KEULSE DOM OVER TWEE JAAR WEER HERSTELD Die moeilijke Paasdatum De boodschap van Pasen Een Gothische burcht tussen het puin Het jaar 1954 is een uitzondering Wederopbouw de voltooiing van zeven eeuwen oude kerk Ter overdenking Voor alles Godshuis Nieuwe scheppingen Een prijsvraag Theoretische maan Philips II ZATERDAG 17 APRIL 1954 1) HET NATUURLIJKE. Pasen! De Engelsman speekt van Easter, de Duitser van Ostein en achter beide woorden ligt de naam van Ostara, de godin van vernieuwing en opstanding, die kracht geeft aan al wat leven heeft. Lentetijd is levenstijd; uit de grauwe grijsheid van het win- terveld bloeit op de heerlijkheid van de vernieuwing. Een machtige spreekt en het is er, een krachtige werkt en liet staat er en diep door onze harten straalt de vreugde om al wat de natuur ons biedt. Wij be grijpen dat verre vaderen met luide jubel de oude godin Ostara hebben vereerd en gediend. Sterk is de band van verwantschap tussen de antieke mens en zijn cultuur-afstammeling van heden. Veel moge er veranderd zijn, meer is gelijk gebleven. Ook bij ons een verlangen naar het licht, een begeerte naar de zon; ook bij ons vreugde over de bottende bladeren en 't groene gras en de bloeiende bloemen; ook bij ons een welbehagen aan schep- piugs-schoonheid en lente-luchten. En bovendien in deze streken een genieten van de kleurenpracht en praal, van de tinten wit en geel, paars en blauw en rood, die de akkers, recht gebed, nu sieren. Als Pasen zon nig is zal er veel volk uitgaan naar „den buiten en den boer" om daar te toeven, waar eenmaal Ostara's altaar stond. Daar zullen velen genieten in de natuur en daarom hopen wij met de dichter, „dat de grauwheid onzer nachten mag zijn gezwicht voor de koesterende krachten van Gods morgenlicht" op de Paasdag. 2) HET GEESTELIJKE. Eerst het natuurlijke, daarna het geeste lijke. Het meerdere komt na het mindere. Reeds bij 't Jodendom bracht Pasen een boodschap van geestelijk leven en in het Christendom heeft deze feestdag een centrale plaats. In de Paasverhalen van de Evangeliën ontmoeten we mensen die een Dode zoeken en een Levende vinden. Uit de duisternis van 't graf straalt het nieuwe Leven. In twee woorden zal de verstaander het verstaan: „Christus leeft." In de Oosterse kerk zal men het Paasgebeuren proberen te beleven en naar huis gaande zullen de groeten klinken, over en weer: „De Heer is opgestaan" en „De Heer is waarlijk opgestaan." Laat ons saam met Jezus leven, Dien het graf niet houden kon. Die tot Levensvorst verheven Al de macht des doods verwon. Zijt g'ons Hoofd, dan zijn w'Uw leden: Dan met U ook opgestaan, Lacht ons 't nieuwe leven aan, Heer, dat w'in Uw dienst besteden. Leef in ons, dan leven wij Overwinnaars zoals Gij Wij gingen van „buiten" naar „binnen" uit de natuur naar het rijk van de Geest. Hier wordt dieper gedolven. Hier gaat het om „dood en leven", om wat Goethe noemt: „Stirb und werde", sterf en word opnieuw. Het Evangelie weet dan ook, dat Pasen komt na Goede Vrij dag. Er is geen Pasen zonder Goede Vrijdag, geen Opstanding zonder kruisiging. „Dat is het wonder van de schoonste morgen. Christus op gestaan!" (Dueco Vorster) 3) DIT RAAKT ONS LEVEN. Nostra res agitur. Uit vele monden zal het op de Paasmorgen klinken: „Leer ons daag'lijks, leer ons duizendwerven, In Uw kruisdood meegekruisigdsterven En herboren opgestaan Achter U ten hemel gaan." De natuurlijke mens zal ook „gekruisigd" moeten worden. Wij im mers, wij struikelen, wij vallen, wij liggen neer. Maar dan ook om op te staan als een herboren mens en de richtlijn van ons leven zal naar boven wijzen. Dan is de vreugde pas volmaakt; echte Paasvreugde. En deze vreugde zal dieper zijn en durende. Als kind'ren leerden wij een een voudig versje: Opstaan uit de oude zonden, Wegdoen wat mij thans ontsiert. 'k Weet, als daar mijn hart naar uitgaat, Dat het waarlijk Pasen viert. Eenvoudig, als voor kinderen past. Maar het bleek in ons leven toch telkens weer moeilijk en zwaar. De Heer van het Paasfeest zegt: „Ik leef en gij zult leven" en daarom kunnen wij altijd weer licht zien in een donkere wereld en verder gaan. Pasen brengt een boodschap van heil, maar evenzeer van roeping. Pasen brengt de boodschap: de Heer is waarlijk opgestaan, maar ook, dat de mens mag en moet opstaan en achter zijn Heer „ten hemel" gaan. Gezegend PaasfeestEn nu, eerst naar de Geest om het dan ook in de natuur daarna te kunnen en te mogen verdiepen, gedragen door de geest. H. W. BLOEMHOFF De westelijke fagade van de Dom werd zwaar beschadigd. Van het onderste raam werd enkele weken geleden het nieuwe maaswerk in gezet. Voor het middenraam wordt een prijsvraag uitgeschreven. (Van een speciale verslaggever) DRIE DAGEN nadat het water van de Rijn door het neutrale Zwitserland stroomde en drie dagen vóór het om de Engelse vijandigekusten zou spoelen, passeerde het Keulen, toen deze tweeduizendjarige stad zich in de heksenketel van de tweede Wereldoorlog bevond. De Rijn bleef stromen, van het geïso leerde, maar neutraal gebleven Zwitserland dwars door het Duitsland, dat het vooral in het Rijngebied, steeds zwaarder te verduren kreeg, door het bezette Nederland naar het onbereikbare Engeland, ltn nog steeds stroomt de Rijn door Keulen, aan de voet van de zevenhonderd-jarige Dom, en de oude Romeinse stad, die als een onafzienbaar puinveld uit de oorlog te voorschijn kwam, richt zich iveer op, zich vast klemmend aan wat behouden bleef, de Rijn en de Dom, die het gezicht van Keulen bepalen en, omgfven door de desastreuze gevolgen van de oorlog, meer dan ooit de aandacht op zich vestigen. Nu de Rijnbruggen weer zijn hersteld en de stroom weer druk bevaren wordt, is er aan de boorden van deze rivier geen bange herinnering meer, maar het zal tientallen jaren duren eer de Dom, die door de geallieerden zoveel als mo gelijk was gespaard, weer in volle luister zal pralen. VEERTIEN BOMMEN en negentien granaten troffen het trotse bouw werk, waarvan op 15 Augustus 1248 de eerste steen werd gelegd. Ook bij het doen springen van ruïnes bij de achter de Dom gelegen Holien- zollernbrug liep het gebouw schade op. Van de kern der oude stad schijnt slechts de Dom te zijn overgebleven en het lijkt alsof het impo sante bouwwerk ongehavend is gebleven, maar bij nadere beschouwing blijkt het oorlogsgeweld deze in steen en glas gevatte belichaming van het Christelijk geloof zeer ernstig te hebben aangetast. Er ontstond zware schade aan de torens, daken en steunberen. Vijf gewelven van het middenschip, vijf van de zijschepen en vier van het dwarsschip stortten in. Het was duidelijk dat de restauratie veel tijd en grote opofferingen zou vergen. J)E KEULENAARS hebben de we deropbouw van hun stad meteen krachtig aangepakt. Het meeste puin was spoedig verdwenen of althans aan het gezicht onttrokken. Boven de platgebrande, troosteloos kale vel den .rees de Dom op als een sym bool van de achting der geallieerden voor het andere Duitsland. En dan komt direct een der problemen van de opbouw naar voren. In kerkelijke kring wordt men niet moe te beto gen dat de restauratie van de ka thedraal niet slechts het herstellen van een kunsthistorisch monument mag zijn, maar dat de Dom een Godshuis is, waarin aljes zin heeft en dat'het herstel 'genc'ht moet zijn op de dienst des Heren. In dit ver- band* ook is een probleem gerezen ten aanzien van de plaats der kerk in de stad. In de vorige eeuw is rond de Dom een uit verkeersoog- punt wellicht zeer nuttige ruimte vrijgemaakt, maar, zeggen de kerke lijke autoriteiten, de kathedraal moet niet tot een toeristisch- of verkeers- eiland worden geprofaneerd en het levende contact met de stad moet be waard blijven. Men zou het inbou wen van dit „voorportaal van de Hemel" evenwel ook kunnen be schouwen als getuigend van weinig eerbied en bij het opstellen van het nieuwe stadsplan, waarmee men nog steeds bezig is, doch waarop hiel en daar al wordt vooruitgelopen, streeft men naar een harmonische verbinding tussen de Gothische rijk dom van de Dom en de nieuwbouw. IN de kerk werden grote stellingen van buizen geplaatst nadat het puin was verwijderd. Uiteraard werd begonnen met de inwendige restau ratie. De gewelven werden hersteld en het nieuwe metselwerk valt dank zij de enorme hoogte nauwelijks op. De plavuizen vertonen nog grote scheuren van de neerstortende ste nen. De prachtige vloermozaïeken zijn gelukkig gespaard gebleven. In 1948 bij de herdenking van de eerste steenlegging 700 jaar geleden konden het koor en het kruisvier- kant weer in gebruik worden geno men. Aan de voorzijde van de Doin is het „I.anghaus" door een hoge tus senwand van geperste stroplalen van de rest van de kerk afgeschei den. Nu al enige jaren wordt hier taai en geduldig gewerkt door enkele tientallen arbeiders. Men maakt goe de vorderingen en aartsbisschop Kardinaal dr. Frings verwacht dat over twee jaren, in 1956, de gehele kathedraal de geloviaen weer ten dienste zal staan. De uitwendige lei ijl, c gelegenheden.. Het lijkt dan restauratie zal nog tientallen jaren arbeid vragen. Met wie men in Keulen ook over de Don. spreekt, in alle gesprekken k'inkt de dankbaarheid voor het be houd van dit kostbaar Keuls bezit door, al zal de Dom niet voor ieder he1 gespaarde, levende heiligdom, d(-ch veeleer een behouden toeris tische trekpleister zijn Men heeft zich echter bezonnen op ae waarde van deze kerk en men is bereid alle krachten in te spannen om deze kans om iets groots te scheppen te be nutten. Het herstel zal niet slechts het vervangen zijn van wat vernield was, maar men beschouwt de weder opbouw als voltooiing. Zo zal bij voorbeeld een galerij met beeldhouw werken die vernield is, niet worden gecopieerd aan de hand van de tal loze afbeeldingen, die men er van heeft, maar er zal een volkomen nieuwe beeldengalerij worden ge maakt. In de hoekstenen van de hoge gewelven zullen de beeltenissen van de heiligverklaarde Keulse bisschop pen worden gebeiteld. de monumentale fagade van de Dom is deerlijk gehavend door het wegslaan van twee grote ramen, waaronder het grote venster boven de hoofdingang. Op het ogenblik betreedt men de kerk nog van de zijkant. De trappen aan het West front zijn verdwenen en voor de toe gangsdeuren is een schutting ge plaatst. Op een wit bord staat de waarschuwing „Achtung, stein- schlag!" Een groot brok steen, frag ment van een der spitsbogen, ligt voor de Noordwesthoek van de kerk, gedeeltelijk in de bodem weggesla- Oofc de komende zomer zal de Dom weer worden verlicht bij alle fees- of de kathedraal ongehavend bleef. Van de ruïnes op de voorgrond van deze in 1948 gemaakte foto (links die van het raadhuis) zijn intussen al weer enkele geslecht. gen. Van het benedenraam aan de Noordzijde van de fagade is pas het maaswerk weer aangebracht. Om het indrukwekkende front van de Dom een nog krachtiger aanzien te geven wil men het glas aan de buitenkant van het traceerwerk inzetten. Voor het motief en de uitvoering van het grote centrale middenven ster hoven de hoofdingang zal bin nenkort een grote wedstrijd voor alle Duitse kunstenaars worden uit geschreven. Enkele nieuwe details van het machtige Dom-geheel, zoals de bij de herdenking in 1948 aange brachte, door Ewald Mataré ver vaardigde, bronzen deuren voor het Zuidportaal, trekken al zeer de aan dacht, niet het minst door de sym bolische ornamentiek. De Keulse Dom, een kerk en geen museum, zoals grote borden de be zoekers maar steeds voorhouden, is toegankelijk zonder kaartje. Elke dag wordt het gebouw door grote aantal len stil-wordende mensen bezocht en vrijwel elke bezoeker gedenkt de korfjes met het opschrift: „voor de wederopbouw van de Dom", waar mee in rode pijlen gehulde mannen onder de hoge gewelven wandelen. De restauratie verslindt enorme kapitalen. Men tracht de nodige fi nanciën te verwerven uit de vele collecten en verlotingen die ten bate van de wederopbouw worden gehou den. De kerk draagt zelf grote be dragen bij en de stad Keulen en de landsregering van Noord-Rij nland- Westfalen steunen krachtig. Dagelijks denderen zeshonderd treinen vlak achter het prachtige koor langs het Keulse Hauptbahn- hof heeft de hoogste frequentie van alle Duitse en wellicht continentale stations en duizenden auto's glij den langs de voet van de in zeven honderd jaren moeizaam gebouwde kerk. Elke dag weer komen vele dui zenden vreemdelingen naar Keulen en naar de Dom. Eerbiedig treedt men de kathedraal binnen en men bewondert de gloeiende kleuren van het in lood gevatte glas, de beeld houwwerken, de kostbare voorwer pen voor de eredienst, de hier ver zamelde schatten van kerk, cultuur en geschiedenis. In het hart van een zich ultra modern herbouwende stad staat als een tv aarschuwende herinnering, als een symbool de Dom. Machtig en ogenschijnlijk onaangetast. Maar de Keulenaars weten dat het nog vele, vele jaren zal duren vóór hun Dom weer in oude luister zal prij ken en zij weten ook dat Keulen dan pas Keulen weer zal zijn. (Van een bijzondere medewerker MÉÉR DAN ENIG ANDER feest, vestigt de steeds wisselende Paas datum immer weer de aandacht op de kaleudermoeilijkheden, waar mee alle cultuurvolken sinds de oudheid hehben geworsteld. Immers, de asrolatie van de aarde, de draaiïng van de aarde om de zon en de wente ling van de maan om de aarde, zijn drie totaal verschillende grootheden, die geen verband met elkaar houden. Maar desondanks heeft de mens deze verschillende bewegingen gebruikt om de tijd te meten en heeft hij hij voortduring getracht het ongelijksoortige te verbinden. Een poging, even uitzichtloos als liet zoeken naar de quadratuur van de cirkel. Aan de dag. of het etuiaal, ligt de draaiïng van de aarde om haar as ten grondslag; dc maand hing oorspronkelijk samen met de bewegin gen van de maan; het jaar is gebaseerd op de wenteling van de aarde rond de zon. Maar wanneer deze bewegingen onafhankelijk van elkaar plaats vinden, is het begrijpelijk dat we deze grootheden niet in ronde getallen in elkaar kunnen uitdrukken. Een jaar bevat dus niet een rond aantal dagen, maar een gebroken getal (365,2422), evenals de maand, die 29.5306 of 27,3217 d agen zou moeten bevatten, al naar gelang zij be rekend wordt naar haar schijngestalten of naar de plaats aan de hemel bol waar zij na die periode terugkeert. Dat we de gebroken dagen met wat losse dagen hebben opgevuld en afgerond, zodat deze perioden wis selen van 28 tot 31 dagen, moge een wijs besluit zijn, maar met de stan den van de maan onderhouden de maanden daardoor geen enkele be trekking meer. ]-JET ONTBREKEN van enig verband tussen dag. maand en jaar blijkt het duidelijkst met Pasen De Joden vierden hun Pascha op de avond van O» 14de op de 15de Nissan, waarbij de nadruk viel op de historische beteke nis van dit feest met betrekking tot de uittocht uit Egype. Weliswaar was de 14de Nissan een vaste datum in de maand, maar niet in het jaar. Want de Joden berekenden hun maanden op grond van de wederverschijning van de sikkel van de nieuwe maan, zodat dus het jaar aan de maanden moest wor den aangepast. Door 12 of 13 maanden tot een jaar samen te vatten, werden op deze wijze jaren van 353, 354 en 355, of van 383, 384 en 385 dagen ver kregen. De 14de Nissan werd hierdoor een wisselende datum, die in Maart of April van onze kalender kon vallen. Het is begrijpelijk, dat de oudste Christenen hun blijde feest van op standing en verlossing, waaraan het kruislijden was voorafgegaan berekend hebben naar het Joodse gebruik, zodat het Christelijk Paasfeest aanvankelijk eveneens op de 14de Nissan werd ge vierd. Geheel juist was dit niet, want de Kruisiging en de opstanding had den kort vóór en na het Joodse Paas feest plaats gevonden. Westerse kerken gingen er daarom al spoedig toe over het Christelijke Paasfeest te vieren op de Zondag na de 14de Nissan. En op het einde van de tweede eeuw schreef paus Victor I voor, dat dit Westerse gebruik door de gehele Christenheid moest worden gevolgd. Vele Oosterse kerken hielden echter nog aan de Joodse datum vast, zodat van uniformi teit voorlopig nog geen sprake was. Hoewel op het concilie van Nicea in 325 werd vastgesteld, dat Pasen zou vallen op de eerste Zondag na de eer ste volle maan of na de lente waar door dus definitief met de 14de Nissan werd gebroken hielden verschillen de Oosterse kerken nog geruime tijd aar de Joodse datum vast en bleef ook het verschil in berekeningsteehniek lange tijd voortbestaan. Door gebruik te maken van de berekeningsmethoden van Dionysius Exiguus, archivaris van paus Hormisdas, kon na het begin van de zesde eeuw de gewenste uniformi teit op dit gebied geleidelijk uit groeien. jy(EER dan 1000 jaar lang heeft de be rekeningsmethode van Dionysius bij het vaststellen van de Paasdatum stand gehouden en zelfs geldt zij nog steeds voor kerkelijke aangelegenheden m sommige landen. Maar ook volgens deze Dionysiaanse rekening was de vaststelling van Pasen niet gemakke lijk en in de Middeleeuwen behoorde de kalender-(reken)kunst tot de moei lijkste vakken op de kloosterscholen. Dat het bepalen van de paasdatum zelfs met moderne astronomische middelen niet zo eenvoudig is als het de leek toeschijnt, bewijst a el het geval dat zich in 1924 heeft voorgedaan. Ter ver duidelijking daarvan moeten we ver melden dat onze maan een veel inge wikkelder beweging volgt dan het ons meestal toeschijnt, zodat men gemaks halve een tweede maan heeft gecon strueerd. Deze tweede, denkbeeldige maan houdt weliswaar ongeveer ge lijke tred met de werkelijke maan, maar is in haai bewegingen aanzien lijk regelmatiger. De kerkelijke berekeningen voor het vaststellen van de Paasdatum zijn ge baseerd op de bewegingen van deze theoretische maan, waardoor zich ten opzichte van de werkelijke maan wel eens aanzienlijke verschillen kunnen voordoen. De ware maan was bijv. vol op Vrijdag 21 Maart 1924, zodat de vol gende Zondag Pasen had moeten zijn; dat was dus 23 Maart. Maar de theore tische maan was in dat jaar reeds een dag eerder vol. t.w. op 20 Maart, zodat de eerstvolgende volle (denkbeeldige) 'maan na 21 Maart, vér in April viel. Dien'eng-volge viel Pasen 1924 op 20 An-'1, innlaats van op 23 Maart. De geniale wiskundige Gauss heeft ruim anderhalve eeuw geleden een methode aangegeven, waardoor met be hulp van het jaartal en een paar een voudige getallen de Paasdatum kan worden becijferd. Voor 1954 gaat dit aldus: 1354 19; rest 16 (a) 1954 4; rest 2 (b) 1954 7; rest 1 (c) (19a) 24) 30; rest 28 (d) (2b -1- 4c 6d 5) 7; rest 6 (e). Aangezien de Paasdatum valt op 22 d e Maart, dus op 56 Maart, zou voor 1954 de 25ste April uit de bus komen. Maar zelfs Gauss heeft met be trekking tot Pasen geen formule zon der uitzonderingen kunnen opstellen en hij voegde er dan ook aan toe dat wan neer de datum op 25 April valt, a. gro ter is dan .10 en d gelijk is aan 28, 25 April moet worden vervangen door 18 April. Dit heugelijke feit heeft zich dan dit jaar voorgedaan. Ook voor 1981 geldt een uitzondering, maar daar zijn we nog lang niet aan toe. (Overi gens zij hieraan toegevoegd, dat de ge tallen 24 en 5, die zojuist aan de be rekende resten werden toegevoegd, be paalde constanten zijn, die voor de ver schillende eeuwen andere waarden kunnen hebben, zodat de formule van Gauss alleen betekenis heeft indien deze constanten bekend zijn). HET schijnt onbegrijpelijk dat men een tijdlang dit beweeglijke en moei lijk vast te stellen Paasfeest tevens als aanvang van het Nieuwe Jaar heeft genomen. Toch was deze ontwikkeling niet onbegrijpelijk. Aanvankelijk viel de Nieuwjaarsdag, in navolging van de Romeinen, op 1 Januari, maar aange zien op die dag nogal losbandige fees ten (de Saturnaliën) werden gevierd, werd in de eerste eeuw na Chr. van kerkelijke zijde het jaarbegin op 25 December vastgesteld. Dat lag eigen lijk in de rede, want toen door de zo juist genoemde Dionysius Eriguus de Christelijke tijdsrekening werd ontwor pen en de jaartelling vanaf de geboor te van Christus werd gerekend, lag het voor de hand ook het Nieuwe Jaar bij de geboorte van Christus te laten aan vangen. Maar in de practijk bleek het jaarbegin. dat midden in de maand De cember viel, toch wel buitengewoon onhandig. Daarom kwam men om streeks de zevende eeuw toch weer op 1 Januari terecht. Maar onder Karei de Grote liet men de Nieuwjaarsdag weer op Kerstmis vallen. En na die tijd is het geharrewar eigenlijk pas góed begonnen. Want nóg consequenter is het om het jaar te laten aanvangen miet Maria Boodschap, dus op 25 Maart. Dit voer de tegen het einde van de elfde eeuw in Frankrijk tot een andere nieuwig heid, want men ving het jaar aan met Pasen, zijnde het belangrijkste feest omstreeks 25 Maart. Deze Paasstijl heeft grote opgang ge maakt, zodat sinds ca 1100 overal daar mede rekening moet worden gehouden. Een onhandiger aanvang van het jaar dan Pasen is welhaast ondenkbaar. Over de bewegelijkheid van dit feest en de moeilijkheid om het vast te stel len, hebben we reeds gesproken. Als het nu treft, dat Pasen het ene jaar vroeg en het andere jaar laat valt, hebben de jaren een lengte die onder ling wel 70 dagen kan verschillen, waardoor bepaalde data het ene jaar in het geheel niet, en het andere jaar dubbel voorkomen! Op de vreemde consequenties die deze Paasstijl tot ge volg had en op de moeilijkheden die zich hierdoor bij de chronologie voor doen, zullen we kortheidshalve niet verder spreken. Genoeg zij, dgt wat onze streken betreft. Philips II in 1575 hieraan een einde maakte, een maat regel waarvoor we hem bij alle ver wijten die hij te incasseren heeft ge kregen, dankbaar kunnen zijn.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1954 | | pagina 5