Carol Reed verwekte schrik
en ontsteltenis in Berlijn
De gespleten stad decor
voor een nieuwe film
omms
i HET Gj
I moet
WAARDEVOL IDEE KREEG
GOEDE UITWERKING
In het ouderlijk huis van Rikki
Benedictinessen beoefenen
een eeuwenoud handwerk
Stub
Perkament van
eigen vee
J
Raoul Hynckes
zestig jaar
D
Na The Third Man
The Berlin Story"
Schrik
Voorzorgen
Wereldfilosofencongres
in Londen
Waar de tijd een rustpunt vond
Nonnen calligraferen de kloosterboeken
M
Schilder van nieuw
realisme
Fris en goed geheel
op expositie van
Heinekens
Vier Europeanen erelid
Amerikaans instituut
Waar stripfiguren
uit de inktpot
stappen
IK BEN bij een striptekenaar thuis.
Porceleinen i
ingebakk
ZATKRDAG 9 MEI 1953
HET HEEFT LANG GEDUURD vóór het hardnekkige Lime-liedje, dai
Karas ln ong gecltherd liad, uit het gtraatrumoer en onze radio's was weg-
geëbd. Doch het thema van die Derde Man in zijn verdeelde stad Wenen heeft
regisseur Carol Reed sedert het vervaardigen van zijn „The Third Man" kenne
lijk nog lang bezig gehouden. Na een bezoek aan Berlijn, enige jaren geleden,
ts hij tenminste vorige maand begonnen met de opnamen van ,(The Berlin
Story", zoals de film voorlopig heet. Weer vormt een door verschillende mo
gendheden bezette stad de achtergrond van het verhaal en is zij zelfs door de
spanning en tweedracht, die zij in zich bergt, één van de voornaamste mee
spelenden. Carol Reed, de regisseur die het zo vaak in de contrastwerking
zoekt, heeft in Berlijn zijn hart kunnen ophalen. Naast gigantische bouwwer
ken: puin en ruines. Naast protserige welvaart: angstaanjagende armoede.
Naast zelfverzekerdheid: redeloze angst.
IN DEZE veelomstreden stad komt
Claire Bloom (weet u nog wel, het
danseresje uit Chaplins Limelight?)
als een Engels meisje haar broer be
zoeken een legerarts, werkzaam in
een vluchtelingenkamp. Zijn vrouw is
een Duits meisje Hildegarde Neff. In
dat Berlijn loopt een niet al te enthou
siaste Geheime Agent uit de Oostzone
rond met de opdracht een ontvoering
in de Westelijke sector op touw te zet
ten. Claire Bloom, die in allerlei ver
wikkelingen raakt, ontmoet deze spion
(James Mason), wat er voor haar het
leven niet gemakkelijker oip maakt.
Een spannende jacht door de Oost
sector naar het Westen van Berlijn,
waarbij het gaat om een mensenleven,
Is wel het hoogtepunt van de film.
Al heeft regisseur Carol Reed, die
als pasgeslagen ridder voortaan met
Sir Carol aangesproken mag worden,
heel wat films op zijn naam staan (o.a.
Laburnum Grove, Bank Holiday, The
Stars look down. The True Glory, Odd
Man Out, The fallen Idol, The Third
Man), de incidenten, die er tijdens de
opnamen van „The Berlin Story" voor-
Vielen, hebben zelfs hem verbaasd.
Toen Reed eenmaal een geschikt
manuscript had, bracht hij het afgelo
pen jaar diverse bezoeken aan Berlijn
om stadsgedeelten en plekjes te zoeken,
die het best bij de intrigue van het
verhaal zouden passen. Daarvoor moest
hij niet zelden in de Oost-zone ziin.
Had hij gevonden wat hij zocht, dan
moest die bepaalde straat of dat be
paalde huis in de Westelijke sector
van Berlijn worden nagebootst, want
daar werden de opnamen gemaakt.
STELT U ZICH de schrik voor van
het oude heertje, dat maar eetjs in
de week zijn huis uitgaat om pro
viand in te slaan, en voor de rest van
de tijd tussen zijn boeken en poesen
hokt, toen hij op een dag recht tegen
over zijn vertrouwde en veilige voor
deur een enorm portret van Stalin zag
opgehangen. Rode vlaggen aan de lan
taarns. Zijn schrik sloeg over in ver
ontwaardiging, omdat niemand de
moeite genomen had hem te waar
schuwen, dat „ze er al waren". Zijn
vertrouwen in de buren keerde pas
weer, toen men hem duidelijk maakte,
dat het Carol Reed maar was, die voor
een van zijn nieuwe filmthrillers half
Bcrliin od ziin kop zette. Want bii dat
ene heertje was het niet gebleven, tien
tallen Berlijners hadden in die dagen
met panische schrik gemerkt, dat de
rode infiltratie zich al met een geruis
loze onbescheidenheid voltrokken had.
En niet alleen burgers ook de West-
Berlijnse politie vloog erin. Met al het
rijdend materieel, voorzien van radio,
zat ze op een dag achter een gesigna
leerde mysterieuze wagen vol Oost-
Duitse politiemannen aan. Maar ze
vond niets! Toen ging ze haar licht
voor alle zekerheid maar eens Opste
ken bij Sir Carel. Het was' niet bij de
regisseur opgekomen, dat een auto met
als Oost-Duitse politiemannen vermom
de spelers, op weg naar hun hotel om
zich te verkleden, de hele politiemacht
in rep en roer zou kunnen brengen.
Beter nog dan welke scène uit de
nieuwe film ook bepalen deze voorval
len de sfeer in de stad Berlijn. Voor
vallen, die ons onwezenlijk en als „van
de film" lijken, maar die de harten van
de West-Berlijners nog steeds een slag
vlugger doen slaan.
NATUURLIJK had Carol Reed wel
voorzorgen getroffen om zijn
mensen niet in moeilijkheden te
laten komen, door bijvoorbeeld grens
overschrijding. Want een gedeelte van
het verhaal speelt zich af op de grens
Oost-West Berlijn. Die grens heeft men
voor de film nagemaakt op de Moritz-
platz in de Amerikaanse sector, niet
meer dan een huizenblok van het IJze
ren Gordijn. Daar vindt men dus ook
het Russische bordje, dat de grens
van het Oosten aangeeft, het bordje
In Londen wordt een conferentie
gehouden voor filosofen. Deze bijeen
komst staat onder auspiciën van de
Ford Foundation en is de voorloper
van een plan om regelmatig „de voor
aanstaande filosofen der wereld" bijeen
te brengen. Onder de gasten bevinden
zich Niels Bohr, Michael Polvani, Wer
ner Heifenberg, Sir Arthur Keith,
Isaah Berlin,- Sir Hector Hethering
ton en Colin Clark. Zij zullen van ge-
dachtenwisselen over problemen ter op
heldering van de opvoedkundige filo
sofie in verband met grondproblemen
van de menselijke natuur en samenle
ving die aan de opvoedkunde ten grond
slag liggen. Voorzitter van de confe
rentie is Robert Hutchins, de vroegere
president van de Universiteit van Chi
cago. De Ford Foundation betaalt alle
kosten voor de deelnemers en verschaft
kamers in de beste hotels. Bovendien
ontvangt iedere geleerde een honora
rium van meer dan 40 per dag.
met: Begin van de democratische sec
tor van Berlijn.
Bij de namaakgrens staat de beruch
te (namaak) Volkspolizei te controle
ren, wie er passeren wil. Van deze
pseudo-agenten is er echter geen een,
die wel eens bij vergissing over de
echte grens, een blok verder, zoek
raakte, door de echte Volkspolizei ge
arresteerd. Misschien hebben ze het
daar niet eens in de gaten gehad, door
het goedgelijkende uniform.
Ook voor de opname van een paar
scènes in de ondergrondse nam Reed
geen enkel risico. Naast de treinbe
stuurder werd een politieman (een
echte, Westduitse deze keer) gepost, die
er voor te zorgen had, dat technici,
spelers en apparatuur niet in de Rus
sische sector terecht kwamen en tijdig
bij de grens aan veilige wal gezet wer
den. Niettegenstaande de schrikken,
schrikjes en zorgen, die Reed de Ber
lijners bezorgde, bleken zij allen even
bereid hoe dan ook mee te werken aan
het tot stand komen van de film over
hun stad. Misschien herinnert u zich
uit andere Reed-films als „Odd Man
Out", The Fallen Idol" en „The Third
Man", de waarlijk superbe verbeel
ding van het leven 's nachts in de stra
ten van een grote .stad. Voor deze
nachtopnamen is Desmond Dickinson
de speciale cameraman. Volgens hem
maken natte straten en muren in
nachtopnamen een veel levender effect
door de spiegeling van de lichten en
de schaduwwerking. Droge straten en
muren blijken van een loze eentonig
heid in het donker. Dusvoor
iedere opname, waarbij het nodig
was, schreeuwde de assistent-regisseur
„Feuerwehr" en kwam er een paar
doezelige spuitgasten met slangen
aanzeulen, rolden die uit en gaven een
nummertje spuiten weg over straten
en muren of de ramen nu open wa
ren of dicht.
Tot nu toe hebben de geruchten nog
geen melding gemaakt van een Oost-
West, Thuis Best-thema door een grote
Berlijnse muzikale onbekendheid ge
componeerd voor een IJzeren Gordijn.
We maken dus een goede kans er met
Reed alleen af te komen. Wat we geen
„pover" overschot kunnen noemen, zijn
vroeger werk in aanmerking genomen.
piipm m Onovt attfessiefer i- y.; i
i eemr Mfp)» iïfe mt pt«r. - Jent.-. -iit ;v i'irv
4-VUv^c v$kk Z.i
b\nruw cum <~>\m -.nxm om
d .vuTTsvv'nm? «int'iï vHvnte
'clTuformK ,a «tetm Amtm c> vw&m
smtiD* JVfün'ur -,vWcm
•nnr m review
JSSS
TC AcXX
awc
yiyil tyv'OS
ÏAUfc-,
JN de Onze Lieve Vrou
we Abdij der Benedic
tinessen te Oosterhout
N.-Brverricht een
drietal nonnen een eeu
wenoud handwerk, dat
wij gewoon zijn monni
kenwerk te noemen. Op
zelf vervaardigd perka
ment, of, zo dit te kost
baar wordt, op geolied
stevig papier, calligrafe
ren ze allerhande docu
menten. In oud-Góthisch
of -Karelingisch schrift
tekenen ze lettertje voor
lettertje de tekst dezer
documenten, en naar oud
gebruik verluchten ze
deze teksten, telkens waar
een nieuw hoofdstuk be
gonnen -moet worden,mat-
de beroemde miniqfuren.
Een bijzonder kunstzin
nig werk, waarin deze
Benedictinessen haar hele
ziel leggen, maar waarbij
het nageslacht of zelfs al
ons geslacht vergeefs
vraagt,
res
de.
Een lieve naamloze
vrouw, kunnen we dan
slechts zeggen. Eén die
haar leven in ootmoed
gewijd heeft aan God, en
zich daartoe afzonderde
van de wereld. Streng
afzonderde zelfs. Want de
Onze Lieve Vrouwen
Abdy der Benedictinessen
in Oosterhout, is een z.g.
Slotklooster, een klooster,
waarin de buitenstaanders
de mensen van de we-
mf\Q TfV
du' Cim-
qouêitm tutittt''
ftbfcf. stelle dssi te-
t'mtdte' prw
ptnuV; ixf pu
cv tide cacjttóvitmta
BW <\d éenrêmpian
it, wie de kunstena- stxekin eu.v'cdsóudMi» pcirfnamtir'; Xcr «a.
die it icnaaicig yniuiu '.u-tbrtl Vaum u'-Ht jliwiii raê
•«i.-wiedf waiw in nweat Bou^tu» iet r"eus.'perif.'
zmi
Prachtig gecalligraf eerde bladzijde uit een der
kloosterboeken van de O. L. Vrouwe Abdij te
Oosterhout.
reld door tralies altijd gescheiden blijven van wie 'daar binnen hun beschou
wend leven leiden. „Die tralies vormen de haag tussen de wereld en ons. Wij
blijven altijd binnen het slot", weten deze vrouwen de bezoeker toe te lichten,
wanneer hij als niet katholiek in de bijzondere gelegenheid is, over dat eeuwen
oude handwerk, dat hier beoefend wordt, te praten. Een dubbel hekwerk scheidt
ons op dat ogenblik van degenen met 'wie wij in gesprek zijn. Door de tralies
heen worden ons de specimen van dit altijd unieke kloosterwerk aangereikt.
ik ze ook weer door zal geven aan mijn
opvolgsters".
Tekent u de letters met de pen?"
willen we dan nog weten.
Met de pen en met penseel. Dait
hangt van de letter af. En soms calli
graferen we de teksten op hout, waar
bij we elke letter insnijden. We zijn erg
gelukkig, wanneer we een pen van een
voorgangster hebben kunnen erven. Ik
schrijf liever met een mooi ingeschre
ven pen dan met een nieuwe. Die pen
nen zijn zo soepel en het lijkt wel, of
de persoonlijke stijl van die voorgang
ster erin verankerd ligt".
Vloeit het toch altijd nog wat vet
tige perkament niet gauw uit?
Ook daar hebben we weer een
middeltje voor. Om het uitvloeien te
voorkomen wrijven we een poeder op
de schrijfkamt. Dat poeder hebben we
A, het kalfsperkament vervaardigen
we zelf", vertelt ons de priores.
„Een ontzettend werk. Eens per
jaar slachten we een eigen kalf. De
huid wordt gedeeltelijk tot leer ver
werkt, gelooid dus gedeeltelijk tot
perkament. De gespannen huid moet
daartoe enerzijds onthaard worden met
een harde borstel, anderzijds ontslijmd.
Na reiniging en droging krijgen we een
perkament, dat het schrift honderden
jaren kan bewaren. Niet voor alle werk
gebruiken we dit zeer kostbare mate
riaal. Dat zou voor vele mensen die nu
bij ons komen om een tekst te laten
tekenen voor bijvoorbeeld vaders zes
tigste vei»aard?g, of ter gelegenheid
van de heropening van een zaak, of zelfs
wanneer het officiële stukken zijn, een
te kostbare geschiedenis worden. Zelfs
het gedenkboek, dat wij calligrafeerden
voor een reeks van omliggende dorpen
om het Poolse regiment aan te bieden,
dat in deze omgeving voor onze bevrij
ding streed, was op geolied papier. En
van datzelfde mooie en stevige papier
is de erelijst van omgekomen verzets
strijders, waaraan we reeds drie jaar in
opdracht van het Rijksinstituut voor
Oorlogsdocumentatie werken. Waarvoor
we dan dat onverslijtbare perkament
gebruiken?
Wel, ook voor bestellingen. Maar ook
voor onze liturgische boeken. De koor
boeken voor de grote feesten bijvoor
beeld. Schitterend zijn die. Ze verhogen
de schoonheid van de liturgische plech
tigheid".
Eén blad per jaar.
IJN VOORGANGSTER vervaar-
digde die", onderbreekt de naast
de priores gezeten non het ge
sprek, van wie wij inmiddels' gehoord
hadden, dat zij thans de leiding heeft
bij dit kunstzinnige werk.
„Aan één blad werkte ze soms wel
een jaar. Voor haar miniatuurtjes ge
bruikte ze verf, die ze zelf had samen
gesteld aan de hand van eeuwenoude
■ecepten. Hoe het goud moest worden
opgelegd was een apart geheim van
haar. Vóórhaar overlijden heeft- ze- deze
geheimen aan mij overgedragen, zoals
gewonnen uit fijngewreven schelpdier
tjes uit Zuid-Frankrijk.
Zuid-Frankrijk?
Ja, dat is ook weer een traditie.
Ons klooster is eigenlijk nog maar vijf
tig jaar oud. In 1901, bij de kerkvervol
gingen in Frankrijk, vroeg de orde on
derdak in Nederland. Toen de tijden
rustiger werden, keerde ze terug naar
de oude grond. Enkele nonnen bleven
echter en vormden zo de grondslag voor
deze nederzetting. Mijn voorgangster
heeft het calligraferen nog van de
Franse zusters geleerd, zoals anderen
hier in het klooster van die Frangaises
prachtig borduurwerk leerden, dat hier
nu eveneens nog „volgens de heel oude
technieken wordt gedaan".
Er is over dit alles nog veel meer te
vertellen. We zouden nog kunnen spre
ken over de lettertypen, over de- Gothi-
sehe en 'Karolingische stijl, die diep
gaand bestudeerd zijn en nauwkeurig
worden nagevolgd, over de moeilijke
kunst der bladindeling, over het zeer
oersoonlijke karakter van allen die deze
kunst te beoefenen krijgen, over het
altijd maar beperkte groepje nonnen
aan wie wordt opgedragen deze traditie
voort te zetten.
Maar het zou ons te ver voe
ren, Het moge ons genoeg zijn te weten
dat deze middeleeuwse kunst nog leeft.
Ja, zelfs ïèvendiger is dan ooit, omdat
■het Onze Lieve Vrouwe klooster der
Benedictinessen in Oosterhout er zich
een' schamele bete"broods mee mbet
verdienen.
(Van onze redacteur Beeldende
Kunsten)
nE SCHILDER Raoul Hynckes, die
Maandag a.s. zestig jaar hoopt te
worden ls een van de zeer vooraan
staande kunstenaars in ons land. Welis
waar is hij op I Mei 1893 te Brussel
geboren, en dus van huis uit Belg,
maar hij woont reeds zo lang in Ne
derland, dat men hem haast onrecht
zou doen door hem niet tot de Neder
landse schilders te rekenen. Niettemin
heeft zijn werk een zeer van het ge
bruikelijke afwijkend karakter. Hij be
hoort, met even bekende figuren ais
A. C. Willink en P(jke Koch, tot de
neo-realisten.
Het is moeilijk te schetsen, hoe hij
tot deze vormgeving is gekomen. Hij
heeft in 1924 een drastische opruiming
onder al zijn oudere werken gehou
den, als gevolg waarvan het vrijwel on
mogelijk is geworden, een overzicht van
•zijn groei te krijgen. Slechts is bekend,
dat hij is begonnen met schilderen in
impressionistische trant; dit bevredigde
hem al vrij spoedig niet meer en zo
keerde hij steeds meer terug tot het
voorwerp in zijn nuchtere, eenvoudige
vorm. In 1933 tenslote vond hij de weg
naar het nieuwe realisme.
Ogenschijnlijk beperkt deze stroming
zich tot een nauwkeurige weergave
van de geziene werkelijkheid. Toch
graaft zij diepei;. In het werk van
Hynckes is dat voortreffelijk te zien.
In zijn doorgaans in donkergrijze tonen
geschilderde doeken krijgen de dingen
het karakter van een symbool. Hynckes
maakt ze tot voertuigen van zijn ge
dachten; ze moeten iets zeggen. Heftig
heid is hem daarbij volkomen vreemd.
Geen enkel van zijn na 1933 ontstane
stukken heeft die laaiende gevoelsuit-
barstingen, die hijvoorbeeld zo kenmer
kend zijn voor de expressionisten.
Dit werk betóógt. Het vertelt als het
ware, dat de schilder in deze wereld
slechts verrotting, verwording en on
dergang kan opmerken. Als attributen
voor zijn stillevens gebruikt Hynckes
dan ook bij voorkeur stukken rottend
hout, einden touw, brokken muur,
doodshoofden, kettingen, scherven, die
worden opgesteld in een omgeving vol
somberheid en verbittering. Zelfs bloe
men, vlinders en bladeren, voorzover zij
in zijn werk voorkomen, delen in de al
gemene misère. Hun kleuren verdoffen
tot de grauwe eentonigheid van het ge
heel.
Hynckes' werk is schilderkunstig on
gelooflijk knap. Het is vrijwel vol
maakte realisering van hetgeen de
schilder voor ogen heeft gestaan. De
dingen zijn groot gezien, de composi
tie wordt telkens weer een' volslagen
eenheid, mede door het gebruik van de
vrijwel monochrome kleur en de op
merkelijke lichteffecten. Maar door zijn
in feite litteraire inhoud spreekt het
lang niet iedereen aan.
De laatste tijd heeft hijooft, enfeele
dorpsgezichten geschilderd. Deze zijn
voor ons gevoel niet altijd van dezelf
de kwaliteit als de stillevens, hoewel
ze meer .schilderij" zijn geworden.
Hynckes bevindt zich overigens nog op
het hoogtepunt van zijn scheppend ver
mogen, zodat er stellig nog belangrijk
werk vaii hem kan worden verwacht.
Van W.
(Van onze redacteur beeldende kunsten
E HEINEKENS BIERBROUWERIJ MAATSCHAPPIJ NV heeft het niet j
bij één goed initiatief gelaten. Men weet het: twintig merendeels jong»
kunstenaars hebben ieder een schilderij mogen leveren, dat als prijs zal dienen
in een binnenkort te publiceren advertentiepuzzle. De maatschappij, die op
deze gelukkige wijze een huwelijk tussen commercie en kunst tot stand bracht,
heeft het hierbij niet gelaten. Het heeft de aangekochte werken, plus nog van I
iedere schilder twee andere, in een frisse tentoonstelling in Fodor te Amsterdam
bijeengebracht en ter bezichtiging gesteld. Er spreekt iets van trots op eigen
besluiten uit deze uitwerking van het oorspronkelijke plan. Die trots lijkt me j
niet ongerechtvaardigd. Hier is naar de kant van de kunstenaars en naar die
van het publiek een uitstekend werk gedaan. Naar die van de artisten zelfs in j
twee opzichten: door de opdrachten en door de middels deze expositie ge-1
schapen verkoopmogelijkheid, die reeds allerminst uitsluitend theoretisch it|
gebleken.
NU WAT DE EXPOSITIE zelf be
treft: ik noemde die fris. Dat lijkt
me wel de beste karakteristiek.
Wat er hangt is betrekkelijk gematigd
modern en over het algemeen ook voor
een volslagen leek wel te aanvaarden
als mooi Niettemin is het verre
van plaatjesachtig. Hier hangt werk
van mensen, die zich stuk voor stuk,
de een sterker, de ander minder sterk,
artistieke persoonlijkheden tonen. Juist
in dit verband valt het echter op, dat
niet steeds het beste werk aan de orga
nisatrice van dit experiment is gele
verd. Waar dat aan ligt is me niet dui
delijk, gesprekken met schilders heb
ben in dit opzicht geen opheldering
verschaft. Het doet er weinig toe. Wat
er uiteindelijk is aangekocht, is toch
altijd nog van een zodanig gehalte, dat
het de maker niet tot oneer strekt. Het
werk van Dirk Trap uit Groet, van
Matthieu Wiegman en Jan van Herwij
nen uit Bergen, spreekt in dit opzicht
haast voor zichzelf. Het is rijp en goed,
dat van Van Herwijnen is misschien
nog het minst een eenheid het stille
ven vind ik wel het mooist. Henk van
den Idsert heeft teruggegrepen op een
periode, die ik afgesloten dacht, en
een zeer kleurig stilleven ingezonden,
dat tegen Wiegmans werk, waarbij het
is opgehangen, eigenlijk zichzelf niet
kan handhaven.
Zonderen we verder gevestigde schil
ders als Edgar Fernhout met zijn haast
precieus geschilderde landschappen en
Jan Wiegers met zijn expressionistisch
coloriet uit, dan opent deze expositie
in vergelijking tot de „Start" niet zo
veel nieuwe gezichtspunten. Want de
meesten, wier werken hier hangen, wa
ren ook daar vertegenwoordigd. Zo de
Groninger Siep van den Berg met zijn
opmerkelijke, in sterk-gekleurde vlak
ken opgeloste landschappen, het vrien
delijke werk van de Amsterdammer
Bob Buys, de fraaie dierstudies van Jan
Groenensteyn, het oververfijnde, wat
zoetelijke van Toon Gijssen uit Gel
drop, het ietwat decoratieve bloemstil-
leven van Nol Kroes, bv. Abe Kuipers
uit Groningen komt ook hier met aqua
rellen, ditmaal niet uitsluitend het Ho-
geland en de Veenkoloniën typerend.
Van Theo Kuïpershoek uit Amsterdam
hangt er sterk sprekend werk, waar
van een doek al dadelijk na de opening;
werd verkocht, een verdiend succes. Del
Tilburgenaar Nico Molenkamp is een!
verfijnd tonalist, die hierin fraaie din-l
gen weet te bereiken. Albert Muys uitl
Amsterdam zond een paar fijn af ge.»
wogen tuingezichten. L. G. M. Ramae-I
kers, van wie we van de Start enkelil
kleine religieuze schilderijen kenden,!
verscheen hier met een paar grot»!
doeken, waarin hij zijn fijne klem
handhaaft. Zijn compositie heeft ielil
monumentaals. Frans Vos uit Maas
tricht zond sterk uiteenlopend werk bi
zo zelfs, dat er drie verschillendi]
persoonlijkheden aan het woord schij-|
nen te zijn. Noem ik tenslotte nog di|
als troostprijs bedoelde houtsnede van;
Lou Strik, uit Amsterdam, een fraai!'
en fors gesneden prent, dan heb ik wel'!
zo ongeveer het gehele gezelschap diï
revue laten passeren.
Er was bij de opening een verheu-E
gende belangstelling. Mr A. de Rooi,
wethouder voor Kunstzaken der ge-G
meente Amsterdam, heeft in zijn op».!
ningsrede het initiatief der organist."
trice ruimschoots geprezen en het aait
andere Amsterdamse grote bedrijvenl
ten voorbeeld gesteld. fi.
Van W.|
Vier vooraanstaande Europeanen heb
ben het erelidmaatschap van het Ame
rikaanse Nationale Instituut voor Kunst
en Letteren verworven, hetgeen ln
de V.S. als een bijzonder hoge eer geldt;
Het zijn Gian Carlo Mennotti, de jong»
Italiaanse operacomponist, de Frans»|
architect Le Corbusier, de Franse schrijf,
ster Colette en Sir Bertrand Russell, dl
Engelse philisoof en Nobelprijs-winnaai|
Hun benoeming werd gisteren dooi
Marc Connelly, de bekende Amerikaan,
se toneelschrijver en voorzitter van hl
Instituut bekend gemaakt.
Met de benoeming van buitenland:
ereleden werd reeds in 1943 een begin]
gemaakt in het kader van een program
ma ter versterking en bevordering aai
de culturele eenheid door de erkennirp
van speciale verdiensten op het gebied
van kunst en letteren. O-nder de gelauj
werden bevinden zich de Franse schil]
der George Braque, de Engelse schri;
vers Sir Osbert Sitwell en Edith Sit]
well, T. S. Eliot en W. Somerset Maul
ham, en de Franse componisten Darii
Milhaud en Henri Sauguet.
(Van onze speciale verslaggever)
f\P EEN TAFEL bij de tekenaar iigt
een oude Amsterdamse politiehelm.
Ik herken hem: een van de dagelijks
in de krant terugkerende figuren
heeft hem gedragen. Er staat een
speelgoedgarage daar doet hij me
althans aan denken; in Werkelijkheid
is het een getrouwe kopie van een
echte garage en er staan wat speel
goed-autootjes. De dingskes zijn pre-
ciese nabootsingen van een Citroen, een
Ford en van andere merken. Tegen
een van de wanden zij.n als versiering
een paar pistolen opgehangen; geen
revolvers, maar echte, uitdetijdse
duelpistolen. Spoedig ben ik omringd
door ontelbare vellen papier met te
keningen en nog eens tekeningen;
voltooide schetsen en studies van
vriendelijk en booskijkende mensen,
van handen, van vliegtuigen, van
schepen, van al de veelvuldige dingen,
die in een stripverhaal plegen voor te
komen.
Niet alleen maar een tekenaar, maar
een „strip"-tekenaar, de man, die elke
dag opnieuw met een serie plaatjes
het vervolgverhaal voor jong of voor
oud of voor kinderen van acht tot
tachtig moet illustreren.
„Neen, ik illustreer niet", zegt Van
Exter zeer nadrukkelijk, en daarmede
werkt hij meteen een veel verbreid
misverstand weg en zitten we midden
in een discussie over het wezen van
een goede strip.
„Tekst en tekening behoren één te
zijn", verduidelijkt hij. „Ze vullen el
kaar wederzijds aan. De plaatjes moe
ten slechts weinig verklarende tekst
nodig hebben. De beste vorm van een
strip is daarom die met de zogenaam
de balloons, dat zijn de kringetjes, die
uit de mond van de stripfiguren ko
men en waarin slechts een paar woor
den vermeld staan, een opmerking,
een bevel, een vraag".
Het buitenland prefereert zulke
strips, maar in Nederland geven nog
velen de voorkeur aan het eronder
gedrukte verhaal.
QOK DE TEKSTEN bedenkt Jan
Dirk v. Exter, op een enkele uitzonde
ring na, zelf. Tezamen met zijn vrouw,
die eên belangrijk aandeel heeft in
zijn productie, die reeds een respec
tabele omvang heeft aangenomen. Op
9 December 1946 begon hij zijn Rikki-
serie, waarin achtereenvolgens ver-
(Van een
Daar zijn ze i
bladen, waardoor r,
inneren, dat we binnenk
U kunt Moeder gelukkf
een doos bonbons, met
we er niet goed aan
I licht te zien? Het denkt
immers in wezen zo bel
f lijke achtergrond, waarte
zo graag geplaatst ziet.
Op Werelddierendag
voor onze trouwe viervot
I bijgesleept) Brengen we
Moeder, het is h«
melde woord en so
fluisterende snik. 7
I den het leven, een
zij het rustpunt ls, de e
wie wij blindelings kunn
I die naast ons staat, door
I goed en in kwaad: onv
trouw. Woorden, waarvai
I helaas eerst tot ons do;
neer het „te laat geword
nooit gesproken woordei
zoals Gerard van Klinkt
I gedicht „Bij een sterfbed
riam matris zo triest g
„Toen 't snelle ademer
en 't in de kamer stil t
I doodstil en wij der
op t klamme laken, toer
j hoezeer wij altijd bij elk
en dat het voor de nooit
van liefde nu te laat get
Het gedenken op Moed»
moeten zijn dan een b
moge ieder jaar weer opr
9 padenken stemmen. Nie
3 plantje, die doos bonbor
S parfum of dat kleine zak
zit hem immers niet in de
van het geschenk en ee
lach: „Kijk eens, Mamaatj
voor jou", maar een even
schenen: de Waterdemon, de Paimpus-
piraat, Terra Incognita, De Zwarte
Schaduw, Gevaarlijke lading, De ver
dwenen redders, Geheugenverlies, De
dubbelgangster, Rikki in Parijs, Rikki
in Zwitserland, Rikki aan de Rivièra,
Rikki en miss Carmen. Daartussen
door schreef een ander de onderschrif
ten voor het Slavatsky-mysterie, Betty
Carlton, het geheim van Pandor, De
zaak Hansje Backer en de Blauwe
vlinder.
Tot en met de Rivièra zijn dat 1809
strips. Als men dan bedenkt, dat
elke strip gemiddeld uit drie tekenin
gen bestaat, dan zijn voor Rikki al
meer dan 5400 tekeningen vervaardigd.
Bovendien tekent Van Exter het strip
verhaal „Pim, Paim en Pom", dat het
al tot bijna 1700 strips gebracht heeft.
Dat moet men niet uitvlakken.
vooral niet, als men weet wat een
omvangrijke, voorbereidende arbeid
daarachter schuil gaat. „Het tekenen
zelf vergt misschien maar een kwa-rt
of een derde van de tijd", vertrouwt
Van Exter mij toe, ,de rest heb ik
nodig voor oriëntatie en documenta
tie. Want ik streef ernaar in de eerste
plaats een verhaal te maken, waarin
geen a! te buitennissige dingen voor
komen aan iedereen moeten de ge
tekende avonturen kunnen overko
men en in de tweede plaats zo be
trouwbaar en actueel mogelijk te zijn.
ALS ik een browning teken, moet dat
ook een browning zijn. Elk knopje,
elk uitsteeksel, elk onderdeel van een
vliegtuig zelfs de naam en het ken
teken en van een auto moeten ver
antwoord zijn. Als ik een gebouw in
Amsterdam of in Nice teken, dan staat
het er ook zo. Als een van mijn figu-
Zeldzame jeugdfoto van Rikkie,
exclusief voor dit blad getekend
door Van Exter.
ren een uniform aan heeft, dan stemt
dal nauwkeurig met de werkelijkheid
overeen. Van de laatste mode moet ik
mij nauwkeurig op de hoogte houden
Het is begrijpelijk, dat er dan hei'
wat onderzoek en voorstudie aan hef
eigenlijke tekenen vooraf gaat. „Toen
maak ik nog wel eens een fout", be
kent Van Exter. „Zo heb ik eens
plompen in het Alkmaardermeer laten
groeien. Ik ontving een brief van een
dame, die me schreef, dat er een tik
keltje zout in het water van het Alk
maardermeer zit, net genoeg om óe
groei van plompen onmogelijk te
maken"
Een aandachtige lezer had aan ie
hand van de plaats van de kleine
rentjes in de verte van de vaarrichtmg
van de boot nog enkele verborgen ge
gevens berekend, dat die boot op
aangeduide plaats in het Alkmaarier- I
meer nooit aan de grond gelopen kon
zijn, omdat het
water daar diep
genoeg is.
„De man had ge-
lij k", zegt v. Exter.
„Maar dat was nu
juist de clou van w
het verhaal: de I
boot zat op de rug
van de waterdemon.
Dat kon die secure fjet embleem V0
lezer toen nog met T,
weten".... Van Exter
£EN naar alle waarst
waardevolle aanwinst
^L. huishouden en de techn 1
atng van een Duitser, ir Ho
een vinding die ook voor
rijk deel in Nederland zal
gewerkt. Het gaat om de i
van het inbakken van vi
elementen in porselein. De
aten hiervan zijn volledig
thee-koffiepotten, welke in
tluten een liter water aar
brengen en daarna bij V a
koffie of thee voor U herei
Daar het hier hoogwaard;
C gebakken en geglazuurd
betreft, waarvoor Nederlanc
stof mist, zal de productie
Duitsland blijven plaatsvinc
reldverkoop echter van Holl
een Nederlandse firma.. Van
belang echter acht men de
van het procédé voor techr
einden, waarbij men den]
verwarmingselementen vo
huisinstaillaties. Overal wa
tastbaar, gemakkelijk te r.
hard materiaal verwarmd m
zal deze techniek kunnen
bruikt De uitwerking in de
TvrktL0^ ,boven gezegd, geh;
Nederlandse onderneming El
trische porselein apoaratui
Haag overgedragen, welke
werking met de C.V. Cers
Breugel te Soestdijk in Jun
proefnemingen hoopt te begi
i v De productie van de pottei
land heeft reeds een hoge vl
men. Vierhonderdvijftig man
mede voortdurend bezig e
tweeduizend potten per we
Érote nieuwe tabriek is in i
Bk Het principe berust op he
jjen van de metalen element,
zi.iwanden van de weke gesir
feleinen notten. terwij] de p
yen honderd meter lange 1
."•orden voortbewogen. De s
*èn zijn van kantal, daar k<
'5" de baktemperatuur van
■melt. De potten zijn momen'
drrzoek bij de Kema te Arn
Zi) een droogkookproef 62
lang doorstonden. Het aanbr.
de elementen in de zijwand
■oordeel, dat naar onderen
m-riige hitte wordt afgegever
dekselknop blijven koud.
1 De vastgestelde verkooppi
gen in dezelfde buurt als die
trische ketels, waardoor het
cos te verklaren valt. dat de
■"uitsland hebben en het
w-armede de Nederlandse h
nieuwe product tegemoet'tree
■Hts»