„Zeiss-Planetarium Haagsche Courant" twintig jaar geleden geopend ZIJN NEDERLANDS EN VLAAMS twee verschillende talen? Oogsten in de Libanon Sterrenhemel op de vijfde verdieping Van Huygens en Eisinga naar Het wonder van Jena Nabootsing van de bewegende planeten Inscriptie in hall van Hayden planetarium te New York Het domste kind kan in Vlaanderen wijs zijn Dames! Vooral na Reisnotities van Jhr J. C. Mollerus ZATERDAG 20 FEBRUARI 1954 a VANDAAG is het twintig jaar geleden, dat in te genwoordigheid van een groot aantal vooraan staande genodigden, o.w. Z.K.H. Prins Hendrik, de minister van Binnenland, se Zaken mr J. A. de Wilde, de directeur van de Leidse Sterrenwacht prof. dr W. de Sitter en tientallen andere bur gerlijke en militaire auto riteiten het Zeiss-Plane tarium in het gebouw van de „Haagsche Cou rant" in Den Haag werd geopend. Daarmee was „Het wonder van Jena" binnen onze grenzen ge bracht en was, volgens de woorden van de meest vooraanstaande binnen- Het kostbare instrumen tarium kwam uit de we reldberoemde laboratio- ria van Carl Zeiss te en buitenlandse geleer den op astronomisch ge bied niet alleen Den Haag, maar bet gehele land verrijkt met een blijvend cultuurmonu ment van grote waarde. Jena, de koepelvormige ruimte, waarin dit werd opgesteld was een schep ping van de architect J. C. van Dorsser, die bier. toe opdracht bad gekre gen van de toenmalige directeur van de „Haag sche Courant", de heer A. W. Sijthoff. Van vele kanten heeft men de laatste voor zijn initiatief dank gebracht. Want het stond wel vast, gezien de schipbreuk, die vorige pogingen om te komen tot een modern planeta rium al hadden geleden, dat zonder de steun an de heer Sijthoff die hierdoor luister wilde bijzetten aan het gouden jubileum van zijn I rant - het Zeiss-Planetarium er niet gekomen zou zijn. WAT is eigenlijk precies een planetarium? Wij kunnen ons voorstellen, dat er vele lezers zijn, die naar aanleiding van het bovenstaande deze vraag stellen. Het is speciaal voor hen, dat wij antwoorden: „Het woord plan et a rium is de verzamelnaam voor alle toestellen, die op enigerlei wijze de bewegingen van de planeten nabootsen". De pogingen, om de bewegingen der hemellichamen in het heelal door een mechanisme na te bootsen en dus aanschouwelijk te stel len zijn al eeuwen oud. Zij dateren van de vroegste tijden in de beoefening der astronomie en al is van de eerste probeersels van vroegere astronomen niets meer bekend, er zijn toch nog steeds enkele voorbeelden van voortreffelijke planetaria uit vroeger eeuwen. In het „Nederlandsch Natuurwetenschappelijk Museum" te Leiden, bevindt zich het nog altijd voortreffelijk functionnerende mechanische planetarium, dat Christiaan Huygens in de 17e eeuw ontwierp. Het werd in 1682 gebouwd door de Haagse klokkenmaker Johannes van Ceulen en is nog steeds in uitstekende toestand. En al is het niet groot, dit Huygens- planetarium, het is toch een trots bewijs van Nederlandse vindingrijkheid en voortvarendheid. Ditzelfde geldt trouwens voor het tweede mechanische plane tarium, waarover wij hier willen spreken, dat van de eenvoudige Dronrijper wolkammer Eise Eisinga, die in 1744 werd geboren. Hij had omstreeks 1780 het wonderbaarlijke instrument in zijn huiskamer in Eraneker voltooid, dat nu nog steeds in brede kring grote belangstelling trekt. J^AAST de mechanische planetaria, waarin de planeten in beweging worden gebracht door middel van as sen, waarop zich getande wielen bevin den, kennen wij de optische planetaria. Zij beelden de zon, de maan en de pla neten en de sterren als lichtvlekjes op een projectiescherm af. Tussen deze beide vormen van planetaria liggen dus grote verschillen. De mechanische (Huygens, Eisinga) bezitten het karak ter van modellen. Zij komen het voor stellingsvermogen van de toeschouwer te hulp, maar zij vergen zeer veel van de verbeeldingskracht. De toeschouwer moet immers in gedachten overgaan van het betrekkelijk kleine model naar de grote werkelijkheid. Optische plane taria daarentegen wekken bij de toe schouwer de illusie, dat hij tegenover de werkelijkheid geplaatst is. Tegelij kertijd ondervindt de toeschouwer ech ter het bezwaar, dat de ruimtelijke groepering van de hemellichten aan zijn verbeelding wordt overgelaten. Beide vormen hebben dus zowel voor als nadelen. Het Zeiss-planetarium, zoals dat bij de „Haagse Courant" in 1934 werd ge opend, is een van de mooiste, wellicht hét mooiste voorbeeld van optische planetaria. Want dit eerste Nederlandse moderne planetarium, naast het mecha nische in Franeker het enige grote in ons land door professor de Sitter „een voorbeeld van wonderbaarlijke instru mentmakerskunst" genoemd, is een stukje technische tovenarij, waarover men zich ook na het vele keren gezien te hebben, nog kan verbazen. Het ls een fijn samenstel Van projec tie-toestellen, waaruit duizenden licht stralen in de richting van de koepel worden gezonden. Iedeir projectïe-toe- De koepel van het Zeiss-Planeta rium op de hoek van de Wagenstraat en de Grote Marktstraat in Den Haag, op de vijfde verdieping van het „Haagsche Couranf'-gebouw. Het Zeiss-Planetarium is meer dan alleen een be zienswaardigheid en een on derwijsinstelling; het verle vendigt de bewondering voor de kosmos en het verdiept het geloof, dat een macht, groter dan die der mensen, verantwoordelijk is voor de dingen, die in het heelal ge schieden. stelletje in het geheel zjjn er 94 bestaat uit drie delen: een lamp, die licht werpt door een diapositief, dat is een doorschij nende afbeelding van een deel van de sterrenhemel, en een 1 e n r. e ns t e 1- s el, dat naar de koepel gericht is en zorgt voor een scherpe afbeelding van het diapositief op de koepelwand. Ruim 80 van deze kleinere toestelle tjes zijn verenigd tot een soort groot insectenoog, dat naar alle kanten tege lijk kan zien. Het is dit ingewikkelde geheel, waaruit de duizenden stralen bundels te voorschijn komen, die de toeschouwers de sterrenhemel en de Melkweg voortoveren. Er zijn 32 „to verlantaarns" die met elkaar de gehele sterrenhemel te voorschijn brengen. Elk van deze apparaten bevat l/32e deel van de hemelbol in zakformaat. De 32 diapositieven bevatten tezamen onge veer 5400 sterren. Deze ontvangen hun licht van een lamp van 250 kaarsen lichtsterkte, opgesteld in het inwendige van de bol. Twintig toestelletjes zorgen voor de projectie van de Melkweg en 35 instrumentjes projecteren de namen van de belangrijkste sterrenbeelden op de koepelwand. Bij elkaar vormt dit hele samenstel van projectie-apparaten een soort reu- zenoog, dat zich boven in het instru ment bevindt en door een electromotor rond een naar de hemelpool gerichte as wordt gewenteld. Alsof het oog zich in zijn.kas rolt Sterren en Melkweg vormen met el kaar het décor, waartegen de acteurs zon, maan en planeten (Mercurius, Ve nus, Mars, Juniter en Saturnus) optre den. Zij worden gedirigeerd vanuit een cilindrische kast, die onder het instru ment hangt en waarin de geleerden ten slotte zoveel kennis hebben verwerkt, dat bijv. de gehele reeks schijngestal ten van de maan volkomen natuurge trouw kan worden weergegeven. De motor, die aan het toestel is bevestigd, kan een jaar, volkomen volgens de wensen van degene, die de sterren en planeten in het planetarium aan het schakelbord staande, zijn wil oplegt, la ten verlopen in vier minuten, een mi nuut of zeven seconden. J-JEEFT zo'n planetarium, buiten de wetenschap nu ook een taak of is dit een plaats, waar men alleen kan komen, indien men is uitgerust met een voortreffelijke astronomische kennis? Het antwoord hierop is in de afgelopen 20 jaren in het ZeisS Planetarium „Haagse Courant" gegeven. In die tijd hebben namelijk ondanks het feit, dat dit geen gelegenheid is voor mas sale vertoningen en er niet meer dan 150 plaatsen zijn bijna een half mil- lioen bezoekers en een kwart millioen scholieren geluisterd naar de uiteenzet tingen van directeur dr J. J. Raimond Een „natuur-opname", gemaakt in het Zeiss-Planetarium. De maan wordt dus op de koepel geprojec teerd, de toren maakt deel uit van het silhouet, dat op de muur is aan gebracht om de sterrenhemel meer „echt" te doen schijnen. Jr. of een zijner assistenten, die voor drachten hielden of lessen gaven over zeer uiteenlopende onderwerpen. Toch geniet het Zeiss-Planetarium ook constant belangstelling uit onder wijskringen. Nagenoeg alle leerlingen van Zeevaartscholen uit het gehele land bezoeken een of meer malen per jaar het Haagse Planetarium en er is geen K.L.M. piloot of hij heeft bij zijn studie profijt getrokken van de lessen, die hij in het Planetarium van dr Raimond ontving. Er zijn naar aanleiding van de op richting van planetaria en zeker ook in Den Haag wel een, misverstanden gerezen; één daarvan is, dat het Plane tarium een concurrent zou blijken te zijn voor de werkelijke sterrenhemel en dat de minnaars van de sterren hemel zich tevreden zouden gaan stel len met de nabootsing die de planeta- trium- koepel bood. Tijdens de oor logsjaren is wel het tegendeel gebleken. Toen konden immers ook de stadsbe woners, tengevolge van de verduiste ring vrijwel elke avond de werkelijke sterrenhemel bewonderen. En het zien van al deze schoonheid bleek de nieuwsgierigheid zo te prikkelen, dat velen naar het Zeiss Planetarium kwamen om daar het een en ander op te steken en leiding te krijgen bij het beschouwen en genieten van de won dere pracht van de werkelijke sterren hemel. Een ander misverstand is, dat plane taria ontelbaren willen opleiden tot liefhebberij-sterrenkundigen. Ook dat is pertinent niet waar. Zij willen ons slechts herinneren aan de sterren en aan het onmetelijk gebied buiten onze eigen nietige planeet. Zij wilen pro beren ons wat i ader te brengen tot het antwoord op de eeuwenoude vraag „Wat is onze woonplaats in het heel al?" Op deze vraag kunnen alleen de sterren ons antwoorden. Maar om hun taal te verstaan hebben wij hulp no dig. En die hulp krijgen wij evenals die ook destijds verkregen werd dank zij de planetaria van Huygens en Eisin ga van het gewrocht van glas en metaal, dooraderd met electrische ge leidingen en bezield met de resultaten van een eeuwenlang sterrenkundig on derzoek en het technisch kunnen van de constructeurs der 20e eeuw, dat Zeiss Planetarium wordt genoemd en terecht de erenaam „Het wonder van Jena" verwierf! KEES DE BRUIJN. Het geheimzinnige instrument, waarmee men sterrenhemel, Melkweg, zon, maan en planeten op de koepel kan laten verschijnen. (Van onze Brusselse correspondent) I^AN DE BOUTADE van Oscar Wilde die eens schreef, dat de Engelsen en de Amerikanen alles met elkaar gemeen hebben behalve de taal, ook worden toegepast op de Nederlanders en de Vlamingen? Het heeft er vaak alle schjjn van, vooral sedert het incident, dat onlangs te Straatsburg plaats had tussen prof. ir. P. de Smet, Belgisch af gevaardigde in de Gemeenschappelijke Vergadering van de E.G.K.S., en een Nederlandse ambtenaar van de vertaal dienst. Men zal zich herinneren, dat bedoel de ambtenaar (dit was althans de versie, die in de Belgische pers de ron de deed) en aanvankelijk weinig voor voelde de toespraak van de Vlaam se hoogleraar in het verslag te publi ceren „daar er eerst Nederlands van moest worden gemaakt". Het incident heeft in de Belgische pers heel wat inkt doen vloeien. Niet zonder enig leedver maak schreef een Franstalig Brussels conservatief blad, dat de Vlamingen nog veel te leren hebben. Van hun kant reageerden de Vlaamse bladen op ta melijk heftige wijze. Het voorval zou volgens hen een uiting zijn geweest van een misplaatst superioriteitsgevoel van de Nederlanders J-JET kan intussen moeilijk worden be twist, dat er wel enige afwijkingen bestaan tussen het Hollands en het Vlaams. Zegt een Nederlander aan een Vlaam se moeder, dat haar kindje „aardig" is, dan zal de dame hier niet bijster mee ingenomen zijn: „aardig" betekent in het Vlaams immers „eigenaardig, raar". Een Nederlander, die in een restaurant te Brussel „spiering" bestelt, zaltgeen vis, maar een portie varkensvlees op zijn bord krijgen. Het domste kind kan in Vlaanderen nog zeer „wijs" (braaf) zijn. Zegt men aan een Vlaming en een Nederlander „Trek uw vest uit!", dan zal de eerste zijn jasje (in het Frans „veste") uittrekken, terwijl de tweede zich zal ontdoen van hetgeen de Frans man en de Vlaming „gilet" noemen. Ty pisch Vlaamse uitdrukkingen in de spreektaal zijn bijvoorbeeld: 'k heb- be-k-ik dat nooit gezien, ik ga naar huis gaan, hij wordt rood zien (hij krijgt een rode kleur), dat is goed om eten, zijde gij dat?", enz. Van de dialecten maken wij hier liever maar geen gewag. Welke Neder lander zou bijvoorbeeld begrijpen, dat de Westvlaming, die iets zegt, dat klinkt als „astrinttrintrin", niet anders bedoelt dan „als het regent, regent het er in?" De Nederlanders vinden de Vlaamse taal vaak grappig, maar hiertegenover Hamea-Gelei voor Uw handen (Advertentie, Ing. Med.) c WE RIJDEN vanuit Beyrouth, de fraaie hoofdstad van de Liba non, aan de oostkust van de Middellandse Zee, Zuidwaarts. In de verte het uitgesproken mooie bergland met eeuwen oude monumenten en de typische touristenoorden, die de Libanon een vreemdelingenbezoek ga randeren, dat geleid wordt van overheids wege. De hoofdfiguur van dat alles is de heer Charles Tourna, een zeer char mante figuur, wiens gast ik was en die mij volop gelegenheid heeft gebo den dit land, zijn land, zeoals hij pleegde te zeg gen, te doorkruisen. Op een van die toch ten passeerden wij het landbouwareaal. Het lag in het gebied van de Drusen, de bevolkings groep die zich destijds met hand en tand ver zette tegen het Franse mandaat over de Libanon en thans nog altijd een min of meer extremis tisch gedeelte vormt van de bevolking in dit land. Op mijn verzoek stop te de auto bij een toren hoge hoop nog niet ge dorst graan. Boven op de top staat een mans persoon, gewapend met een soort greep. Beneden op de begane grond, staan twee ezeltjes met oogkleppen voor, die een houten plank zullen voorttrekken, waarop zich de dorser neerzet. U kent deze ezeltjes wel. Ze dienen bewerkt te worden, vóórdat ze zich in beweging zetten. Daarvoor zorgt de dor ser. Als ware het een stuk touw, dat in elkan der gedraaid moet wor den, zo verging het ook de staarten van deze ezeltjes. Dank zij dit in grijpen lopen zij met een bescheiden snelheid om de hoge berg. Hun koet sier heeft zich op de plank genesteld, waarna de man-met-de-zweep in beweging komt. Met stoïcijnse kalmte en zon der zich overmatig in te spannen, werpt hij een klein gedeelte van de graanmassa naar bene den. Zijn handlanger onder hem tracht nu deze massa onder het plankje te werken, waar. op hij is gezeten. Ik mag niet ontkennen, dat hij dit voor elkander brengt met een grote mate van handigheid. 's Mans lichaamsgewicht is blijk baar voldoende om het graankorreltje uit zijn huisje te laten komen. Zo voltrekt zich dit oogstproces, dat een weinig economisch pro ces genoemd mag wor den. Tenslotte worden de korrels bijeengegaard en in zakken gedaan. Wat blijft liggen is voor de komende en gaande man. staat, dat de Vlamingen zich ook vro lijk maken wanneer zij Hollanders ho ren, die spreken van „wij benne, hij heb, de offisjele situatsie", enz. Zij vin den, dat de Nederlanders niet gemak kelijk het onderscheid vatten tussen, hen en hun en dat de Noorderburen helemaal geen gevoel hebben voor het geslacht van de woorden. Leest men m grote Nederlandse bladen geen fraaiig heden als „de verlenging der dienst tijd, in het midden der weg?" In Vlaam se kringen neemt men het verscheidene Nederlanders ten slotte kwalijk, dat zij er in internationale bijeenkomsten, waar het Nederlands als officiële taal werd erkend, de voorkeur aan geven zich van een andere taal te bedienen. PERSOONLIJK laten wij het gekibbel de grapjes en alle discussies thans liever voor wat zij zijn. Het weze de Vlaming, die dit schrijft evenwel ge gund hier enkele punten naar voren te brengen, die de zaken wellicht iets dui delijker kunnen maken. Het is waar, dat verscheidene voor aanstaande Vlamingen vooral van de oudere generatie niet in staat zijn zich uit te drukken in een onberispelijk Nederlands. Men mag echter niet uit het oog verliezen, dat dit doorgaans een gevolg is van de treurige toestanden, die lang in het Vlaamse land hebben geheerst. Vele Vlamingen hebben hun studiën in het Frans gedaan omdat er in hun jeugd nog geen behoorlijk on derwijs bestond. De Nederlanders mo gen niet vergeten, dat de Vlamingen die quantitatief in de Belgische staat de meerderheid uitmaakten, sedert 1830 een harde strijd hebben moeten voeren om hun rechten te veroveren. Of zij thans op een volledige voet van gelijk heid staan met de Walen is een andere vraag. In een dezer dagen tot de Minis ter van Buitenlandse Zaken gerichte in terpellatie werd nog gezegd, dat de op de Franse „taalrol" ingeschreven diplo maten minder dan 84 uitmaken van het totaal van de Belgische diploma tieke vertegenwordigers in het buiten land DE taal mag niet worden vergeleken met een in sterk water geconserveerd product. Zij is een levend organisme. Zij ontleent haar rijkdom tevens aan haar verscheidenheid. De intellectuele Vlamingen zijn het er absoluut over eens, dat een algemeen beschaafde Ne derlandse omgangstaal noodzakelijk is. Dit betekent echter niet, dat de dialec ten die ook in Nederland welig ge dijen uit den boze zouden zijn. Welke Nederlander die van literatuur houdt, zou er aan denken Guido Gezelle, die met zijn Westvlaamse taal op virtuoze wijze de meest verrassende effecten be reikte, als een „grappige" dichter te be schouwen? Indien het waar is, dat de Vlamingen zich nog veel van het dialect bedienen, dan mag dit niet worden overdreven. De Nederlander, die van oordeel zou zijn, dat alle Vlamingen spreken zoals de personages in de romans van Felix Timmermans, zou evenzeer naast de waarheid zijn als de Vlaming, die zou geloven, dat alle Hollandse mannen wijde zwarte broeken dragen en op klompen lopen. Het is overigens een feit, dat de Vla mingen vaak woorden gebruiken, die de echte oorspronkelijke Nederlandse woorden ziin: bijv. puid (kikvors), hesp (ham), valling (verkoudheid), enz. Dat deze woorden in het Noorden niet meer worden gebruikt, bewijst nog niet, dat zij slecht Nederlands zouden zijn. De Vlamingen geven er zich inmid dels rekenschap van, dat in de officiële taal naar meer eenvormigheid moet worden gestreefd. Dit betekent niet, dat er in Vlaanderen geen „gouverneur", maar een „commissaris" aan het hoofd van een provincie zou moeten staan. In officiële kringen streeft men er echter naar verantwoordelijke Vlamingen con tact te laten nemen met overeenstem mende Nederlandse instanties (minis teries, onderwijsinstellingen), teneinde de eenheid in de terminologie te bevor deren. Dezer dagen werd te Brussel ook overgegaan tot de oprichting van een commissie van deskundigen, die tot taak heeft het gebruik van de juridische en de administratieve taal in Vlaan deren te controleren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1954 | | pagina 9