's Werelds befaamdste pianist
Dagboek van een onbekende
Kunst a.
De tragische ondergang van
een eenzaam kunstenaar
WONDERKIND
CLAUDIO ARRAU
Fenomenaal geheugen
en een verbluffende
muziekkennis
FILMFAN
Jongste grafiek van
Pablo Picasso
Een fraaie collectie
Fijne sculptuur van
KOGAN
Jean Cocteau Iaat zich nu
van andere kant kennen
Nimmer zichzelf
Proces geeft Henry Jonas bekendheid!
AMSTERDAMS PODIUM
door
Anthony van Kampen
Henry Jonas
De kunstenat\
Wie is eigentI
In Kalman a
op Nieuw- G
laveert een
van zelf gem
snelle zeilh
Een soldaat, die
DE WERF LIGT I]
BOS EN DE HE]
IS VAN TAKK
Handv
Streekprau
ZATERDAG 18 APRIL 1958
(Van een muziekmedewerker)
EEN van de grootste pianisten van
deze tijd is de 50-jarige Chileen
Ciaudio Arrau. Deze uitspraak is niet
zo maar een bewering om deze kunste
naar een mooie pluim op de hoed te
steken. Het is een verklaring, die ge
baseerd is op de ongelooflijke succes
sen, die hij in alle vijf werelddelen
heeft behaald en op uitspraken van de
meest gevreesde critici uit de culturele
wereldcentra. Uitspraken als „de groot
ste van de grote pianisten" in het
Engelse blad Manchester Guardian,
„Een onaantastbare kracht" in de New
"Vork Times, terwijl een vooraanstaand
Amerikaans criticus zijn kunnen
samenvatte in „De eerste pianist van
onze tijd. Neem gelijke delen van
Rachmaninoff en Gabrilowitsch en
voeg daarbij een techniek zoals die van
Horowits en U heeft een indruk van
Arrau".
Het is niet de eerste keer dait Ciaudio
Arrau, zoals dezer dagen, in ons land
verbleet voor het geven van een aantal
concerten en het is ook niet de eerste
keer dat hij hier overrompelende suc
cessen behaalde. Vorig seizoen nog
ontving hij een record-ovatie, die niet
minder dan twaalf minuten duurde van
het publiek en van het opgetogen Con
certgebouw-orkest, waarmee hij zojuist
had gespeeld in de Amsterdamse mu
ziektempel.
Maar zijn roem gaat verder terug.
Veel verder zelfs. Want lang vóór hij
zijn opzienbarend debuut maakte op
New York's meest begeerde podium in
Carnegie Hall in 1941, was er in de Ver.
Staten ai dikwijls genoeg gesproken
over een fabelachtige Zuid-Amerikaan,
die was opgevoed in Duitsland, die een
fantastisch repertoire en geheugen
had. die ai prima vista alles kon spelen
en die thuis was in iedere periode en
stijl van Bach tot Bartok. Er werd bij
gezegd dat hij. als buitenlander, de
Duitsers al op hun knieën en daarna
overeind had gebracht, met uitvoerin
gen van alle pianowerken van Bach in
een serie van 12 recitals in Berlijn en
was toegejuicht door de cycli* die hij
gaf van alle 32 Beethoven Sonates en
alle pianowerken van Mozart, Schubert
en Weber. Er werd van hem gezegd, dat
hij op één lijn stond met de beste
Schumann, Liszt- en Brahms-vertol-
kers en dat hij een klasse fpart was in
Chopin, Ravel en Debussy. En om de
maat vol te maken werd erbij gezegd,
dat het vrouwelijk publiek van Moskou
tot Buenos Aires helemaal onderste
boven van hem was. De Russen betaal
den twee tournee's van hem in 1934 en
1935, met juwelen en bant!
CTAUDIO ARRAU werd in 1903 in
een klein plaatsje in Chili geboren.
Toen hij vier jaar was, zag hij kans
om zó van het blad een passage uit een
"Sonate ■van Beethoven te spelen. Daar
was niet de minste verklaring voor,
want er was nooit eerder een beroeps
musicus in de familie geweest. Zijn
moeder speelde wel piano en dus zou
het kind op het gehoor hebben kunnen
spelen, maar hij deed méér: hij leerde
zichzelf noten lezen, of liever: het
noten lezen ging hem net zo gemakke
lijk af als plaatjes kijken. Toen hij vijf
■was, gaf hij zijn eerste recital en, nau
welijks zeven, volgde zijn officieel de
buut in Santiago. De Chileense rege
ring was zó verrast door dit klaarblij
kelijke genie dat het land had voortge
bracht, dat zij hem, samen met zijn fa
milie, hals over kop naar Duitsland
stuurde om daar te studeren bij een van
de grootste leraren uit die tijd, Martin
Krause, één der laatste leerlingen van
Liszt.
Van zijn vijftiende jaar af, toen
Krause stierf, tot 1925, toen hij het In
ternationaal Pianisten-Concourse in
Zwitserland won, is Arrau het zware
eenzame pad naar rijpheid geheel alleen
gegaan. Als een vreemdeling in een
vreemd land zag hij kans het snobisti
sche Duitse publiek lauweren te ont
wringen, dank zij zijn groot talent en
enorme wilskracht.
Nu leest hij met een gevoel van be
vrediging en nederigheid de lof, die
hem wordt toegezwaaid en waarvoor
hij zo hard heeft moeten werken.
Arrau heeft niet alleen de bewonde
ring van het publiek van het ene
eind van de globe tot het andere eind
veroverd, maar ook die der musici
over de gehele wereld voor zijn adem
benemende stijlbeheersing en .een re
pertoire en geheugen, die ongeëvenaard
zijn op dit gebied. Zonder één blad mu
ziek mee te nemen, kan hij 76 avonden
achter elkaar een verschillend recital
geven en bovendien nog 63 werken spe
len met orkest.
Geen wonder dat Ciaudio .Arrau
Chili's meest geëerde burger in het
buitenland is. Er is een straat naar hem
genoemd in Santiago en hij geniet het
voorrecht te reizen op een diplomatiek
paspoort, wait zijn komen en gaan over
de wereld natuurlijk zeer vergemakke
lijkt. Als een soort reizend cultureel
attaché, ziet hij er trouwens ook van
top tot teen uit als de charmante diplo
maat met zijn golvend donkerblond
haar, zijn feilloos geknipte snorretje en
zijn elegante kleding. Zo reist hij zo'n
130.000 kilometer per jaar, van wereld
deel naar werelddeel, ondertussen het
ene concert na het andere gevend. Hoe
houdt hij het vol? „Door veel biefstuk
te eten en meer fruit dan wie dan ook
buiten de jungle", zegt hij met een
lach in zijn ogen.
ARRAU componeert niet en dirigeren
wil hij niet, maar hij heeft een
zwak voor de film. Jaren geleden
trad hij op in een Mexicaanse film over
het leven van Liszt, waarin hij Liszt
speelde als de jonge man en als grijs
aard en daarbij, natuurlijk, piano
speelde. Hij herinnert zich nog de echte
tranen die over zijn wangen rolden toen
Liszt ouder werd en stierf, zó was hij
door het verhaal geroerd.
Bij hem thuis in Long Island, waar
Ciaudio Arrau zijn residentie heeft om
zijn twee jonge kinderen een Ameri
kaanse opvoeding te geven, heeft hij
verzameld wat hij noemt „de buit van
mijn reizen". Daar staan zeldzatme Afri
kaanse beelden, opgepikt in Europa en
Zuid-Afrika; antieke Chinese stukken
daterend uit de vierde eeuw; antiquitei
ten in velerlei verm, moderne schilde
rijen uit Zuid-Amerika en renaissance
voorwerpen uit Italië. Zijn charmante
vrouw, die een filmcarrière in Europa
opgaf, om haar beroemde man te vol
gen, heeft er een heel werk mee.
„Ik heb er nu eenmaal een hekel aan",
zegt Arrau, „als iets niet precies op zijn
plaats staat".
De tournee die Ciaudio Arrau in ons
land bracht, voert hem ook naar Duits
land, Italië, Frankrijk en Zwitserland
met als hoogtepunt zijn optreden in de
Londense Royal Albert Hall gedurende
de kroningsperiode. „Maar daarna gaan
we naar een villa in Zuid-Frankrijk en
ik bezweer U, dat ik de hele zomer
absoluut niets ga uitvoeren".
Over Picasso als schilder zullen de
meningen wel altijd verdeeld blijven
zijn grafisch werk van de laatste vijf
jaar behoort echter tot het mooiste,
wat er op het ogenblik op dit gebied
bestaat. In het Stedelijk Museum te
Amsterdam is de komende weken een
uitermate fraaie collectie te zien, die
een overzicht geeft van wat de meester
in de laatste tijd heeft gemaakt.
Een paar groepen drukken geven een
inzicht in de manier waarop hij, uit
gaande van een bepaald gegeven, dit
omspeelt en verwerkt, totdat hij tot
een volkomen symbolische vorm komt.
Andere geven de oplossing van de
vorm in een zuiver decoratief lijnen
spel; daarin nadert hij Matisse zonder
ooit zijn eigen „taal" te verloochenen.
Het meest indrukwekkend is echter
wel het laatste werk. Het staat vaak
op het grensgebied van een bepaalde
techniek en is daardoor verrassend en
boeiend. De steendruk is hier volkomen
schilderachtig gebruikt; tal van deze
werken zou men in verf en kleur kun
nen denken. Dat geldt met name van
een aantal vrouwenkoppen en daarmee
verwante composities. Andere, zoals
zijn verbeeldingen van het stierenge
vecht, vertonen in de afwisseling van
zwart, wit en tussentinten, een bewe
ging en een actie, die in hun eenvoud
van een waarlijk verbluffend meester
schap zijn.
Er zijn enkele gevoelig geboetseerde
bronsjes, .waarin als het ware wordt
teruggegrepen op praehistorische
beeldjes. Mooi zijn ze niet altijd, wel
merkwaardig als uitingsvorm.
Van W.
Jan Engelman heeft jaren geleden
in De Vrije Bladen een enthousiaste
studie gewijd aan de Roemeens-Franse
beeldhouwer Möissy Kogan. Zijn blijd
schap was gerechtvaardigd, dunkt me.
Kogan is een zeer verfijnd kunstenaar
geweest, wiens werk hij was enige
malen in ons land hier en daar
enige verwantschap met een enkele
Nederlander vertoont.
Kogans werk bestaat uit niets anders
dan het vrouwelijk naakt, steeds weer
opnieuw in al zijn verfijning nage
speurd. Ziet men al die torsjes bijeen
en al die subtiele etsjes, dar. komt er
misschien een gevoel van verveling op.
Men kriig' iets te veel van al dit goede.
Toch raakt men, wanneer men zo'n
enkel stukje beziet, niet uitgekeken.
Het is zo volmaakt van vorm. zo ethe
risch allemaal, dat men zich kan voor
stellen, dat Engelman eenmaal de ver
leiding niet kon weerstarn. zulk een
beeldje in de hand te nemen en het.
zacht wegdromend te strelen. Men
zou het hem willen nadoen.
En daarom is het goed, dat al dit
werk nu eens in het Stedelijk Museum
te Amsterdam staat. Men hoeft niet
alles te zien, om toch rijkelijk te kun
nen genieten. Van W.
(Van onze Parijse correspondent)
,JA, INDERDAAD, ik tooi me altijd met een feestneus,
maar dat doe ik vanwege het pleizier u voor de gek te
houden. Bovendien bescherm ik mijn neus er mee",
schrijft Jean Cocteau in zijn Journal d'un inconnu", zijn
Dagboek van een Onbekende. Die onbekende, dat is
Cocteau zelf, die op zijn zestigste jaar nu eindelijk eens
wil vertellen wie hij eigenlijk is, hoe 'hij zichzelf ziet en
hoe hij over zijn publiek denkt. Veertig jaar lang heeft
deze duivelskunstenaar, die met even veel pleizier schrijft,
dicht, tekent, schildert, als dat hij films maakt, de gecul
tiveerde mensen beziggehouden en anderen verwonderd.
Hij was als een koorddanser, die het publiek met zijn be
hendigheid, zijn gewaagde fratsen in spanning wist te
houden. Maar hij was nooit zichzelf. Hij heeft altijd
toneel gespeeld in het dagelijks leven,'maar "ook ih zijn
werk.
MOOIT had men enig
houvast aan wat hjj zei,
omdat hij zijn stellingen
een paar pagina's verder
met hetzelfde gemak wist
tegen te spreken. Hij heeft
de mensheid geamuseerd,
door elkander geschud, ge-
ergerd en in bewondering
gebracht. Maar hij heeft er
altijd voor gezorgd dat men
hem niet kon vangen, niet
ergens bij kon indelen. Zijn
grootste pleizier leek het
publiek te epateren, zich
zelf met een bewonderens
waardige élegance tegen te
spreken. Hij heeft de brii-
lantste stijl van al zijn tijd
genoten, maar hij heeft zijn
knapheid vooral gebruikt
om te tonen, dat wit en
zwart van hetzelfde gege
ven voor hem even gemak
kelijk bewijsbaar waren.
In zijn „Journal d'un In
connu" is hij echter plot
seling zichzelf geworden.
Hjj is, zoals men in de in
leiding leest, gescheiden
van de verkeerde persoon
lijkheid, die men hem heeft
opgedrongen. De Onbeken
de maakt zijn dagboek be
kend. Hij rafelt zijn boeken,
zijn gedichten, zijn films
uiteen, verklaart wat er
achter schuilt, wat hij er
mee bedoeld heeft en is
daarbij kinderlijk blij zaken
te ontdekken in zijn eigen
werk, die hij nu pas voor
het eerst ziet. „Ik ben", zo
schrijft de Onbekende, „zon
der twijfel de onbekendste
en tegelijkertijd beroemdste
dichter. Dat stemt mij soms
treurig, want de beroemd
heid maakt me verlegen en
ik zou liever geliefd dan be
roemd zijn". In zijn dagboek
is Cocteau soms ook ont
stellend eerlijk. Hij blijkt
zichzelf beter te kennen
dan wie ook. Hij verwijt
zichzelf, dat hij er altijd op
uit schijnt te zijn om te
behagen. Hij doet en schrijft
wat de mensen van hem
verwachten en is te handig,
te slap of te lui om zijn
publiek zijn eigen ideeën op
te dringen. Hij schrijft met
wellust en luistert met een
zichtbaar genoegen naar
wat hij heeft geschreven,
zoals sommige acteurs ln
extase naar zichzelf kunnen
luisteren. Hij speelt, beter
gezegd, goochelt met woor
den. Dat doet hij met een
ongelooflijke behendigheid.
Maar het gevolg is, dat het
spelen met de woorden be
langrijker wordt dan de
woorden zelf. Dat ze hol
gaan klinken. In het Dag
boek van een Onbekende
schrijft Jean Cocteau, wiens
boeken reusachtige oplagen
halen, wiens toneelstukken
in heel de wereld worden
opgevoerd en wiens films
millioenen bezoekers heb-
getrokken, dat hij zijn eigen
zwakheden best kent. Hij
geeft echter toe, dat hij zelf
pleizier heeft in die 'zwak
heden. Maar voor het eerst
komt er bij deze literaire
koorddanser een zekere bit
terheid naar voren. Ik oogst
overal applaus en succes.
Maar waarvoor men klapt,
wat mijn succes uitmaakt,
dat ben ik eigenlijk niet. Ik
blijf een onbekende. Achter
de koorddanser, de intellec
tuele grappenmaker, schuilt
de echte Cocteau.
GEEN NAR.
J-JET wonderlijke is alleen
dat die echte Coctau, die
Onbekende, ons niet1 veel
nieuws brengt. De schrijver
is zeer zeker niet zo naïef
te denken, dat zijn grote
publiek hem inderdaad als
een nar beschouwt. Men ziet
in hem een artistieke
goochelaar. Iemand die
heel vroeg opstaat, met
veel trompetgeschal aan
kondigt dat de zon op zal
komen, waarna hij zichzelf
op de borst slaat alsof hij
die zonsopgang zelf veroor
zaakt heeft. Waafbij hij het
spel zo goed gespeeld heeft.
c'At men nog een ogenblik
daad de zon kan doen op
komen. Men heeft in Coc
teau nooit 'n groot auteur
gezien. Maar wel een
artist, die over meer geest
beschikt dan heel de Aca
démie Frangaise. Cocteau
behoeft niet ontevreden te
zijn met de plaats, die hij
in de wereld der kunsten
inneemt. En hij doet er niet
zo goed aan ons te willen
wijsmaken, dat hij eigenlijk
geen duivelskunstenaar is,
maar een hoogst ernstige
en ondanks zijn succes mis
kende schrijver. Daarbij is
hij bijzonder hatelijk voor
zijn publiek. Hij beweert
dat zijn boeken alleen door
snobs gelezen worden.
Die snobs werpt hij nu
op de vuilnisbelt. Hij ver
vloekt Parijs met zijn „hor
den glonemakers". Hij
heeft de Franse hoofdstad
zelfs vaarwel gezegd, om
zich ergens- in een klein
plaatsje aan de Zuidkust
te gaan terugtrekken. „Pa
rijs is gevuld met stroop-
smeerders. Ze smeren zo
veel stroop op je. dat er van
j'ezelf niets overblijft. Dan
werpen ze zich als een troep
mieren op je en verslinden
je. Wanneer je dat niet zo
geslaagd vindt, zijn ze
boos".
Het Dagboek van een On
bekende. is in Frankrijk
niet zo goed ontvangen
Men vindt het niet ge
slaagd, dat die voortreffe
lijke koorddanser nu plotse
ling zulke ernstige memoi
res gaat schrijven. Maar
Cocteau kennende is het
best mogelijk, dat hij zich
zelf alleen maar eens van
een andere kant heeft be
licht om te zien welke reac
ties hierop zouden komen.
Misschien heeft hij ook hier
weer toegegeven aan het
geheim, dat de grote danser
Serge de Diaghilev hem
gegeven heeft, toen de jon
ge Cocteau hem vroeg hoe
hy succes zou kunnen heb
ben: Verbaas de mensen
(Van onze speciale verslaggever)
„DE schilderyen
Henry Jonas
van
zijn
duizenden waard. Z{\ be
horen aan zjjn erfgena
men!' Zo pleit mr Van
den Hove uit Maastricht
voor de rechtbank te
Roermond. De advocaat
van de tegenpartij tracht
de bewering' te ontzenu
wen. Er wordt verbitterd
gestreden om een na
latenschap, die acht jaar
na de tragisehe dood van
de Maastrichtse kunst
schilder Henry Jonas pas
te voorschijn kwam.
In Juni van het vorige
jaar begon deze geschie
denis. Toen werd er In
Venray een tentoonstel
ling van de schilderyen
van Henry Jonas gehou
den. Wanneer de expo
sitie enkele dagen ge
opend is, komt een deur
waarder uit Roermond,
vergezeld door enkele
Rijksveldwachters en
legt beslag op de schil
derijen. Deze schilde
rijen door de organi
satoren van de tentoon
stelling voor 30.000.
verzekerd! behoren
aan de erfgenamen en zyn
thans onrechtmatig ln
het bezit van de huidige
eigenaar, zo zegt men. j i
Dat wordt natuurlyk Een schilderij uit de ziekteperiode. Hierutt spreekt
betwist en daórom dient wef sterk het verlangen naar veiligheid.
dan de zaak voor de
rechtbank te Roermond, die in deze moeilijke kwestie een uitspraak moet doti,|
AM de zaak goed te begrijpen moeten
we in het jaar 1933 beginnen. Dam
is Jcmas een tamelijk bekend kunst
schilder in Maastricht. Hij werkt hard,
maar in die crisisjaren kan een kun
stenaar zeker niet veel verdienen. Het
is dan ook een slag als het blijkt, dat
Jonas geestesziek is en moet worden
verpleegd. Hij komt in een geslicht te
Venray. Hier laat men hem, als tijd
verdrijf en ook waarschijnlijk
voor zijn genezing, schilderijen maken.
Doek en verf geeft hem de inrichting.
Maar al deze schilderijen verdwijnen
vreemd genoeg. Jonas geeft zijn werk
weg, zegt men. Misschien vindt men
dan nog dat zijn werk geen waarde
heeft. Wie weet? Maar in ieder geval,
wanneer Jonas na een viertal jaren
genezen wordt ontslagen, brengt hij
slechts een twintig schilderijen mee
naar huis. Het is dam het jaar 1937.
Jonas zelf spreekt niet graag over zijn
periode in de inrichting. Zijn familie
wil hem er niet mee lastig vallen, maar
ze vinden het vreemd, dat veel van
zijn werken zijn verdwenen. Jonas
wordt dan weer ziek en na een tragi
sche tijd overlijdt hij in 1944.
Onderwijl worden de schilderstuk
ken-van Jonas meer waard. Men begint
hem te waarderen. Hier en daar dui-
Het laatste portret van Jonas
IEDER MENS heeft zo z'n eigen dingen, waar
voor hij angst heeft. De een is het voor een
volle zaal met mensen. De ander voelt zich weg-
krimpen van narigheid bij het betreden van een
ziekenhuis. De derde kan niet tegen de tram of
een autobus. Bij mij zijn het de Banken. Ik had
dezer dagen iets te doen in een der Amsterdamse
Banken, en het was het bekende proces: bij het
beklimmen van het koninklijk bordes daalde
mijn zelfvertrouwen reeds diverse graden, en het
daalde nog meer tijdens de verplichte cirkelgang
in de draaideur. Daar stond ik, op de bekende
bedremmelde wijze, met achter me de veilige
straat en vóór me de ziel, het hart en de inge
wanden van De Bank.
Een bank is iets groots, iets voornaams, iets ont
zaglijks. Men ziet het geld niet, maar men weet
dat het er is. Het geld, waarom het allemaal nu
eenmaal draait. Het geld, waarvan men zegt dat
bet niets met geluk te maken heeft, hetgeen ech
ter uitsluitend verkondigd wordt door hen, die het
al hebben. Ik reisde een paar weken geleden met
,een oude kennis. Hij vertelde me, dat een onzer
gemeenschappelijke vrienden, die jaren uit het
gezichtsveld verdwenen was, plotseling was komen
opduiken. Hij was voor de derde maal getrouwd,
hij had een enorme erfenis gekregen, hij bezat
een paard en een groot zeegaand jacht. Hij had
geld in z'n zak, thuis en op een Bank. Hij had
bedienden, een eigen zomerhuis aan de Rivièra
en een vriendin. Hij had een reis gemaakt door
driekwart van de hele wereld. Enzovoorts. „Wel",
zei m'n vriend, „en hoe denk je nou dat Piet zich
voelt, met al dat geld en dat jacht en de rest?"
„Dóódongelukkig", zei ik haastig, want dat is
nu eenmaal de schamele troost der ön-gesitueer-
den. „Je moet het niet geloven" zei de ander.
.Hii is 'olmaakt ge'ukkig".
Maar ik had het over de Bank. In de ingewan
den zaten de dames en heren, ernstig en goed
gekleed. De Bank glom van chroomstaai en
mahonie. Ik liep op tegels, waarvan ik er graag
één gehad zou hebben om op de schoorsteen te
zetten, als pronk. Er hingen lampen, die aan
zonnen deden denken. Het was er dof en stil
van rijkdom. Kortom De Bank.
Ik moest wachten, hetgeen normaal is in Ban
ken. Vóór me ruiste een oceaan van typemachi
nes. Een kleine honderd dames en heren typten.
Een wonderlijke muziek, die schrijfmachine-
symphonie. Hoe zacht ook, hoe schijnbaar be
deesd, zit er iets vijandigs in die muziek van tien
duizend kleine, zwart-witte toetsen. Het zijn de
toetsen, die de welstand van duizend onbekende
mensen bespelen. Of hun ondergang.
Ik stond daar maar achter die donker.-mahonie
balie en omdat het lang duurde, bekeek ik de
dames en heren. Een goed-gekleed leger noest-
voortarbeidende mensen. Ze typten, telefoneer
den,schreven of bespeelden machines. Het was
aanzienlijk imponerend en er ging een sfeer van
macht van uit. Ik vond mezelf niet veel meer, van
de ene voet op de andere leunend voor die balie.
Ik was maar van één ding zeker: dat dit alles
met m ij n welstand en ondergang niets te maken
had. Het ging om honderd gulden deviezen, een
belachelijke kruimel in die geld-Himalaja daar
voor me.
Toen kwam de jongeman, die aanleiding werd
tot dit Podium.
Hij stond op en aanzag mij. Hii was, denk ik,
drie en twintig. Blauw pakje, grijs dasje. In z'n
colbert-zakje zaten drie glimmende vulpotloden
en twee vulpenhouders. Dat alles tegen een ach
tergrond van een paars lefdoekje. Hij droeg een
bril en was een weinig scheel. Z'n gelaatskleur
was grauw, dank zij de daglichtlampen. die alle
uren van de dag in De Bank schijnen. Z'n haar
lag als glanzend nylon over z'n smal schedeltje
geplakt. Hij richtte het woord tot me met een
hoog, schraal, dun stemmetje. Toen wist ik dat
hij geen mens was, maar een machine. En wat er
échter hem zat waren ook gedeeltelijk machines,
tenminste, dat leek er veel op. Op dat ogen
blik kreeg ik diep medelijden met die jonge
bankbediende, met al z'n zilveren vulpotloden en
z'n lefdoekje. Omdat er zo hopeloos weinig men
selijks in hem was overgebleven. Hij was een
deel van De Bank. Waarschijnlijk een prima be
diende. Maar even waarschijnlijk nog maar een
restant mens.
IK DACHT aan Rudyard Kiplings „Djungle-
book' Aan de kleine Mowgli, het mensenkind
levend in de wildernis, tussen de dieren des velds,
onder God's sterren, slapend in het bos, bij Schir
Khan, de tijger, bij de wolven, bij de brullende
waterval. Ik dacht aan de millioenen jonge men
sen, die ook nu nog ergens in deze wereld leven,
en vrij zijn. Die nog niet de gevangenen zijn van
daglichtlampen en nèon, van mahonie en chroom-
staal, van schrijfmachines en telefoons. Die nog
niet gevangen zijn door diploma's en kasboeken,
door balansen en rekening-couranten. Misschien
lijden die millioenen op bepaalde tijden honger;
misschien zijn ze op hun tijd ongelukkig; mis
schien worden ze opgejaagd door'hun demonen.
Maar ze ziin ergens vrij. waar wij. in de paradij
zen onzer steden, verbannen werden tot levens
lang machinemens. Ik dacht aan de mensen,
waarvan men zegt. dat ze leven en sterven in nog
onontwikkelde gebieden. Het ziin de groepen,
waaronder internationale instellingen als UNESCO
werken. Niemand zal kunnen beweren dat dit
werk niet sympathiek en niet noodzakelijk is.
Natuurlijk Is het noodzakelijk. Het einde zal ech
ter ziin: vulpennen, schrijfmachines en lefdo»k-
jes. En geplakte haren boven schele open. Ma
chine-mensen, levend onder dasl'chtlampen.
De laatste Mnwli's sterven uit. Nooit besefte
ik het zozeer als die moreen achter de balie van
die Amsterdamse Bank Toen die arme bannelinp
me hieln, waarvoor alle paradijsdeuren al lanp
peleder in het slot gevallen zijn. De deuren, waar
achter de zon sehiint waar watervallen ruisen,
waar ari'+er donker bladerdak, vreemde dieren
ritselen. Waar de mens slaant onde„ het licht der
sterren en waar de wind hem wekt.
Maar waar schrijf ik over, in een wereld van
asfalt en nylon. En waarin we de zon alleen nog
kunnen zien doorzonnebrillen I
f\E familie Jonas oefende van ouM
op ouder het eerzame beroep val
huisschilder uit. Zo kwam ook He|
Jonas, die op 8 Mei 1878 was
bij zijn vader in de leer. Al vroegbi!]
de jongen een groot tekentalent te tf
zitten. Toch blijft hij zijn handra
uitoefenen, hoewel hij 's avonds n]
de tekenschool gaat. Hier krijgt hij#
schilderles en zijn leermeester, KoM
Graafland, dringt er hij hem opii
zich geheel aan de kunst te wijiS
Maar dat is onmogelijk. Jonas it:j
voor zijn ziekelijke vrouw zorgen.Stl
wanneer deze overlijdt, gaat Henry 1
hij is inmiddels reeds 38 jaar oud 4
naar de Rijks-Academie voor Beeldtl
de Kunst te Amsterdam. Na een stijl
van enkele jaren keert hij naar tl
geboortestad terug en vestigt zich]
zijn ouderlijk huis als kunstschilif
Door zijn relatie met de beroerd
architect Boosten krijgt hij opdracht]
Vooral als glazenier trekt het «T
Van Jonas de aandacht.
Dan begint zijn ziekte zich te op«
baren. Een lange lijdensweg v«J
Jonas maakt desondanks nog zeer rf
dienstelijk werk. Na een moeilijke t
overlijdt hij op 14 September 1944.
IN HET STILLE en mooie Bonne';]
ten-museum te Maastricht hangt I
de grote bovenzaal een aantal sch#|
rijen van Jonas. Een portret ven
moeder, met oneindige liefde gö£
derd. Een „Suzanna in het bad" '1
verrassende schoonheid en zijn A
portret dat zo bekend is geworden.
Bij zijn familie in Maastricht ham
nog veel meer schilderijen, wantJm
was een vruchtbaar schilder. Verse]
lende van deze stukken zijn middel]
tig van kwaliteit, andere daarenW
zonder meer meesterlijk. Als van zoi'J
kunstenaars vooral van die vit 1
Zuiden dringt zijn roem langzudfj
ons land door en thans eerst Wj
zijn schilderstukken bekend. Een
kendheid die, helaas, ook ten dele'
het tragische proces is te danken.
In zijn werkwijze was Jonas d'j
en hevig. Men kan hem vergelijken]
de andere, beroemde, Nederlet]
schilder, wiens geboortedatum wel
deze weken vieren, Vincent van ut
Niet alleen dat de vergelijking dnsjl
wordt opgedrongen door de 8E;T
ziekte van deze beide kunsten*']
maar ook hun werk lijkt op e!1j
Beiden maakten vele zelfponi?'
Beiden werkten intens en t°c'1 J
Hun kleuren zijn mooi en toch sM
kelend. Inderdaad ook Henry
van Maastricht was een groot kW1
naar.
TO wordt dan voor de rechtba"'!
Roermond door de advocaten t'1
batteerd, geconcludeerd, beschu' 1
verdedigd, gerepliceerd en ëeafl
ceerd. Het kan nog tijden dates A
er een uitspraak valt. Onderwijl '3
daar in Venray de in beslag Se"„J
schilderstukken vam de schilder
Jonas. Gewoon in het huis vsn,;£ï
wachtmeester der marechaussee, 0
bewaker fungeert
Misschien een onbegrijpelijke
aan schoonheid, in ieder gevaJ eE|
aardig geldsbedrag vertegen^ j
eend! Schilderijen die nu. acht I J
de dood van hun maker, hem ei A
de bekendheid gaven, waarop
Henry Jonas zeker recht heeft.
ken Vlerken van hem op, die onbekenil
zijn. Waarschijnlijk in Venray geschil.!
derd! De familie in Maastricht uiorill
waakzaam. Deze doeken, vrij toll
waard, blijken, na informatie, infof
daad uit particulier bezit in Venray it
stammen. Toen Jonas in het geslicll|
zat, had hij volgens de Nederlar.it
wet niet het recht iets weg te schei]
ken.
Hij was in die ziekte-periode
deiings-cmbekwaam", zoals dat wetl|
lijk heet. Deze schilderijen zij n dus re
langs juiste wegen in het bezit vani|
huidige eigenaars gekomen, zegt i
familie in Maastricht. Eerst wil
op deze enkele schilderstukken b
laten leggen, maar dan bedenkt it|
zich. Er zit vast nog meer te Vem
Als men dus zijn tijd weet af te wal
ten kan men in één klap veel ml
„vangen". Dan komt de kans. In V]
ray wordt een schilderij en-tentoons]
ling van Jonas georganiseerd.
opening blijken er van de 62 aanwezi
doeken liefst58 onbekend te zijn,|
De deurwaarder verschijnt env
de rechtbank te Roermond vindt
volgende bedrijf van dit drama pi'i
spanning is bijna ei
Ontbreekt die ontspannin
handelbaar individu en eet
doét dan ook van alles om
voorstellingen, voorziet de
voldoende sportmateriaal
rest „fiksen" en „versieren
tangsi houdt.
IEDER DETACHEMENT he
eigen methode om de zt
tijd nuttig en plezierig do
men. In Kaimanai aan de We:
Nieuw-Guinea, is vooral 1
zeilen in trek en het zal wel
zijn er op te wijzen, dat
zeilen in Nieuw-Guinea
anders is, dan vissen en zeili
derlamd. Geen grote B.J
luxueuze jachten en geen
hulpmiddelen waarvoor onze
in Petrus een pond of wat
zouden over hebben. Integei
hadden het trouwens over „1
„versieren".
Het krioelt van de pra:
Kaimana's hagelwitte strand,
derde en ongeschilderde,
plompe, lichte en zware,
kleine, ze liggen er in alle si
maten en er is heel wat we:
voordat ze daar lagen. Ze zijr
bouwd op een scheepswerf
allerlei kasten en laden het n
derne materiaal zo maar voor
pen ligt, maar kilometers vet
in met behulp van bijl en dissi
boom gehakt.
Niet iedere boom is geschik'
karkas van een prauw dienst
Er is een speciaal soort voor
kajoebawang, een kanjer met
dellijn van pakweg anderhah
Jaren geleden kon men de
wang aan de kust vinden, ma<
loop der tijden zijn er zoveel 0
dat men nu ver het bos in moi
één te vinden.
Het snorren naar zo'n reu:
kinderwerk, want onderweg
„scheepshelling" gemaakt
waarlangs straks de prauw
wordt gelaten. Een scheepshel
dus even lang is ais de weg va
naar de boom en soms tjot op
gaat. En ook deze scheepshellin
niet te vergelijken met die in
Ze bestaat slechts uit takken, 1
de prauw domweg weggerold' 1
GEEN moderne materiale
geen trekzaag om de boor
ien. Daar komt alleen ei
eenvoudige huis-tuin-of-keuker
te pas.
Als de boom eenmaal ligt, d
zeker drie maanden voordat zij
kan worden. Ze moet eerst fi
gen, omdat men anders veel hi:
dervindt van krimping en s
van het hout. Met krijt of h
Vordt vervolgens de vorm
prauw op de boom afgetekend
is het hakken geblazen. Twee r
ben er een maand of twee vo.
om het ruwe vaartuig uit de
lichten, en dan wordt ze de he
gerold om in de kampong
nl af2ewerkt te worden
I ine afwerken heeft weinig
I ,r behoeven meestal alle
I lekken of scheuren te woi
I waarvoor men een soort
I kaT'™?en, mengseltje van
kalk en petroleum, gebruikt. Al
leum ontbreekt en dat kon
eens voor, want het is schaars
bn,f!jeen],: men z'in toevlucht tol
houdende merg van de arenp:
el iets weg heeft van kapoel
j ook zwemvesten en m
vorden gevuld.
wantr- Jet algemeen worden c
;„e? n'et geverfd, wél worden z
i zwaH„aü Sebrand. waardo
neurit k00lIaa§ ontstaat, die I
I S gen Vfin het water en
Slag van wier beperkt.
AAN vorm en grootte der j
kan men zien uit welke st
vnnJi°!?0I]\ .In Kaimana vin
kolp 1) ?e kleine lepch-lepah en
Eraml^ j' e lePah-lepah is een
de T vooral bij de jong,
is een ?macht ln zwang is; dek'
volkbLtransP?rtprauw, die door
UmfLWO!' gebruikt en v
kilcmw 6lzen van meer dan
I Voorzien worden gemrakt.
|die hpt i, 4 z.°genaamde „zeerr
I Deze ,L r lg ln evenwicht
eze zeemannen of vlerken,
kilometers ver het bos 1: