LIV WERD EEN ILLUSIE ARMER.
Joan Hillerström
Een Kerstnovelle
4
DOOR
it
I
4. 4
DONDERDAG 24 DECEMBER 1953
4=- -4-=- 4 4
KERSTNTTMMEU
4. -=— 4
1
CHT, NEGEN, TIENMet vaardige hand schikte Liv Lindgren de tien grote witte
chrysanten in een vaas; nog wat beukebladeren ertussen en het kaartje. Ze bekeek het
geheel op een afstand. Toen rinkelde de telefoon.
Persson en Co. Zeker mevrouw, het wordt vandaag nog gebracht. U kunt
er op rekenen. Natuurlijk, mevrouw, U krijgt de mooiste chrysanten, gestuurd,
die we in huis hebben
Liv keerde terug naar haar chrysanten. Even werd haar blik weer getroffen door die bloemen
weelde, dan begon ze het geheel voorzichtig in te pakken. Zo dat was voor de groothandelaar Eriksen.
A u nog een azalea voor mevrouw Olsen in de Vasagatan. Ze riep de loopjongen, die achter in de
broeikas planten aan het verzorgen u'as. Fluitend kwam hij binnen. Wat weg te brengen, juffrouw
Liv? Ze knikte. Wanneer kom je nu eens binnen zonder te fluiten, Per? Dat vind ik beschaafder
staan, vooral als er klanten in de winkel zijn. Haar stem klonk rustig en er was geen spoor van veront-
waardiging in. Per, die na zijn werktijd beslist tot het gilde der brutaalste straatjongens behoor
de en niet op zijn mondje gevallen was, haalde even de schouders op. Ik ivas het vergeten.
Ik zal proberen er aan te denken, beloofde hij, een weinig beschaamd. Hij had een grenzeloze verering
voor Liv en wanneer ze hem ergens een aanmerking over maakte, trok hij het zich aan. Dagenlang
kon hij dan stil zijn werk doen, met egn 'betrokken gezicht. Geen opgeivonden verhalen over stre
ken, die hij samen met zijn vriendjes had uitgehaald, kreeg Liv dan te horen. Toch wist hij elk
moment van de dag wat zij deed en ivaar ze was. Zijn glinsterende ogen volgden haar overal. En
als Liv ten laatste vroeg wat hem eigenlijk scheelde, lachte hij verlegen en was al lang blij dat zij het
voorval vergeten ivas.
Liv noemde hem de adressen, waar hij heen moest, drukte hem vervolgens op het hart voorzich
tig te zijn en onderweg geen slippertjes te maken en hielp hem de winkel uit. In het kleine kantoor
tje brandde de haard. Ze warmde even haar handen en zette zich aan het bureau om enkele posten in
te boeken.
De grote glazen winkeldeur van het bloemenmagazijn Persson en Co. zwaaide open. Liv zag het door
het lage brede raam van het kantoor en stond op.
Een jongeman lichtte zijn hoed. Juffrouw, ik zou wat bloemen willen hebben. Dat kan, mijn
heer, glimlachte Liv en beijverde zich om hem te helpen een keus te maken uit de bloemenschat rond
hem heen. Fresia, rozen in tere pasteltinten, zwaar geurende anjers, chrysanten, asters
Wat zoudt U zelf kiezen, wendde hij zich aarzelend tot haar. Ieder heeft een persoonlijke
smaak waar het bloemen betreft, antwoordde Liv, dat kan ik dus moeilijk zeggen.
Ik weet heel zeker, dat U dezelfde smaak zult hebben als de dame waarvoor ze zijn. V lijkt
op haar.
Liv kleurde. Mijn liefste bloemen zijn anjers, verklaarde ze toen.
Prachtig, dan worden het anjers, tvitte en roze graag. Wilt U vanmiddag veertig stuks laten
brengen in het Astoriahotel bij fröken Ekelund?
Zeker, mijnheer.
Wel, hier is mijn kaartje. Schrijft U even de nota, alstublieft.
Weinige ogenblikken later sloot Liv de deur achter hem. Ze keek in gedachten verzonken door de
spiegelruit, waarlangs zich voet gangers haastten, sommigen wierpen steelse blikken in de etalage, weer
anderen vonden tijd even te blijven staan.
Ze mocht dan op iemand lijken, zoals die jongeman had beweerd, haar stuurde men geen bloemen.
De blauwe ogen in het smalle gezicht stonden ernstig. Een enkele maal viel het haar op, hoe eenzaam
zij was in deze grote stad en dan dwaalden haar gedachten heimelijk af naar het gezellige huis in Hiigg-
danger, waar haar ouders woonden. In een stad ging het persoonlijke element van een onbekende
meestal ten onder in de grote massa, dacht ze wrang. Er waren ogenblikken dat ze zich verloren voelde.
Dan welde er een plotselinge moedeloosheid in haar op, zoals nuMet een driftige beweging
schoof ze die gedachte opzij. Nonsens, ze had haar werk, haar liefhebbe rijen en er waren verschillende
families, waar ze geregeld thuis kwam. Vooral de Perssons die altijd zo hartelijk voor haar waren, mocht
ze niet vergeten. Wat wenste zij zich dan nog meer? Ze haalde de schouders op en keerde terug
naar het kleine kantoor, waar de warmte haar tegemoet straalde.
OZEN VANDAAG, juffrouw Lindgren, veel
rozen
- Donkerrode, als altijd, directeur Sand-
viken?
- Ja, die vindt ze het mooiste. Instem
mend knikte de oude heer.
- Gaat het al beter met Uw vrouw?, infor
meerde Liv belangstellend.
Een glimlach verscheen op het vriendelijke
gezicht. - Dank U, veèl beter zelfs. De
dokter is erg tevreden.
Met de zorgvuldig ingepakte bouquet verliet directeur
Sandviken de winkel. Liv keek hem na. Kaarsrecht, on
danks zijn gevorderde leeftijd, liep hij de Fredsgatan af.
Hij was een oude bekende. Minstens tweemaal in de
week kocht hij rozen bij Liv. Zijn vrouw was al jaren
ziek en als hij haar een genoegen kon doen, zou hij het
niet nalaten. Hij moest beslis veel van haar houden,
dacht Liv.
Irriterend lang ging de telefoon. Een brutale stem aan
het andere eind vroeg of het altijd zo lang duurde, toen
Liv de hoorn van het toestel nam. Ze negeerde de vraag.
- Met wieach met regisseur Barlach, herhaalde ze
een tikje ironisch. - wenst? Janatuurlijkrozen,
fresia en chrysantenja, het is genoteerdJuist,
om negen uur afgeven aan de toneelingang van de Dra
maten.... daar hoeft U niet aan te twijfelenGoeden
middag, regisseur BarlachHarder dan noodzakelijk
was, kwam de telefoon terug op de haak. - Brr, wat een
pretenties, mopperde Liv. Met een schuin oog keek ze op
de klok. Als Per nu maar niet te lang wegbleef, want er
stonden nog verschillende bestellingen, die weggebracht
moesten worden. Ze boog zich weer over het kasboek.
Vanavond kwam de bestelwagen met verse bloemen ook
nog, peinsde ze. Vroeger dan negen uur zou ze wel niet
thuis zijn. Die Barlach beeldde zich ook heel wat fn.
Maar daar was het Barlach voor, die kon zich zoiets ver
oorloven. Altijd late bestellingen. Er ging vanavond zeker
weer een première met de een of andere ster
Weer ging de telefoon. - Persson en Co, zei Liv auto
matisch. - Bent U het, mijnheer PerssonJa, alles gaat
goedik zal morgen een nota schrijvenHad U
zelf nog bloemen nodig? Goed, dan laat ik ze Per wel
even brengen. Nee, zelf kom ik niet, geen tijd vanavond
het zal wel laat worden voor ik hier weg ben. De
bestelwagen komt nog en Barlach had vanavond bloe
men nodig voor de DramatenLiv lachte. - Precies,
mijnheer Persson, zo dacht ik er ook over.Misschien
morgenDe groeten aan mevrouwja, dat is afge
sproken.
Voor het kantoorraam stond Per met verwarde haren
en de handen in de zakken. - Hallo, zei Liv en stak haar
hoofd om de hoek van de deur. - Blij. dat je terug bent.
Er staat nog een hele rits bestellingen te wachten. Ze
greep haar tas. - Hier, kam eerst je haren eens, glimlachte
ze. - Vanavond moet je nog naar de Dramaten - bloemen
afgeven aan de toneelingang. - Echt?, vroeg de jongen
gretig. Ze knikte. - Misschien zie je nog wel iets bijzon
ders. - Misschien zie ik Barlach zelf wel, fantaseerde Per
- dat zou een bof zijnPer was een enthousiast ver
zamelaar van handtekeningen en was dolgelukkig als hij
een bestelling moest afleveren aan het een of andere
theater. Het kon hem dan niets schelen of het negen of
tien uur werd. Met een paar flinke streken had hij zijn
vlasharen weer gefatsoeneerd. - Zo, daar ben je van op
geknapt, meende Liv. - Hier heb je de adressen, de bloe
men staan in de koelkamer. Als je klaar bent. ga dan
maar door naar huis om te eten, anders wordt het zo
Iaat. Daarna zie ik je wel weer terug. Vergeet niet, dat
de bestelwagen komt en dat alles nog moet worden uit
gepakt.
Ik zal vlug voortmaken. Maar wanneer eet U dan,
juffrouw Liv?, vroeg de jongen. - Och, dat doe ik wel als
ik thuis kom, zei Liv luchtig.
Toch was ze zichtbaar verrast, toen Per 'savonds een
paar koeken voor haar neerlegde. - Maar Per ver
tederd streek ze hem even door het blonde haar.dat
vind ik aardig van je. Per glunderde. Hij deed graag iets
voor Liv. Later op de avond kwam er een grote zending
bloemen aan. Liv noteerde en de jongen pakte uit. Toen
ze klaar waren vertrok Per naar de Dramaten. Liv sloot
alle deuren en hing met een zucht van verlichting haar
stofjas op.
De dag had lang genoeg geduurd.
EE, LIV, jij moet de bomen sluiten.
Op haar knieën zat Liv tussen seinpalen,
spoorwegstations, wachthuisjes en rails en
had geen handen genoeg om de wissels te
verzetten en de spoorbomen voor de over
wegen te sluiten. De kleine Ivar Persson
bediende met een kleur van opwinding het
schakelbord en liet de electrische trein met
daverende snelheid over de rails snorren.
Bij elke bocht gaf hij een vreugdekreet en
brulde daartussen door de nodige aanwijzingen naar Liv,
in wie hij altijd een ambitieuse speelmakker vond.
- Je koffie staat ingeschonken Liv, zei mevrouw Pers
son met een glimlach naar de twee op de grond. - En jij
moet naar bed Ivar, het is hoog tijd. - Toe mama, nog
even, vleide de kleine jongen. Maar zijn moeder schudde
het hoofd. - Nee, Ivar, morgen speel je maar weer ver
der, sprak ze beslist en loodste hem de kamer uit, wat
haar niet eerder gelukte, dan dat hij Liv ontelbare malen
goeden nacht had gezegd.
Languit gleed Liv in een leunstoel neer en dronk haar
koffie op. De open haard brandde lustig en de warmte
was behaaglijk. Voor het eerst die dag voelde'ze hoe moe
ze was en hoe goed haar dit ogenblikje van volkomen rust
deed. Het boek, dat op haar schoot lag, gleed op de grond.
- Moe, kind?, vroeg mevrouw Persson, die zacht de
kamer was binnen gekomen.
- Een beetje, mevrouw. Ze sloeg haar ogen op.
- Blijf dan maar rustig zitten, zei ze hartelijk. - Ik zal
je nog eens inschenken. Ze was een slank, blond vrouwtje
met een aantrekkelijk gezicht, mevrouw Persson. En al
tijd even zonnig gehumeurd, dacht Liv, terwijl ze zich
zelf daarmee vergeleek.
- Hier staan de crackers. Je neemt er maar zoveel als
je lust. Ze schoof de schaal naar Liv toe en verdiepte zich
in een tijdschrift. - Wat een stilte als Ivar naar bed is,
zei ze na een poosje. Liv knikte. - Mijnheer blijft ook
lang weg vanavond.
Mevrouw Persson lachte. - Ja, als die naar een ver
gadering is, komt hij de eerste uren niet thuis.
Toen knarste er een sleutel in de voordeur van de flat.
De grote Ivar Persson kwam thuis.
ANHOUDEND ging de telefoon over. Liv,
die bezig was een schaal met bloemen klaar
te maken, keek geërgerd naar haar be-
modderde handen. Zonder zich verder te
bedenken streek ze ze langs haar witte jas
af en rende het kantoor binnen. - Persson
en Co, zei ze haastig. - Ja, Liv, ik ben het,
Persson, zei een bekende stem aan het
andere eind. - Ik bel je even op, want Ivar
is zojuist naar het ziekenhuis gebracht.
- Wat zegt U, herhaalde Liv - naar het ziekenhuis ge
bracht? - Ja, hij moest vanmorgen nog geopereerd wor
den. Blindedarm, de dokter was zelfs bang voor buikvlies-
ontsteking. Ik hoop niet, dat het al zover is. - Nee, ik ook
niet, bekende Liv. - Belt U nog even, als U weet hoe het
afgelopen is? - Natuurlijk Liv, zo gauw we iets weten.
Tot zolang dus maar. Persson belde af en Liv legde lang
zaam de hoorn neer. Even bleef ze staan, 't Was een
vreemd idee. De kleine, levenslustige Ivar naar het zie
kenhuis. Nooit had het kereltje over pijn geklaagd en
nu zo opeens.Ze kon haar gedachten niet beëindigen,
er kwamen- klanten de winkel binnen.
Die hele morgen leefde ze in gespannen verwachting.
En ternauwernood gunde ze zich de tijd om te gaan eten.
's Middags begon het wachten opnieuw. Traag kropen de
uren voorbij. Half twee.... half drie. Elke keer als de
telefoon ging, dacht ze, dat het Persson was. Meerdere
malen stond ze op het punt om zelf op te bellen, maar
ze voelde, dat ze zelf nog niets wisten. De klanten inte
resseerden haar niet erg meer, ze was blij als ze de zaak
uit waren.
Drie uur. Met een verbeten gezicht keek Liv omhoog
naar de klok. Nog niets. Het was een paar minuten later
toen een grote limousine voor de deur stilhield. Iemand
zonder hoed en met een wijde overjas aan, sprong eruit
en stapte naai- binnen. Ze zag hem door het kantoorraam
en haastte zich naar hem toe. - Nieuws, mijnheer Pers
son? Haar grot"- vragende ogen waren vol spanning op
hem gericht.
- Ja, Liv, alles is goed hoor. Ik kom juist van het zie
kenhuis. De operatie is uitstekend geslaagd en hij sliep
rustig, toen ik wegging. Liv. herademde. Haar trekken
ontspanden zich. - Gelukkig, zei ze. - Ik dacht, dat ik
nooit iets zou horen, het duurde zo lang.
- Daarom ben ik nu maar even langs gereden. Ik had
een idee, dat je erg ongerust zou zijn. Het onregelmatige
gezicht van Persson lachte haar toe. - Het leed is geluk
kig weer geleden, Liv. Zijn hand gleed even over haar
schouder. - Ik ga weer, mijn vrouw weet ook nog niets.
- Wanneer mogen we hem opzoeken?, vroeg Liv, die
tot aan de deur met hem meeliep.
- Morgenmiddag en morgenavond. Vandaag nog niet,
dat is te druk. Kom je vanavond nog bij ons?
- Waarschijnlijk wel, zeker weet ik het nog niet.
- Nou, je kijkt ,rhaar..,I®j. ?jjnvj|huis..ejit,mijn vrquw zal
het prettig vinden als je komt. Adieu, Liv.
De limousine schoot vooruit en verdween in de Freds
gatan.
EN TIKJE onwennig stond Liv in de hall
van het Karolinska ziekenhuis. Rechts de
hoek om en dan de eerste deur links, had
meneer Persson gezegd. Vragen zou ze maar
niet. Wel zat er een verpleegster in de por
tiersloge, maar ze liep er voorbij. Haar voet
stappen ketsten op de stenen vloer van de
lange gang. Ze passeerde enkele verpleegsters
en stond voor de half open deur van kamer
5. Hier moest hij liggen. Jawel, daar zag ze
mevrouw Persson al. Ivar, nog wat witjes, stak haar
zijn handje toe. - Dag Liv, nu moet je me hier komen
opzoeken, ver weg, hè?
-Dag Ivar, dag jongen, hoe is het met je? Ja, het is een
ontzettend eind om hierheen te lopen
- Maar de volgende week spelen we weer met de trein,
hoor Liv, verzekerde hij haar met een ernstig gezichtje.
Hij trok haar aan de mouw. - Kijk, daar staat de zuster
naast de deur. Ze is wat aardig, Liv.
Liv keek rond. Bij de deur stond inderdaad een ver
pleegstertje met een blozend, vollemaans gezicht. Ze stak
haar hand op naar Ivar, die tegen haar wuifde. Liv knikte
haar toe. Haar blik dwaalde door het vertrek. In het bed
bij het raam lag een jongeman te lezen. Er zat niemand
aan zijn bed. Op zijn kastje lagen enkele technische boe
ken en aan zijn been was een katrol met gewicht beves
tigd. Liv zag het in één oogopslag. Zou er nooit iemand
naar hem omkijken?
De jongeman keek op van zijn boek en ontmoette haar
blik. Hij lachte tegen haar. Een ontwapenende lach van
sterke witte tanden in een gebruind gezicht met donkere
ogen en gitzwarte haren. En de altijd zo ernstige Liv
lachte terug, keek toen een andere kant op. Verwonde
ring steeg in haar op. Niemand had haar ooit zo aan
gekeken als die jongeman. Zijn blik, zijn lach, ze ver
warden haar.
- Die jongen daar, heeft een aanrijding 'gehad, zei
mevrouw Persson zachtjes tegen Liv. - Met zijn motor
op een vrachtwagen gereden. Ik geloof, dat hij zijn been
gebroken heeft.
- Liv, kom je morgen weer?, vroeg Ivar.
- Natuurlijk Ivar, ik kom elke dag, net zo lang tot je
weer beter bent.
Tevreden gesteld zakte zijn hoofdje weer op het kus
sen. Liv keek op hem neer. Ze drukte het warme handje
en maakte aanstalten om weg te gaan. Mevrouw Persson
bleef nog wat langer.
Toen Liv zich omdraaide ving ze weer de blik op van
de jongeman in het andere bed. Ze voelde hoe zijn ogen
haar volgden toen ze de kamer uitging.
Buiten haalde ze diep adem. Het was een prachtige
avond. De maan scheen helder en sterren schitterden
aan de hemel. Er hing zo'n aparte stemming in de lucht,
die eigen was aan het naderende kerstfeest. De grote
stro-kerstbokken tooiden weer de verschillende Stock-
holmse pleinen naast de metershoge met lichtjes versier
de kerstbomen. Lichtjes overal - feestelijke en aanlokke
lijke uitstallingen en in de ogen van de mensen die
gloed van verwachting. Het werd weer Kerstmis - feest
van licht en liefde
Met veerkrachtige stappen wandelde Liv door de stad
naar huis. Er was een blij gevoel in haar. Ze had nooit
gedacht, dat er een man kon zijn, die belang in haar zou
stellen - die haar aardig zou vindenZe was niet knap,
ze was stil en niet toeschietelijk tegenover vreemden.
Niemand kende haar innerlijke leven. Niemand wist, dat
ook zij wel eens verlangde naar een liefkozing en de be
wondering van een man. Niemand, die vermoedde, dat er
achter het masker van koelheid ook nog iets anders 'ver
borgen kon zijn. Was het wonder, dat Liv een mateloze
zelfcritiek bezat. - Je hebt een minderwaardigheidscom
plex, kon meneer Persson wel eens zeggen en hij had
waarschijnlijk wel gelijk.
Lichtreclames spatten uiteen hoog boven het roezemoe
zige verkeer, Liv zag ze vanavond anders dan vroeger.
Ze vertolkten nu voor haar het bruisende leven met al
zijn licht en fleurigheid. - Het leven is mooi, neuriede ze.
AAR komt Liv, juichte de kleine Ivar.
- Dag, ik verveelde me zo. Liv knuffelde
hem even. - Dag Ivar. - Gelukkig, dat U
er is, zei de stem uit het andere bed. - Ik
heb de hele dag verhalen over U gehoord,
'zodat ik nog nieuwsgieriger was dan eerst
om U terug te zien.
Een lichte blos gleed over Liv's wangen.
- Ja, dat geloof ik onmiddellijk, spotte ze.
- Waarom zou U het niet geloven, het is
de waarheid, ging de jongeman voort.
Liv zweeg en legde wat vruchten en bloemen neer op
het kastje van Ivar. Deze praatte honderd uit, zodat Liv
alleen maar behoefde te luisteren.
- Is het koud buiten, Liv? Ze schudde het hoofd. - Nee,
dat gaat wel. Met een schuin oog probeerde ze de titel
van het boek te ontcijferen, waarin de jongeman naast
Ivar las. Hij keek plotseling op en glimlachte.
- Vliegtuigmotorenbouw, zei hij, het boek dichtslaande
en omhooghoudende. - Bijster interessant is het niet, maar
ik kan toch niet de hele dag de uren liggen tellen. Hij
zuchtte. - En dan te weten, dat ik hier nog wel twee
weken moet liggen.
- Hoe lang bent U hier al.
- Ruim vier weken. Ik reed met mijn motorfiets op
een vrachtauto, die geen signaal gaf. Ben er nog tame
lijk goed afgekomen. Alleen m'n been gebroken. Hij
zweeg even. - Mooie tulpen heeft U meegebracht voor
Ivar, zei hij plotseling. Even fris als U zelf. De kleur past
bij Uw haren, voegde hij er zacht aan toe.
- Paul zal een heel kleine vliegmachine voor me maken
Liv, gooide Ivar er tussen in. Liv keek vragend van de
een naar de ander.
- Paul, herhaalde ze.
- Dat ben ik, zei de jongeman. - Paul Ström.
- Liv Lindgren.
- Ik wist, dat U Liv heet, mag ik U zo noemen?
- Als U het graag wiltOngemerkt haalde ze even
de schouders op.
- Heel graag zelfs. Zijn stem klonk zacht, maar over
tuigend en de gloed van zijn bruine ogen verwarmde
Liv's eenzame hart.
Als ze 's avonds naar huis ging, voelde ze nog zijn
handdruk. - Kom je morgen weer, had Ivar gevraagd,
luid met zijn hoge kinderstem. - Kom je morgen weer,
Liv, had Paul's stem gevleid, zacht en strelend. Hij had
weer tegen haar geglimlacht. En ze had geknikt, alleen
maar geknikt. Ze had niets kunnen zeggen. Zoveel warm
tehet overweldigde haar.
- 't Is waar't is waar, zei ze soms zacht als ze met
haar bloemen bezig was. Haar handen bleven dan rus
ten op de vaas en haar grote ogen keken stil, gelukkig
en niets ziende, voor zich uit. Haar lippen vormden een
naam, die niet werd uitgesproken
Liv bloeide op. Haar grote blauwe ogen straalden. De
Perssons merkten het, maar wisten de oorzaak niet. Ze
was altijd gesloten, maar het belemmerde hen niet ge
lukkig met haar te zijn. Ook Per zag met verbazing de
groeiende verandering in juffrouw Liv. Zo kende hij haar
niet. Ze zong meer dan vroeger. Per luisterde graag naar
haar donkere stem, maar Liv moest het niet merken, want
dan maande ze hem tot opschieten. - Ja, er was iets met
juffrouw Liv, peinsde Per, maar zijn jonge hersenen ver
moedden zo één, twee, drie niet wat het was. Het viel
hem wel op, dat ze veel vroeger dan gewoonlijk naar
huis ging en dat ze geregeld bloemen meenam. Hij liep
haar een keer achterop, schijnbaar toevallig. - Loop je
zover mee?, vroeg Liv toen.
- Als U het goed vindtZe lachte. - Natuurlijk. Per
was er inwendig trots op, dat hij naast Liv mocht lopen.
Als zijn vrienden hem nu eens zagen. Jammer, dat hij
zijn Zondagse pak niet aan had.
Ze gingen de hoofdstraten door. - Gezellig, dat je zo
ver bent meegegaan, zei Liv op het Gustav Adolfplein.
- Ik moet naar het ziekenhuis.
- Ivar Persson is toch al weer thuis, liet Per zich ont
vallen.
Het duurde even, voor Liv antwoordde. Hij kon in het
schemerdonker niet zien of ze kleurde.
- Ik ga iemand anders opzoeken, verklaarde ze toen.
- O, zei Per stil. - Nou, dan ga ik maar. Goeden avond,
juffrouw Liv.
- Dag Per, tot morgen.
- Het was dus een man. dacht Per. Hij voelde zich een
beetje zielig, achteruit gezet. Voor hem zou ze geen be
langstelling meer hebben. Nou, kon hem wat bommen.
Onverschillig haalde hij zijn hoekige schouders op. - Als
het dan maar een aardige vent was, waar ze mee ging, an
ders zou hijWat hij zou was hem nog niet helemaal
duidelijk en schel fluitend vervolgde hij zijn weg.
Op de laatste dag, dat Ivar Persson iri het ziekenhuis
was, nam Liv afscheid van Paul Ström. Verbaasd hield
hij haar hand vast. - Kom je mij dan niet meer opzoe
ken? Wil je dat niet? Mijn ouders kunnen alleen Zon
dags overkomen en verder heb ik nooit bezoek. Liv....
Hij keek haar aan, zoals alleen hij dat kon.
- Vind je het dan prettig als ik kom?, vroeg ze ver
legen. Nog steeds lag haar hand in zijn sterke greep. Ze
voelde haar wangen warm worden. - Ja, Liv, ik vind het
prettig. Kom vaak, zei hij dringend.
En Liv kwam vaak, bijna elke avond. Ze bracht boeken
mee en bloemen of vruchten voor Paul. En Paul maakte
haar het hof en praatte met haar. Langzamerhand kwam
Liv los. Ze begon hem over haarzelf te vertellen, aarze
lend en onzeker met van tijd tot tijd momenten van stil
zwijgen. Dan bestudeerde ze Paul's gezicht, waarvan ze
elke groef en elk trekje kende. y
- Probeer je door me heen te kijken?, vroeg hij soms
plagend en lachte hartelijk als ze kleurde. Hij kon-haar
een enkele maal bij de armen vatten en naar zich toe
trekken. - Liv, zei hij dan teder - meer niet. Maar dat
ene woord was genoeg om haar hart te doen overslaan.
Op zo'n ogenblik zou ze alles voor hem hebben ge
daanZe was gelukkig.
Paul behoefde maar over iets te kikken en Liv zorgde
dat hij het kreeg. Bij haar thuiskomst vond ze meerdere
malen bonbons of een andere verrassing, afkomstig van
Paul. Zo verwend te worden was iets ongekends voor
haar. Per kreeg in brokstukken wel eens het een en an
der te horen, als hij alleen met Liv in de zaak was. Een
enkele maal werd ze wel eens vertrouwelijk en de jón
gen spon met zijn jeugdige fantasie alles tot één geheel
samen. Hij wist het, Paul Ström was de sleutel tot Liv's
hart.
- Ik mag lijden, dat het een aardige vent is, dacht hij
herhaaldelijk. Verder was hij nog steeds niet gekomen.
OEN Paul uit het ziekenhuis kwam, had
Liv, ondanks de kerstdrukte, 's middags
vrij weten te nemen. Ze aten in de stad en
gingen na afloop naar een bioscoop,
's Avonds bracht ze hem naar de trein, die
klaar stond voor Karlstad.
- Zal je schrijven?, vroeg ze dringend.
Reizigers sjouwden met hun bagage langs
hen. Treinen uit andere richtingen stoom
den het grote station binnen. Er was ge
schreeuw en rumoer. Kruiers laveerden met hoog op
geladen wagens door de menigte heen.
- Zal je schrijven?, vroeg ze nogmaals. Haar stem
scheen verloren te gaan in al het rumoer.
- Natuurlijk, Liv, zo gauw ik thuis ben, beloofde hij.
- En met de kerstdagen kom je, drong ze aan.
- Dan kom ik. Hij zei het luchtig. Te gemakkelijk
vond Liv, doch ze realiseerde zich d&t slechts een moment.
Het vertreksein werd gegeven. Haastig boog Paul zich
naar haar toe en kuste haar. Dan trok hij de deur dicht
van de zich langzaam in beweging zettende trein en
zwaaide naar haar door het omlaag geschoven raampje.
Liv zwaaide terug, zolang, tot de trein het station uit was
en ze niets meer kon onderscheiden.
Langzaam wendde ze het hoofd af en drong zich door
de menigte heen naar buiten. Als in een droom ging ze
naar huis door de verlichte drukke stad.
Paul was weg.
(Zie verder pagina 15)
-=r- 1r