken door de lucht, de anderen waren gedrochtelijke monsters ge worden; wiekenloos, ontluisterd, al half vergaan..., Z'n droom, zoveel 'jaren gekoesterd, is uit, nu en later als hij weer weg is, Pijnlijk scherp erkent hij het. Stil ver driet brandt achter zijn ogen. „Wat zocht ik hier eigenlijk nog?" „Wat bedoel je?" „Och niets, lieve." Hij rekt zich uit en staat op. „Vind je het erg ads ik nog even naar boven gai?" vraagt hij, met een blik op de Friese hangklok, waarin de lampe vlam spiegelt als een gouden zon. ,,'t Is bijna elf uur, met een uurtje is 't gedaan". Ze knikt. „De kachel brandt nog, blijf niet te lang." Met de handen op de rug tuurt hij naar het half voltooide schilderij. Z'n atelier is maar klein. Als hij het schil derstuk van een afstand wil bezien, moet de deur open, zo wint hij er nog een meter bij. Z'n droom is uit. Haarscherp reali seert hij zich dat juist die droom, dat verlangen, ztfn machtige stimulans is geweest voor z'n beste werk. Onbe wust heeft hij dat altijd wel geweten, had hij maar nooit de vervulling ge wild. Hij had het immers kunnen weten. „Men wenst weer 't oude. Gij en wij, wij allien wensen weer het oude. Een ieder kent het leven maar eens en wil 't herhaald. Maar 't stierf...." Hij glimlacht weemoedig, en knikt. Waar had hij die regels eens ge- lezen? Nadenkend zinkt hij zwaar in een stoel. Met een hand onder de kin tuurt hij peinzend naar het half voltooide schilderij. Elke penseelstreek spreekt van het verlangen naar een eindelijke vervulling. Een vervulling, waarvan? Van z'n kunstenaarschap? Of van een volmaak te schoonheid die hij misschien eens in lijnen en kleuren weet samen te vat ten en uit te beelden? Of van z'n kind zijn ncrg? Of - of „My life is little, Only a cup of water, But pure and limpid Hij knikt nog eens. Mijn leven is even weinig en even klein als een kopje wetter. Maar zuiver en door zichtig? Was 't maar waar! „O God, wat is m'n opdracht Hij stoot de woorden uit als hij weer opstaat. IVE DEUR piept open. „Kom bij me in de kamer, Egbert. Het is haast twaalf uur. Ik ik zit zo alleen". Het tengere grijze vrouwtje glim lacht naar hem. Ze kent Egbert Calf, haar man, door en door. Haast twaalf uur. Ze knikt naar hem. „Hoeveel keer al?" vraagt ze. „Hoeveel keer nog?!" antwoordt hij Ze knikt nog eens, dan schudt ze licht verwijtend het hoofd. Ze loopt naar de boekenkast. De bladen van de Bijbel ritselen. Haar vinger wijst: „En ik zag een nieuwe hemel en een [nieuwe aarde, Want de eerste hemel en de eerste aarde waren voorbijgegaan en de zee [was niet meer." Uit de kerktoren, vlakbij, springt een klokkeklank los. Even hapert haar stem: „En ik zag de heilige stad, een 'nieuw Jeruzalem, nederdalende uit de hemel, van God, Getooid als een bruid voor haar man." De klokkestem zingt aan de ramen. Zwaar galmt de bronzen zang en om spoelt hen. In haar ooghoeken glinstert iets als haar stem even stokt: „En ik hoorde een stem: Zie, God bij de mensen. Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, En hij zal alle tranen v?n hun ogen afwissen, en de dood, noch rouw, noch moeite zal meer zijn Ze glimlacht naar hem als ze opstaat en de laatste klokketoon is wegge storven. „Zie Egbert, God maakt alle dingen nieuw, alle dingen, Egbert Haar ogen dwalen door de kamer ais ze naar hem toeloopt. Het wit marme ren kruis op de boekenkast glanst in het licht van de lampevlaim. Haar kleine blanke hand rust als een vlinder op zijn gebogen hoofd. „Alle dingen nieuw", fluistert ze. „En een uur zril duizend jaren zijn. Wat lach je en w»t schrei je Vier wetenswaardigheden omtrent de OPGERICHT IN 1924 - GEVESTIGD TE BOSTON U.S.A. 1. Grootste beleggingsmaatschappij ter wereld Netto actief circa 500.000.000.— Geringe kosten van beheer door grote omvang. 2. Zeer ruime risico-spreiding Belegging in aandelen van 140 vooraanstaande Amerikaanse en Canadese ondernemingen. 3. Het beheer wordt gevoerd in Amerika Beste waarborg voor continuiteit in geval van oorlog. 4. Certificaten officieel genoteerd te Amsterdam Beurswaarde circa f. 440.— per certificaat. (Advertentie. Ing. Med.) PARLEMENT HAD DE HANDEN VOL (Van onze parlementaire redacteur) JJE ONTWIKKELING VAN HET Nederlandse politieke leven gelijkt een lang zaam voortkabbelende stroom, waarin verkiezingen en kabinetsformaties plotselinge stroomversnellingen vormen. Stroomversnellingen, die aan het dag licht brengen, wat er zich diep onder die voor het oog zo rustige oppervlakte afspeelt. De verkiezingen, op 25 Juni van dit jaar voor leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal hebben dit wel zeer duidelijk aangetoond. Zij brachten immers de P.v.d.A. een door niemand voorspelde of verwachte grote zetelwinst, niet al leen ten koste van de CPN, maar ook van de traditionele confessionele partijen. Waarmee opeens het probleem van de „doorbraak" weer tot volle actualiteit werd! WAS HET het vorige jaar de positie van de betalingsbalans, die een uiterste krachtsinspanning van rege ring, volksvertegenwoordiging en volk nodig maakte, dit jaar vroeg de stij gende werkloosheid aller aandacht- Een krachtige werkgelegenheidspolitiek werd het centrale thema van het re geringsbeleid. Herhaaldelijk hielden de Kamers zich in dit verband bezig met onze export, de emigratie, de industrialisatie, de hiervoor noodzakelijke kapitaalsver schaffing en de ontwikkelingsplannen voor achtergebleven gebieden. Ook de door velen vurig begeerde belastingver laging kwam op enkele punten tot stand, onder meer voor sigaren. Nadrukkelijk handhaafde de regering echter haar standpunt, dat er slechts sprake kan zijn van een gerichte be lastingverlaging, aangepast aan andere maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid en, niet van een alge- merie verlaging. Deze samenhang der te nemen maat regelen speelde ook een grote rol bij de verlenging met één jaar van de divi dendbeperking en bij de brandende vraagstukken van de loonbeheersing en de huurverhoging: de laatste van grote betekenis voor de verscheidene malen besproken woningbouw. Het stelsel der sociale verzekeringen werd enigermate vereenvoudigd en uit gebreid, onder meer met de op 1 Juli in werking getreden wachtgeld- en werkloosheidsverzekeringswet. Andere arbeid. J\/JET uitzondering van de wijzigingen van de grondwettelijke bepalingen inzake onze buitenlandse betrekkingen is de dit jaar ondernomen poging tot wijziging van de grondwet één groot fiasco geworden. Het is te hopen, dat het met de thans in vergevorderde staat van voorbereiding zijnde algeme ne herziening van ons Burgerlijk Wet boek anders en beter zal aflopen. Wanneer wij tenslotte uit de over vloed van behandelde wetsontwerpen nog de winkelsluitingswet en de wet tot regeling van de bestrijding van. rundertuberculose noemen, zal het dui delijk zijn, dat regering en volksverte genwoordiging ook dit jaar weer in in gespannen arbeid hun zorgen hebben uitgestrekt over uiterst belangrijke de len van ons volksbestaan en onze volkswelvaart. PjEZE onverwachte verkiezingsuitslag noodzaakte met name de grootste twee confessionele partijen, de ARP en de KVP, zich opnieuw op hun positie te bezinnen. Met als gevolg dat zij steeds sterker tot het inzicht kwamen, dat een hernieuw samengaan, waarbij ook de CHU werd betrokken, de beste mogelijkheid zou bieden zich te her stellen van de slagen hun toegebracht door de P.vd.A. en de WD, die even eens een - bescheiden - zetelwinst bij de verkiezingen had weten te boeken. Dat deze verkiezingsuitslag en de daaruit voortvloeiende noodzaak tot heroriëntatie van de grote confessionele partijen de Kabinetsformatie niet een voudig zou maken, werd al direct na 25 Juni door velen vporzien. Maar dat het ten slotte ruim negen weken van passen en meten duurde, alvorens de grote overwinnaar der verkiezingen, de P.v.d.A. leider dr W. Drees zijn nieu we team, bestaande uit leden van zijn partij en van de ARP, de CHU en de KVP kon bekend maken, verbaasde al len en ergerde niet weinigen. Met grote belangstelling werd na de in verschillende opzichten tamelijk va ge Troonrede uitgezien naar het par lementair optreden van het nieuwe Ka binet bij de begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer, ook dit jaar vóór Kerstmis afgedaan. Een optreden, dat deels grote beloften in zich hield, deels teleurstelde. Zo wekten de ministers Donker, Witte en Zijlstra bij hun eer ste verschijnen in de Tweede Kamer met een slag grote hoop voor de toe komst; minister De Bruijn daarentegen v.-as al heel weinig overtuigend en mi nister Kernkamp struikelde zowaar al dadelijk bijna over het zelfbeschik kingsrecht, door Suriname verlangd. Het dreigende Oosten QOK in 1952 speelde de dreiging van het communisme zowel in onze bui tenlandse als in onze binnenlandse po litiek opnieuw een grote rol. De Staten- Generaal hechtten al in het begin van het jaar hun goedkeuring aan het Noord-Atlantische Verdrag; op de dag, dat de Tweede Kamer op Kerstreces ging, benoemde haar voorzitter de le den van de commissie van voorberei ding van het wetsontwerp tot goedkeu ring van de Europese Defensie Gemeen schap. Herhaaldelijk kwam onze defen sie ter sprake, die opnieuw een groot deel van de opbrengsten van onze be- lastingelden vergde. Ook op binnenlands terrein zaten re gering en Staten-Generaal niet stil. Reeds in Februari besprak de Tweede Kamer het verbod voor ambtenaren om lid van de CPN te zijn; begin Decem ber vormde de arrestatie van twee In donesiërs. die zich aan vreemdelingen niet geoorloofde activiteit hadden schul dig gemaakt, het onderwerp van een con.munistische interpellatie. Teneinde, mocht onverhoopt een nieuw totale oorlog uitbreken, de be scherming der burgerbevolking zo krachtig en doelmatig mogelijk te or ganiseren, behandelde de Staten-Gene raal een viertal daartoe strekkende wetsontwerpen. Met 't oog op mogelijke ernstige binnenlandse onrust kwam voorts een wet tot stand, die toestaat ln buitengewone omstandigheden speciale bevoegdheden aan burgerlijke organen te verlenen. Naast deze minder aangename, zij noodzakelijke activiteit, had de drei ging uit het Oosten ook meer positief- ideële resultaten: het veldwinnen van dee en practijk der Europese integra tie. Een grote stap voorwaarts in deze betekende het aannemen door de Eer ste Kamer in Februari van het wetsont werp tot goedkeuring van het verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen schap voor Kolen en Staal. Onze volks vertegenwoordigers namen voorts re gelmatig deel aan de beraadslagingen van de Raad van Europa te Straatsburg en die van andere Europese lichamen, Met de communistische dreiging in het Verre Oosten stonden tenslotte in direct verband het bezoek van staats secretaris Kranenburg aan onze solda ten in Korea en de ratificatie van het te San Francisco gesloten vredesver drag met Japan na uitvoerige behande ling in de Staten-Generaal. voor Nw. Zeeland de woningen opge bouwd te leveren. Verder speciale typen voor Canada en Australië. Voor tijde lijke huisvesting kan worden gezorgd. JARINO-RODEN (Dr.) (Advertentie, ing. Med.) jVE LUCHT IS zwaar om ons heen. Het oude Europa verstijft in een drukkende en bedorven atmosfeer. Een materialisme zonder grootheid drukt op de gedachte en staat de actie van regeringen en individuen in de weg. De wereld sterft door gebrek aan lucht in haar behoedzaam en laag egoïsme. De wereld stikt. Zetten wij de vensters weer open. Laat ons de lucht vrij binnen laten stromen. Drinken wij de adem der helden in. Het leven is moeilijk. Het is een da. gelijkse strijd voor hen die zich niet kunnen schikken in de middelmatigheid der ziel, en meestal een droevige strijd, zonder verheffing, zonder geluk, ge voerd in eenzaamheid en zwijgend. Ge drukt door armoede, door bittere hui selijke zorgen, door verpletterende en domme arbeid, waarbij de krachten nut teloos verloren gaan, zonder hoop, zon der een straal van vreugde, zijn de meesten van elkander gescheiden en zij hebben niet eens de troost hun broeders in het ongeluk de hand te kunnen reiken, die zij niet kennen en die hen niet kennen. Zij hebben al leen op zichzelf te rekenen en er zijn ogenblikken dat de sterksten onder hun last bezwijken. (Romain Rollands inleiding voor „Het leven van Beethoven". 1903),

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1952 | | pagina 9