1! Tekenen van Kerstmis De hoogste vreugde Ter overdenking Een kerstlegende HET KIND 5TNUMMER KERSTNUMMER DONDERDAG 24 DECEMBER 1953 KERSTNUMMER De bloemekens van de Heilige Franciscus - Uitg. H. Meulenhoff. Amsterdam. Wanneer zal de mens ooit begrijpen dat mensen mensen en geen dieren <-ijn en dat God nooit van de mensen in het boek Genesis gezegd heeft: Ik geej u heden uw medemens in handen. Gebruik hem. Geniet er van." Siegfried E. van Praag: „Jezus en Menacheën". Zij hieven al» veronderstel» lendse gebrui- oor ze voor ta symbolen. Da isdis staan, de ontstoken op i op de vurig, eloof, op de ke gedachte, overlevering ;otdat ,ook aan nieuwe fris- het van alle ure Christelij- lun zachtzin- mde waarheid er wasdom en de tarwe. En k lokt dan de zend jaren ge in volle om- m. Maar toen utste drinke- dent, de teu- ian vast in de erzee in de ansuizen, een ;mutstoen :iden zijn ple- ontdekt en aor stuk het hart van de lijkt er be- op de slordige :urken enver- irgoed zullen niet te ver- d. :omen afzijdig, weinig com- len zingen hun j sterrenlicht gehoor van ers. En nie- nklijk Jeruza- nieuwsgierig- ide karavaan a. ïkt des te zui- luister der ribbe is juist over de rand rde genegen woord is even een kind een )1 electrische met rood lint tevreden zijn :g voorgedra- 'uwer dat kon; tilehem gaan., rfecte gramo- stemmen, een lokgelui: het tot het glim- de herdertjes ngende gezel- om alles wat genegenheid komt, wie ;ijn trekken. e grif aftrek honderd jaar an wat senti- itond uit drie delste deel n voorstelde be- tmaal te nut- delen gaven waarbij voed- mensen werd iren er ver- het voorbeeld :den en reeds n in Decem- kerstkaarten stil, zij droe- om ontwer- e maken. Er ontworpen. Ook werden iseerd, waar- elnemen om rkrijgen voor >e kerstatten- oe bij om in kaart gewei- dichter Ten- luizend pond kerstgedicht re goden tie enst van de zo werd het >m zijn kaart te voorzien. :an men een nemen. Ter- kaarten, ver- voorstellingen tjes op be- met flinke ?er in trek nnen die in [ee het dorp efd. Evenals nan honderd rten in ver- ze dit nu en '1 doen. Toch e kerstkaar- ie dan vroe- mderwerpen, pieën van be- Cngelse land- erP- marten zijp wanten bui die op deze efelijk land- worden her- hendrine OP EEN zekere winterdag, aldus de legende, ging de Heilige Francis- cus eens van Perugia naar Onze Lieve Vrouw ter Engelen. Broeder Leo was bij hem en ze hadden beiden veel last van de kou. De heilige Franciscus riep tot Broeder Leo, die een weinig voor hem uit liep: „O Broeder Leo, al gaven de Minderbroeders een verheven voor beeld van heiligheid en eerzaamheid en goede stichting, toch is, schrijf het op en teken het zorgvuldig aan, daarin de vol maakte vreugde niet gelegen." En een eind weegs verder wandelend riep hij op nieuw: „O Broeder Leo, al zou een Min derbroeder blinden verlichten, krommen rechtmaken, lammen doen lopen, duive len uitdrijven, aan doven het gehoor en aan stommen de spraak, ja, wat meer is, aan een vierdaagse dode het leven her» geven, schrijf op, dat daarin de volmaakte vreugde niet bestaat." En andermaal- riep hij luide: „O Broeder Leo, al ver stond een Minderbroeder de talen van alle volkeren en alle wetenschappen en geschriften, en al kan hij zelfs profeteren en niet alleen de toekomst maar ook de gewetens van anderen openbaren, schrijf op, dat daarin de volmaakte vreugde niet bestaat." En terwijl zij verder wandelden, riep hij opnieuw: „Broeder Leo, Lamme» ken Gods, als sprak een Minderbroeder de taal der Engelen en al kende hij de loop der sterren en de kracht van alle kruiden en wist hij de schatten der aarde bloot te leggen, en al kende hij de krach ten en eigenschappen van vogels en vis sen, van dieren en mensen, van wortels en bomen, van stenen en waters, schrijf het goed op en teken het zorgvuldig aan, daarin bestaat de volmaakte vreugde niet." En na een korte poos riep hij weer: „O Broeder Leo, al wist een Min derbroeder zo plechtig te spreken, dat hij alle ongelovigen tot het geloof be keerde, schrijft op, dat daarin de vol maakte vreugde niet bestaat." En wel twee mijlen ver ging hij zo met spreken door, totdat Broeder Leo, die over dat alles erg verwonderd was, zei: „Vader, ik bid u om Gods Wil, zeg mij waarin de volmaakte vreugde dan wèl bestaat?" En de Heilige gaf hem ten antwoord: „Wanneer wij straks in Onze Lieve Vrouw ter Engelen aankomen, doorngt van de regen en verkleumd van kou, met slijk bemorst en hongerig, en kloppen aan de kloosterpoort, en de portier dan boos naar ons toekomt en vraagt: Wie zijt gij? en hij ons niet opendoet, maar ons in sneeuw en regen, in kou en honger laat staan tot de nachtals wij dan al die beledigingen en weigeringen kalm en zonder morren geduldig verdragen, en nederig en liefdevol bedenken, dat die portier ons heel goed kent en dat God zijn tong tegen ons heeft doen spreken, o Broeder Leo, schrijf op, dat daarin de volmaakte vreugde bestaat. En als wij doorgaan met kloppen en de portier als tegen onbeschaamden in woede ontstoken, naar buiten komt en ons harde klappen toedeelt, zeggende: Maakt dat ge weg komt, gemene luiaards, en ga maar naar het hospitaal! Wie zijt ge wel? Maar hier zult ge volstrekt niets te eten krijgenEn als wij dit geduldig verdragen en de beledigingen van ganser harte met liefde aannemen, o Broeder Leo, schrijf op, dat daarin de volmaakte vreug de bestaat. En als wij zo van alle kantén benauwd, door honger ge kweld en verkleumd van kou bij het naderen van de nacht, zullen kloppen en roepen en onder tranen er op aandringen dat men ons zal binnenlaten, en hij, meer en meer geprikkeld, zegt: Dat zijn me toch een paar onbeschaamde rekels, maar ik zal ze wel klein krijgen! En hij dan met een knoestige stok naar buiten komt en ons bij de kap grijpt en tegen de grond gooit in modder en sneeuw en ons zó met de knuppel bewerkt, dat we overal vol wonden staan, als wij al dat leed en die beledigingen en die stokslagen met vreugde verdragen en bedenken, dat wij de pijnen van Christus, de Gezegende, met het grootste geduld moeten verdragen en aanvaarden, o Broeder Leo, onder al de genadegaven van de Heilige Geest, die Christus aan zijn vrienden heeft toegestaan en nog toestaat, is wel de hoogste, zichzelf te overwinnen en gaarne om Christus en ter liefde Gods, versmading te verdragen. En op al die wonderbare dingen kunnen wij ons niet eens beroemen, want ze zijn niet van ons, maar van God: „Want wat hebt ge, dat ge niet gekregen hebt: en als ge het gekregen hebt, wat pocht ge dan als hadt ge het niet gekregen?" Daarom zei de Apostel eveneens: „Wij roemen ook in de verdruk kingen, daar wij weten, dat de verdrukking volharding uitwerkt, en de volharding beproefdheid en de beproefdheid hoop. en de hoop» maakt njet beschaamd, omdat de liefde Gods in onze harten is uitge stort door de Heilige Geest." IN TIJDEN van zorg lijkt het wel, als of de Adventsgedachte ons meer ligt, dan de Kerstgedachte. Is het niet veel reëler, dat wij het heil verwachten, dan dat wij ons verheugen over een heil, dat gekomen zou zijn? Het verwachten ervan kunnen we begrijpen. We kunnen het ook aflezen van de gezichten van wie zwijgend langs ons heen gaan. Het verwachten van iets beters is dikwijls te zien als de lichte rand om een wolk van donkere zorg om het heden. Bij velen vreet zich de teleur stelling een weg door hun leven, zoals de worm zich door het gave vruchtvlees van een appel heenvreet. Er is een hoopvol beginnen geweest in een nieuwe betrekking. De vorige baan was helemaal niet geslaagd. De chef was een onmens. Maar nu zou het hier wel beter gaan. Maar langzamerhand werd het nieuwe gewoon, werd de eerste glans weggenomen en daarna kwam de wrevel om iets, dat tegenviel. De teleurstelling. was er en vrat maar door En zijn zo ook niet huwelijken begon nen? Is het bij velen niet een schrik, als zij, na jaren nog eens weer de trouwfoto in handen krijgen, waarop de gezichten je tegenstralen? Wat is er van dit begin geworden? Je kunt de kring van voor beelden wijder trekken. Je kunt het zo in de binnenlandse en buitenlandse poli tiek van na de laatste oorlog terugvinden, de teleurstelling. En op zijn best, bij al die voorbeelden is er alleen nog maar het verlangen naar het gave, naar het zuivere, waarvan vroeger toch meer te zien moet zijn geweest. Het verlangen, dat uitgesproken wordt of dat alleen maar te zien is op de ge zichten van wie langs ons heen gaan.... En wie zal weten, of dit alleen maar een dwaas hopen is op wat toch niet zal komen, of dat het een optimisme is op grond van onverwoestbaar geloof Zie naar deze krant. Daar is een pagina met het wereldnieuws. En ergens binnenin is er een stichtelijke medidatie. Is er ver hand lussen deze twee? Heeft het ergens nog met elkaar te maken, of wringt het tussen beide? Kerstmis! Het teken van Kerstmis! En daar is tegelijk het bericht van ongeluk en misdaad, van politieke spanning, van ongerechtigheid. Kerstmis: is het een adempauze in de heksenketel? Verstomt het lawaai enkel maar een ogenblik, niet omdat het uitgeraasd is, doch omdat de traditie het nu eenmaal wil? Wat is de zin van Kerstmis, als het alleen maar een stukje on wezenlijke romantiek is in een wereld, waar de teleurstelling zich 1 doorheen vreet als 'n worm door een appel? Neen, zo heeft Kerstmis geen andere zin dan het even stoppen van een trein, die straks weer door zal razen. Maar het kan Ook anders. En het i s ook anders, als wij Advent be leefden als de verwachting van de werkelijke bevrijding, als dus achter het verlangen een sterk optimisme leefde. Want dan is Kerstmis de vervulling van dit verlangen. Kerstmis betekent immers, dat God de wereld niet wil laten verkommeren, in haar onrecht en misdaad. Hij roept haar tot zijn heil! God wil ons niet laten ondergaan in onze misère en het verderf, waaraan wijzelf schuld hebben. Kerstmis be tekent, dat dit niet alleen maar vaag gepreek is, doch dat God hiermee al begonnen is. Het Kind i s geboren, juist voor de mensen met hun teleurstellingen en wonden van binnen, voor de zwoegers en tobbers. Zo donker kunnen de mensen de wereld niet maken of God laat het Kerstlicht toch schijnen. Of mensen het willen of niet: God schenkt ons dit Kind Maar zie, wij willen een teken; dat het werkelijk waar is. Wij willen het kunnen merken in ons leven en in de wereld. Zo duidelijk willen we het zien, dat er geen tegenspraak meer mogelijk is. Het Kerst evangelie echter laat ons zien, dat wij op die manier het teken van Kerstmis nooit zullen vinden. Zoeken we het in het geweldige, in het onontkoombare, dan zal Kerstmis onwezenlijk voor ons blijven: dan laten -we ons hoogstens een ogenblikje meeslepen door de romantiek van kaarsjes en Stille Nacht. Een spel, dat altijd weer aardig is, maar dat niets betekent in de felle nuchterheid van de wereld. Wij zoeken naar de revanche op onze teleurstellingen, maar vinden die niet. Zo ook vonden de Wijzen uit het Oosten het Koningskind niet in het paleis van Herodes! Het teken van Kerstmis is immers de kribbe in een stal. Daar kwam God tot de mensen, als een arm Kind, een onbe kende. En zo komt God nog tot de wereld. Er is steeds armoede om Hem heen. Waar de luchters overdadig licht verspreiden is het on mogelijk Hem te vinden, die een Licht in de duisternis is. Niet bij Herodes, maar in de stal van de Bethlehemse herbergier komt het Kind. Wie het wil aanbidden moet in die stal willen knielen. Alleen wie afstand heeft gedaan van zijn eigen belangrijkheid, kan Hem vin den. En wie Hem zo heeft gevonden, ziet ook de naaste, voor wie Chris tus óók is gekomen. Het komen tot de stal van Bethlehem voert ons tegelijk weer terug tot de wereld met haar nood. Want daar bij Chris tus ontdekten we de Liefde van God, die zich uitstrekt tot de mensen, .oei al hun teleurstellingen en mislukkingen. Die Liefde is er niet als een grootse manifestatie onder de mensen, zodat de voorpagina van de krant er melding van maakt. Neen, die Liefde is er, dan hier, dan daar. maar hij IS er. En dat is Kerstmis, dat we oris hierin verblijden; dat we ons hierdoor laten bevrijden van de doffe wanhoop en ervan mogen getuigen tot wie zwijgend langs ons heen gaan, met een vaag verlangen op het gelaat Want Advent is vervuld: het is Kerstmis ge worden! En Kerstmis is niet een onwezenlijke droom of een ver ideaalhet is niet een korte adempauze in de heksenketel, een stop plaats voor de trein die straks weer gewoon doorgaat. Ondanks al onze mislukkingen en teleurstellingen- het is Kerstmis. En dit is even werkelijk, neen werkelijker nog dan het wereldnieuws van de voor pagina Want dal gaat weer voorbij, maar de Liefde Gods die tot de mens in nood is gekomen, blijft. ONS is geen toekomst en geen keus gelateni Wij moeten voort, verward en hulpeloos, In een kuituur van films en radio's En, soms, wat over het verleden praten. Niemand ontkomt er aan alleen het kind Is nog hetzelfde als voor duizend jaren: Nieuw en verwonderd ligt het rond te staren Alsof de wereld pas vandaag begint. O, makker in ditzelfde grauw getij, Nog altijd komt het kind tot jou en mij, Nog altijd kan de wereld nieuw beginnen. In ieder kind kan het opnieuw beginnen. Zolang God kind'ren in ons midden zendt, Heeft Hij zich nog niet van ons afgewend. MUIJS JACOBSE

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1953 | | pagina 13