's Werelds befaamdste pianist Dagboek van een onbekende Kunst a. De tragische ondergang van een eenzaam kunstenaar WONDERKIND CLAUDIO ARRAU Fenomenaal geheugen en een verbluffende muziekkennis FILMFAN Jongste grafiek van Pablo Picasso Een fraaie collectie Fijne sculptuur van KOGAN Jean Cocteau Iaat zich nu van andere kant kennen Nimmer zichzelf Proces geeft Henry Jonas bekendheid! AMSTERDAMS PODIUM door Anthony van Kampen Henry Jonas De kunstenat\ Wie is eigentI In Kalman a op Nieuw- G laveert een van zelf gem snelle zeilh Een soldaat, die DE WERF LIGT I] BOS EN DE HE] IS VAN TAKK Handv Streekprau ZATERDAG 18 APRIL 1958 (Van een muziekmedewerker) EEN van de grootste pianisten van deze tijd is de 50-jarige Chileen Ciaudio Arrau. Deze uitspraak is niet zo maar een bewering om deze kunste naar een mooie pluim op de hoed te steken. Het is een verklaring, die ge baseerd is op de ongelooflijke succes sen, die hij in alle vijf werelddelen heeft behaald en op uitspraken van de meest gevreesde critici uit de culturele wereldcentra. Uitspraken als „de groot ste van de grote pianisten" in het Engelse blad Manchester Guardian, „Een onaantastbare kracht" in de New "Vork Times, terwijl een vooraanstaand Amerikaans criticus zijn kunnen samenvatte in „De eerste pianist van onze tijd. Neem gelijke delen van Rachmaninoff en Gabrilowitsch en voeg daarbij een techniek zoals die van Horowits en U heeft een indruk van Arrau". Het is niet de eerste keer dait Ciaudio Arrau, zoals dezer dagen, in ons land verbleet voor het geven van een aantal concerten en het is ook niet de eerste keer dat hij hier overrompelende suc cessen behaalde. Vorig seizoen nog ontving hij een record-ovatie, die niet minder dan twaalf minuten duurde van het publiek en van het opgetogen Con certgebouw-orkest, waarmee hij zojuist had gespeeld in de Amsterdamse mu ziektempel. Maar zijn roem gaat verder terug. Veel verder zelfs. Want lang vóór hij zijn opzienbarend debuut maakte op New York's meest begeerde podium in Carnegie Hall in 1941, was er in de Ver. Staten ai dikwijls genoeg gesproken over een fabelachtige Zuid-Amerikaan, die was opgevoed in Duitsland, die een fantastisch repertoire en geheugen had. die ai prima vista alles kon spelen en die thuis was in iedere periode en stijl van Bach tot Bartok. Er werd bij gezegd dat hij. als buitenlander, de Duitsers al op hun knieën en daarna overeind had gebracht, met uitvoerin gen van alle pianowerken van Bach in een serie van 12 recitals in Berlijn en was toegejuicht door de cycli* die hij gaf van alle 32 Beethoven Sonates en alle pianowerken van Mozart, Schubert en Weber. Er werd van hem gezegd, dat hij op één lijn stond met de beste Schumann, Liszt- en Brahms-vertol- kers en dat hij een klasse fpart was in Chopin, Ravel en Debussy. En om de maat vol te maken werd erbij gezegd, dat het vrouwelijk publiek van Moskou tot Buenos Aires helemaal onderste boven van hem was. De Russen betaal den twee tournee's van hem in 1934 en 1935, met juwelen en bant! CTAUDIO ARRAU werd in 1903 in een klein plaatsje in Chili geboren. Toen hij vier jaar was, zag hij kans om zó van het blad een passage uit een "Sonate ■van Beethoven te spelen. Daar was niet de minste verklaring voor, want er was nooit eerder een beroeps musicus in de familie geweest. Zijn moeder speelde wel piano en dus zou het kind op het gehoor hebben kunnen spelen, maar hij deed méér: hij leerde zichzelf noten lezen, of liever: het noten lezen ging hem net zo gemakke lijk af als plaatjes kijken. Toen hij vijf ■was, gaf hij zijn eerste recital en, nau welijks zeven, volgde zijn officieel de buut in Santiago. De Chileense rege ring was zó verrast door dit klaarblij kelijke genie dat het land had voortge bracht, dat zij hem, samen met zijn fa milie, hals over kop naar Duitsland stuurde om daar te studeren bij een van de grootste leraren uit die tijd, Martin Krause, één der laatste leerlingen van Liszt. Van zijn vijftiende jaar af, toen Krause stierf, tot 1925, toen hij het In ternationaal Pianisten-Concourse in Zwitserland won, is Arrau het zware eenzame pad naar rijpheid geheel alleen gegaan. Als een vreemdeling in een vreemd land zag hij kans het snobisti sche Duitse publiek lauweren te ont wringen, dank zij zijn groot talent en enorme wilskracht. Nu leest hij met een gevoel van be vrediging en nederigheid de lof, die hem wordt toegezwaaid en waarvoor hij zo hard heeft moeten werken. Arrau heeft niet alleen de bewonde ring van het publiek van het ene eind van de globe tot het andere eind veroverd, maar ook die der musici over de gehele wereld voor zijn adem benemende stijlbeheersing en .een re pertoire en geheugen, die ongeëvenaard zijn op dit gebied. Zonder één blad mu ziek mee te nemen, kan hij 76 avonden achter elkaar een verschillend recital geven en bovendien nog 63 werken spe len met orkest. Geen wonder dat Ciaudio .Arrau Chili's meest geëerde burger in het buitenland is. Er is een straat naar hem genoemd in Santiago en hij geniet het voorrecht te reizen op een diplomatiek paspoort, wait zijn komen en gaan over de wereld natuurlijk zeer vergemakke lijkt. Als een soort reizend cultureel attaché, ziet hij er trouwens ook van top tot teen uit als de charmante diplo maat met zijn golvend donkerblond haar, zijn feilloos geknipte snorretje en zijn elegante kleding. Zo reist hij zo'n 130.000 kilometer per jaar, van wereld deel naar werelddeel, ondertussen het ene concert na het andere gevend. Hoe houdt hij het vol? „Door veel biefstuk te eten en meer fruit dan wie dan ook buiten de jungle", zegt hij met een lach in zijn ogen. ARRAU componeert niet en dirigeren wil hij niet, maar hij heeft een zwak voor de film. Jaren geleden trad hij op in een Mexicaanse film over het leven van Liszt, waarin hij Liszt speelde als de jonge man en als grijs aard en daarbij, natuurlijk, piano speelde. Hij herinnert zich nog de echte tranen die over zijn wangen rolden toen Liszt ouder werd en stierf, zó was hij door het verhaal geroerd. Bij hem thuis in Long Island, waar Ciaudio Arrau zijn residentie heeft om zijn twee jonge kinderen een Ameri kaanse opvoeding te geven, heeft hij verzameld wat hij noemt „de buit van mijn reizen". Daar staan zeldzatme Afri kaanse beelden, opgepikt in Europa en Zuid-Afrika; antieke Chinese stukken daterend uit de vierde eeuw; antiquitei ten in velerlei verm, moderne schilde rijen uit Zuid-Amerika en renaissance voorwerpen uit Italië. Zijn charmante vrouw, die een filmcarrière in Europa opgaf, om haar beroemde man te vol gen, heeft er een heel werk mee. „Ik heb er nu eenmaal een hekel aan", zegt Arrau, „als iets niet precies op zijn plaats staat". De tournee die Ciaudio Arrau in ons land bracht, voert hem ook naar Duits land, Italië, Frankrijk en Zwitserland met als hoogtepunt zijn optreden in de Londense Royal Albert Hall gedurende de kroningsperiode. „Maar daarna gaan we naar een villa in Zuid-Frankrijk en ik bezweer U, dat ik de hele zomer absoluut niets ga uitvoeren". Over Picasso als schilder zullen de meningen wel altijd verdeeld blijven zijn grafisch werk van de laatste vijf jaar behoort echter tot het mooiste, wat er op het ogenblik op dit gebied bestaat. In het Stedelijk Museum te Amsterdam is de komende weken een uitermate fraaie collectie te zien, die een overzicht geeft van wat de meester in de laatste tijd heeft gemaakt. Een paar groepen drukken geven een inzicht in de manier waarop hij, uit gaande van een bepaald gegeven, dit omspeelt en verwerkt, totdat hij tot een volkomen symbolische vorm komt. Andere geven de oplossing van de vorm in een zuiver decoratief lijnen spel; daarin nadert hij Matisse zonder ooit zijn eigen „taal" te verloochenen. Het meest indrukwekkend is echter wel het laatste werk. Het staat vaak op het grensgebied van een bepaalde techniek en is daardoor verrassend en boeiend. De steendruk is hier volkomen schilderachtig gebruikt; tal van deze werken zou men in verf en kleur kun nen denken. Dat geldt met name van een aantal vrouwenkoppen en daarmee verwante composities. Andere, zoals zijn verbeeldingen van het stierenge vecht, vertonen in de afwisseling van zwart, wit en tussentinten, een bewe ging en een actie, die in hun eenvoud van een waarlijk verbluffend meester schap zijn. Er zijn enkele gevoelig geboetseerde bronsjes, .waarin als het ware wordt teruggegrepen op praehistorische beeldjes. Mooi zijn ze niet altijd, wel merkwaardig als uitingsvorm. Van W. Jan Engelman heeft jaren geleden in De Vrije Bladen een enthousiaste studie gewijd aan de Roemeens-Franse beeldhouwer Möissy Kogan. Zijn blijd schap was gerechtvaardigd, dunkt me. Kogan is een zeer verfijnd kunstenaar geweest, wiens werk hij was enige malen in ons land hier en daar enige verwantschap met een enkele Nederlander vertoont. Kogans werk bestaat uit niets anders dan het vrouwelijk naakt, steeds weer opnieuw in al zijn verfijning nage speurd. Ziet men al die torsjes bijeen en al die subtiele etsjes, dar. komt er misschien een gevoel van verveling op. Men kriig' iets te veel van al dit goede. Toch raakt men, wanneer men zo'n enkel stukje beziet, niet uitgekeken. Het is zo volmaakt van vorm. zo ethe risch allemaal, dat men zich kan voor stellen, dat Engelman eenmaal de ver leiding niet kon weerstarn. zulk een beeldje in de hand te nemen en het. zacht wegdromend te strelen. Men zou het hem willen nadoen. En daarom is het goed, dat al dit werk nu eens in het Stedelijk Museum te Amsterdam staat. Men hoeft niet alles te zien, om toch rijkelijk te kun nen genieten. Van W. (Van onze Parijse correspondent) ,JA, INDERDAAD, ik tooi me altijd met een feestneus, maar dat doe ik vanwege het pleizier u voor de gek te houden. Bovendien bescherm ik mijn neus er mee", schrijft Jean Cocteau in zijn Journal d'un inconnu", zijn Dagboek van een Onbekende. Die onbekende, dat is Cocteau zelf, die op zijn zestigste jaar nu eindelijk eens wil vertellen wie hij eigenlijk is, hoe 'hij zichzelf ziet en hoe hij over zijn publiek denkt. Veertig jaar lang heeft deze duivelskunstenaar, die met even veel pleizier schrijft, dicht, tekent, schildert, als dat hij films maakt, de gecul tiveerde mensen beziggehouden en anderen verwonderd. Hij was als een koorddanser, die het publiek met zijn be hendigheid, zijn gewaagde fratsen in spanning wist te houden. Maar hij was nooit zichzelf. Hij heeft altijd toneel gespeeld in het dagelijks leven,'maar "ook ih zijn werk. MOOIT had men enig houvast aan wat hjj zei, omdat hij zijn stellingen een paar pagina's verder met hetzelfde gemak wist tegen te spreken. Hij heeft de mensheid geamuseerd, door elkander geschud, ge- ergerd en in bewondering gebracht. Maar hij heeft er altijd voor gezorgd dat men hem niet kon vangen, niet ergens bij kon indelen. Zijn grootste pleizier leek het publiek te epateren, zich zelf met een bewonderens waardige élegance tegen te spreken. Hij heeft de brii- lantste stijl van al zijn tijd genoten, maar hij heeft zijn knapheid vooral gebruikt om te tonen, dat wit en zwart van hetzelfde gege ven voor hem even gemak kelijk bewijsbaar waren. In zijn „Journal d'un In connu" is hij echter plot seling zichzelf geworden. Hjj is, zoals men in de in leiding leest, gescheiden van de verkeerde persoon lijkheid, die men hem heeft opgedrongen. De Onbeken de maakt zijn dagboek be kend. Hij rafelt zijn boeken, zijn gedichten, zijn films uiteen, verklaart wat er achter schuilt, wat hij er mee bedoeld heeft en is daarbij kinderlijk blij zaken te ontdekken in zijn eigen werk, die hij nu pas voor het eerst ziet. „Ik ben", zo schrijft de Onbekende, „zon der twijfel de onbekendste en tegelijkertijd beroemdste dichter. Dat stemt mij soms treurig, want de beroemd heid maakt me verlegen en ik zou liever geliefd dan be roemd zijn". In zijn dagboek is Cocteau soms ook ont stellend eerlijk. Hij blijkt zichzelf beter te kennen dan wie ook. Hij verwijt zichzelf, dat hij er altijd op uit schijnt te zijn om te behagen. Hij doet en schrijft wat de mensen van hem verwachten en is te handig, te slap of te lui om zijn publiek zijn eigen ideeën op te dringen. Hij schrijft met wellust en luistert met een zichtbaar genoegen naar wat hij heeft geschreven, zoals sommige acteurs ln extase naar zichzelf kunnen luisteren. Hij speelt, beter gezegd, goochelt met woor den. Dat doet hij met een ongelooflijke behendigheid. Maar het gevolg is, dat het spelen met de woorden be langrijker wordt dan de woorden zelf. Dat ze hol gaan klinken. In het Dag boek van een Onbekende schrijft Jean Cocteau, wiens boeken reusachtige oplagen halen, wiens toneelstukken in heel de wereld worden opgevoerd en wiens films millioenen bezoekers heb- getrokken, dat hij zijn eigen zwakheden best kent. Hij geeft echter toe, dat hij zelf pleizier heeft in die 'zwak heden. Maar voor het eerst komt er bij deze literaire koorddanser een zekere bit terheid naar voren. Ik oogst overal applaus en succes. Maar waarvoor men klapt, wat mijn succes uitmaakt, dat ben ik eigenlijk niet. Ik blijf een onbekende. Achter de koorddanser, de intellec tuele grappenmaker, schuilt de echte Cocteau. GEEN NAR. J-JET wonderlijke is alleen dat die echte Coctau, die Onbekende, ons niet1 veel nieuws brengt. De schrijver is zeer zeker niet zo naïef te denken, dat zijn grote publiek hem inderdaad als een nar beschouwt. Men ziet in hem een artistieke goochelaar. Iemand die heel vroeg opstaat, met veel trompetgeschal aan kondigt dat de zon op zal komen, waarna hij zichzelf op de borst slaat alsof hij die zonsopgang zelf veroor zaakt heeft. Waafbij hij het spel zo goed gespeeld heeft. c'At men nog een ogenblik daad de zon kan doen op komen. Men heeft in Coc teau nooit 'n groot auteur gezien. Maar wel een artist, die over meer geest beschikt dan heel de Aca démie Frangaise. Cocteau behoeft niet ontevreden te zijn met de plaats, die hij in de wereld der kunsten inneemt. En hij doet er niet zo goed aan ons te willen wijsmaken, dat hij eigenlijk geen duivelskunstenaar is, maar een hoogst ernstige en ondanks zijn succes mis kende schrijver. Daarbij is hij bijzonder hatelijk voor zijn publiek. Hij beweert dat zijn boeken alleen door snobs gelezen worden. Die snobs werpt hij nu op de vuilnisbelt. Hij ver vloekt Parijs met zijn „hor den glonemakers". Hij heeft de Franse hoofdstad zelfs vaarwel gezegd, om zich ergens- in een klein plaatsje aan de Zuidkust te gaan terugtrekken. „Pa rijs is gevuld met stroop- smeerders. Ze smeren zo veel stroop op je. dat er van j'ezelf niets overblijft. Dan werpen ze zich als een troep mieren op je en verslinden je. Wanneer je dat niet zo geslaagd vindt, zijn ze boos". Het Dagboek van een On bekende. is in Frankrijk niet zo goed ontvangen Men vindt het niet ge slaagd, dat die voortreffe lijke koorddanser nu plotse ling zulke ernstige memoi res gaat schrijven. Maar Cocteau kennende is het best mogelijk, dat hij zich zelf alleen maar eens van een andere kant heeft be licht om te zien welke reac ties hierop zouden komen. Misschien heeft hij ook hier weer toegegeven aan het geheim, dat de grote danser Serge de Diaghilev hem gegeven heeft, toen de jon ge Cocteau hem vroeg hoe hy succes zou kunnen heb ben: Verbaas de mensen (Van onze speciale verslaggever) „DE schilderyen Henry Jonas van zijn duizenden waard. Z{\ be horen aan zjjn erfgena men!' Zo pleit mr Van den Hove uit Maastricht voor de rechtbank te Roermond. De advocaat van de tegenpartij tracht de bewering' te ontzenu wen. Er wordt verbitterd gestreden om een na latenschap, die acht jaar na de tragisehe dood van de Maastrichtse kunst schilder Henry Jonas pas te voorschijn kwam. In Juni van het vorige jaar begon deze geschie denis. Toen werd er In Venray een tentoonstel ling van de schilderyen van Henry Jonas gehou den. Wanneer de expo sitie enkele dagen ge opend is, komt een deur waarder uit Roermond, vergezeld door enkele Rijksveldwachters en legt beslag op de schil derijen. Deze schilde rijen door de organi satoren van de tentoon stelling voor 30.000. verzekerd! behoren aan de erfgenamen en zyn thans onrechtmatig ln het bezit van de huidige eigenaar, zo zegt men. j i Dat wordt natuurlyk Een schilderij uit de ziekteperiode. Hierutt spreekt betwist en daórom dient wef sterk het verlangen naar veiligheid. dan de zaak voor de rechtbank te Roermond, die in deze moeilijke kwestie een uitspraak moet doti,| AM de zaak goed te begrijpen moeten we in het jaar 1933 beginnen. Dam is Jcmas een tamelijk bekend kunst schilder in Maastricht. Hij werkt hard, maar in die crisisjaren kan een kun stenaar zeker niet veel verdienen. Het is dan ook een slag als het blijkt, dat Jonas geestesziek is en moet worden verpleegd. Hij komt in een geslicht te Venray. Hier laat men hem, als tijd verdrijf en ook waarschijnlijk voor zijn genezing, schilderijen maken. Doek en verf geeft hem de inrichting. Maar al deze schilderijen verdwijnen vreemd genoeg. Jonas geeft zijn werk weg, zegt men. Misschien vindt men dan nog dat zijn werk geen waarde heeft. Wie weet? Maar in ieder geval, wanneer Jonas na een viertal jaren genezen wordt ontslagen, brengt hij slechts een twintig schilderijen mee naar huis. Het is dam het jaar 1937. Jonas zelf spreekt niet graag over zijn periode in de inrichting. Zijn familie wil hem er niet mee lastig vallen, maar ze vinden het vreemd, dat veel van zijn werken zijn verdwenen. Jonas wordt dan weer ziek en na een tragi sche tijd overlijdt hij in 1944. Onderwijl worden de schilderstuk ken-van Jonas meer waard. Men begint hem te waarderen. Hier en daar dui- Het laatste portret van Jonas IEDER MENS heeft zo z'n eigen dingen, waar voor hij angst heeft. De een is het voor een volle zaal met mensen. De ander voelt zich weg- krimpen van narigheid bij het betreden van een ziekenhuis. De derde kan niet tegen de tram of een autobus. Bij mij zijn het de Banken. Ik had dezer dagen iets te doen in een der Amsterdamse Banken, en het was het bekende proces: bij het beklimmen van het koninklijk bordes daalde mijn zelfvertrouwen reeds diverse graden, en het daalde nog meer tijdens de verplichte cirkelgang in de draaideur. Daar stond ik, op de bekende bedremmelde wijze, met achter me de veilige straat en vóór me de ziel, het hart en de inge wanden van De Bank. Een bank is iets groots, iets voornaams, iets ont zaglijks. Men ziet het geld niet, maar men weet dat het er is. Het geld, waarom het allemaal nu eenmaal draait. Het geld, waarvan men zegt dat bet niets met geluk te maken heeft, hetgeen ech ter uitsluitend verkondigd wordt door hen, die het al hebben. Ik reisde een paar weken geleden met ,een oude kennis. Hij vertelde me, dat een onzer gemeenschappelijke vrienden, die jaren uit het gezichtsveld verdwenen was, plotseling was komen opduiken. Hij was voor de derde maal getrouwd, hij had een enorme erfenis gekregen, hij bezat een paard en een groot zeegaand jacht. Hij had geld in z'n zak, thuis en op een Bank. Hij had bedienden, een eigen zomerhuis aan de Rivièra en een vriendin. Hij had een reis gemaakt door driekwart van de hele wereld. Enzovoorts. „Wel", zei m'n vriend, „en hoe denk je nou dat Piet zich voelt, met al dat geld en dat jacht en de rest?" „Dóódongelukkig", zei ik haastig, want dat is nu eenmaal de schamele troost der ön-gesitueer- den. „Je moet het niet geloven" zei de ander. .Hii is 'olmaakt ge'ukkig". Maar ik had het over de Bank. In de ingewan den zaten de dames en heren, ernstig en goed gekleed. De Bank glom van chroomstaai en mahonie. Ik liep op tegels, waarvan ik er graag één gehad zou hebben om op de schoorsteen te zetten, als pronk. Er hingen lampen, die aan zonnen deden denken. Het was er dof en stil van rijkdom. Kortom De Bank. Ik moest wachten, hetgeen normaal is in Ban ken. Vóór me ruiste een oceaan van typemachi nes. Een kleine honderd dames en heren typten. Een wonderlijke muziek, die schrijfmachine- symphonie. Hoe zacht ook, hoe schijnbaar be deesd, zit er iets vijandigs in die muziek van tien duizend kleine, zwart-witte toetsen. Het zijn de toetsen, die de welstand van duizend onbekende mensen bespelen. Of hun ondergang. Ik stond daar maar achter die donker.-mahonie balie en omdat het lang duurde, bekeek ik de dames en heren. Een goed-gekleed leger noest- voortarbeidende mensen. Ze typten, telefoneer den,schreven of bespeelden machines. Het was aanzienlijk imponerend en er ging een sfeer van macht van uit. Ik vond mezelf niet veel meer, van de ene voet op de andere leunend voor die balie. Ik was maar van één ding zeker: dat dit alles met m ij n welstand en ondergang niets te maken had. Het ging om honderd gulden deviezen, een belachelijke kruimel in die geld-Himalaja daar voor me. Toen kwam de jongeman, die aanleiding werd tot dit Podium. Hij stond op en aanzag mij. Hii was, denk ik, drie en twintig. Blauw pakje, grijs dasje. In z'n colbert-zakje zaten drie glimmende vulpotloden en twee vulpenhouders. Dat alles tegen een ach tergrond van een paars lefdoekje. Hij droeg een bril en was een weinig scheel. Z'n gelaatskleur was grauw, dank zij de daglichtlampen. die alle uren van de dag in De Bank schijnen. Z'n haar lag als glanzend nylon over z'n smal schedeltje geplakt. Hij richtte het woord tot me met een hoog, schraal, dun stemmetje. Toen wist ik dat hij geen mens was, maar een machine. En wat er échter hem zat waren ook gedeeltelijk machines, tenminste, dat leek er veel op. Op dat ogen blik kreeg ik diep medelijden met die jonge bankbediende, met al z'n zilveren vulpotloden en z'n lefdoekje. Omdat er zo hopeloos weinig men selijks in hem was overgebleven. Hij was een deel van De Bank. Waarschijnlijk een prima be diende. Maar even waarschijnlijk nog maar een restant mens. IK DACHT aan Rudyard Kiplings „Djungle- book' Aan de kleine Mowgli, het mensenkind levend in de wildernis, tussen de dieren des velds, onder God's sterren, slapend in het bos, bij Schir Khan, de tijger, bij de wolven, bij de brullende waterval. Ik dacht aan de millioenen jonge men sen, die ook nu nog ergens in deze wereld leven, en vrij zijn. Die nog niet de gevangenen zijn van daglichtlampen en nèon, van mahonie en chroom- staal, van schrijfmachines en telefoons. Die nog niet gevangen zijn door diploma's en kasboeken, door balansen en rekening-couranten. Misschien lijden die millioenen op bepaalde tijden honger; misschien zijn ze op hun tijd ongelukkig; mis schien worden ze opgejaagd door'hun demonen. Maar ze ziin ergens vrij. waar wij. in de paradij zen onzer steden, verbannen werden tot levens lang machinemens. Ik dacht aan de mensen, waarvan men zegt. dat ze leven en sterven in nog onontwikkelde gebieden. Het ziin de groepen, waaronder internationale instellingen als UNESCO werken. Niemand zal kunnen beweren dat dit werk niet sympathiek en niet noodzakelijk is. Natuurlijk Is het noodzakelijk. Het einde zal ech ter ziin: vulpennen, schrijfmachines en lefdo»k- jes. En geplakte haren boven schele open. Ma chine-mensen, levend onder dasl'chtlampen. De laatste Mnwli's sterven uit. Nooit besefte ik het zozeer als die moreen achter de balie van die Amsterdamse Bank Toen die arme bannelinp me hieln, waarvoor alle paradijsdeuren al lanp peleder in het slot gevallen zijn. De deuren, waar achter de zon sehiint waar watervallen ruisen, waar ari'+er donker bladerdak, vreemde dieren ritselen. Waar de mens slaant onde„ het licht der sterren en waar de wind hem wekt. Maar waar schrijf ik over, in een wereld van asfalt en nylon. En waarin we de zon alleen nog kunnen zien doorzonnebrillen I f\E familie Jonas oefende van ouM op ouder het eerzame beroep val huisschilder uit. Zo kwam ook He| Jonas, die op 8 Mei 1878 was bij zijn vader in de leer. Al vroegbi!] de jongen een groot tekentalent te tf zitten. Toch blijft hij zijn handra uitoefenen, hoewel hij 's avonds n] de tekenschool gaat. Hier krijgt hij# schilderles en zijn leermeester, KoM Graafland, dringt er hij hem opii zich geheel aan de kunst te wijiS Maar dat is onmogelijk. Jonas it:j voor zijn ziekelijke vrouw zorgen.Stl wanneer deze overlijdt, gaat Henry 1 hij is inmiddels reeds 38 jaar oud 4 naar de Rijks-Academie voor Beeldtl de Kunst te Amsterdam. Na een stijl van enkele jaren keert hij naar tl geboortestad terug en vestigt zich] zijn ouderlijk huis als kunstschilif Door zijn relatie met de beroerd architect Boosten krijgt hij opdracht] Vooral als glazenier trekt het «T Van Jonas de aandacht. Dan begint zijn ziekte zich te op« baren. Een lange lijdensweg v«J Jonas maakt desondanks nog zeer rf dienstelijk werk. Na een moeilijke t overlijdt hij op 14 September 1944. IN HET STILLE en mooie Bonne';] ten-museum te Maastricht hangt I de grote bovenzaal een aantal sch#| rijen van Jonas. Een portret ven moeder, met oneindige liefde gö£ derd. Een „Suzanna in het bad" '1 verrassende schoonheid en zijn A portret dat zo bekend is geworden. Bij zijn familie in Maastricht ham nog veel meer schilderijen, wantJm was een vruchtbaar schilder. Verse] lende van deze stukken zijn middel] tig van kwaliteit, andere daarenW zonder meer meesterlijk. Als van zoi'J kunstenaars vooral van die vit 1 Zuiden dringt zijn roem langzudfj ons land door en thans eerst Wj zijn schilderstukken bekend. Een kendheid die, helaas, ook ten dele' het tragische proces is te danken. In zijn werkwijze was Jonas d'j en hevig. Men kan hem vergelijken] de andere, beroemde, Nederlet] schilder, wiens geboortedatum wel deze weken vieren, Vincent van ut Niet alleen dat de vergelijking dnsjl wordt opgedrongen door de 8E;T ziekte van deze beide kunsten*'] maar ook hun werk lijkt op e!1j Beiden maakten vele zelfponi?' Beiden werkten intens en t°c'1 J Hun kleuren zijn mooi en toch sM kelend. Inderdaad ook Henry van Maastricht was een groot kW1 naar. TO wordt dan voor de rechtba"'! Roermond door de advocaten t'1 batteerd, geconcludeerd, beschu' 1 verdedigd, gerepliceerd en ëeafl ceerd. Het kan nog tijden dates A er een uitspraak valt. Onderwijl '3 daar in Venray de in beslag Se"„J schilderstukken vam de schilder Jonas. Gewoon in het huis vsn,;£ï wachtmeester der marechaussee, 0 bewaker fungeert Misschien een onbegrijpelijke aan schoonheid, in ieder gevaJ eE| aardig geldsbedrag vertegen^ j eend! Schilderijen die nu. acht I J de dood van hun maker, hem ei A de bekendheid gaven, waarop Henry Jonas zeker recht heeft. ken Vlerken van hem op, die onbekenil zijn. Waarschijnlijk in Venray geschil.! derd! De familie in Maastricht uiorill waakzaam. Deze doeken, vrij toll waard, blijken, na informatie, infof daad uit particulier bezit in Venray it stammen. Toen Jonas in het geslicll| zat, had hij volgens de Nederlar.it wet niet het recht iets weg te schei] ken. Hij was in die ziekte-periode deiings-cmbekwaam", zoals dat wetl| lijk heet. Deze schilderijen zij n dus re langs juiste wegen in het bezit vani| huidige eigenaars gekomen, zegt i familie in Maastricht. Eerst wil op deze enkele schilderstukken b laten leggen, maar dan bedenkt it| zich. Er zit vast nog meer te Vem Als men dus zijn tijd weet af te wal ten kan men in één klap veel ml „vangen". Dan komt de kans. In V] ray wordt een schilderij en-tentoons] ling van Jonas georganiseerd. opening blijken er van de 62 aanwezi doeken liefst58 onbekend te zijn,| De deurwaarder verschijnt env de rechtbank te Roermond vindt volgende bedrijf van dit drama pi'i spanning is bijna ei Ontbreekt die ontspannin handelbaar individu en eet doét dan ook van alles om voorstellingen, voorziet de voldoende sportmateriaal rest „fiksen" en „versieren tangsi houdt. IEDER DETACHEMENT he eigen methode om de zt tijd nuttig en plezierig do men. In Kaimanai aan de We: Nieuw-Guinea, is vooral 1 zeilen in trek en het zal wel zijn er op te wijzen, dat zeilen in Nieuw-Guinea anders is, dan vissen en zeili derlamd. Geen grote B.J luxueuze jachten en geen hulpmiddelen waarvoor onze in Petrus een pond of wat zouden over hebben. Integei hadden het trouwens over „1 „versieren". Het krioelt van de pra: Kaimana's hagelwitte strand, derde en ongeschilderde, plompe, lichte en zware, kleine, ze liggen er in alle si maten en er is heel wat we: voordat ze daar lagen. Ze zijr bouwd op een scheepswerf allerlei kasten en laden het n derne materiaal zo maar voor pen ligt, maar kilometers vet in met behulp van bijl en dissi boom gehakt. Niet iedere boom is geschik' karkas van een prauw dienst Er is een speciaal soort voor kajoebawang, een kanjer met dellijn van pakweg anderhah Jaren geleden kon men de wang aan de kust vinden, ma< loop der tijden zijn er zoveel 0 dat men nu ver het bos in moi één te vinden. Het snorren naar zo'n reu: kinderwerk, want onderweg „scheepshelling" gemaakt waarlangs straks de prauw wordt gelaten. Een scheepshel dus even lang is ais de weg va naar de boom en soms tjot op gaat. En ook deze scheepshellin niet te vergelijken met die in Ze bestaat slechts uit takken, 1 de prauw domweg weggerold' 1 GEEN moderne materiale geen trekzaag om de boor ien. Daar komt alleen ei eenvoudige huis-tuin-of-keuker te pas. Als de boom eenmaal ligt, d zeker drie maanden voordat zij kan worden. Ze moet eerst fi gen, omdat men anders veel hi: dervindt van krimping en s van het hout. Met krijt of h Vordt vervolgens de vorm prauw op de boom afgetekend is het hakken geblazen. Twee r ben er een maand of twee vo. om het ruwe vaartuig uit de lichten, en dan wordt ze de he gerold om in de kampong nl af2ewerkt te worden I ine afwerken heeft weinig I ,r behoeven meestal alle I lekken of scheuren te woi I waarvoor men een soort I kaT'™?en, mengseltje van kalk en petroleum, gebruikt. Al leum ontbreekt en dat kon eens voor, want het is schaars bn,f!jeen],: men z'in toevlucht tol houdende merg van de arenp: el iets weg heeft van kapoel j ook zwemvesten en m vorden gevuld. wantr- Jet algemeen worden c ;„e? n'et geverfd, wél worden z i zwaH„aü Sebrand. waardo neurit k00lIaa§ ontstaat, die I I S gen Vfin het water en Slag van wier beperkt. AAN vorm en grootte der j kan men zien uit welke st vnnJi°!?0I]\ .In Kaimana vin kolp 1) ?e kleine lepch-lepah en Eraml^ j' e lePah-lepah is een de T vooral bij de jong, is een ?macht ln zwang is; dek' volkbLtransP?rtprauw, die door UmfLWO!' gebruikt en v kilcmw 6lzen van meer dan I Voorzien worden gemrakt. |die hpt i, 4 z.°genaamde „zeerr I Deze ,L r lg ln evenwicht eze zeemannen of vlerken, kilometers ver het bos 1:

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1953 | | pagina 8