VINCENT VAN GOGH
Kunstenaarschap als bevrijding
ïncent: mythe en kunstenaar
I KENT DE
RENTEN
Geen aesthetisch verschijnsel maar
een psychologische ommekeer"
D'
q en
EXPOSITIE OPENT GEEN
NIEUWE GEZICHTSPUNTEN
ij wilde zijn werk maken voor arbeiders en kleine luyden
Bij de honderdste geboortedag van
Na Rembrandt Neerlands grootste schilder
99
J\E JOURN AL1ST1EK stelt zich tot taak, alle verschijnselen te regis-
treren, die zich in een maatschappij in ontwikkeling voordoen. Zij
wil als het ware de spiegel zijn, waarin de wereld zichzelf ziet de
seismograaf, die haar schokken waarneemt en vastlegt. Zij kan daarom
niet ontkomen aan de verplichting, aandacht te wijden aan de herden
king van Nederlands grootste schilder na Rembrandt een schilder
bovendien, die op zijn eenzame hoogte zijns ondanks een nieuwe ont
wikkeling heeft helpen voorbereiden, en vele kunstbroeders na hem
een belangrijke impuls heeft gegeven.
Gloeiende drang naar het
absolute dreef hem
•egaafde uitbeelder van
het gewone leven
Zoeken en tasten
WAARDESTIJGING
Bron van kunst
Een nieuwe tijd
Symbool van tragiek
Wat hem drijft
Niettemin voortreffelijke
samenvatting
ZATERDAG 4 APRIL 1959
RIEHONDERD JAAR GELEDEN woonde in Alk- stem van de dan 85-jarige Constantijn Huygens doet tril-
D maar, in de Langestraat, Mevrouw Crombalch-
Visscher, één van de bijzonderste vrouwen, die Nederland
heeft gekend. In het elfde jaar van haar huwelijk verloor
zij in één dag haar dochtertje èn haar man wiens hart
het verlies van zijn kind niet doorstond met manmoedige
zelftucht herstelde zij zich door haar werk: zij dichtte, gra
veerde, schilderde. Drie jaar later verloor één harer vele
zeer goede vrienden zijn zo geliefde vrouw; toen schreef zij,
die zichzelf overwonnen had, voor hem een sonnet, met die
éne regel die door de eeuwen heen blijft klinken;
„Hij steil' zijn leed te boek,zo boe ft bij 't niet t'onthouwen
Dat was in 1637. En bijna een halve eeuw later herdenkt
de vriend die woorden van zijn vriendin, die dan al ruim
30 jaar dood is: en stellig is het niét de ouderdom, die de
len, wanneer hij over Maria Tesselschade want dat was
de voornaam van Mevrouw Crombalch-Visscher dicht;
De kloeke Tesselschd, die ik nooit kan vergeten,
Zij raadde, wild' ik eens ten koristen zijn verlicht
Dat ik mijn klachten heel uitrijmen zoud' in dicht.
Dtis zeid' zij 't (hoort, en leert zo spreken, mans,
{en vrouwen):
Heer, stelt uw leed te boek, zo hoeft gij 't niet t'onthouwen".
Oud-Hollands streng-ernstige zakelijkheid, koopmans
taal welhaast. Maar wellicht is nooit soberder èn treffender
gesproken over de verlossende functie van de kunst
schepping.
Wij hebben gemeend, dat vooral in twee in karakter volkomen verschil
lende bijdragen te moeten doen. Deze artikelen behoren niettemin bij
elkaar, omdat zij Vincent van Gogh van vrij wel tegengestelde gezichts
punten uit pogen te benaderen. De Schoorlse letterkundige W. L. M. E.
van Leeuwen is vooral uitgegaan van het aesthetlsche en menselijke
aspect, onze kunstredacteur beschreef vooral de schilderkunstige kant.
Deze zijn overigens niet los van elkaar te denken, hetgeen duidelijk tot
uitdrukking komt.
Er kan overigens nauwelijks genoeg nadruk op worden gelegd, dat het
er niet om begonnen is geweest, de afstand tussen Vincent en ons volk
te vergroten. Hijzelf heeft de schilder voor het volk willen zijn. Het kan
slechts de taak van de journalist zijn, hem nader te brengen tot die
genen, voor uiie hij heeft willen werken. Dit was ons uitgangspunt.
JE me suis dit: je reprendrai mon
crayon, je me remettrai au dessin,
et dès lors tout a changè pour mot"
schreef Vincent van Gogh eind 1880
aan zijn trouwe beschermer, zijn vier
jaar jongere broer Theo; „Ik heb tegen
mezelf gezegd: ik zal mijn krijt weer
opnemen, ik zal me weer op het
tekenen werpen en van dat ogen
blik af is alles voor mij veranderd!'
De dan 27-Jarige Vincent heeft een
lijdensweg achter zich, elf jaar duurde
reeds zijn bezeten zoeken naar de mo
gelijkheid de anderen zijn boodschap
van mensenliefde te brengen. Zeven
jaar tot zijn 23ste had hij in de
kunsthandel gewerkt in Den Haag,
Londen en Parijs het was niet ge
gaan: zakenman was hij niet. Onder
wijzer en hulpprediker was hij ge
weest, in Engeland zelfs niet het
voile jaar 1876 was het hem gelukt.
Toen was hij in Amsterdam de studie
voor predikant gaan voorbereiden
maar een studiekop had hij niet en in
1878 is hij weer terug op de ouderlijke
pastorie te Etten. In hem immers
werkt een vulcanische kracht, een
gloeiende drang naar het absolute,
naar de totale inzet van het eigen hart.
Onkreukbaar wenst hij zijn handelwij
ze: exemplarisch zijn de brieven aan
Theo over zijn verhouding tot Chris-
tien in 1882. Volkomen zal zijn naas
tenliefde zijn. En wanneer hij dan ook
eindelijk zijn dan liefste wens heeft
verwerkelijkt en in November 1878, 25
jaar oud, evangelist wordt in de Bori-
nage, wil hij waarlijk de hongerigen
spijzen, de naakten kleden, de vreem-
,.cs, die de s ouiste fantas.eèi
mte meer laten, komen dc rot'
en aan het licht, die de vrou«|
rpt met deze eenvoudige s:e:-
die op truitjes nu al onvooi-
jk ketting of broche hebbel!
;en.
euwsfe is het Picasso-shawltjl
ern-abstraete halsdoekje. VU
rol (voor de warmte), van bui-
(voor het mooi), met een wol-
e over de volle lengte. Hoewil
erlandse makelij, zal Frank#
irimeur van hebben. Het wördlf
eerst vertoond op de textiel'
n Lyon.
zouden We dan willen vragen
eet wat een gavroche is. Niet!
Et uw tekortkoming niet. Met
eid van een griepbacil keelt
-nerikaanse creatie zich vla
c en Italië naar ons land la e'
In Amerika werden deze ka-
nekjes in ijle tinten gedrage»
s en sweaters. In Frankriik it
ces en in Italiëja, in Italië
e vrouwen en meisjes de doek-
'pis en enkel, of ze maken f
lig boodschappenzakje van.
comme un coq en pate"
aen heerlijk leventje leiden etl
n dat dit in 1953 het deel
onze getrouwe lezeressen. M®fl
kip van ongeveer een k«I
250 gram boter, 400 g#
CO gram bloem, 2 eieren, 2"'
ïac, zout, peper, groene kn®'|
hym.
Ie jonge kip schoon en fl"®'
Snijd de hals eraf en houd
trt. Snijd de rauwe kip jn
en braad deze zachtjes
i de boter. Voeg er de groen*
aij en zout en peper en Iaat
itoven. Neem het vlees uit
raad er nu het gehakt in, 0
het in stukjes gesneden na'
naar smaak en de thym
Van het vuur af, wordt n
c erover gegoten en het s*'
één heel ei vermengd. B°j
Jem met 200 gram boter.»"
water en rol dit deeg uit
van 'A cm. dikte. Voer ni».
)astei-pot en snijd een deus
m ervan en bedek de hals
an de kip met de resten
en zie dat U de kipper*»"
(Van onze redacteur beeldende kunsten)
HNET JAAR 1953 moet het jaar van Vincent van Gogh worden. Het was op 30 Maart j.l. immers
tl honderd jaar geleden, dat deze zoon van een vrijwel vergeten Brabantse predikant in Zunderi
werd geboren. Hij is als schilder na zijn dood beroemd geworden, kunstgeleerden, psychiaters en
schrijvers hebben zijn leven bijna tot een mythe vervalst, talloze reproducties van zijn bekendste
werken sieren veler woning en zo is èr alle reden tot een waardige herdenking. Het vervelende
hiervan is alleen, dat Van Gogh al maar meer tot een probleem" wordt gemaakt - en dat alle
geschrijf en gepraat over zijn kunst en zijn persoonlijkheid de kloof tussen zijn schilderijen en
tekeningen en de mensen, voor wie deze bestemd waren, steeds dieper dreigt ie doen worden.
.Hoe groter het vertoon van geleerdheid, waarmee kunstenaar en kunst worden omringd, hoe groter
de schroom van de gewone mens om zich zonder meer aan de schoonheid van het kunstwerk over
ie geven De Italiaanse termen zijn voor velen een bindernis om nader tot de muziek te komen.
Het feit, dat Van Gogh dreigt te verworden tot de centrale figuur in een cultus voor ingewijden,
moet op dezelfde wijze funest zijn geweest voor een juiste waardering van z jn schilderijenen tekeningen.
net deeg gevoerde pot kort
ikken kippenkarkas te hS»
de gehokt-massa wor1.,,«tl
hierop de stukken vleue
de hals in één van de
in de pot. Doe hem nu
dicht met het deeg-de
uit#»*
lleen de kop er mag - e,
er een geklopt ei over
t gedurende een uur o0r-
ne oven. Om branden te
in men er het vette
erheen leggen.
MEN vergeve ons deze Ietwat zure
inleiding. Zij is in feite een ge-
j volg van de vele, niet altijd zo
Bijzonder evenwichtige publicaties,
W'aarmee de herdenking van de Zun-
(dertse domineeszoon gepaard gaat. Er
is een veel gezondere vorm van waar-
jdering denkbaar - een die hem veel
liever zou zijn geweest. Deze namelijk
«at zijn schilderijen aan de wanden
gangen in de huizen der arbeiders en
eine luyden. Want dat is zijn vurige
tgeren geweest. Uit zijn brieven zijn
«ntallen citaten op te diepen waar-
'"Jzijn verlangen uitspreekt, een
arlyk populair schilder te worden.
'Cnoonheid w'l bij scheppen voor de
gewone man, niet voor de enkele tien-
pie". die de tentoonstellingszalen be-
heeft zijn werk niet ge-
v«„ V00r exP°sities; tot in het laatst
dat sHn !,even heeft hij volgehouden,
nipr, .'.'Prettig is te werken voor
Bhikti-l - n'et wetcu wat dat is, een
Vp^f, '«ven van boeren en arbeiders
Rn„. ,„hll willen uitbeelden, in het
Vinr- .°1 van hie sentimentele, door
i-Vioit bewonderde en grotelijks over-
boerenschilder Millet. Een
HjUifp f beeft hij gepoogd, een moge-
Vj„ e scheppen om voor zeer wei-
Kassazi'n werlc onder de brede
•r in ,e versPreiden. Zelfs heeft hij
Voor Haagse tijd steendrukken
Uit (!?t ter 1 s'u't overigens niet
Seis -„ro'even van deze zwoe-
Van rip en vooral van de kant
Trent»"s.°beonheid" benaderde. Een
Enooi" ik Brabantse boerenhut was
■oord e romantische zin van het
stand ioi,«ri00r he vaak ellendige om-
moesSLV-an he mensen, die er
«Jh vollldi» en' ,heeft bij niet al-
Blctip von? 5 g gehad. Zo had zijn
^Rtrken nnrfli verspreiding van kunst-
een min of v°lk,toeh noS altiid
karakter sociaal getint liberaal
Ulk-7"deiüv vurig zijn maatschappe-
Aan' H'J 5 °vertuisms<m ook waren.
■Ut verh™*here kant is zijn gevoel
dezer wenüa6met de zwoegers
■-e®1 wereld onmiskenbaar echt ge
weest. In de eigen kring, die van de
ontwikkelde burgerij, voelde hij zich
niet thuis. Daarvoor was de kloof tus
sen zijn eigen radicale levensopvattin
gen en de burgerlijke levensstijl te
diep. Temidden van de kleine mensen,
de boeren, de werkers, voelde hij zich
thuis. Hij wilde ambachtsman met de
ambachtslieden zijn, toen hij zich een
maal bewust was geworden van zijn
roeping om schilder te worden. Hij
wilde zich volkomen geven.
NIET dadelijk heeft hij geweten, In
welke richting hU zijn levensweg
moest banen. Zijn carrière in de
kunsthandel werd door een mislukte
liefde afgesneden; de artistieke opvat
tingen in deze branche lagen hem trou
wens niet. Toen heeft hij het in de re
ligieuze richting gezocht. Een korte
tijd heeft hij predikant willen worden.
Maar de weg naar de verkondiging van
het christelijk geloof via staatsexamen
en universiteit viel hem te lang. En
ergens in zijn geest was toch ook die
ongeweten opstand tegen het verschaal
de, dogmatische christendom van de
kringen, waaruit hij voortkwam, dat
naar zijn gevoel veel te weinig ernst
maakte met de consequenties van eigen
belijdenis.
Zendeling wHde hij zijn. Zo is hij
uitgegaan naar de Borinage, waar hij
onder de Zuid-Belgische mijnwerkers
de liefdeleer van Christus op de meest
radicale wijze verkondigde: door zich
zelf en zijn bezit volledig weg te schen
ken en genoegen te nemen met minder
comfort dan deze mensen kenden. Zo
veel ernst en toewijding schokte het
zendingscomité. De evangelist werd
ontslagen.
Zijn verdere leven is vol geweest
van deze soort mislukkingen en teleur
stellingen. Hij hunkerde naar gemeen
schap met zijn medemensen, maar een
zaamheid en volkomen onbegrip waren
in ruime mate zijn deel. Voor hem is
het woord van Job ten volle van kracht
gebleken, dat de mens tot moeite ge
boren wordt. Het contact met zijn fa
milie bleek onmogelijk. Hij wist zich
zelf „de ruige hond, die met zijn nat-
TOEN Vincent van Gogh enige
maanden voor zijn dood, na
melijk in Januari 1890, zijn eerste
schilderij verkocht het was
geëxposeerd op een tentoonstel
ling te Brussel ontving hij er
vierhonderd francs voor, iets
minder dan tweehonderd gulden
volgens de toenmalige waarde.
Het was een bedrag, dat hem zeer
verbaasde. De koopster moest
Wel schatrijk zijn, meende hij.
Korte tijd later schilderde hij in
het hospitaal te Saint Remy een
klein schilderij, rose rozen in een
groene vaas tegen een geelgroene
achtergrond. En in een brief aan
Theo, zijn broer, sprak hij de
hoop uit, dat zijn schilderijen
uit die dagen tenminste voldoende
zouden opbrengen, om de reis
kosten te dekken. Vincent heeft
nooit kunnen vermoeden, dat zijn
schilderijen stuk voor stuk nog
eens een vermogen waard zouden
zijn. Zo is onlangs de groene vaas
met de rose rozen verkocht voor
135.000 dollar, meer dan vijf
honderdduizend gulden
delingen herbergen de werken der
Christelijke barmhartigheid die de
Meester van Alkmaar eens op 't doek
bracht en: alles geeft hij weg, zijn
geld, zijn kleren, tot zijn bed toe, en
dan, in een hut, arm, alleen, lijdt hij
zijn diepste nood. Wel mocht hij Theo
er aan herinheren; „que la fin de la vie
humaine, ce sont des larmes ou des
cheveux blancs". 1)
Maar hij wist ook dat hij, éls hij
eens enkele jaren in zo'n streek van
arme zwoegers zou hebben gewerkt,
„niet terug zou komen van daar, zon
der iets te zeggen te hebben."
En dan, in 1880, ziet h|j ineens z|jn
weg: hjj zal zijn tekenkrijt opnemen
„Als ik maar kan voortgaan met mjjn
werk, dan zal ik er op één of andere
manier wel weer bovenop komen'
schrijft h|j Theo op 20 Augustus, en
nog datzelfde jaar ook hoe zijn kunst
hem verlost heeft „uit die overvloed
van neergedruktheid over allerlei wat
ik ondernam en m|j mislukte". Ook
Vincent „stelde zijn leed te boek" en
de scheppingsdaad bevrijdde hem: z|jn
10 grote jaren gingen in: 1880 Aug.—
1890 eind Juli, en bijna 1000 schilde
rjjen en ruim 1000 tekeningen getuigen
van zijn werkwoede in Brussel, Etten,
Den Haag, Drente, Nuenen, Antwer
pen en eindelijk de laatste vier ja
ren en de productiefste, van zijn 33ste
tot zjjn 37ste jaar in Parijs, Arles, Saint
Rémy en Auvers.
E DRIFT aan anderen zijn bran-
de dingen, voor de natuur over
dende liefde voor de mensen, voor
te dragen, dat is de bron van de wilde
stroom van zijn kunst. En het behoeft
niemand te verwonderen dat geduren
de zijn levenstijd zijn naakt ethisch pa
thos, zéker uit zijn Hollandse periode,
weinig bewonderaars vond: de Tach
tiger jaren waren vol van een voor
Nederland even nieuw, maar bekoor
lijker schoonheidsideaal. V:
staat dan ook als een geheel afzonder
lijke figuur in zijn tijd, zélfs al erkent
men zijn raakpunten vooral voor
het coloriet met zijn Franse tijdge
noten en vrienden.
MAAR zwijgen wij over hen allen!
En bedenken wij dat de grote
aandacht voor Van Gogh wel allereerst
gewekt moest worden door zijn
brandende totale liefde tot het Andere,
toen bij de eeuwwende een nieuwe
tijd, door Verwey gekenschetst als ,4e
tijd van de nagedachte", scheen aan te
breken. „Wat wij heden beleven", al
dus R. N. Roland Holst omstreeks
1900 hij had in 1892 al Van Gogh's
eerste tentoonstelling ingeleid „is
niet een aesthetlsche beïnvloeding,
maar een psychologische ommekeer,
het is niet een aesthetisch verschijnsel,
maar 'n cultuuromwenteling." Het wa
ren de enkele groten die hun tijd voor
uit waren, die Van Gogh direct
,xdgen"; zo schreef Van Eeden in No
vember 1890 3 maanden na de
dood van de schilder over het
ethos in diens werk, dwars ingaand
tegen de Tachtiger-ideeën toen hij zei:
,.lk hecht nu eenmaal niet zoveel aan
de kunst als aan de kunstenaar!'
IK heb het altijd als een symbool van
de tragiek van onze levenstijd be
schouwd, dat in dezelfde maand
waarin de eerste wereldoorlog over de
Europese cultuur losbrak, de Brieven
van' Van Gogh verschenen. Als jong
gemobiliseerd officier ging ik ze kopen
in het oude kantoor van de Wereld
bibliotheek in Amsterdam en schreef
mijn naam in de drie goudbruine delen
en de datum: Augustus 1914. In de len
te van dat jaar had Van Eden de „Ko
ninklijken van den Geest" bijeenge
roepen in Berlijn, „want het geldt het
heil en de zaligheid der mensheid en
nooit was haar nood zo groot als nu"
Rathenau, Romain Rolland en anderen
waren opgekomen, drie maanden later
werden voor ieder die zien wilde de
tekenen zichtbaar van de ondergang
van die „moderne" cultuur, welke Van
Such telen in 1906 in zijn „Walden"-
roman „Quia Absurdum" gebrand
merkt had als „groot in zijn walgelijk
heid", als berustend op de handel in
overtolligheden, op mode-industrie,
productie van het lelijke, provocatie
van smakeloosheid, waan-wetenschap
en tingel-tangel-kunsten".
In wezen zijn, voor wie zichzelf een
geloof in een wereldorde schiep, de
brandende taal in de werken van de
kunstenaar en de vlammende tongen
van het oorlogsgeweld identiek: beide
zijn zij een oordeel over de wereld, het
ene uit liefde, het andere uit geweld
opkomend, levensvuur en doodsvuur,
maar het zij onze laatste hoop
reinigend als offervlammen.
DDE aesthetische kunstbeschouwer
de vakman, de schilder dus in
dit geval let niet in de eerste
plaats op de psychisch-menselijke bron.
Hij beschouwt de stroom zelf en de
oevers waarbinnen die vloeit. Hem
treffen toets en coloriet compositie en
deformatie en lijn, en artistiek ge
sproken volkomen terecht, mits hij
niet gaat meten met momenteel gang
bare, dus vergankelijke maten.
De oorspronkelijke, persoonlijke
kunstenaar echter bekommert zich
niet allereerst om de oevers: b|j „de
ware schilders", aldus Van Gogh, „zijn
bun hersenen er niet voor 't penseel,
maar -t- penseel is er voor hun herse
nen" zij doorbreken (maar steeds
onopzettelijk want het willen épateren
is hun vreemd), eventueel alle uitge
slepen oevers, en hun stroomversnel
lingen zijn onweerstaanbaar, want de
bronkracht is hun krachtbron en hun
blik is niet op de oevers gericht maar
op de uitmonding in de eeuwige zee
der ziel. Die te verbeelden, door onver
biddelijk kleur en lijn te hanteren, is
het verlangen dat hen drijft, het heim
wee waarvan de dichter Roland Holst
schreef, dat het hem de taal deed
brandschatten „om te doorgronden wat
de wereld vergat."
Daarom zei Marsman: „Ik erken geen
scheiding tussen aesthetische en vitalis
tische normen".
Maar en nu speekt Van Gogh
weer „De kunst is Jaloers, zij wil
niet dat men ongesteldheid stelt boven
haar. Zulken als ik mogen eigenlijk
niet ziek zijn". En dan, met dit hem
tekenende modeste zelfvertrouwen:
„Na enige tijd met de natuur gewors
teld en gestreden te hebben, begint die
wat meer meegevend en gedwee te
worden, niet dat ik er al ben, niemand
is er verder vandaan dan ikzelf dat
te menen, maar 't begint beter te vlot
ten". En nog: „Ik wil "t zo ver bren
gen, dat men zegt van mijn werk: die
man voelt diep en die man voelt fijn.
Ondanks mijn zogenaamde grofheid,
misschien juist daarom."
„Was deze man niet één van het
edel en onsterfelijk ras", vraagt Van
Eeden zestig jaar geleden zich af, „dat
het lage volk gekken, maar de mens
van ons slag heiligen noemt?" En stel
lig, hij brandde zichzelf uit op zija
tocht naar de absolute liefde, het abso
lute recht, de absolute adel des gees-
tes, en zijn laatste werk, het koren
veld met de zwarte vogels tegen da
somber blauwe lucht is daarvan de op
perste expressie. Want de kunst moge
de kunstenaar verlossen zolang hij
scheppend is, zij laat hem daarna als
menselijk wezen achter als een lege
huls. Toen zijn hulpeloos wezen de
spanningen niet meer dragen kón, koos
Van Gogh de kogel, en zijn vriend dr
Gachet die op die Zondagavond 27 Juli
1890 daarvan bericht kreeg en door het
heuvellandschap van Auvers, met die
gloeiende akkers en bemoste daken
naar hem toesnelde, vond hem zo op
zijn kamer in die dorpsherberg, ster
vende.
EENS vervormde Hooft door letter
omzetting de naam van de wijze,
moedige Tesselschade tot Sachte
Sedeles. Schilderijen en reproducties,
die lessen voor hen zijn, zoals het werk
van Millet", wenste Van Gogh in de
huizen zijner medemensen. Wordt de
hardheid van zijn levensgang niet voor
óns en hij zou zeker gezegd heb-
ben: „óók voor mij!" zachter door
het licht der in liefde gewonnen
Schoonheid? En zo het woord ,zede-
lesU, als mij, tegenstaat laten wi)
hèm dan een voorbeeld noemen,
voor ieder méns om zijn Entsagung
en zijn werkbereidheid, voor ieder
kimstenaar om zijn toewijding en om
de inzet van zijn leven, hem. op wiens
dood lichaam een laatste brief aan
Theo werd gevonden, die eindigde
met de woorden:
„Eh bien, mon travail 3 mot, j'y
risque ma vie.2)
W. L. M. E. VAN LEEUWEN
1) dat hefc einddoel van het men*»
selijke leven wordt gevormd door tranen,
of grijze haren."
2) „Welnu: mijn werk, ik waag er mijn
leven voor...," Eigenlijk luidt dez© zin
verder: en heb er mijn verstand al
voor de helft bij ingeboet."
QE GROTE EXPOSITIE in het Haagse
Gemeentemuseum van werken van
Vincent van Gogh opent, wat de schil
derijen aangaat, helaas weinig nieuwe
gezichtspunten. Het overgrote deel van
de doeken immers is afkomstig uit de
collectie van ir V. W. van Gogh te
Laren, welke gewoonlijk in het Stede
lijk Museum van Amsterdam te zien
is. Daarbij is nog een aantal gevoegd
uit de bezittingen van het Rijksmu
seum KröllerMiiiler op de Hoge Ve-
luwe, alsmede enige weinige, die men
uit andere overheids- en particuliere
collecties uit binnen- en buitenland
heeft kunnen lenen. Weliswaar begroet
men de overbekende werken dankbaar
ais oude vrienden men ontmoet ze
immers nooit te vaak maar men had
toch ook wel eens met vele minder
bekende leden van de grote familie
kennis willen maken. Dat nu is niet
mogelijk gebleken. Het wordt steeds
moeilijker, particuliere verzamelaars
te bewegen tot het afstaan van stuk
ken uit eigen bezit; er wordt in toe
nemende mate een beroep op hun be
reidwilligheid gedaan en het laat zich
te poten en zijn haren het nette tapijt
bevuilde" en derhalve thuis eigenlijk
niet kon worden geduld. Dit maakte
zijn Nuenense tijd tot een beproeving.
In feite was er maar één die hem be
greep en volledig achter hem stond:
het was zijn vier jaar jongere broeder
Theo, die hem financieel en moreel
heeft gesteund tot aan zijn dood. Ove
rigens heeft hij zijn beste vrienden na
kortere of langere tijd van zich ver
vreemd door zijn explosief karakter:
eerst Mauve, later Gauguin.
Voortdurend waren er grote inner
lijke spanningen: de worsteling om het
allerhoogste in zijn leven en in zijn
kunst, het martelende gevoel van vol
slagen onmacht als tegenpool daarvan
Deze gespletenheid in zijn wezen dreei
hem voortdurend voort. Nergens heeft
hij 't langer dan een paar jaar uitgehou
den. (Zls verder volgende pag.)
Emile Bernard; Portret van zijn grootmoeder.
denken, dat z|j beginnen terug te
schrikken voor het risico, dat» verbon
den is aan het herhaalde uitlenen van
hun kostbaar eigendom.
MIETTEMIN brengt ons deze tentoon-
stelling de kunstenaar Van Gogh op
sprekende wijze nader. Er zijn wat
documenten, die betrekking hebben op
zijn leven en zijn manier va-n werken
niet veel, gelukkig, maar net ge
noeg om hem en zijn familie althans
enigermate aan ons voor te stellen. Zij
vormen op waardige wijze een inlei
ding tot het eigenlijke werk. Deze nu
is van een voortreffelijk gehalte en is
op zeer gelukkige en overzichtelijke
wijze gehangen.
De nadruk valt hier uiteraard op de
Franse tijd, op de laatste vier vrucht
bare levensjaren van Vincent. Het ac
cent is zelfs hier en daar wat te sterk.
Daardoor wordt het beeld van de ont
wikkeling niet altijd even duidelijk en
zelfs wel eens wat al te summier. Dat
er uit de Borinage slechts een, uit da
Ettense t;jd slechts een tweetal teke
ningen aanwezig is, valt te betreuren.
Het weinige dat er is, geeft een indruk
van de strijd, die Van Gogh in die eer
ste jaren van zijn kunstenaarsschap
heeft gevoerd: met de weerbarstige
materie van krijt en papier evenzeer
als met de weerbarstige natuur, die
weigerde, zich door deze beginneling
te laten vangen. Meer en vaal? be
langwekkend werk is er uit de Haagse
periode: de fraaie aquarel „Staatslote
rij" bijvoorbeeld.
De Nuenense periode met haar rui
ge, boerse werk in de donkere aard
kleuren komt zeer goed tot haar recht.
Gelijk gezegd: zeer uitgebreid is bet
overzicht van de laatste vier jaar. Er
zijn talloze fraaie tekeningen, die be
wijzen, dat hij dan het eigen karakter
van deze kunstvorm heeft ontdekt.
Heel zijn stormachtige ontwikkeling
van impressionist tot expressionistisch
colorist vinden we in de schilderijen
uitgedrukt. Ik kan slechts enkele
stukken noemen: het verrukkelijke,
vertroostende portret van madame
Roulin (Berceuse), dat zo fraai is op
gehangen tussen de twee Zonnebloe
men, waarmee het ook in de geest van
Vincent een drieluik moest vormen,
uit Saint Remy enkele mooie doeken
als de Hospitaaltuin. de voor Theo ge
schilderde Amandeltakken en vooral
dat aangrijpende zelfportret met die
angstig-gespannen ogen en het dode-
lijk-magere, bleke gelaat.
Ik moet hiermee helaas volstaan.
Het moge voldoende zijn om duideliik
te maken, dat deze expositie, ondanks
de bezwaren, die er tegen zijn aan te
voeren, van zeer grote waarde moet
worden geacht.
Van W.