Voor wie eens in hem geloofde
blijft Sinterklaas bestaan
Cacao is de
aan
Effectieve en toch poëtische methode om het jonge kind
door symbolen naastenliefde te leren
DE VERGETEN CATEGORIE
AAN HET WOORD
Illusie scheppen is niet
hetzelfde als liegen
M-, IJFF vindt een zekere steun in een
berijmde ontboezeming: van TRUUS
BISON uit Bergen aan Zee, waaraan
Ik de volgende regels ontleen:
Een feest van goedheid
humor en gulheid
Geloofde ik er zelf nog
maar in
In wijding zij voorzich tig
en tijdig
r
Pints Pam Pom en de wonderlamp
En nu de volgende kwestie'
Ook BOUWPLATEN lijmt U vlug met VELPON K77
Tussen Amsterdam
fdoor F. DE SINCLAIR]
en Mg Parijs
SANOSTOL
Radioprogramma
Met Jhr dr J.
Ruim een derde deel i
komt uit d
Van Houten en Quarshie
waren baanbrekers
Men VERGETE NIET, dat deze in
E
DONDERDAG 19 NOVEMBER 1953
J-JET WERD PRECIES wat ik verwachtte: het over-
grote deel der „vergeten categorie" schaart zich
rondom Sinterklaas en Zwarte Piet en verdedigt hun
bestaan. Geen wonder: deze jonge mensen bewaren
de kennismaking met de gullige Heilige en zijn komi
sche knecht als een der dierbaarste herinneringen uit
hun leven. Het is in hun kleutertijd geen ogenblik bij
hen opgekomen, dat ze alleen maar in aanraking
kwamen met de symbolen van Goedheid en Humor
zij kenden in die dagen
geen symbolen, maar al
leen de werkelijkheid,
die door die zinnebeel
den werd uitgedrukt
voor de volwassenen was
en is het de enige manier
waarop een kind van deze leeftijd met abstracties in
aanraking kan worden gebracht. En nergens vond ik
in de stapel brieven de gedachte uitgesproken, dat
na de ontmaskering vader en moeder als bedriegers
werden beschouwd: ieder begreep, dat de ouders door
de beste bedoelingen waren gedreven en men was
alleen teleurgesteld over het feit, dat de illusie niet
langer kon worden gehandhaafd.
Op de eerste vraag antwoordt dus ongeveer iedir-
een „Ja". Alleen M. IJ ff uit Zaandam (een jongere of
een oudere inzender?) zendt mij een briefkaart met
de woorden:
Wat we zaaien, zullen wij maaien."
en daaronder:
Wij moeten ons altijd in waarheid verheugen
En hartgrondig haten het bedrog en de leugen."
Hij (of zij) moet dus zijn (of haar) bestaande of toe
komstige kinderen nimmer sprookjes vertellen: de
kans is immers groot, dat kleuters de kabouters, de
elfen, de feeën, de heks en wat er nog meer op
treedt in deze oude volks
verhalen als reële wezens
opvatten eigenlijk moe
ten zij volgens deze theo
rie geen enkel verhaaltje
horen, omdat de actieve
fantasie van dit grut en
hun vage grenzen tussen droom en werkelijkheid aan
leiding zijn tot het scheppen van een wereld, die sterk
afwijkt van de nuchtere verschijnselen uit de reali
teit. Deze rationalistische redenering beperkt het
„bestaan" tot de stoffelijke wereld en heeft geen oog
voor het feit, dat ook de wereld der verbeelding „be
staat" en even „werkelijk" is als de eerste; zij ziet
niet, dat bij kinderen de scheidingslijn tussen deze
werelden niet of maar in geringe mate aanwezig is en
door hen de symbolen van de laatste niet anders kun
nen worden opgevat dan als gestalten uit de eerste.
Een kleuter „denkt" in beelden en niet in abstracties.
„Soms wordt zelfs een brief geschreven
door een stumper van een jaar of
zeven
Peen, water, alles wordt klaargezet,
kleuter 's morgens vroeg uit bed
(raat vlug in zijn schoentje kijken
maar staat op 'tpunt van bezwijken:
De Sint heeft de brief niet aanvaard
en daar is nog 't water voor 't arme
paard,
ep de grond ligt 't wortelloof,
resultaat: tranen en weg geloof!!
Moeder is danig in haar taak te kort
geschoten
en wordt nu met tranen overgoten.
Maar waarom die leugen toch?
't kind opvoeden in een wereld van
bedrog?
t wordt een hele desillusie
en ;'t voorkomt heel veel ruzie,
wanneer men aan het kind
alles vertelt omtrent de Sint?'.
^LLE ANDEREN zijn pro. Wij nemen
drie getuigenissen in hun geheel op:
De Vergeten Categorie heeft maan
den geleden eens het probleem onder
de loupe genomen, of liegen wel dan
niet geoorloofd zou zijn. Ik meen mij
te Jierinneren, dat de medewerkers
toen eenstemmig van mening waren,
dat liegen „überhaupt" verkeerd is,
maar dat een klein leugentje ter wille
van een ander in sommige gevallen
wel getolereerd kan worden.
En hiermee hebben wij eigenlijk ook
te maken, wanneer we ons probleem
van deze week gaan bekijken. Ik ben
n.l. vast van mening, dat men tegen
over kinderen altijd en in alle omstan
digheden eerlijk moet zijn. Desondanks
geloof ik, dat men zijn kinderen be
slist tekort doet, wanneer men de
goede Sint en zijn brave knecht buiten
hun bestaan houdt. Wij moeten hier
ién ding vooropstellen: Het bevattings
vermogen van het kind is klein. Maar
tegelijkertijd kan het zich allerlei ver
keerde voorstellingen in het hoofd
halen. Ik bedoel dit: Een vierjarig
kind, dat nooit hoorde over het bestaan
van Sint Nicolaas, komt in aanraking
met vriendjes, die heilig geloven aan
het bestaan van de goedgeefse bis
schop. Het kind komt thuis en vraagt
aan zijn ouders: „Waarom brengt
Sinterklaas nooit eens iets bij mij?"
De ouders antwoorden: „Omdat Sin
terklaas niet bestaat!", en er volgt een
hele uitleg. Het kind knikt begrijpend,
maar komt daarna steeds opnieuw in
aanraking met al die kinderen, voor
wie de Sint wèl bestaat. Tien tegen
één, dat het in conflict met zichzelf
komt. Het kan de theorie van „het
niet-bestaan" nog niet verwerken, ook
al heeft het begrijpend geknikt. Het
móét wel denken: „Sinterklaas bestaat
wèl. Hij komt immers bij al die ande
ren! Hoe kan dat nu, als hij niet be
staat, en bovendien: ik heb hem toch
zelf gezien, toen hij in de winkel van
de drogist zat. Waarom komt hij niet
bij mij? Ben ik zoveel ondeugender
dan al die andere kinderen?" Och, wat
begrijpt een vierjarig kind ervan, wan
neer wij spreken over een verklede
man, die er een centje bij moet ver
dienen? Wanneer wij het kind niet
laten geloven in het bestaan van Sint
Nicolaas, dan ontnemen we het niet
alleen veel vreugde en onbezorgd ge
luk, maai wij berokkenen het boven
dien ve„l leed, terwijl het kind ons
later altijd verwijtend zal vragen:
„Waarom hebben wij dat niet mogen
meemaken?"
Het bevattingsvermogen van het kind
is klein. Het zal zich heus niet af gaan
vragen, hoe het mogelijk is. dat die
góede man bij de drogist en de krui
denier tegelijk in de winkel zit. Hoe
er een sleutel kan bestaan, die op alle
deuren past. Pas wanneer het kind
zelf gaat twijfelen en zelf komt vragen,
dan pas is het ogenblik gekomen om
werkelijk eerlijk te zijn. Maar dan
móéten we ook eerlijk zijn, en niets
verzwijgen. Ook dan zal het kind ons
waarschijnlijk verwijtend aankijken,
maar dat gaat over.
Alleen wanneer Sinterklaas ééns
voor ie heeft bestaan in alle kinder
lijke onmogelijkheid, alleen dan zal de
goede Sint voor je blijven bestaan als
een symbool van goedheid en gulheid.
Dan blijf je je hele verdere leven ge
loven aan Sint Nicolaas.
HANS REINDERS
Geelvinckstr. 92
Castricum.
„MIJN MENING IS: Ik zou niet we
ten, waarom ja kleine kinderen
niet wijs zou maken, dat St. Nicolaas
en zijn trouwe knecht zwarte Piet be
staan. Want denk je nog maar eens
even in, toen je zelf nog geloofde, h ,e
je je voelde, als je Sint of Piet een
hand moest gevenHet werd meteen
heel anders, toen*je wist, dat het hele
gedoe van St. Nicolaas niet waar was,
je voelde je dan toch een beetje te
leurgesteld, en wist je houding niet
goed te vinden. Ik geloof zelfs, dat het
verkeerd zou zijn, kleine kinderen niet
in de waan, het bestaan van St. Nico
laas, te laten. Ze zouden zich onwil
lekeurig op school, en overal, waar
kinderen van hun eigen leeftijd zijn,
buiten gesloten voelen. Natuurlijk ver
telt de juffrouw op school, of iemand
anders over St. Nicolaas aan alle kin
deren. Dat ene kind zou zich dan vast
eenzaam voelen, want hij kan niet echt
opgewonden met de anderen meedoen,
om de eenvoudige reden, dat de ande
ren nog aan St. Nicolaas geloven, en
hij niet. Natuurlijk moet men zich aan
bepaald voorwaarden houden. B.v.:
geen al te fantastische verhalen ver
tellen, want een kind is pienterder dan
je denkt, en vooral ze° niet bang ma
ken Ik geloof, dat juist dit laatste
erg belangrijk is! Stel je voor, dan
zou het, in de grond van de zaak zo
leuke feest voor hen een obsessie wor
den. Ze zouden dan helemaal geen
plezier hebben, maar integendeel
steeds angstig zijn. Dit is mijn mening
over het geloof in St. Nicolaas en
zwarte Piet, en ik moet eerlijk be
kennen, dat ik het soms nog wel eens
betreur, dat ik zelf niet meer in „De
goede Sint" geloof!
AGNES WIJMINGA
(Wil ze baar adres aan de krant
opgeven?)
„0F MEN DE WAARHEID aan kinde
ren moet vertellen betreffende Sint
Nicolaas en Zwarte Piet, of niet is Uw
vraag.
Mijn mening is, dat men de kinderen
zo lang mogelijk in de heerlijke onwe
tendheid moet laten, of de Sint en Piet
bestaan. De vreugde van dit feest wordt
dan door de kinderen veel intenser be
leefd en is het niet zo,,dat men, als men
iemand de waarheid vertelt over iets,
waar hij in opgaat, vaak de grootste
ontgoocheling te weeg brengt? Men
moet het pas aan het kind vertellen,
als het kind vragen gaat stellen. Dat
zal het kind zeker doeen, als hij weet,
dat vader en moeder hem geen fabeltje
vertellen of hem met een kluitje in
het riet sturen.
Men moet echter overtuigd zijn, dat
het kind rijp genoeg is om het te we
ten. Immers hij blijft veelal, nadat
hij de waarheid weet, nog geloven. Hij
wil echter door onbegrip groot doen
en vertelt aan iedereen, ook aan de jon
geren, die v/el geloven, dat de Sint en
Piet niet bestaan.
De grote mensen maken echter op dit
gebied vaak grove fouten door bijv.
twee Sint Nicolazen door een belache
lijke concurrentiestrijd, in één 'stad te
laten verschijnen. Men vergeet het kind
en meent, dat hij het toch niet begrijpt.
Maar kinderen zijn wijzer dan wij
ouderen denken. Zo wordt het kind te
vroeg op de hoogte gebracht en kan
het dan toch niet begrijpen en hiermee
gaat een blijde gebeurtenis uit de kleu
terjaren voorgoed voorbij. Een kind
moet zp lang mogelijk kind blijven.
Eén ding vind ik verkeerd en wel
de bangmakerij. Dit feest is een feest
van een goede man en niet van een
boeman. De herinnering hieraan moet
feitelijk vrolijk maar toch spannend
zijn.
Het kinderhartje moet vol verwach
ting en niet vol angst kloppen."
WILLY DEN BAKKER,
Venenlaan 102, Hoorn.
J-JANS EN AGNES leggen dus sterk
de nadruk op de scheve positie, die
het ongelovig gemaakte kind inneemt
temidden van zijn gelovige kameraden;
Hans ziet duidelijk, dat Sinterklaas fun
geert als symbool voor een bepaalde
abstractie en alle drie zijn deze brief
schrijvers overtuigd van de poëtische
waarde van meester en knecht,
HANS KAPER deelt deze mening;
hij schrijft:
„De jaarlijks terugkerende gebeurte
nis van de /erjaardag van St. Nicolaas
vormt een hoogtepunt voor ieder kind,
waarnaar het reeds weken tevoren ver
langt, tewijl hier tevens een paedago-
gische vondst gedaan is, die moeilijk
te overtreffen valt. Zouden wij daarom
die „feest" mogen afschaffen? Ik geloof
het niet.
We zouden in de eerste plaats aan
de jonge kinderen een illusie ontne
men, die van zeer groot gewicht is,
terwijl in de tweede plaats een me
thode wordt vermoord, waarop wij de
jeugd het idee „naastenliefde" op ef
fectieve wijze aan het verstand kun
nen brengen.
Vooral dit laatste is belangrijk, daar
later in het leven degene, die niets
voor zijn medemens over heeft, voor de
maatschappij van generlei waarde is.
Om deze redenen vind ik het gerecht
vaardigd, als de Goed-Heiligman in zijn
functie van kindervriend blijft be
staan."
JACOB BALDER uit St. Pancras
ontkent, dat de kinderen na de ont
maskering de ouders voor leugenaars
gaan houden; „ik geloof, dat ze veel
meer het idee krijgen, dat ze nu ook'
in het complot tegen de jongeren zijn
opgenomen en dan is er geen plaats meer
voor zulke gedachten." Hij is terecht
van mening, dat de wijze, waarop men
de kinderen tenslotte inlicht, de reactie
van de gedesillusionneerden bepaalt.
Wel zijn sommigen onder ons van
mening, dat het schade doet aan het
geloof in de eerlijkheid der ouders,
wanneer men het geloof van het stof
felijk bestaan van het edele tweetal te
lang laat voortduren en de ontmaske
ring overlaat aan het toeval, dus aan
oudere en spotzieke schoolvriendjes.
Zo schrijft ADRIE VISSER uit Oost
burg in Zeeuws Vlaanderen (waar on
ze streekkrant al niet gelezen wordt.):
Mijn mening is, dat men de kinderen
tot op ongeveer 6-jarige leeftijd kan
vertellen, dat St. Nicolaas en zwarte
Piet bestaan.
Maar dit moet men niet te ver door
drijven. Ik ken gevallen, waarin de
ouders altijd dreigen met de „zak".
Dan krijgen de kinderen vaak een ver
keerde voorstelling van de Goed(e)
Heilig Man. Op 6-jarige leeftijd moet
men rustig aan de kinderen vertellen
dat er heel lang geleden een man leef
de, dia veel Voor de armen over had.
En dat de mensen nu gewoon zijn, op
diens verjaardag elkaar cadeautjes te
geven. Want als ze dit niet doen, dan
horen de kinderen op school het tegen
overgestelde, van wat de ouders zeg
gen, Dan komen ze tot de ontdekking,
dat de ouders gelogen hebben en dat
versterkt de eerbied voor het ouder
lijk gezag niet!
176. Nauwelijks had Moeder Woeffie
de lamp uit haar tas gehaald en er met
haar hand over gewreven of
ffffttttplof! Daar stond Ali in de
houding voor haar. „Meesteres bevelen,
Ali gehoorrrrzamen", zei het kereltje
parmantig Maar barones Van Pottum
geboren Babbelgraag snapte het nóg
niet! „Zeg, hoe kom jij hier zo maar
binnenvallen zonder te kloppen of je
voeten te vegen", riep ze boos. Maar de
baron snapte het wel en riep meteen:
„Ja, dat is 'm. Het is dezelfde. Die was
ook al op de boot bij me..ik herinner
me nu zijn stem ook: „Meesterrr be
veeltAli gehoorzamen.... ja, dat
rei hij tegen mij óók!" „Ach", zei de
barones en nu werd ze plotseling heel
vriendelijk. „Och bent U hetlief
klein tovenaarsmannetje„Ik heet
Ali", zei het „tovenaarsmannetje" ge.
raakt. „Nou vooruit Woeffie", hijgde
de barones. „Tover nu eens wat..,, ik
moet het met mijn eigen ogen gezien
hebben". „Zeg jij maar wat", raadde
Moeder Woeffie. „Oh, ik weet het zo
gauw niet„Een horloge?" vroeg
Moeder. „Nee, dat heo ik al", lachte de
barones, „maar.. nou vooruit.... ik
wens een klokje aan mijn andere pols".
Nauwelijks had ze het gezegd, of, bom,
daar was het klokje! Een hele koekoeks-
klok met een vogeltje, dat naar buiten
kwam en lustig koekoekte. „Nee, dat
bedoel ik niet", gilde mevrouw Van
Pottum verschrikt. „Wég met dat zwart
ding.... oh wat eng!"
(Advertentie Ing. Med.)
QP ONZE TWEEDE VRAAG: aan
welke voorwaarden moet worden
voldaan, als we het bestaan van Sin
terklaas en zwarte Piet aanvaarden,
antwoordt men unaniem, dat deze
aardse vertegenwoordigers van de ab
solute Goedheid en de Humor uit de
verbeeldingswereld nooit mogen wor
den voorgesteld als boze machten.
WILLY MANTEL van de ULO te
BERGEN„Men moet de kinderen t
niet bang mee maken. Want als de
ouders de kinderen dreigen met: „Pas
op hoor, ik vertel het aan Sinterklaas".
Dan is Sinterklaas voor hen geen
„Vriend" meer, maar een „Boeman".
Ze zien de tijd tegen Sinterklaas
dan met angst en beven tegemoet, ter
wijl andere kinderen, wier ouders ver
standig zijn, een heerlijke tijd heb
ben".
MAYA HOYTINK uit ALKMAAR:
„Kinderen klein te krijgen, door te
zeggen, dat ze in de zak meemoeten, als
ze ondeugend zijn, vind ik niet goed.
Op die manier vinden de kinderen
Sinterklaas geen goedheilig man meer,
maar een boeman, wat toch niet de
bedoeling is van het Sinterklaasfeest".
Het is niet de enige voorwaarde,
die wordt gesteld:
BALDER waarschuwt tegen de ver
minking van de figuur van zwarte
Piet
„Piet symboliseert immers de straf,
Wat de ouders niet vermogen, vermag
de Sint met behulp van Piet. Ik zou
haast zeggendit is een misbruiken
HOE DENK JE over strips en beeldromans? Bekijk je
ze regelmatig? Waarom wel of nietivat bekoort je of wat
hindert je er in? Als het laatste het geval is, is dat dan het ge
volg van het feit, dat je plaatjes-kijken zonder meer minder
waardig vindt of gaat het tegen de onbenullige of sensationele
inhoud? Ben je van mening, dat de minderwaardige strips en
beeldromans moeten worden bestreden? Zo ja, hoe?
Brieven uiterlijk Maandagmiddag zenden aan D. L. Daalder,
Komlaan 8, Bergen (N.-H.)
vroeg
32
„Nee, nee, dat begrijp ik".
„Woont u in Amsterdam?"
Marta.
„Waar anders? Dat doene me toch
allemaal!"
„O ja, dat is waar", zei Marta. „Maar
het spijt me dat ik u moest teleurstel
len."
„Nog geen doodwond, juffie, dan
wachten me maar op de volgende keer.
De goeie middag!"
„U komt er wel uit,hé?"zei Marta die
bleef zitten.
„Dat zal wel lukken. Ajuussies, tot
kijk!"
„Dag professor", zei Marta.
Toen wendde de man zich nog even
om en er was nu zo'n gemene gloed in
zijn loerende ogen, dat Marta er waar
lijk even van ontstelde: doch dan was
hij meteen verdwenen
Marta bleef nog even zitten; ze had
gedacht, dat ze bij zichzelf erg zou heb
ben moeten lachen als die man vertrok
ken was. maar na die laatste blik van
hem op haar spottend: „Dag professor"!
wat ze eigenlijk niet had moeten
zeggen voelde ze niet de minste nei
ging om te lachten Ze had een onbe
stemd. een onzeker gevoel van beklem
ming van angst eigenlijk, of ze stond
tesenover een dreiging, welke haar be
loerde
Kom ze zou nu eerst maar eens ge
neden in het restaurant gaan koffie-
drinken en dan moest ze toch proberen,
die onduidelijke maar vervelende mui
zenissen uit haar hoofd weg te krijgen.
Ze stond op en toen juist ging de
telefoon weer.
Het was de politie-inspecteur van het
Leidse Plein.
„Juffrouw De Wilde?"
„Ja?"
„Ik wilde v even zeggen, dat zowel in
het ene als in het andere restaurant het
een mannestem is geweest, die die twee
heren aan de telefoon riep".
„Zo, dank u!"
„Ja. Dag juffrouw De Wilde.
Ze legde de hoorn op de haak en keek
even peinzend voor zich uit.
„Een mannestem", zei ze dan zacht.
„Zo. Nou, gelukkig maar!"
En toen ging ze naar beneden om kof
fie te drinken.
HOOFDSTUK XVII
Die middag liep Marta nog even aan
bij Jeanne, waar ze meteen nog enkele
dingen haalde, welke ze daar had ach
tergelaten bij haar plotseling vertrek
naar Parijs.
In het doktersgezin was alles gewoon
en welvarend; Marta dronk er een kop
je thee. vertelde van het grappige hotel
in Parijs met zijn ouderwetse Inventa
ris. zijn antimacassers, zijn pluchen cra-
paudjes, zijn gehaakte kantjes langs de
kastplanken en tussenzetsels in de gor
dijnen en van de terugreis in het vlieg
tuig, toen er zoveel mensen luchtziek
werden en van de vreselijke laag stcf.
welke er op haar meubels lag in de flat
na een tiendaagse afwezigheid. Ze wist,
dat waren altegader dingen, waar
Jeanne bijzonder veel belang ln stelde.
Zelf vertelde ze aan Marta weer leuke
stoutigheidjes van Joke en Fransje en
ook, met tranen in haar ogen, 't tragi
sche nieuwtje, dat nu een van de twee
lingen, waar Herman zoveel zorg aan
had besteed, was gestorven, zo maar
ineens met een snikje en het was be
paald het mooiste van de twee, dat zou
je nu altijd zien
Het was wel kalmerend geweest na
al die emoties, hoewel ook een beetje
taai.
Daarna was Marta de stad maar eens
in getramd, had wat winkels bekeken,
zichzelf getracteerd op een pasteitje,
wat sigaretten gekocht en wol om een
jumper te breien, waarvoor ze zo'n aar
dig patroon had gezien in een der tijd
schriften en tenslotte was ze tegen zes
uur weer op haar flat gekomen, waar
niets op haar lag of stond te wachten;
ze rookte een sigaret en om half zeven
ging ze eten ln een restaurant, terwijl
ze besloot daarna naar Tuschinsky te
gaan, waar ze een film gaven, die ze
wel eens wilde zien.
Toen ze gegeten had, was het nog te
vroeg voor de bios, maar het was een
zachte stille avond en ze had eigenlijk
doorlopend behoefte aan frisse lucht,
zodat ze besloot maar eens "en heel eind
naar de bioscoop te lopen.
Even vóór de brug naar de Ceintuur
baan werd ze ingehaald door een me
neer. die vroeg of ze hem ook kon in
lichten. hoe hij op de Stadhouderskade
moest komen.
„De Stadhouderskade? O ja, zeker"
antwoordde Marta en ze wendde zich
om ten einde het vit te duiden.
Maar op datzelfde ogenblik voelde ze,
dat er een doek tegen haar gezicht werd
gedrukt: met een zwak verweer drong
het even tot haar door dat dit een aan-
(Adveitentie Ing Med
slag was, maar ze kon het niet meer
doordenken, want toen zonk haar be
wustzijn weg naar het niets.
Heel langzaam keerde haar bewustzijn
terug en 't eerste wat ze waarnam was
een lamp met een blauwe kap, welke
haar ineens deed denken aan een om
gekeerde halfopgestoken paraplu. „Wat
moet die paraplu daar? Zou het gaan
regenen?" en toen rook ze iets van
eau de cologne en sigaretten.
Maar heel even was dat geweest, want
toen zonk het zwarte weer om haar
heen.
Dan hoorde ze duidelijk ineens een
mannestem, vlak bij haar oor, dacht
ze, die zei:
„Wacht maarze was al even bij
het duurt niet lang meer".
Ze leende die stem niet, maar toen
ze hoorde, begon meteen een klaarder
bewustzijn bij haar door te breken;
toch hield ze haar ogen nog gesloten.
Ze voelde nu echter dat zij op een di
van lag en met het hoofd op een kus
sen en ze rook nu bewuster en sterker
de eau de cologne en de sigaretten.
Ineens bemerkte ze, dat iemand zich
over haar heen boog, ze voelde zelfs
de warmte van zijn adem, die naar
drank rook, wist een gezicht vlak bij
het hare en ze had een sterke neiging
om dat gezicht weg te slaan.
Maar dan ineens fluisterde dat ge
zicht: „Juffrouw de Wildeen als
ze nog geen antwoord gaf, nog eens:
„Juffrouw de WildeI"
„Ja", zei ze toen en dan meteen
voelde ze dat het gezicht terugweek
en ze hoorde zeggen
„Ze is zo goed als bij. Stelt zich
maar een beetje aan!" en dan plotse
ling luider en bevelend: „Juffrouw de
Wilde 1 U is weer bij je positieven
Toe vooruit, doe je ogen es open
(Wordt vervolgd.)
van Sint Nicolaas en dat mag niet,
omdat dat tot resultaat heeft dat da
goedheid van hem op de achtergrond
raakt, wat nu juist niet de bedoeling
van het feest is".
Hij raadt de ouders aan, het boekje
„Buitelingen" van Godfried Bomana
te lezen met „richtlijnen voor bis
schoppen".
HANS KAPER:
„Natuurlijk zal men zich aan zekere
voorwaarden moeten houden. Een eer
ste is zeker wel, dat men de Sint
niet eind October ziet verschijnen als
een geschikte reclamestunt, maar eind
November als de echte Sint. Een be
langrijke factor is ook, dat er maar
één echte Sint is, die staat bovro
alles, godsdienst of politiek".
WIM BISON.Degene, die voor Sin
terklaas speelt, moet er zo goed uit
zien en zo geschminkt zijn, dat ook
maar de geringste twijfel aan zijn be
staan vermeden wordt. Als dit niet
gebeurt, bestaat de mogelijkheid, dat
de Sint toch herkend wordt, wat als
gevolg kan hebben, dat menig spotlied
je over de Sint gezongen wordt, door
de kleine (moedige) jongens uit d«
le en 2e klas van de lagere school,
wat natuurlijk het geloof van andere
kinderen niet ten goede komt".
Tenslotte een herinnering van WIM
KOOIMAN, waaruit blijkt, hoe de ont
maskering niet mag geschieden:
„Op de lagere school had ik een on
derwijzer, die, wanneer je bij hem in da
klas kwam en het liep tegen 5 Decem
ber, steevast vroeg: „Wie gelooft er nog
aan Sinterklaas?" Als er dan enkela
schuchtere vingertjes in de lucht ver
rezen, klonk er een honend gelach
vanuit de hoogste klasse en sprak de
peadagoog spottend: „Je hebt je wat
laten wijsmaken, Sinterklaas bestaat
niet." Weg was de illusie, iets wat
mooi was, werd met één klap de bodem
ingeslagen".
(Advertentie Ing. Med.)
HILVERSUM I, 402 m.: 7.00—24.00
KRO. 7.00 Nieuws. 7-10 Gram. 7.45
Morgengebed en Liturgische kalender. 8.00
Nieuws en weerberichten. 8.15 Gram. 9.00
Voor de - huisvrouw. 9.35 Waterstanden.
9.40 Gram. 9.45 Schoolradio. 10.00 Gevar.
muziek. 10.30, Strijkkwartet. 11.00 Voor da
zieken. 11.40 Klein koor. 12 00 Angelus.
12.03 Metropole Orkest. (12.30—12.33
Land- en Tuinbouwmededelingen.) 12.33
Salonorkest. 12.55 Zonnewijzer. 18.00
Nieuws en Katholiek nieuws. 13.20 Zang
en orgel. 13.45 Voor de vrouw. 14.00
Contrabas en piano. 14.25 „Hier vrij
Europa". 14.55 Gram. 15.00 Schoolradio.
15.30 Viool en clavecimbel. 16-00 Voor da
zieken. 17.00 Voor de jeugd. 17.15 Kin
derkoor. 17.40 Lichte muziek. 18.00 Gram,
18.10 Lichte muziek. 18-40 Vragenbeant-
woording. 18.52 Actualiteiten. 19.00
Nieuws. 19.10 Regeringsuitzending: Ver
klaring en toelichting. 19.30 Gram. 20.25
De gewonè man. 20-30 Pol. forum, 21.00
Omroeporkest en solist. 21.45 Brabants
halfuur. 22.15 Dansorkest. 22.40 Gram.
22.45 „De Verwachte der Volkeren", Ad-
venduitzending. 23.00 Nieuws. 23.15 Gram*
23.3524.00 Gram.muziek.
HILVERSUM II, 298 m.: 7.00 VARA,
10.00 VPRO, 10.20 VARA, 12.00 AVRO,
16-00 VARA, 19.30 VPRO, 21.00 VARA,
22.40 VPRO, 23.00—24.00 VARA. 7.00
Nieuws. 7-10 Gram, 7.15 Gym. 7.30 Gram.
8.00 Nieuws. 8.18 Gram. 8.45 Voor de huis
vrouw 9.00 Gym. 9.10 Gram. 9.40 School
radio. 10.00 „Thuis", causerie. 10.05 Mor
genwijding. 10.20 Voor de kleuters. 10.10
Vocaal Dubbelkwartet. 11.00 Radiofeuille
ton. 11.20 Gram. 11.35 Orgelspel. 12-00
Musette-Orkest. 12.30 Land- en Tuinbouw
mededelingen. 12.33 Sportpraatjë. 12.48
Gram. 13.00 Nieuws. 13.15 Mededelingen
en gram. 13.30 Lichte muziek. 14.00 Kook-
praatje. 14.20 Alt, viool, cello en piano.
14.50 Voordracht en muztek. 15.10 Orgel
concert. 15-30 Lichte muziek. 16.00 Gram.
16.30 Muzikale causerie. 17.10 Voor d«
kinderen. 17.40 Orgelspel. 18.00 Nieuws.
18.15 Lichte muziek. 18.45 „De haver
kist", hoorspel. 19-00 Voor de kinderen.
19.10 Meisjeskoor. 19.30 „Hoe ik tot mijn
geloof kwam", causerie. 19.50 Berichten.
20.00 Nieuws. 20.05 Boekbespreking. 20.10
Piano quatre mains. 20-30 Vredesbood
schap Haags Congres World Veterans Fe
deration. 20 40 „De zorg voor het be
dreigde kind", causerie. 21-00 Voor de
jeugd. 21.35 Lichte muizek. 21.55 Buiten
lands overzicht. 22.10 Strijkorkest. 22.40
„Vandaag", causerie. 22.45 Avondwijding.
23-00 Nieuws. 23.15—24.00 Voordracht e»
muziek.
Televisie-programma KRO. 20.15—
21.45: Circus Strassburger.
fN EEN VORIG ARTIKEL heb i
opgemerkt, dat de Goudkust als
uiterst belangrijke plaats inneem
schouwing nog eens terug, al was
land de derde plaats als afnemer
komstige cacao, na de Verenigde
betekent, dat Nederland ongeveer
cacao afneemt. Veel om niet t
in dit land om dit product. Met ta
ik over deze cacao mogen sprek
Marketing Board en vooraanstaan
tuur en alles wat daarmede annex
de Goudkust meer dan 33% proc«
cacao levert, dan is het begrijpeli
van de belangstelling in dit land
IJsland.
Onmiddellijk na de tweede wer<
product buitengewoon groot. De
uit dien hoofde verwierf, waren z«
tweemaal zo groot dan alle andere i
Deze ontwikkeling is enorm, voora
nauwelijks een halve eeuw gelede
uit Zuid-Amerika in de Goudkust
DE CULTUUR van deze bonen is
in handen van Afrikaners, zij
zijn de eigenaren van de grond,
waarop de cacaobomen staan. Deze
plantages hebben meestal een op
pervlakte van 1 tot 5 acre. Wat de
.wijze van verhandelen betreft, kan
worden opgemerkt, dat daarin na de
tweede wereldoorlog een radicale
wijziging is doorgevoerd. Aanvanke
lijk toch werden de oogsten opge
kocht door grote, in hoofdzaak in
Europa gevestigde, handelshuizen.
Tegen deze methode van handelen
werden bezwaren te berde gebracht.
De planters hadden gaarne recht
streeks aan het buitenland geleverd
en zagen zich daardoor bepaalde
geldelijke voordelen ontglippen, die
nu in handen kwamen van de be
doelde handelshuizen, die op de we
reldmarkt grote winsten maakten.
Gedurende de oorlogsjaren daal
den de afzetmogelijkheden en maak
ten de planters moeilijke tijden
door. Daarin schuilt de kiem van de
nieuwe regeling, nog in de oorlogs
periode gemaakt, toen het Britse
gouvernement er toe overging zelf
de opkoop van het product en de
regeling van de export in handen
te nemen. Na de oorlog hebben de
gemeenschappelijke planters de han
den ineen geslagen, teneinde de
vooroorlogse positie te vermijden
en zij richtten de „Cocoa Marketing
Board" op.
Met de leider van dit concern in
Accra heb ik wel een buitengewoon
interessante bespreking mogen voe
ren. Hij vertelde mij, dat de leden
van deze Board door de Regering
worden benoemd op advies van de
planters en de stamhoofden. De
Board stelt nu de inkoop-prijzen
vast, zorgt voor de export naar
Groot-Brittannië, waar verkocht
wordt op aldaar vastgestelde prijzen.
Door deze methode van werken
werd een steunfonds gevormd, het
welk voor de planters een zekere
stabiliteit waarborgde voor het ge
val de wereldmarktprijs zou dalen.
Deze Board-actie heeft het nadeel,
dat de planter een ietwat lagere
rijs krijgt dan hij anders zou neb-
en kunnen ontvangen en daarnaast
bestaat de vrees, dat op het critieke
ogenblik de gelden uit dit fonds ten
behoeve van de planter wel eens niet
snel genoeg vrij gemaakt zouden
kunnen worden. Dit fonds is circa
50 millioen pond groot.
TUAAST HET bovengenoemde euvel,
maakt de planter bezwaar tegen
de belasting, welke van de export
wordt geheven. Deze export-heffing
bedraagt 25%.
De gelden daardoor verkregen,
worden gebruikt voor meer alge
mene ontwikkelingsmogelijkheden in
de Goudkust. Daarbij beperkt men
zich niet tot het verbeteren van al
lerhande communicatiemiddelen
op zichzelf zeker niet overbodig
maar beoogt men ook de vestiging
van nieuwe industrieën te steunen
en tot uitvoering over te gaan van
sociale voorzieningen enz. Tegen het
gebruik van deze gelden voor doel
einden met een algemeen karakter,
wordt door menige planter bezwaar
gemaakt.
Men kan natuurlijk van mening
verschillen over de vraag, wie het
ten aanzien daarvan aan het rechte
einde heeft. Het hangt er tenslotte
van af aan welke zijde men zich
Plaatst. Zeker is, dat de economie
van de Goudkust een zeer eenzijdig
karakter draagt en weder is hier
een vergelijking te maken met IJs
land, waar ik met eigen ogen een
soortgelijk verschijnsel heb waarge
nomen. Een vooruitziende regering
{jcsriipt dit en dat deze dan uit die
Bronnen put, die rijpelijk vloeien
om net karakter van deze kwetsbare
economie te wijzigen, zal door menig
een als volkomen juist worden ge
zien.
1,1 vele opzichten wankele positie
Rog eens weer duidelijk bleek, toen
Qv,n Bevreesde ziekte, de „Swollen
snootde cacaoboom belaagde en
?j 'aatste jaren van de tweede
wereldoorlog tot een catastrophe
®c"een te leiden. Bekwame experts
op het gebied van de bestrijding van
Plantenziekten lieten hun iicht over
Qeze affaire schijnen. Op rigoureuze
wijze heeft men duizenden en dui
zenden bomen gekapt. Het in 1944 in
lafo, ten noorden van Accra, opge-