In de naturellenwijk van Pretoria
Moge de regen in stromen op
Uw edel hoofd neerkletteren"
GEVEN
Een voortreffelijke woonplek
D'
Sensatie in Portugal over
synthetische benzine
2le &e4ie tejuuyen, (Mm 1952
Naar het Heilige Meer van Afrika (3)
Waarom moest uitvinder de gevangenis in?
Ter overdenking
(Van onze correspondent in Kaapstad)
PRETORIA heeft, zoals iedere stad in de Unie, zijn naturellenwijken. De grootste is
Atteridgeville en daar heb ik, in alle vrijheid pratend met blanke geleiders en zwarte
bevolking, enige uren vertoefd. Overal waar wij gingen, werden wij omstuwd en aan
gegaapt en vrolijk toegelachen door vrouwen en kinderen. De mannen bleven ietwat
gereserveerd op de achtergrond, maar zij gaven, zodra zij werden aangesproken, op de
meest welwillende (en vooral zéér wijdlopige) manier alle gewenste inlichtingen.
Atteridgeville is door de blanken gebouwd voor de zwarten. Het ziet er uit als een
eenvoudiger editie van de voor industrie-arbeiders gebouwde buitenwijken van Rotterdam
echter met dien verstande, dat alle huisjes er een apart tuintje hebben en dat nergens
een huis van twee verdiepingen wordt gevonden. Voor de tienduizend bewoners zijn
niet alleen kerken en scholen gebouwd maar ook een zeer moderne kliniek, waar be
handeling en medicijnen gratis worden verstrekt. Omdat de huishuren binnen het bereik
van de naturellen moeten blijven, legt het stadsbestuur alléén reeds op Atteridgeville
ieder aar een bedrag van 800.000 gülden toe.
„J)AT BETALEN de blanke belastingbetalers, die in uw buitenlandse pers
nog maar al te vaak worden voorgesteld als uitbuiters", zei een blanke
■pretoriaan. „Deze woonplek is ideaal, maar zij zou driemaal groter moeten
2ijn om alle toestromende naturellen onderdak te kunnen geven", zei één der
zwarte leiders. Een vriendelijke verpleegster liet mij de statistieken zien van
bet kliniekwerk: t.b.c.-bestrijding, zuigelingenzorg, kraamhulp. Tandheelkun-
'fdige hulp en prae-natale controle. En schrikwekkende cijfers van venerische
ziekten! Vijf dokters en een staf verpleegsters werken hier samen voor het
heil der zwarte bevolking; het blanke stadsbestuur voteert de gelden. En de
leiders der naturellen handhaven er zelf de orde en dat gaat uitstekend.
's Middags was ik
er. als gast van het
gemeentebestuur,
getuige van, hoe
de in paarse toga
geklede burge-
Kneester van Pre.
toria op het sport-
Keld een vergade
ring van naturel,
len toesprak. Hij
was met een staf
van ambtenaren
gekomen om uit
een te zetten, dat
een nieuwe woon
buurt geopend zou
worden, waarin de
naturellen door
een afbetalings.
schema hun eigen
huizen zouden kun
nen verwerven.
Honderden verte
genwoordigers der
zwarte bevolking
zaten op de tribu.
ne; een gramofoon-
installatie speelde
over een luidspre
ker inheemse mu.
ziek en zwarte po- i
litieagcnten ston
den stram In de
houding.
De burgemeester
de heer Visser,
werd ingeleid door
de onofficiële „bur.
gemeester" der
naturellenwijken,
een oudere, ver
standige Bantoe,
die kennelijk eer
bied en gezag wist
af te awingen. Hij
zei tot zijn mensen:
„Jullie bent hier
gekomen om onze
blanke vaders te
zien. Wij begroe
ten de heer burge
meester onze op-
pervader, met de
oude stamgroet:
„Moge de regen in
Bantoe-moeder met haar kinil. Deze vrouwen dragen
om armen en benen tientallen strengen koperdraad, die
met elkaar ongeveer vijf kilo wegen.
stromen op uw edel hoofd neerklette-
Ik moet op dat ogenblik vreemd heb
ben opgekeken, want de stadsbouw
meester boog zich tot mij over en ver-
zuidelijkte: „Dat is de best zegewens,
i .?1' hebben. In een droog land als'
mels"3 'S regen de fükste gave des he.
even het. Ma" ik moest toch
een N^r\ jen de Bedachte, wat
Nederlandse burgemeester zou zeg-
Mop /l)n ^delingen hem toeriepen:
„Moge de regen op uw schedel vallen
met emmers tegelijk!"....
Enfin, 's lands wijs, 's' "lands eer.
Daarom riepen de naturellen, toen de
buigemeester zijn toespraak had gehou
den. m koor: „Poela! Poela"' Hetgeen
--v.gezei zonae beduidt: „Regen! Re.
Een „nieuwe orde'
NA burgemeester Visser sprak de
secretaris van naturellenzaken. de
i] zendelingszoon dr Eiselen. Hij zei:
„Wat hier gaat gebeuren zal van he
den af overal in de Unie worden aange
pakt. Wij leiden tlians uw zonen op tot
timmerlieden en metselaars. Wij leiden
uw zonen op tot politiemannen en kan
toorhouders. Uit
eigen kracht zult gij
de toekomst, met onze hulp,» uw
woonple .ken bouwen en besturen. Gij
zu't de eigenaars worden van de huizen,
ru krijgt de zorg voor de kerken en de
■tonnen, loont rlitt vertrouwen waar-
Handhaaft de orde:"
Onmiddellijk na dr Eiselen kwam
weer de zwarte „burgemeester" voor
de microfoon. Hij herinnerde er aan,
aat een wijs man leerde: de grootste
strijd moet de strijd met woorden zijn!
„Wij hebben thans de kost gezien, die
onze blanke vaders voor ons hebben
uitgeschept en wij zijn verheugd. De
Grote Kapitein heeft gesproken om
het woord van de kapitein wordt een
muur gebouwd, zodat het niet ver.
strooid kan worden op de winden. Het
woord staat: wij krijgen een nieuw
dorp! Welnu: wij beloven onze vader*
clat wij hunner goedheid waardig zul
len betonen. Poela!"
Toen onze auto's wegreden van het
terrein stonden de honderden opgesteld
langs de weg en wuifden verheugd. Bin
nen twaalf maanden zullen er driedui
zend nieuwe huizen worden gebouwd.
Was het wonder, dat zelfs de kinderen
met hun hoge stemmetjes meezongen,
toen de ouderen het Bantoelied aanhie
ven: „Grote Koning, redt het land"?
Deze dag was een dag van goede bood
schap. Ik was blij, dat de burgemeester
mij had uitgenodigd, dit bijzondere con.
tact tussen blank en zwart met eigen
ogen te aanschouwen.
Bij de Mapoche's
E volgende ochtend reed ik naar
de fraai beschilderde hutten van
een groep Mapoche's, tien mijl
buiten Pretoria.
De Mapoche's zijn de enige leden van
het grote Bantoevolk die blijk geven
van kunstzinnigheid bij het bouwen
hunner hutten. Weliswaar zijn die hut
ten uiterst eenvoudig, maar de gevels
zijn beschilderd met oeroude figuren,
in heldere kleuren. De mannen dragen
allen Europese kleding, maar de vrou
wen en de kinderen zijn nog gekleed in
de traditionele gevlochten hals., arm
en beenbanden. En ook die banden zijn
vrolijk gekleurd.
De Mapoche-nederzetting buiten Pre
toria omvat slechts vijftien hutten. De
hoofdman heet „Speelman", maar hij
was, toen ik in gezelschap van de Pre.
toriaanse „skakelbeampte", de heer H.
P. H. Behrens, zijn erf betrad, niet
thuis. Een zijner volwassen zonen zat
met drie andere jonge kerels bier te
drinken onder een afdak. Hij gaf ons
met koninklijk gebaar toestemming om
de vaderlijke woning binnen te gaan.
Gebukt gingen we door het lage
poortje. De hut was een rondavel, dat
wil zeggen cirkelvormig gebouwd met
een rond dak, dat in een punt eindigt.
Vóór die rondavel staat een losse gevel,
die in grijze, gele, rode en blauwe kleu
ren beschilderd is.
De hut had een doorsnede van onge
veer vier meter. Er was niets te zien
behalve een paar slaapmatten, wat ge.
droogd vlees, een paar pompoenbasten
(die als drinkgerei worden gebruikt) en
twee nieuwe fietsen met nikkelen vel
gen!
Twee vrouwen
DE VLOER bestond uit een nauw.
keurig gladgestreken mengsel
van klei en koemest; zij was zo hard als
gewapend beton. Rondom het grote
vertrek liepen gangetjes: links voor de
meisjes, rechts voor de jongens. De heer
Behrens vertelde mij, dat de knderen in
het ouderlijk huis blijven tot aan de pu.
berteitsleeftijd. Dan gaan zij in aparte
hutten, die achter het huis van de vader
worden gebouwd.
Omdat het hem bevreemde, dat er
twee „ouder"-hutten naast elkaar ston
den, vroeg hij een verklaring aan de
zoon van „Speelman". Die verklaring
was nogal simpel. „Mijn pa heeft twee
vrouwen, mijnheer".
Toen wij uit het schemerduister van
de hut weer in het felle zonlicht traden,
stonden er keurig uitgedoste vrouwen
Twee Mapoche-kinderen, gefoto
grafeerd voor de kunstig beschil
derde hut van hun ouders,
en naakte kinderen op ons te wachten.
Zij staken begerig de handen uit en
vroegen, om geld. Ik schudde mijn
broekzakken leeg in ruil voor het
voorrecht een paar foto's te mogen
nemen. Zij waren het er allemaal mee
eens, behalve een klein kereltje, dat
zich krampachtig vastklemde op de
rug van zijn broertje en dat met gro
te, angstige ogen naar de camera keek.
Een jonge vrouw verkocht me een
kralensnoer en ze vroeg vijfmaal de
winkelprijs. De Mapoche's, die zo
dicht onder de rook van Pretoria leven,
hebben de waarde van het geld terde
ge leren beseffen'
BEDRiEGER OF ECHTE UITVINDERS
r EN
v
(Van een correspondent te Madrid)
JAAR GELEDEN geraakte het Iberische schiereiland in geestdrift, toen
de kranten het bericht brachten, dat er in het Escorial een man woonde, dia
goud kon maken uit modder. Maar deze canard had geen lang leven. Nu heerst
er weer grote opwinding over een uitvinder en deze keer ziet het er naar uit,
dat het enthousiasme niet zo gauw zal bedaren. De held van de dag is thans
daar begonnnen, waar de goudmakers eindigden, namelijk in de gevangenis.
Hij zit al vier jaar in Lissabon voor zijn uitvinding, die men als bedrog be
schouwde en hij had nog veertien jaar voor de boeg. Doch zijn gevangenis
directeur is een belangstellend man en als de bedrieger of echte uitvinder
zijn vrijheid terugkrijgt, dan heeft hij dit in de eerste plaats te danken aan
de leider van de gevangenis.
pelde de vloeistof in zijn aansteker en
hij brandde. Toen stelde hij grootmoe
dig zijn auto ter beschikking en ook
hier bleek de vloeistof bruikbaar. Des
kundigen maakten analyses en knik
ten goedkeurend. Ten slotte reden en
kele politie-auto's met Amat's benzine
zonder een enkele storing een afstand
van vijftig kolimeter.
Proces in plaats van
succes
[NE „bedrieger", Vicente Maestre y
u Amat, is een 51-jarige Spanjaard,
die uit de omgving van Alicante afkom
stig is. Twintig jaar geleden heeft hij
een methode uitgevonden om syntheti
sche benzine te maken. Niemand toon
de er belangstelling voor en zo kwam
hij ten slotte in Lissabon terecht. Hier
vond hij mensen, die er geld in wilden
steken. Een fabriek werd opgericht; bij
de opening was niemand minder dan de
Portugese staatspresident, de inmiddels
gestorven generaal Carmona, aanwezig.
Het verwachte succes bleef echter
uit en in plaats daarvan kwam er een
proces wegens bedrog. De geldgevers
voelden zich voor drie millioen escudos
bedrogen, ze deden tenminste alsof en
verklaarden, dat Amat's uitvinding zui
ver zwiendel was. Amat ging de gevan
genis in, voor achttien jaar. Daar fabri
ceerde hij al spoedig volgens een eigen
methode lichtgas. In de volgende ge
vangenis maakte hij lakken volgens
eigen recept. Daar ze uitstekend waren,
trok de wel wat verwarde, maar blijk
baar toch niet dom uitgevallen arres
tant de aandacht en de belangstellling
van zijn gevangenisdirecteur. Deze
speelde het klaar van het ministerie van
justitie voor de gevangene toestemming
te verkrijgen om te experimenteren en
van het ministerie van Economische Za
ken een bedrag los te krijgen van zes
tien duizend escudos, om de experimen
ten te financieren.
In zijn cel werkte Amat dag en nacht,
totdat de eerste druppels van zijn syn
thetische benzine zich vermengden met
zijn zweetdruppels. De gevangenisdi
recteur nam de eerste proef; hij drup-
Wie zijn de tegenstanders?
CINDS dit ogenblik is Vicente Maestro
y Amat de sensatie van Lissabon en
niet minder van Madrid. Er is een aan
vrage ingediend voor een revisieproces,
zijn aanklagers zijn gearresteerd en
duizenderlei geruchten zijn in omloop.
Waarom moest de uitvinder in de ge
vangenis gezet worden? Het ontbreekt
niet aan stemmen, die beweren, dat
hier intrigues van zekere belangheb
benden in het spel zijn, die door het
patent van Amat hun belangen in ge
vaar gebracht zagen en eep revolutia
op de benzinemarkt wilden voorkomen.
Amat fabriceert zijn benzine nit
bruinkool en maakt hierbij tevens ge
bruik van afvalolie. Uit 53 kilo kool en
51 liter gebruikte zware olie verkreeg
hij negen liter synthetische benzine. Vol
gens rapporten van deskundigen is dit
een bijzonder gunstig resultaat, dat tot
dusver nog niet bereikt is. Men beeft
uitgerekend, dat de lignieten onder de
handen van Amat een tien maal zo hoge
financiële opbrengst zullen afwerpen
als tot nog toe. En daar Portugal zeer
grote ligniet-voorraden heeft, zijn de
Portugezen, de ijverigstp rekenaars ter
wereld, reeds begonnen hun winsten uit
te rekenen. In Madrid draagt men sinds
enige dagen het hoofd nog iets hoger
dan anders, niet vanwege de veelbe
sproken vriendschap met de Amerika
nen, maar wegens de uitvinder Don
Vicente Maestre y Amat,
DE LEUGENAARS-CLUB Burlington Liars Club"
heeft het nieuwe jaar ingeluid met de bekroning
van het beste leugenverhaal van 1952. De prijs werd
toegekend aan een matroos, Harry Cummings genaamd,
die bij de wedstrijd het volgende verhaal had verteld:
„Het gebeurde verleden zomer. Ik lag rustig in mijn
kooi, toen de deur open ging. Eerst dacht ik, dat het
mijn kameraad was, die de kajuit met mij deelde. Maar
hij was het niet; integendeel, ik zag twee reusachtige
muggenallebei tivee meter lang, die op mij af kwamen,
terwijl ik bevend van angst onder de dekens kroop. „Wat
zullen we doen", hoorde ik de ene mug vragen, „eten
we hem meteen op of zullen we hem inpakken en mee-
netr/en?" „Laten we hem maar meteen opeten", ant
woordde de ander, want als we hem mee naar huis
nemen, dan komen de grote muggen en eten hem voor
onze neuzen op!"
De leugenaars-club is in 1929 in Burlington opgericht;
het idee is afkomstig van een stadsredacteur van een blad in
Milwaukee, die tijdens een Oudejaarsavondfeestje op zoek
was naar een origineel bericht en een wedstrijd uit
schreef. Er kwamen zoveel antwoorden binnen, dat men
de club kon oprichten, die in de achterkamer van een
winkelier in Burlington ten doop gehouden werd. Al
gauw stroomden uit alle delen van de Verenigde Staten
de inzendingen naar Burlington. Blijkbaar waren er dui
zenden brave lieden, die de eerzucht hadden doorge
fourneerde leugenaars te worden. In 1949 telde de club
reeds honderdduizend leden in zes en dertig verschillen
de landen. Bij het twintigjarig jubijeum, dat in dat jaar
gevierd werd, hield de president, mr. Otis Hullet, een
opmerkelijke rede, waarin hij erop wees, dat alle men
sen de helft van hun leven besteden om de duistere
realiteit te ontlopen, die de andere helft nu eenmaal is.
De meesten slagen er nooit in hun doel te bereiken, door
gebrek aan „coördinatie van hun pogingen". „Wij heb.
ben", zo verklaarde hij triomfantelijk „een nieuwe sport
in de strijd tegen de verveling uitgevonden, die reeds de
beste records heeft behaald.
NEMEN we bijvoorbeeld het verhaal dat alleen door
een meester op dit gebied gevonden kon worden:
In een bar vertelde een man dat hij zijn radio
toestel thuis, zo scherp kon afstellen, dat hij op een
goede dag bij het luisteren naar een zangkwartet aan
een knop draaide en zodoende de tenor, die hem niet
beviel, eenvoudig uitschakelde en op deze wijze een
schitterend trio kreeg.
In de achterkamer van Burlington worden thans nog
dagelijks hele stapels inzendingen bekeken en geclassi
ficeerd en de leiders van de club krijgen de prachtigste
Münchhausen-verhalen te lezen, die men zich maar kan
voorstellen. Zoals bijvoorbeeld dit: „Een kweker van
watermeloenen in Zuid-Amerika heeft een methode uit.
gevonden om zijn vruchten zo snel te doen groeien, dat
zijn zoon, die juist een meloen wilde plukken, duizend
meter ver weg geslingerd werd". Dit verhaal is overi
gens afkomstig van een geestelijke, de Reverend Arthur
Kirk uit Californië, die door zijn parochianen met deze
prestatie hartelijk gelukgewenst werd. Toch heeft Kirk
het nog niet tot „lid voor het leven" gebracht. Deze
hoge onderscheiding wordt alleen voor de allerbeste
prestaties toegekend en men moet daarvoor wel zo
doorgewinterd zijn als de dagbladuitgever in Alabama,
die beweerde, dat er in zijn staat geen enkele leugenaar
te vinden was!
Toen de club een zekere betekenis gekregen had, richt
te men aan de betreffende autoriteiten het verzoek om
officiële inschrijving. Het antwoord luidde: „Is dit nu
ernstig gemeend of is het weer één van jullie verdraaide
bedriegerijen?"
„Dat is de mooiste erkenning, die we hadden kunnen
wensen", verklaarde de voorzitter opgetogen.
„En Hij ging tegenover de offerkist
zitten en zag met aandacht, hoe de
schare kopergeld wierp in de offer
kist. En vele rijken wierpen er veel
in. En er kwam een arme weduwe,
die er twee koperstukjes in wierp,
dat is een duit. En Hij riep Zijn
discipelen en zei tot hen: „Voorwaar,
Ik zeg u: de arnne weduwe heeft het
meeste in de offerkist geworpen van
allen, die er iets in geworpen hebben
van hun overvloed. Zij heeft van
haar armoede er in geworpen, al wat
zij had, haar ganse levensonderhoud".
(Marcus 12 41-44.)
WANNEER u dit leest, zal de vijftig
millioen voor het Rampenfonds ver
overschreden zijn. Ook rijst de stroom
der gaven uit het buitenland al meer
en meer. Het is hartverheffend, om dit
alles te mogen meemaken, als antwoord
op het verschrikkelijke, dat het water
geweld heeft aangedaan aan tiendui
zenden mensen. De nood heeft de men
sen uitgedaagd tot het geven en er
wordt gegeven. Dijken zijn weggevaagd,
maar r.u zijn dan ook grenzen wegge
vaagd. Grenzen tussen partijen en rich
tingen, kerken en klassen, landen en
volkeren. Er is in korte tijd met recht
een Bond zonder Naam ontstaan, mei
als wapenspreuk Helpen en met een
gironummer; 9575. De bewogenheid met
het lot der getroffenen is niet blijven
steken in meelevende woorden en ont
roerde gemoederen, maar is gestold in
klinkende munt en heeft gestalte aan
genomen in de materiële hulp, We heb
ben ervaren, dat geld een zeer geeste
lijke zaak is. Dat is trouwens goed bij
bels: het geestelijke is nooit zonder ge
stalte.
Nu vindt u hierboven een bijbelge
deelte, dat ons even achter de coulis
sen van onze persoonlijke instelling
brengt. Het stelt ons niet voor de vraag:
hoeveel wordt er gegeven? maar:
hoe wordt er gegeven? Het stelt ons
voor de vraag naar het gehalte, de in
stelling van ons geven. Want dat is niet
zonder meer op te maken uit de hoe
veelheid der gaven, maar uit de hoe
danigheid der gevers. De woordjes
„veel" en „weinig" worden dan betrek
kelijk.
Jezus zat aandachtig te kijken naar
de mensen, die hun gaven in de offer
kist wierpen. Vele rijken wierpen er
veel in. Dat is mooi. maar dat kan ook
anders. Er zijn ook vele rijken, die per
centsgewijze veel minder geven dan zij,
die niet zo goed bij kas zijn. Naar ver
houding geeft de arme trouwens altijd
meer dan de riike. Daar wordt ook veel
over gesproken, als er met de lijst ge
lopen wordt. En het is voor dé niet-
riike óf een reden om ook weinig te
geven, óf een reden om er zich stille
tjes op te verhovaardigen als hij veel
geeft. Maar als u het bijbelgedeelte goed
leest, zult u zien. dat het Jezus niet
gaat om meer of minder, naar verhou
ding
De arme weduwe wierp maar een
klein bedragje in de offerkist. Jezus
zegt echter, dat zij er het meeste in
heeft geworpen van allen, die iets ge
geven hebben. Niet naar verhouding,
maar het meeste. Want allen hebben er
in geworpen van hun overvloed, maar
zij heeft van haar armoede er in gewor
pen al wat zij had, neen, haar ganse
levensonderhoud. Een arme weduwe
was iemand, die letterlijk van de hand
in de tand leefde, die de ene dag niet
wist wat de volgende dag zou bren
gen. Kijk, de getroffenen hebben
alleen te maken met de hoeveelheid
der gaven; er moet snel en grondig en
overstelpend geholpen worden. En dat
gebeurt ook. Wii hebben te maken met
onze eigen hoedanigheid, met het ge
halte van ons geven. Want wij verke
ren constant in het gevaar, verliefd te
worden op onze persoonlijke goedheid.
En daaraan gaat een mens verloren.
Daar kan geen mens tegen. Daar kan
alleen onze critische God ons vooï
behoeden en uit verlossen. Hij brengt
het arme weduwvrouwtje in ons mid
den en daar staan we wat beteuterd bij
te kijken.
Misschien zult u zeggen: moeten we
dan alles geven wat we hebben? Maar
dat is toch onverantwoordelijk en on
mogelijk? Dat staat er niet. Dat moet
u trouwens zelf weten, wat u geeft.
Neen, Jezus telt zeer simpelweg het ge
vende hart. Deze weduwe geeft het
meeste: haar levensonderhoud. Ze zou
die dag zonder meer honger hebben te
lijden. Ze geeft werkelijk een stukje
van haar leven. Zodoende wordt zij een
getuige, een gelijkenis van Jezus Chris
tus, die aan het kruis ook het enige wat1
hij bezat: het leven, heeft gegeven.
Dat alles is vervelend, als wij in deze
dagen niet ontevreden zijn over onszelf.
We hadden indertijd toch zo'n behoef
te om wat te doen? Wel, we hebben
dat gedaan; het heeft ons opgelucht.
We hadden indertijd een onbestemd
schuldgevoel, omdat we voor de ram
pen bewaard zijn gebleven. En we heb
ben uit' onze overvloed gegeven, grote
bedragen of kleine bedragen, al om het
even. En we hebben daarmee aan dat
onbestemde gevoel het zwijgen opge
legd. Maar deze betrekkelijke tevre
denheid met onszelf past nu juist niet
bij deze weken, die voor ons liggen: de
Lijdenstijd. Het is een kwestie van
geestelijke hygiëne in de omgang met
ons zelf, of wij ons door Jezus willen
laten zeggen, wat geven eigenlijk is. Hij
heeft het recht om dat te doen, omdat
Hij zichgegeven heeft, juist om ons
van schuld te verlossen. Want daarvan
verlossen we onszelf niet door deze of
gene goede daad uit onze overvloed,
daarvan kunnen we alleen verlost wor
den door zijn wereld en tijden omvat
tende offerdaad uit zijn armoede, opdat
wij rijk worden in Hem.
Dit stukje is geen aansporing om nog
meer te geven (nog eens: dat moet u
zelf weten en dat zal voorts wel nodig
zijn), maar een aansporing tot zelf
onderzoek, opdat we aan onszelf en aan
God zullen toegeven, dat we arme men
sen zi.in. omdat we alleen maar uit onze
overvloed kunnen geven. Opdat we
onszelf aan God zullen overgeven, die
ons onze armoedige „rijkdom" kan
ver-geven, omdat Hij het meeste heeft
gegeven: Zijn Zoon.
Stompetoren.
Ds F. KEJA.