De waarde van litteraire herinneringen voor tijdgenoot en nageslacht Wonderen van horloge-techniek in museum van Neuchatel Gevluchte Hernhutterswonnen akkerland uit moeras Het broodje van Gorter in het konijnenhol Bloeiende kolonie Neu-Gnadenfeld in het veengebied bij Schoonebeek Vijf moeilijke jaren Oude Zwitserse handwerkers maakten fraaie mechanische poppen Maria, Gabriel en de Dood JANUARI 1954 WJE HALFWEG de door het indrukwekkende duinlandschap zich buigende grote weg van Bergen- Binnen naar Bergen aan Zee links af slaat even voorbij de oude boerderij „De Fransmaneen slinge rend duinpad in, zal langs de intieme lieflijkheid van welig begroeide hellingen met berkenopslag en duin. roosjes vrij spoedig een wit huis onder dennenkruinen bereiken: in deze „Verbrande Panwoonde in de twintiger jaren de dichter van „Mei" en van „Pan". En al werd het eerste niet hier geschreven de keuze van dit landschap, waar zee en duin en wei zichtbaar worden in één blik en grootsheid aan inti miteit grenst, is toch wel kenmerkend voor de gevoelens van de schrijver van Mei, dit onvergetelijke, glan zende dichtwerk, waarvan A. Roland Holst onlangs tegen mij zei, dat hij er een jaar van zijn leven voor zou over hebben om eens zó gelukkig te zijn als Gorter toen hij dit gedicht schreefEn al heeft „De verbrande Pan" niets met de god der natuur te maken, die de dichter in zijn „Pan" bezong zo ergens zijn fluit ge hoord zou kunnen worden, dan in dit tedere landschap waar Gorter woonde. En leefde en dus ook zijn dagelijks brood niet kon ontberen. Maar de bakker moest uit Bergen aan Zee komen en het duinpad was vrij mul en langEn daarom spraken zij af, dat hij Gorters mondkost dagelijks op de hoek van de grote weg in een konijnenhol zou leggen. 7IEHIER een „litteraire herinnering", één van die talloze details waaruit de gestalte-beschrijvingen in de geschiedenis van de groten onder de mensheid moeten worden opgebouwd en daarom is het vast houden van al deze vele kleine „anecdotes" van zo groot belang. „Any anec dote of private life may give us the feeling for a moment of seeing him as his contempararies saw him", schreef T. S. Eliot eens in dit verband. Ik weet wel: er zijn velen, die het volkomen overbo- dig achten voor het ge nieten van een kunst werk iets te weten over het persoonlijk leven van de schepper daarvan; mis schien vinden vooral jon geren dat, en wellicht is het een fase in ieders le ven: ook ik heb vroeger zo gedacht. Wat weten wij van Homerus of van dé dichter van het Nibelun- genlied? Immers niets! En wordt een vers van Boutens voor ons iets meer of minder mooi, wanneer wij een en ander over zijn „persoon" ver nemen? Heeft niet terecht Van Deyssel in zijn on vergetelijke satyre „De Bulgaarse Letterkunde" eens vooral belachelijk gemaakt de litteraire his toriografie met: „De Heer A. B. C. Daalhof werd ge boren te Purmerend, al waar hij zijn eerste op leiding ontving ter be waarschooletc. etc." (ik citeer uit 't hoofd, want het kostelijk stuk werd in de latere editie van Van Deyssel helaas niet herdrukt), en in „Acolus of de wind in „Den Gulden Winckel" de snuffelaars afdoende ge geseld in de persoon van de toenmalige redacteur van dat maandblad, die trachtte uit te vissen wie toch wel Perk's Mathilde was geweest? r. TOCH!Als ik aan dat broodje in het konijnenhol denk, zie ik Gorter in die twintiger jaren zijn witte huis verlaten en ik dénk me dat liefst wat vroeg in de ochtend, en het is Mei en langs het rulle pad gaan; en dan komt hij met zijn dagelijks brood terug in fn kamer en gaat ook daar wellicht weer „heen en weer, tot waar mijn wandling stuit, en ik bij donkren wand diep peinzend poos"En zou hij zich daar dan niet weer aan tafel gezet hebben, waar hij die zeer korte, soms twee regels omvat tende laatste verzen schreef op grote vellen blank papier gelijk Roland Holst hem soms aantrof, wanneer hij zijn 24 jaar oudere vriend in die latere jaren van Gorter's dichter schap vanuit zijn huis aan de dorps- rand van Bergen ging opzoeken terwijl buiten zijn ramen het zon licht 'over de duindellen glansde? Neen, dit is geen onbehoorlijke nieuwsgierigheid, dit verlangen meèr te weten van de schrijvers die wij lezen, dit is warme liefde voor de grote scheppende mensen op aarde. Wij willen als het ware „bij hen zijn"; wij willen weten hoé zij werkten en leefden, hoe zij hun dag doorbrachten, met wie zij hun wan delingen maakten, of zij reisden en waarheen, welke boeken zij het liefst lazen, wat zij zagen uit hun ramen, hoe zij zorgden en leefden in hun gezin, wat voor soort kleren zij droe gen en hoe hun kamer was ingericht, welke hun liefhebberijen waren, wie hunner vrienden en kennissen zij het liefst zagen, welke liefdes zij wonnen en verloren. Want omdat hun werk ons ontroerde, daarom ook hebben wij de schepper er van lief en wil len hem kennen als „the man of daily business, pleasure and anxiety as ourselves". En daarom lezen wij met gespannen aandacht hun brie ven en hun dagboeken. Maar juist daarom is het ook van zo veel waarde voor tijdgenoot en nageslacht, wanneer zij die ontmoe tingen hadden met uitnemende kun stenaars, daarover vertellen. Want elk detail in de habitus van een mens is tenslotte symptoom van zijn wezen en de goede biograaf en de liefdevolle lezer zal als hij ten minste zijn „geestelijke omgang" met letteren en kunst waard is deze symptomen als symbolen weten te duiden. Want gebeurt dit niet, en krijgt men louter als droge feiten Vondel's kousenwinkel of Potgieter's agenturen te memoreren, dan in derdaad wordt Van Deyssels felle spot weer voor 100 procent juist. ZIJ die in de laatste maanden in de litteraire tijdschriften documen ten en herinneringen publiceerden betreffende onze belangrijkste schrij vers uit de laatste 75 jaar hebben daarmee bijzonder goed werk ge daan. Wanneer ik me in dit artikel beperk tot de figuren vóór Nijhoff over hem en die na hem kwamen dus in een volgende kroniek dan dienen voornamelijk vermeld te worden: ..Herinneringen aan Lode- wijk van Deyssel en P. C. Boutens" door A. Roland Holst (in „Maat- staff", het nieuwe maandblad, le Jg. nr. 4), „Twee brieven aan Lode- wijk van Deyssel" door Jacobus van Looy („Maatstaf", le Jg. nr. 5), le vensherinneringen van J. Greshoff onder de titels „Het Eiland" (in „Nieuw Vlaams Tijdschrift", VII Jg., nr. 4) en „Bilderdijkstraat 9" (in het Zuid-Afrikaanse maandblad „Stand- punte", 7e Jg., nr. 2) gepubliceerd, en verspreide notities over bevrien de auteurs in de reeks „Meanders" eveneens van Greshoff (maandelijks m „De Vlaamse Gids"). Ook de bij drage (in „Libertinage", 6e Jg., nr. 3) van G. H. 's Gravesande: „August P. van Groeningen en „De Nieuwe Gids" dient hier vermeld te worden, daar de uitingen in hrieven ons stellig nader tot die vrijwel vergeten, begaafde naturalist uit de jaren rond 1880 brengen. En al is niet elke levensbeschrij ver een kunstenaar als Thomas Mann, wiens „Lotte in Weimar" wel het meest sublieme voorbeeld is van volmaakte verwerking van gegevens maar wiens habitus is beter be kend, tot in alle symptomatische im ponderabilia, dan die van Goethe! geen enkele biografie kan ge schreven worden als tijdgenoten niet over de beschrevene hebben be richt. |J ET vertellen van persoonlijke herinneringen aan grote persoon lijkheden is een kunst, het eist als vérteller een persoonlijkheid op die met zijn object op zo al niet gelijk, dan tóch vergelijkbaar niveau ver keert en daardoor psychisch in staat is „anecdoten" innerlijke betekenis te verlenen, d.w.z. dus details als symbolen te duiden. Juist daaraan ontlenen de notities van A. Roland Holst over Boutens en Van Deyssel hun bijzondere waarde. Deze tekst, eerst voor de Belgische Radio uitge sproken en thans in „Maatstaf" ge drukt, wint uiteraard nog aanmer kelijk wanneer de dichter door ge baar en mimiek de accent-imitatie versterkt, een voordrachttalent dat slechts weinigen tot nu toe bij Ro land Holst aanwezig wisten. Boutens en VanDeys.se 1; de twee laatste grote „pittoreske figu ren" in ons litteraire leven noemt hij ze, die nooit „gewoon" doch al tijd „zichzelf" waren, die hun per soonlijkheid in het dagelijks leven voor 100% handhaafden. En esprit en humor ontmoetten elkander, wan neer zij tezamen converseerden, el kander, hoe lang ook reeds vrienden, nooit anders toesprekend als met „meneer Thijm" en „meneer Bou tens". Uit Greshoff's schrifturen komt allereerst Van Schendel naar voren, de stille, bescheiden werker. De evenwichtige ook en stellig min der gepassioneerde als men Gorter naast hem stelt. Is het niet kenmer kend, dat de auteur van „Een zwer ver Verliefd" en van „De Water man" zijn grote werken met een fijn gescherpt potlood in kleine lettertjes op blocnotes schreef, maar Gorter zijn bewogen verzen, soms uit slechts enkele regels bestaande, op grote blanke vellen papier. In „Bilderdijk straat 9" kan men lezen over de eerste ontmoetingen van Greshoff met Van Eyck, Bloem, A. Roland Holst en Albert Besnard en de autobiograaf weet aan de anecdo- tische details belangwekkende be spiegelingen over het oeuvre der genoemde dichters te verbinden. Uit „Het Eiland" krijgt men meer een beeld van Greshoff zelf, al zijn er leuke notities in te vinden over dwaze plannen, met Ter_Braak sa men beraamd. De brieven van Van Looy aan Van Deyssel in „Maatstaf" (nr. 5) zijn allereerst boeiend om het schil derschap van de eerste te benaderen, maar vooral toch ook om het beeld dat hij oproept van het bezoek van Verlaine aan de Amsterdamse „Nieuwe Gids"-kring in 1892: Van Looy ..schildert" diens figuur met dezelfde „verve" en „woordkunst" als hij in zijn „Feesten" de maaier beschreef dié hij ook met zijn pen seel zo prachtig weergaf. En dan éven tegenover die losse, pittoreske Fransman onZe Hollandse stijfheid in die zin: „En hij (Verlaine) zei zo veel leuke dingen, was niet gewich tig, als onze dichters, die met lugu bere ernst om hem heen zaten, net karikaturen van Goden bij dat enor me mens". AL deze teksten tezamen het is iets. En natuurlijk zijn er al vele publicaties meer: van Erens en Van der Goes en van Jeanne Kloos; en dan Van Eeden's „Dagboek", Van Deyssel's „Gedenkschriften" en Ma rie Cremers' „Jeugdherinneringen": Top Naeff's „Zo was het ongeveer" en het boekje over R. N. Rolland Holst door zijn vrouw; Terborgh's herinneringen aan Slauerhoff en Van Schendels „Herdenkingen"; Brusse's boekje over Johan de Mees ter en nog zo enkele dingen. Maar waar blijven de Walden-herinnerin gen en de mededelingen van de ge regelde gasten op Verwey's Duin huis? Het wordt tijd dit alles „nog eenmaal op te roepen vóórdat de nacht zinkt", om een woord van Thomas Mann te citeren! W. L. M. E. VAN LEEUWEN. „De Zangles": de verfijnde uitvoering van deze automaton is een lust voor 't oog. land, alsmede 50 kleine boerenhoeven van ongeveer anderhalf hectare groot, waarvan de bewerkers een volle dag taak vinden in de nabij gelegen Duitse olievelden. Voorts werden wegen aan gelegd en perken, tuinen en gazons. Afrasteringen werden gemaakt, bomen werden geplant, sloten gegraven. Hier heerst vreugde, gemeenschap pelijke vreugde, welke haar hoogte punten vindt in de kerkelijke bijeen gehouden thans niet (Van een speciale verslaggever) AANGEGREPEN door een panische angst vluchtten in 1945 duizen den Oostduitsers voor de met geweld oprukkende legers der Sovjet- Unie. Onder hen bevond zich ook een kleine, vrome schare, voor wie komïtem die regelmatig deze niets ontziende, brute kracht eerst evenveel scheen te betekenen worden in een verbouwde, als hetgeen is vastgelegd en geboekstaafd in de Openbaring van Johan- me<rr tochtige en vochtige amusements. rr..B -li. o» zaak waar acht jaar geleden schimmel nes: „Want de grote dag Zijns toorns is gekomen en wie kan bestaan: en ander gewas welig tierde. Hier De vier apocalyptische ruiters waren gekomen, bereden door oorlog heerst vreugde, vooral omdat de schijn en ziekte, honger en doodZo scheen het, maar zou deze schare, tb0acahr ^„^ovemoïnen, "omda^de wier geloof in haar toekomst beproefd was in ernstige nood, thans haar Broedergemeenschap er in geslaagd is wilskracht verliezen en haar roeping niet trouw blijven? Nee, ze zou aa" de diaspora, de verstrooiing te cl 1 d j 1 l ontkomen, van-voren-araan begonnen en de Broederschap opnieuw opbouwen, Doch thans dreigt er een sombere ware het dan ook zonder middelen; het vuur was niet gedoofd, voor wolk te verschijnen aan de zo blij- haar gold de symboliek van de Evangelist nog niet. ziulèn^nHdenhtö"kormsetmm' dfgemïn- u u schappelijke barakken kunnen blijven, yRIJWEL zonder kleding, zonder voedsel, maar niet zonder idealen en mentaal gehard, sleepte zij zich van Oost naar West om tenslotte dodelijk vermoeid een haveloos; „heim" te vin den in de voormalige barakken der Russische krijgsgevangenen te Alexis- dorf, slechts op enkele kilometers af stand van de Nederlandse grens, te genover Schoonebeek. Daar plantten zij opnieuw het kruis. Het was er armoede, bittere ar moede, letterlijk alles ontbrak, behalve een verwaarloosd, lekkend dak en de onafzienbare moeras- en heidevlakte, waar het de verdrevenen vanwege de bezettingsautoriteiten vergund was een De Hernhutters kregen niet alleen hulp uit Duitsland en de gebieden waar zij zendingswerk doen, zoals bijvoorbeeld Suriname, maar ook uit Nederland, en wel in de vorm van een fröbelschool. (Van een bijzondere medewerker) SINDS EEUWEN munten de Zwitsers uit in het vervaardigen van mechanismen en als horlogemakers zijn ze wereldberoemd. Het is dan ook geen wonder, dat de meeste kleine automatons dat zijn ntechanische poppen van Zwitserse makelij zijn. Destijds is in Genève, in aansluiting op de jaarlijkse expositie van horloges en juwelen, de eerste grote automaton-tentoonstelling gehouden. Het doel was aan te tonen, dat het Zwitsers horloge een groot deel van zijn vol maaktheid te danken heeft aan de achttiende-eeuivse vervaardigers van automatisch bewegende poppen en dieren. In die tijd hielden Zwit serse uurwerkmakers zich bezig met deze liefhebberij en hun vernuf tige constructies zijn het Zwitserse uurwerk zeer ten goede gekomen; ze veroorzaakten zelfs een totale ommekeer in de horloge-industrie. £)E ZWITSERS zijn terecht trots op hun waardevolle verzameling auto matons, welke in Neuchatel zorgvul dig wordt bewaard. Twee kundige hor logemakers zijn aangesteld om de exemplaren, die defect zijn geraakt te herstellen. De één is een jonge, de an dere een oudere man. Met opzet stelde men ook een jonge kracht aan, omdat men het risico niet wilde nemen dat nieuw bestaan op te bouwen, daar waar nog nooit een mens ook maar slechts een are grond had bewerkt. Hier werd „Neu-Gnadenfeld" ge sticht, een naam, die slechts aan een diepgelovig gemoed kon ontspruiten, een gemoed, dat wist in dankbaarheid te moeten leven en het vertrouwen in de toekomst niet verloren had, ondanks alles. De schrijnende ellende en de vaste wil tot herstel ziende, schoot Osna- brück te hulp en verschafte de kleine kolonie een Ottemeyerploeg, een reus achtige machine, waarmede de bodem kon worden omgewoeld en geculti veerd. Maar niettemin gingen er nog vijf jaren voorbij vóórdat aldaar het eerste oogstfeest kon worden gevierd. Wat er tot dan toe is geleden, laat zich niet beschrijven, maar toch wa ren deze mensen, volgelingen van Graaf Zinzendorf, beter bekend als Hernhutters (Evangelische Broeder gemeenschap) gelukkig met het brokje vrijheid, dat zij in lichamelijke nood en ver van de bewoonde wereld in eenzaamheid mochten genieten. Spreekt hiervan niet andermaal de naam „Neu- Gnadenfeld?" In de jaren na 1950, toen Duitsland enigszins vrijer adem haalde, werden ook de toestanden in „Neu Gnaden- feld" dragelijker. Het was op de mor gen van het eerste oogstfeest, dat zijn bewoners met gerech ..ardigde trots konden zeggen, dat zij eer; nieuwe bladzijde hadden toegevoegd aan het veelbewogen levensboek der Hern hutters. HET IS bijna ongelofelijk wat de Alexisdorfse Hernhutters hier met zulke gebrekkige middelen, in toch zo korte tijd tot stand hebben weten te brengen. Driehonderd vijf-en-twintig hectare moeras- en heidegrond zijn ontgonnen en grotendeels bebouwd, elf grote boerderijen zijn op verharde bo dem verrezen met ieder 15 hectare want de kolonie, die thans ongeveer 800 bewoners telt, breidt zich gestadig uit en het toegewezen moerasgebied, ter grootte van 325 hectare, heeft zijn grenzen. Reeds gaat er een aantal meisjes naar confectiefabrieken in Almelo, ten einde aan de greep der werkloosheid te ontkomen. Reeds zijn de eerste bijeenkomsten gehouden om de ko mende moeilijkheden onder ogen te zien. Gedacht wordt aan pluimveeteelt en groententeelt. In géén geval wil men zich echter later ontmoedigen Men heeft immers grotere moeilijk heden overwonnen! Op mathematisch afgemeten stukken landbouwgrond schiet het koren omhoog, waar voorheen slechts heide of moerasgewas wilde groeien. Op goed begaanbare wegen trekken paarden hun vrachten af en aan, waar nog enkele jaren geleden lechts een bulldozer vooruit kon komen. de talrijke gecompliceerde geheime technische snufjes, welke in de auto matons verborgen zitten, verloren zul len gaan, of door onervaren handen bedorven zouden worden. Een der oudste stukken, welke op de tentoonstelling in Genève stonden, was tevens het meest gecompliceerde. Het is een klok uit de zeventiende eeuw, die om het uur een klein toneel spel vertoont. Wanneer het uur ge slagen heeft, luiden priesters in de koepel kleine klokjes en draaien in het rond. Op het toneel, een verdie ping lager, treedt vervolgens Maria op. Zij wendt zich naar rechts, waar een deur opengaat. Op de drempel verschijnt de aartsengel Gabriël. Uit de andere zijdeur komt de Dood aan stappen. Dan begeeft Maria zich naar de achtergrond van het toneel en uit de derde deur in het midden, treedt een omroeper naar voren. Hij doet zijn mond open en dicht en maakt met zijn hand zoveel bewegingen als de klok uren heeft geslagen. Behalve dat de klok dit symbolische schouwspel ver toont, geeft hij ook de zon- en de maanstanden, de datum en de dag van de week aan. QOOCHELAARS, tovenaars en hyp notiseurs zijn figuren, welke de fantasierijke automaton-constructeurs hevig geboeid hebben. De goochelaar een der weinige automatons, waaraan geen uurwerk is verbonden werkt met twee bekers ■en laat voorwerpen verschijnen en ver dwijnen. Na elke truc rolt hjj met zijn ogen en knikt tevreden met het hoofd. „De machtige tovenaar" is een ander beroemd automaton, een creatie van de Zwitserse horlogemaker Henri Malllardet. De tovenaar zit, compleet met punt hoed, boven op een gouden klok. "Hij geeft door middel van een kaartje antwoord op vragen, welke men hem, eveneens op kaartjes, stelt. De vraag- kaartjes worden gedeponeerd in een laatje, vlak boven de wijzerplaat. In dien het laatje open en dicht gaat zonder dat er iets in zit, schudt de tovenaar teleurgesteld het hoofd. Komt er een goede vraag uit de bus, dan rolt hij met de ogen en zwaait zijn toverstaf. Hij peinst en wiebelt zor gelijk met het hoofd; maar dan weet hij het blykbaar plotseling. Hij staat langzaam uit zijn zetel op en wijst resoluut op een deurtje achter zich, waaruit het antwoordkaartje te voor schijn komt. Opnieuw zwaait hij met zijn toverstaf en gaat dan weer rus tig zitten, wachtende op nieuwe vra gen. yEEL BEKIJKS had in Geneve ook de automaton „de hypnotiseur" ge naamd. Dat was een man met een somber bleek gelaat. In de ene hand hield hij een hoepel, in de andere een toverstaf. Hij boog zich voorover en fixeerde het meisje, dat voor hem op een rustbank lag en zich met een waaier koelte toewuifde. Maar nadat de griezelige man zijn toverstaf enkele malen boven haar lichaam gezwaaid had, hield zij op met waaieren en geraakte in trance. Horizontaal rees zij langzaam van haar rustbank op. En om het publiek duidelijk te laten zien, dat hij geen nonsens verkocht, haalde de hypnoti seur het vrouwenlichaam door de hoe pel, Een. tweemaalDan zwaaide hij plotseling weer met zijn toverstaf en het meisje daalde heel kalm neer op haar rustbank. Ze begon z^h weer koelte toe te waaien en de de monstratie begon opnieuw. Een opvallend knappe automaton is „De Zangles" daterend uit de negen tiende eeuw. Een ionge vrouw draait aan een orgeltje. Een kanarie, die voor haar op een stokje gezeten is, kijkt ner veus naar links en naar rechts, terwijl het arme diertje zijn veren schudt.. Als het wijsje ten einde is. tracht de vonel het. melodietje va te fluiten, maar het mislukt jammerlijk. De vrouw met het orgeltje draait ae- duldia het liedje onnieuw en dan zingt de gelukkige kanarie de wijs foutloos na. De p-elu'den, die door de Zwitserse uurwerkmakers vervaardigde vogel- automa+ons maken, zön zo natuurge trouw. dat men nauwe''iks een onder scheid hoort til5?a„„ een eehte vogel en een machaniscbp Het verhaal gaat, dat in vroegere tilden een aantal uur werkmakers achter s'ot en grendel werd gezet wegens tovenarij. Zó ge niaal waren hun automatons! En in zekere zin waren het ook tovenaars...

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1954 | | pagina 9