Kinderen van Ambon vragen
niet om sentimentaliteit
rijke polder
Een arme kerk in een
Maar één wens
Beemster bedehuis brokkelt
gestadig af
TERUG NAAR EEN
VRIJ VADERLAND
Maar is er voor
Op bezoek in woonoord „De Schaffelaar"
hen nog wel een toekomst?
IMING
erpen
HET is een heel merkwaardige school, waar meneer Van Calck les geeft. Die
school wordt namelijk bevolkt door een twintigtal Ambonese kindertjes, die
leven in het woonoord „De Schaffelaar" te Barneveld. Het lokaal Is onder
gebracht in een der barakken van dat woonoord. Maar de twee klassen, die er
door meneer Van Calck worden onderwezen In rekenen, Nederlandse taal, ge
schiedenis en vele andere vakken, behoren bij de Prinses Julianaschool voor
Chr. onderwijs te Barneveld. Als de kinderen die twee klassen hebben doorlopen,
gaan ze naar „de grote school". Maar vóór ze zover zijn, moet er heel wat ge
leerd worden. Het onderwijs in de Nederlandse taal vormt wel een der „hoofd
schotels" van het lesrooster. De meeste kinderen immers hebben nimmer Neder
lands geleerd. Daarom besteedt meneer Van Calck vooral veel aandacht aan de
spraaklessen. Bij alles wat er behandeld wordt spreekt hij tegen de kinderen in
de Nederlandse taal, behalve wanneer ze iets niet goed begrijpen.
Din is blij
Alleen toren werd
gerestaureerd
Felicitaties genoeg,
maar,
Daniël Erwano leert
Oranje strikken
Nederlands
Gezinsverband
BUS^-fr- -wiMM1
larschijn-
vragen?"
it boven,
tijd voor
.reuzelen,
r zal zijn
enigszins
bromde
Maar hij
en klom
verlaten
van tijd
s wegens
zij alles
ivoorden.
e stilte",
yiies op«
•ende, ge-
ich onder
j iemand
nnenkomt
tsdreiging
Hester in
vanhoops-
iienne, al
en rol als
reggelopen
was over-
het lood
Bentz van
als Hes-
ehter Coi
ns en van
nbaar pe-
bedeesde
len echter
veel meer
awringend
mrtenissen
gaf een
xcentriek»
Kohier
de rol van
ende pen-
a aardige
Tenslotte
van Al-
ge's lucht-
B. D.
Naar aan-
de koffie-
nd is ver-
:en te Gro-
P. wordt
nvloed. De
ijgbaar bij
8 per stuk
minstens
fie. Mokka
koffie be
ng van de
vooralsnog
anken aan
ndse Huis-
5, de koffie
U tijd en
ng. Med.)
twrichting)
angetroffen
jachthond,
door de
/ordt ver-
ijk te mel-
rgen. Adres
agmolenstr.
Tederlandse
het na 1
or de tatn-
iemand
bereid is
tdat de te-
die op 1
in de bur-
ruggekeerd.
nen inmid-
ge-
om een in-
hoe ze
meeste ef-
iS
belegt Zon-
die
n van de
land, Com-
5taan door
om
uur
het tijd-
3 Maart '54
van politie
Maan-
16.30—17.30
ten: hanger-
portemon-
orloge, vul-
ballpoints,
indschoenen,
springtouw,
rijwielkar-
ng, ijsmuts,
enveloppe
»kaart, ring,
ZATERDAG 6 MAART 1954
Een oude kachel, een hoopje stoelen en wat vogeldrek op de grond
Dat is het trieste beeld van de Beemster kerk.
wat er blinkt. Maar, zegt men er bij,
het gemeentebestuur zit er scherp
achter aan. In dit opzicht is het voort
varend genoeg. Men wijst ons ook op
de kleuterschool, eigenlijk een te groot
woord voor dit geval. Een kleine ruim
te voor veertig kinderen, geen zon,
geen speelplaats, onvoldoende ventila
tie en zulke dingen meer, lang met
ideaal. Maar we gooien er zand over
later komen we er nog wel eens op
terug.
En hoe staat het met de kerk? Die
zouden we wel eens van binnen wil
len zien.
Daarvoor, wijst men ons, moet je bij
de koster zijn. Die weet er alles van.
We begeven ons naar het huis van
de koster en zeggen hem het doel van
onze komst. Zou hij mogelijk even
mee kunnen gaan?
Maar nee, de koster heeft geen tijd,
er vallen voor hem andere dingen te
doen. We kunnen echter wel de sleu
tels mee krijgen. Deze hier is van het
hek en die daar met dit brok ijzer
van bijkans een halve meter kan men
makkelijk iemand met één tik naar de
andere wereld helpen is van de
kerk.
f?N zo staan wij dan in deze kerk, het
Godshuis in het hart van de rijke
polder en we worden een ogenblik stil.
Nergens immers spreekt de verganke
lijkheid van het stoffelijke zo sterk tot
ons als juist hier. Eens, maar dat is
lang geleden, moet dit inderdaad een
schoon kerkgebouw zijn geweest. Nu
echter biedt het interieur een aanblik,
zo triest, dat die nauwelijks te beschrij
ven valt. De tand des tijds heeft er
aan geknaagd en er was niemand, die
dit weerhield. Het verval heeft zich
ingevreten, steeds dieper en dieper en
het ruïneerde daarbij alles wat met
liefde was opgebouwd. Het vrat aan
het hout 'van de kansel, aan het orgel,
aan de muren, kortom aan alles wat
het kon vinden binnen zijn bereik. Zo
erg is het geworden, dat de kerk ge
heel onbewoonbaar werd, dat het ge
vaar opleverde er te toeven, want wie
zal zeggen of er aanstonds niet een
stuk steen met dreunende slag naar
beneden komt? De oude stoelen staan
er opeengehoopt, de banken zijn ver
waarloosd en er hangt een kleffe
lucht, waardoor het bederf nog meer
in de hand wordt gewerkt. Deze toe
stand dateert niet van vandaag of gis
teren, maar hij bestaat al enige jaren
lang en dit is een bezwarende om
standigheid. Dit wijst op een tekort
aan beleid, doorzicht, offervaardigheid
en helaas ook liefde voor het
Godsgebouw.
Zeker, er is een behoorlijk kapitaal
voor nodig om nu het kerkgebouw te
restaureren. De toren baart geen zor
gen meer, want dank zij het initiatief
van het gemeentebestuur troont deze
weer hoog, sterk en stabiel; dat hij
even uit het lood is gezakt, merkt men
nauwelijks op. Als een arme, berooide
bloedverwante leunt daar de zieke
kerk tegen aan.
De Beemsterlingen kunnen de wij
dingswoorden van hun voorganger in
de kerk niet meer beluisteren. Ze kun
nen er hun jonggeborenen niet laten
dopen of het huwelijk van hun zonen
en dochters kerkelijk laten inzegenen.
Orgel en preekstoel, de zitplaatsen
van ouderlingen, diakenen en leden,
het is alles overbodig, heeft geen reden
van bestaan. De kerk bestaat nog
slechts uit vergane muren met daar
binnen in wat molm. Het zou een
kerk kunnen zijn, die zo juist is droog
gekomen in het overstromingsgebied.
Intussen mogen we ook een goed ge
luid laten horen. Bij informatie is ons
namelijk gebleken, dat de plannen
voor restauratie zich in een vergevor
derd stadium bevinden en dat de sub
sidies van Rijk, provincie en gemeente
I in 1956 tegemoet kunnen worden ge
zien. Hopelijk is het dan nog niet te
laat en zal eerlang de Beemster kerk
iets van haar oude luister herkrijgen.
Gelukkig is het nog niet zo, dat in
de Beemster stoffelijke welvaart en
geestelijke armoede hand in hand gaan
het zij verre van ons, dit te be
weren. Doch des te meer geldlt het als
een erezaak, dat deze kerk, al is het
gebouw ook niet van historische waar
de, behouden blijft. Want de huidige
toestand mag niet lang voortduren
dat zou der Beemster onwaardig zijn.
ACOBUS Abram Laurens uit het
woonoord „De Schakelaar", is
de eerste in Nederland verblij
vende Ambonnees, die geleerd
heeft voor het beroep van apo
thekers-assistent en die er na
maanden van taaie volharding en
ijverige studie in geslaagd is het
zo lang begeerde diploma te ver
werven.
Geen wonder, dat de 20-jarige
Laurens op die 2de December van
het vorige jaar dolgelukkig naar
huis kwam om daar het diploma
te tonen. Aan gelukwensen heeft
het hem niet ontbroken. Vol
enthousiasme is Laurens toen
aan het solliciteren gegaan Dat
was drie maanden geleden. En nu?
Laurens zit nog steeds thuis,
omdat hij nergens een betrek
king heeft kunnen krijgen. Op
zijn laatste sollicitatie heeft hij
zelfs niet eens antwoord gekre
gen.
Nu zit hij in de huiskamer en
verdiept hij zich maar in de lec
tuur van detective-verhalen om
de hevige teleurstelling te verbijten.
En hij wacht. Hij wacht op de
dag waarop hem een kans zal
worden geboden. Ergens in ons
land zal toch wel een apotheek
zijn, waar plaats voor hem is?
(Van een speciale verslaggever)
„K UK, Sinah lacht en Din is blijMet sierlijke, regelmatige letters heeft meneer v. Calck. deze
regel op het grote bord geschreven en kleine Daniël Erwano doet zijn uiterste best om die moeilijke
Nederlandse woorden keurig en zonder fouten in zijn schrift over te schrijven. Het puntje van zijn tong
komt zelfs een eindje uit zijn mond, zó spant hij zich in. Het is bijna half vier, het einde van de schooldag
komt in zicht. Meneer Van Calck laat de schriften en boekjes ophalen en geeft het teken, dat er geëindigd
moet worden. Een-en-twintig paar grote, donkere ogen sluiten zich en even zovele kinderhanden worden
gevouwen, als meneer in eenvoudige bewoordingen de Schepper aller dingen dank brengt voor het onder
wijs, dat ook op deze dag weer gegeven mocht worden. Dan gaat de school uit. Met een vriendelijk
„Dag meneer!" hollen de meisjes en jongens naar buiten, waar hun kinderstemmetjes nog een hele tijd
schril opklinken in de stilte van een wintermiddag.
doen van alle vrouwen en van alle
mannen, welke laatsten merendeels
werkzaam zijn bij een industrie in de
omgeving van het dorp van Jan van
Schaffelaar.
De 25ste van elke maand is een bij
zondere dag: de nationale gedenkdag.
Dan wordt de vlag gehesen in aan
wezigheid van alle bewoners van het
kamp. Op verjaardagen van het ko
ninklijk huis dragen alle meisjes een
prachtige oranje strik in het haar en
hebben de jongens allemaal een oranje
lint op hun jasje.
Als we het woonoord verlaten, be
gint de avond te vallen. In de barak
ken wordt hier en daar het licht reeds
ontstoken. Ergens voor een raam staat
Daniël-uit-de-tweede-klas; met een
brede lach op zijn jolige, bruine ge
zicht steekt hij groetend zijn hand om
hoog. We lopen langs het schoollokaal,
dat des Zondags dienst doet voor de
Protestantse kerkdiensten, maar dat nu
stil £n verlaten ligt. Als onwezenlijke
grotlske figuren staan de stoelen en
tafels in de schemer-donkere ruimte.
„Kijk, Sinah lacht en Din is blij
staat er in hei-witte krijtletters op een
van de borden. En daaronder prijken
andere regels, moeizaam neergeschre
ven door een kind van Ambon, dat met
een ontroerende ijver zijn best doet
om Nederlands te leren.
Als je dat allemaal zo hebt gezien,
dan word je stil. Daar hoef je hele
maal niet sentimenteel voor te zijn.
De kinderen van Ambon vragen niet
om sentimentaliteit. Daniël niet, en de
kleine Dolfje niet. En al die anderen
ook niet. Ze leren Nederlands voor
hun toekomst. Maar is er voor deze
kinderen nog wel een toekomst? Dat is
de vraag, die zich steeds weer aan de
be ker opdringt, lang nadat hij het
kamp heeft verlaten.
De muren verkeren in een verregaande staat van verwaarlozing. Hier ziet
men duidelijk, hoe het pleisterwerk boven de ramen heeft losgelaten.
(Van een onzer redacteuren)
WE reden in de na-zomer door het schone Beemster polderland. Dat
was, toen het graan reeds aan schoven stond en toen de wind de
eerste bladeren van de bomen plukte zo hier en daar dwarrelde er
een voor ons neer. Het mag nog wel eens gezegd, hoe mooi dit pol
derlandschap is in nazomertijd. Wijd uit liggen er de landouwen en
overal heerst een serene rust. De boerenhoeven, die op eerbiedige
afstand van elkaar aan de weg zijn gelegen, spreken van een zekere
welvaart en wij kunnen ons niet aan de indruk onttrekken: de
Beemster is een rijk land. We rijden verder tot we in Midden-Beem-
ster zijn, het centrum van de wijde polder. De bebouwing is hier
dichter en voor het oog zelfs een tikje voornaam. Daar is „Het
Heerenhuis", herberg en tevens zetel van het gemeentebestuur, daar
zijn enkele patriciërshuizen en daar is ook de kerk met haar ranke
toren, die men reeds van verre ziet, onverschillig of men van de kant
van Oosthuizen komt dan wel uit de richting van het oude De Rijp.
J\1U, in de afgelopen winterse dagen,
kwamen wij er weer. We hadden na
melijk vernomen, dat de kerk eens
de trots van deze rijke polder in
hopeloze staat van verval moest zijn.
Het zou zelfs levensgevaarlijk zijn
haar te betreden, werd ons gezegd en
dat wilde er niet zo maar bij ons in.
Wat men zei zou wel schromelijk over
dreven zijn, maar hoe het ook zij, wij
wilden ons persoonlijk overtuigen. Zo
doken wij wederom bij Schermerhorn
de polder in, die nu in het wit was
getooid.
De wegen in de Beemster zijn kaars
recht, de bomen staan naakt en de
velden liggen kaal. Het vee is gebor
gen in de warme stal. Met schor ge
krijs scheert een troep meeuwen over
het witte land. Het is eenzaam in de
Beemster op deze dag. Alleen in het
centrum, waar we moeten zijn, heerst
wat vertier. We polsen zo eens wie
we kennen, hoe het in de polder gaat,
de polder, die zo rijk is en schoon.
Och, hoe zou het gaan? In de Beem
ster gaat het goed Is altijd. Niet, dat
men er geen problemen heeft, natuur
lijk wel. Er zijn schaduwplekken aan
te wijzen zoals overal. De Beemster
bestaat ten slotte reeds meer dan drie
honderd jaar en er zijn woningen, die
onbewoonbaar moeten worden ver
klaard. Het is ook hier niet alles goud
In de cantine zijn enige jongens aan
het biljarten. Tussen hen dribbelt de
kleine Dolfje rond, een peuter van
twee jaar, kleinzoon van de zieken
broeder. Dolfje weet van deze wereld
nog maar weinig af. Hij krijgt, evenals
de andere mensen in het kamp, op tijd
zijn eten en drinken, en verder schar
relt hij zo maar wat rond in de barak
ken of buiten op de ontdooiende zwar
te grond, die niet bepaald een ideaal
speelveld genoemd mag worden.
Naar de „grote school" gaat hij nog
lang niet en er is ook geen kleuter
school. Daarom speelt hij zijn eigen
spel in de gangen of in de cantine en
staat er soms met zijn glinsterende ogen
dromend te kijken naar die grote jon
gens aan het biljart Dolfje is niet on
tevreden. Dl grote mensen hier zijn
ook niet ontevreden.
^LS de lessen afgelopen zijn, kunnen
we met deze onderwijzer, die hier
al ruim twee jaar les geeft hij was
ook in het voormalige Ned. Indië bij
het onderwijs en is o.a. in het bezit
van de hoofdakte en de akte Maleis,
een praatje maken. Met een vriende
lijk gebaar biedt hij ons een stoel aan
en dan zitten we daar voor de lege
klas. „Heel veel kinderen kunnen erg
mooi schrijven" zegt meneer van Calck,
terwijl hij ons een aantal schriften
laat zien. Over de vorderingen van zijn
leerlingen is hij niet ontevreden. Ze
ker, er zijn wel eens moeilijkheden bij
het leren, maar over het algemeen
hebben de kinderen een helder ver
stand.
IJ hebt het al begrepen, we wilden U
in dit artikel een indruk geven van
het leven in het woonoord. „De Schaf
felaar", waar ongeveer 260 mannen,
vrouwen en kinderen van Ambon reeds
gedurende vier jaar zijn ondergebracht
in een aantal houten barakken, vol
met kamers, gelegen aan lange gangen,
waarin talrijke kleuters aan het spelen
zijn. De woonkamers zijn met schotten
van de slaapkamers gescheiden. Iedere
familie heeft hier haar eigen vertrek
ken, zodat men in gezinsverband kan
leven.
y^LLE bewoners van „De Schaffe
laar" het woonoord resorteert
onder het ministerie van Maatschappe
lijk Werk krijgen op tijd hun zak
geld, dat voor volwassen drie, voor
kinderen twee gulden per week be
draagt. De regering zorgt er voor, dat
ze gevoed en gekleed worden, dat er
medische verzorging is en dat de grote
kinderen kunnen studeren.
Nee, de Ambonezen van „De Schaf
felaar" zijn, wat dat betreft, niet on
tevreden. Maar in aller harten leeft er
één wens: te kunnen terugkeren naar
een vrij en onafhankelijk Ambon. Dat
verlangen beheerst hier het denken en
Wat is dat opeens voor een fel
licht? Schrik en verwondering staan
te lezen in twee paar grote, donkere
kinderogen. Het kleine manneke
zoekt haastig bescherming bij zijn
zusje, dat op haar beurt haar lieve
lingspop vaster tegen zich aan
drukt. Want ook Ambonese meiskes
spelen met poppen