Prins Bernhard hielp onze jachtsport aan
een voortreffelijke meute
In Engeland werd jacht meer ruitersport en
democratischer dan in Frankrijk
Honourable huntsman Jos. J. A. Gillissen en zijn echtgenote
vormen de ziel van de Koninklijke Nederlandse jachtvereniging
WEK DE GAL
IN UW LEVER OP
Alkmaar
Slipjacht met foxhounds
van de St. Hubertushof
iWSPsÉ
VRIJDAG 18 SEPTEMBER 1958
isllst tro-
euke ver
en andere
en.
ur. v.d. bi.
heren 1.58
O gram
50 gr.
50 gr.
00 gr.
1JET IS een melodieus-
klaaglijke roep, dat
+who-whoop", waarmee de
hon.huntsman van de Kon.
Ned, Jacht Vereniging, Mr.
Jos. Gilissen het veld en
alle omstanders kond doet,
dat de honden de vos ge
grepen hebben en dat de
jacht ten einde is. Een
roep, die vergezeld gaat van
het daarbij behorende
hoorn-signaal. Dat hoort tot
de ongeschreven wetten
van de jacht. „Geschreven"
wetten is beter, want in
feite staan alle mogelijk
heden en gebeuren bij deze
vrije, opwindende sport,
van het moment af dat de
stoet zich in beweging zet,
via verschillende phasen,
tot aan het bovengenoemde
fvho-whoop, te boek. De
voorschriften en raadgevin
gen van bekende jagers uit
vroegere perioden van grote
jachtbloei in Frankrijk en
Engeland, zijn tot tradities
gegroeid, waaraan ieder
jachtgezelschap heden ten
dage nog geacht wordt zich
te houden.
De jacht op groot en klein
wild is al zeer oud, waar
schijnlijk zo oud als de
mensheid zelve; in groeps
verband, te paard, met af
gerichte honden, werd zij
door Willem de Veroveraar
van Frankrijk naar Enge
land gebracht. Dat was dus
in de 2e helft van de 11e
eeuw! Ongetwijfeld zal de
jacht toentertijd in Frank
rijk, dat Engeland in be
schaving ver vooruit was,
gedisciplineerder beoefend
zijn dan op het Britse
eiland. De eerste leerboeken
voor de parforce-jacht wa
ren dan ook Frans. Het
„Li vre de Chasse" van
Gasten Phoebus, comte de
Foix (Pl.m. 1360) werd in
de vorige eeuw opnieuw
uitgegeven. Vertaald in
het Engels onder de
titel tJJayster of the
Game" heeft het vele
eeuwen lang als hèt hand
boek vobr de Engelse jager
gegolden en het is wel
curieus, dat nog altijd de
jachten vrijwel volgens de
zelfde principes als in die
voorbije eeuwen, gereden
worden. Wel hebben zich
in de loop der tijden een
Franse en een Engelse
school ontwikkeld, maar
dat was meer een gevolg
van plaatselijke omstandig
heden en niet van wijzi
gingen in het jachtbedrijf
en haar methodes.
In Frankrijk toch met
zijn onmetelijke bossen nU
gelijk voorheen waarin
zich overal nog grof Wild
ophoudt, kan thans nog op
dezelfde wijze gejaagd
worden als ten tijde van
een Hendrik van Navarre
of van Lodewijk XIV en
zijn opvolgers. Voor de
Franse edelman is de jacht
een traditie die van ge
slacht op geslacht overgaat
en die zich ook na de grote
revolutie, tot op htden,
ongewijzigd heeft kunnen
handhaven.
In Engeland daarentegen
nam de bebossing in de
loop der eeuwen af en daar
mede stierf ook het grote
wild uit. Er ontstond zelfs
een wild-„schaarste"waar
door men op afgeperkte
terreinen ging jagen op het
halfwilde hert (carted-deer).
Een halfwild hert, dat vóór
de meute uit werd losge
laten en later weer opge
vangen. En het is dit ge
brek aan wild, dat reeds in
de 2e helft van de 17e eeuw
de vossenjacht naar voren
heeft gebracht. De vos
ais kleine rover was al
tijd een object, dat te voet
of te paard als „schadelijk
dier" gejaagd en verdelgd
Werd. Maar nu groeide deze
jacht meer en meer uit tot
een sport, waarbij .het ter
rein in de eerste plaats er
toe meewerkte die vooral
tot ruitersport te maken.
Vanzelfsprekend hing dit
nauw samen met de liefde
van de Engelsman voor
paard en hond; met de
vaak zware terreinritten,
die prima paarden en prima
ruiters vroegenen met het
fokken van een jachthond,
meer en meer aangepast
aan de eisen van het land
schap èn van de vos. die in
dat landschap gejaagd moest
worden.
Jammer is het, dat de
ronde, blinkende jacht
hoorn daarbij in discrediet
is gekomen. In het open
veld ging de noodzaak
daarvan te loor. De kleine
koperen hoorn, waaraan de
beste huntsman-blazer nu
slechts een paar schrille
tonen weet te ontlokken,
mist alle traditionele
charme die aan een jacht
hoorn kleeft!
Dat alles heeft ertoe bij
gedragen, dat bij de Engel
se jacht de „ruiter"-sport
de „jacht"-sport heeft ver
drongen, terwijl in Frank
rijk nog steeds het klassieke
jagen de eerste plaats in
neemt.
Er is nóg een groot ver
schil tussen de Engelse en
Franse jachtritten. In Frank
rijk is het jagen een privi
lege gebleven, dat hoofd
zakelijk door de landadel en
groot-grondbezitters uitge
oefend wordt; de kostbaar
heid van deze sport werkt
dat in de hand. De door
snee Engelsman klimt vlug
ger op een paard dan de
doorsnee bourgeois-Frans-
man en het is een oud En
gels gebruik, dat ieder die
een paard kan rijden en er
een bezit uit hoofde van
functie, vak of liefhebberij,
welkom is aan een „meet".
Op dat punt is Engeland
waarschijnlijk vroeger de
mocratischer geweest dan
Frankrijk. Bij paardrijden
en jagen dat de Engels
man altijd in het bloed
heeft gezeten vallen ran
gen en standen in het niet.
Waren oorspronkelijk de
landheren eigenaars van de
diverse meutes, toen de
jacht ook in andere rangen
van de Engelse samenleving
populair werd, ontstond de
behoefte aan verenigingen,
die haar eigen meutes an
een eigen personeelstaf be
zaten. Dat kan men dus het
begn van de talloze jacht-
verenigingen noemen, zoals
ze heden ten dage in vele
landen te vinden zijn.
£N HOE is het in ons land gesteld? De Hollander
is geen geboren jager en geen geboren ruiter,
hetgeen niet wegneemt, dat beide sporten altijd
wel in zekere kringen zijn beoefend en in latere
jaren aanhang vonden bij alle sportieven, die het
betalen konden. Diverse jachtverenigingen kwa
men tot stand, om een min of meer bloeiend be
staan te leiden en na verloop van tijden weer te
verdwijnen. De officieren van onze onvolprezen
cavalerie met destijds Amersfoort als centrum,
hebben lange jaren op glansvolle wijze de ruiter-
en jachtsport in Nederland beheerst. Toen in 1914
de eerste wereldoorlog uitbrak waren de meeste
leden van de toen bestaande Veluwsche Jachtver
eniging militairen. In de jaren 1914-'18 evacueer
de een Belgische meute naar ons land, die de
kern heeft gevormd van de meute van de latere
Nederl. Jachtvereniging. Of beter - het bezit van
deze honden werd aanleiding die vereniging weer
op te richten, die eigenlijk een soort afdeling van
de Militaire Rijschool in Amersfoort genoemd kon
worden! Hetgeen wel bewijst hoe weinig belang
stelling er in andere milieus voor de jacht bestond.
In 1930 begon de huidige hon. huntsman van de
Ned. Jachtvereniging, hiernaast met een eigen
meute, onder de naam „Hubertus Hunt", een
meute van „harriërs", een soort foxhound, die
speciaal op hazen joeg, maar als de gelegenheid
zich voordeed, ook op vossen. Toen in 1940 de
tweede wereldoorlog een einde aan alle sportieve
genoegens maakte, heeft men beide meutes bij
gebrek aan voedsel gedeeltelijk moeten afmaken,
gedeeltelijk verspreid onder laten duiken. En in
derdaad zijn er na de oorlog enkele harriërs
teruggevonden en kon hiermee weer begonnen
worden. Maar de ware fut was pr uit; <le honden
hadden geleden; er was geen nieuw bloed te
Klaar voor de start
krijgen; de terreinen waren vernield; er was wei
nig belangstelling; er was geen geld.
Tot Prins Bernhard in 1949 redding bracht
met een kostbare en kostelijke meute van 17 fox
hounds uit de kennels van de Duke of Beaufort,
opperstalmeester van de Engelse koningin, en
daarmede de kwijnende jachtsport nieuw leven
en nieuwe moed inhlies. Want deze groep, uitge
breid door eigen fokkerij en ruilingen uit be
vriende buitenlandse kennels, groeide snel tot
een prima meute van meer dan 20 koppel honden.
EN HIERMEDE staan we op eens
midden tussen de luidruchtige
meute op St. Hubertushoft het fraaie
landhuis in Engelse stiil van de
heer Jos. J. A. Gilissen, hon. hunts
man van de Kon. Ned. Jachtvereni
ging, die deze meute verzorgt en
dresseert, de organisator en leider
van de slipjachten, die in het seizoen
twee maal per week plaats vinden
en die met zijn vrouw de ziel vormt
van alles wat de jacht in Nederland
I betreft.
En wat de vreemdeling In Jeruza
lem wel het allereerste treft wan
neer hij deze heilige hallen betreedt,
is, behalve de liefde voor paarden
en honden, die de dieren vóór alles
geeft wat hun toekomt, ook de
vriendelijke, opgewekte sfeer die er
over St. Hubertushof hangt; waar
mee ook de stal- en kenneljongens
hun werk doen; waarmee de heer
Gilissen zelf, van 's morgens vroeg
tot 's avonds laat zijn dieren ver
zorgt en de spil vormt waarom dit
levendige en luidruchtige bedrijf
draait.
We zien de ruime kennels, de
slaaphokken, waarin de dik met stro
belegde „benches". Het eten van de
I lekkere slobber uit de lange trog-
Ren. waaraan de „pack" een voor
een zijn plaats inneemt. Langzame
eters worden het eerst bii name af
geroepen, opdat ze hun volle portie
Krijgen. Een mooi staaltje van dres
suur met dit woelige stel van 29,
(scherpe selectie en helaas een
kwaadaardige infectie bracht het oor
spronkelijke aantal in de laatste tijd
naar beneden), voor wie deze maal
tijd eens in de 24 uur hèt
grote ogenblik in het leven van alle
dag betekent.
Tussen dat alles door beweegt de
huntsman zich in zijn witte kennel-
las. Maakt ogen schoon en inspec
teert oren, betast een kreupele poot
en scheidt met een enkele donderen
de uitroep een vechtend stel. geeft
zijn orders en is overal tegelijk. Dan
zijn er nog zeven paarden, wier aan
deel in verzorging en hartelijkheid
niet te onderschatten is! En vóór het
huis houdt zich Ping, de Chow, hau
tain afzijdig van de „werkende
stand" en ook de witte bulldog Truit
je leeft gescheiden van de onrustige
meute, op haar eigen domein, aan
de andere kant van de heining.
f ATER ZIJN WE allemaal op de
hei, waar huntsman Gilissen en
zjjn vrouw, de „lady-whip", de meu
te africht. Aan gehoorzaamheid
wordt streng de hand gehouden; een
foxhound mag alleen maar jagen op
een vos en moet alle andere wild,
dat hij op zijn weg tegenkomt, links
laten liggen, of het nu een konijn
of een haas of een bunzing of maar
een doodgewone poes betreft; ook
een ree moet worden genegeerd.
Vooral reën met haar zware, zoete
lucht, waarop alle honden dol zijn,
betekenen de grootste verleiding voor
een foxhound-neus. Er is een einde
loos geduld nodig om het iedere hond
afzonderlijk bij te brengen, om ze de
vaste jagers-uitdrukkingen te leren,
om ze los in het gareel te dwingen,
met een vriendelijk woord voor de
deugdzamen en een tik van de lange
jachtzweep voor de afdwalers.
Jonge honden, die er als nieuwe
lingen bij komen, worden aan een
oudere hond, een die „steady" is,
vastgekoppeld, en leren zo, al mee
lopend en meegesleurd, wat ze moe
ten laten en wat ze moeten doen.
De meute volgt het spoor
DE FOXHOUND stamt rechtstreeks
van de bloodhound, de nog altijd
onveranderde oerhond, de Segusier,
zo genoemd naar de Keltisch-Galli-
sche volken, de Segusiërs, die in
Savoye en Piemont leefden. Wil
lem de Veroveraar bracht ook deze
bloodhound naar Engeland. De naam
„bloodhound" zou op een hond van
edelen bloede duiden. In de 9e eeuw
verdwijnt de naam „Segusiër" en
gaat men van St. Hubertushonden
spreken, naar het klooster van die
naam in de Ardennen, waar de ja
ger-bisschop-heilige St. Hubertus be
graven lag en waar deze honden
door de monniken gefokt werden.
De heer Gilissen fokt natuurlijk
ook. De pups worden 10 weken
oud bij pleegouders uitbesteed,
waar ze een jaar lang mogen rond
lopen en genieten van het vrije le
ven. Terug in de jachtkennel wordt
het ernst en dan betekent hun korte
hondenleven verder dressuur en
plicht. Een lange jachtcarrière is
hun gewoonlijk niet beschoren. Het
is als met wielrenners en ricksha-
lopers, de dagelijkse taak Is zwaar
en vergt veel van een hondenbody.
Na een jaar of vijf, zes, zijn ze ge
woonlijk óp.
Iedere hond heeft zijn eigen ge
aardheid en intelligentie. Er zijn er,
enkelingen nochtans, die het nooit
leren; die moeten er op de duur uit,
om de anderen niet te bederven.
Maar tenslotte bereikt de huntsman
haast altijd zijn doel, met zijn stem,
zijn overwicht en zijn beloning in
droog hondenbrood of een liefko
zing. Ze zijn voorwaar niet verwend,
de lobbesen; driekleurig zijn ze, wit
met zwart en bruin geplekt. Wat laag
op de rechte, stevige poten, staan
ze onbewegelijk, de brede koppen
met de lange oren naar de baas op
geheven. van wie alle heil in hun
hondenbestaan afhangt.
De „whipper-in" of gemoedelijker
de „whip", is de menselijke herders
hond van de meute, die de huntsman
assisteert, de honden bij elkaar
houdt, de achterblijvers of afdwa
lers corrigeert en tenslotte ook de
vos, als die gegrepen en gedood is,
tegen het verscheuren door de hon
den beschermt. Want de „brush"
(vossenstaart) is enn jachttrofee, die
de eerst-aanrijdende amazone over
handigd wordt. Zoals bij de herten
jacht, de „slot" (hertenpoot) bii de
„kill"-aan een of-meer deelnemers
wordt aangeboden.
Er is een first, een second soms
zelfs een third whipper-in. Mevrouw
Gilissen is een trouwe en kundige
lady-whip geweest, maar heeft nu,
door omstandigheden, dit werkzaam
aandeel in de jachtritten aan ande
ren moeten overdragen.
DIT ALLES zou misschien de ver
keerde indruk wekken, dat ook
in ons land de levende vos gejaagd
wordt. De parforce-iacht heeft bij
ons grote bezwaren. Niet alleen wor
den slechts in enkele gedeelten van
ons land vossen gevonden, doch voor
al de dichte bevolktheid, de over
het algemeen kleine percelen en het
alom aanwezige prikkeldraad, ma
ken het rechttoe rechtaan doorkrui
sen van het terrein achter een weg
vluchtend dier, vrijwel onmogelijk.
Men is dus wel gedwongen zich hier
te bepalen tot de zogenaamde „slip-
jacht", die overigens ook uit Enge
land afkomstig is.
De „slip" is een kunstmatig wild
spoor, getrokken vóór de jacht be
gint. De meute jaagt op dit spoor,
op de lucht ervan, een spoor dat
tenslotte niet eindigt met de over
weldiging van de ten dode gejaagde
vos, maar in het verslinden van een
geurige pens, beloning voor de
meute.
Dit trekken van een slip is een
vak en een kunst op zichzelf. Iedere
intelligente foxhound wéét dat hij
met een slip sportief beduveld wordt,
maar huntsman Gilissen maakt zich
sterk, dat de slips, die hij laat trek
ken, zó deskundig het spoor van een
werkelijke vos benaderen, dat daar
mee zelfs de intelligentie van zijn
meute overtroefd wordt.
Lekkere, vette slobber.
Het trekken van een slip ge
schiedt niet als oudtijds met een
bundeltje stro, door vossenmest ge
haald, maar met een reep jute, waar
op de nacht tevoren een vos zijn rust
genoten heeft. Een veel zwakker
parfum dus, doch een dat de natuur
lijke body-odour van Reinaert dich
ter nabij komt. Er worden voor dat
doel bij de kennels steeds enkele vos
sen gehouden. Het parcours dat ge
trokken wordt is vrij lang, zo onge
veer een 15 km. en gaat vaak over
terreinen, waar iedere zoveel bun
der land weer aan een andere eige
naar toebehoort. Aan het uitzetten
van een nieuw parcours zit dan
ook veel voorbereiding en veel tijd
vast en hier treedt mevrouw Gilis
sen weer als gewaardeerde assistente
van haar echtgenoot op, want be
halve tijd en administratie, kost het
soms eindeloze overreding .om boe
ren en landeigenaars ervan te over
tuigen, dat de paarden en honden
hun land niet zullen vernielen en
om de vereiste toestemming voor het
doortrekken voor de jacht te ver
krijgen. Want deze jachtritten, die
zoals reeds gezegd, twee maal per
week gereden worden in het seizoen,
vinden iedere keer weer ergens an
ders plaats, in verschillende delen
van ons land. In het Gooi en in de
IJsselpolders, in de Betuwe en op
de Veluwe en waar al niet. De
meeste parcoursen worden ieder jaar,
enigszins gewijzigd, opnieuw gere
den, maar er vallen-er af of er ko
men nieuwe bii.
FN DAN KOMT eindelijk een mooie
zonnige dag, dat ook wij aan de
„meet" staan. Van alle kanten ko
men de auto's met deelnemers in
rijtenue gestoken. De paarden, de
„hunters", in veewagens vervoerd,
worden uitgeladen. ïn het voorge
deelte van de privé-transportwagen
van de St. Hubertushof, laat de
meute duidelijk haar ongeduld ho
ren. De deelnemers paraderen in het
rond, stalknechten leggen de laatste
behulpzame hand aan een harnache-
ment, de auto's die de jacht zullen
volgen, stellen zich op. Wat later
staat, geheel afzijdig, huntsman Gi
lissen in zijn rode jachtrok en witte
broek, met zijn beide whips, onbe
wegelijk op zijn hunter; de meute
in gedisciplineerde spanning om
zich heen, wachtend op het signaal
van de start.
Als dan op de minuut af het
schrille hoornsignaal klinkt en de
meute optrekt, om door de hunts
man op het spoor gezet te worden, is
de slipjacht begonnen. De ruiters en
amazones hebben zich verspreid en
volgen de joelende „muziek" van de
meute. Een foxhound blaft niet, is
me bijgebracht, hij maakt muziek!
Nu, die muziek is er dan, moét er
ook zijn, want het is deze muziek,
dit „jachtgeluid", die „het veld"
volgt
Op een zandheuvel, vanwaar dè
Veluwe ver te overzien is, horen we
ze aankomen, de muziek en dan zien
we de eerste ruiters. De meute
voorop neuzen dicht langs de
grond, tongen uit de bekken, drom
men ze in een gezapig drafje voor
en naast de huntsman, de whips er
achter. Hier en daar verschijnen,
links en rechts de deelnemers aan
de rit. Dan verdwijnt de voorhoede
tussen de bosjes en de juniperus,
duikt nog eens op. We horen niets
meer. Hoewel de honden vlak bij
zijn en de wind naar ons toe, blijft
hét stil. Ze puzzelen aandachtig, ge
ven geen geluid. Er is veel wind en
het droge zand van de uitgestrekte
verstuiving is weinig geschikt deli
cate luchtjes vast te houden. De hon
den ruiken de „scent" niet meer.
Zoals na verloop van de eerste run
van 8 Km. de meeste ruiters rond
rijden met gezichten van schoor
steenvegers door het opstuivende
stof, zo zitten ook neuzen en kelen
en ogen van de „pack" vol zand ge
stoven.
„IIOLD-HARD" is nu de hunts-
41 man's kreet, die de wind naar
ons toewaait en waarmee het veld
beduid wordt de paarden in te
houden, omdat er „check" dreigt.
Een check noemt men het ogen
blik, dat de jagende meute plotse
ling stopt, omdat ze het spoor kwijt
is.
Dan is het moment gekomen, dat
de huntsman zijn honden „cast"
hetgeen er meestal op neerkomt,
dat hjj met de meute een grote
cirkel van vaak honderden meters
doorsnee beschrijft, om op die ma
nier hier of daar op meer gunstig
terrein de verloren slip weer te
kruisen.
Nu vele ruiters afgedwaald en
de meute kwijt zijn, begrijpen we
ook het nut van de rode jas, waar
van de felle kleur tegen het bruin
en groen van het landschap op
verre afstand te zien is. Telkens
zien we nu, tegen de onstuimige
wolkenlucht, de rode jassen van de
huntsman en zün whips en als ze
dichterbij komen, ook de meute,
met negen en twintig zwiepende
staarten als sikkels boven zich uit.
Negen en twintig witte punten!
De auto's volgen de jacht zo goed
mogelijk over de heidewegen, vol
kuilen en diepe sporen. Het wordt
een terreinrit door de mulle zand
weggetjes, die zo verstuiven, dat
men op 10 meter afstand zijn voor
ganger niet meer zien kan! Op de
punten waar de jacht onze wegen
kruist, stoppen we, om de meute, de
huntsman die met zijn voortdurend
„forrard! forrard!" de honden aan
drijft, de whippers-in en de deel
nemers, zeer verspreid die laatsten,
voorbij te zien draven.
En de muziek van de honden,
het doffe dreunen van de galoppe
rende paardenhoeven, het fleurige
rood tussen de groene berken en
de goudgele brem, onder een stra
lende zon, is opwindend, ook voor
de toeschouwers, die toch maar een
passief aandeel hebben in het ver
loop van de rit.
Tenslotte stoppen wij bij het
vastgestelde eindpunt, kilometer-
paal nummer zoveel. Daar hangt
in de struiken een grote pens,
beloning voor de werkzame, ac
tieve meute. De eerste honden
naderen, hun gejoel heeft nu een
diepere, grommende toon, de
huntsman zingt zijn „who-
whoop", de achterblijvers van de
pack zijn er nu ook en een korte
poos is er een verwoede strijd
om de grootste brokken. Totdat
de huntsman zijn pack tot de
orde roept en met de meute,
nu achter zich de laatste étap
pe, naar het punt van uitgang,
aflegt.
Negen en twintig wuivende
staarten en vier maal negen en
twintig hondenvoeten, vermoeid,
maar alle en iedereen voldaan.
C. NIERSTRASZ.
U ruitmorgens „kiplekker"
uit bed springen.
?oet uw lever een '«er gal ln uw
Ingewanden doen stromen, anders verteert uw
voedael niet. het bederft. U raakt vlSont
O. 2^.Sï.IS,eu-rie en 'oom. Neem de plantaardig»
gal^>„ t? LEVERPILLETJES om die liter
f?*°p„te wekken en uw spijsvertering en stoel-
nulfLo-ai natuurlijke wijze te regelen. Een
£-1 »L a zacht middel, onovertroffen om d»
gal t» doen stromen. Eist Carter's Leverpilletjea.
(Advertentie, ing. Med.)