EERSTE JAARGANG. No. 12, VRIJDAG 19 AUGUSTUS 1910 REDACTEUR-UITGEVER: C. NANNES GORTER. Bergen een Tuindorp. Tot zoo ver de „Zeister Courant." Ook te Bergen komen deze vraagstukken aan de orde. De snelle groei van het dorp, als gevolg van zijne verbinding met de zee heeft eene grondige studie noodzakelijk gemaakt van de wijze waarop zijne uitbreiding zoude kunnen geschieden, zonder het natuurschoon te bederven en zonder het dorpskarakter te doen verliezen. Men meent dit te kunnen bereiken door buiten den kom van het dorp, langs de Eeuwige Laan en Zeeweg, den Uilenvangersweg, in de duinen tus- schen den Zeeweg en de grens van Schoorl grootere terreinen, elk slechts voor één huis be stemd, voor bijzonder lagen prijs beschikbaar te stellen, zoodat er een tuindorp kan ontstaan van Bergen tot Bergen aan Zee, te midden van bos- schen, die öf reeds bestaan öf nieuw aangelegd zullen worden. Deze regeling geldt natuurlijk niet voor de terreinen in den kom van het dorp en in de onmiddellijke omgeving ervan. Daar zijn de ter reinen uit den aard der zaak kleiner en hooger in prijs. Voor het renbaanterrein is met het oog op den toegezegden grond voor den aanleg voor een hertenkamp, een plan in studie genomen. Het plan van aanleg van Bergen aan Zee is nu vastgesteld en zal spoedig verkrijgbaar zijn. Terreinen zijn daar beschikbaar gesteld 1. Aan den voet der duinen en op de duintoppen langs het strand ten noorden van het badhotel. 2. Aan beide zijden van den Zeeweg. 8. In het lager gelegen en daardoor beschutte allo dingen, op den voorgrond „tellen van het landelijke, het landschappelijke, het dorpsehe element, een eerste voorwaarde i om de besfaans- bronnen der gemeente te behouden en te ver meerderen, zij het ook langzamer dan menigeen wel wenschte, en de belastingdruk niet te ver zwaren, zij moeten het met leede oogen aan zien, hoe veel den verkeerden weg is opgegaan en nog gaat. Doch ook menig dorpeling is door dien stads- waanzin aangegrepen en verkeert in de meening, dat wanneer alles maar eenmaal grootsteeds is g-eworden en de landelijke winkels met de lok kende bloemrijke voortuintjes, door schitterende, liclitstralende glaspaleizen, met nuchter breede trottoirs zijn vervangen, dat dan alles wel beter zal gaan en de gouden eeuw eindelijk aanbreken. VooraL het rioleerings-ei-, wegenvraagstuk eischt grondige studie en meerder weten dan menigeen wel denkt en de mopperaars, die na ieder regen buitje adressen aan gemeentebestuur zenden met verzoek om rioleering en wegverbetering, mo gen wel bedenken dat de directe, onvoorwaarde lijk inwilliging hunner eischen, ons op een hellend vlak zoude brengen, aan het einde waarvan de financieele ondergang. De steden met hare verordeningen en bepalin gen, wijze van leven en bewoning zijn voor onze landelijk gedachte gemeente geen maatstaf, geen voorbeeld en een conventioneel zuiver financieel administratief gemeentebeheer, met belasting ver hooging als het begin en het einde van alle ge meentelijke bestuurswijsheid, is wel gemakkelijk, doch brengt ons niets verder. Hier moeten andere wegen ingeslagen worden; in vele gevallen zul len wij tot een meer eenvoudige en dorpsehe en daardoor goedkoopere wijze van aanleg van ver schillende dingen moeten terug kecren. Dat de bestaande straten gelegen in de kom of het dichtbebouwde' gedeelte van de gemeente, vooral waar de minstvermogenden wonen, op kos ten der gemeenschap met of zonder financieele medewerking van de direct belanghebbenden be hoorlijk in orde moeten gebracht worden, hetzij in eens of geleidelijk, is boven alle twijfel verhe ven. Voor de waterafvoer der wegen b.v. buiten het dicht bebouwde gedeelte van ons dorp, daar waar de eigenlijke villagiatuur begint, zou de kostbare riooleering zeer goed vervangen kunnen worden door de ouderwetsche. doch zeer doelmatige open dorpsgoten met verzamelbekkens, of ruime zink putten. Gevaar voor bodemvervuiling is daardoor niet te duchten, evenmin als door de particuliere zinkputten, wegens de groote tuinoppervlakte bij de landhuizen en den nog geheel maagdelijken zandbodem, die de bezwangering met meststoffen hoog van noode heeft. In de ruime villatuinen op het dorre zand kan ook nog heel wat materi aal uit beerput en vuilnisgat verwerkt worden, tot verlichting van den reinigingsdienst. De ruimte gedoogt niet dit thema uitvoeriger te behandelen. Alleen zij nog onder de aandacht ge bracht dergenen, die hier zijn komen wonen en veel meenen te moeten missen wat de steden boden, dat een flink paar overschoenen, desnoods klompen, veel goedkooper is en beter tegen vuil en water vrijwaart dan de mooiste harde wegen; dat een goede handlantaarn in een don keren winternacht meer nuttig licht op den weg geeft dan hier en daar een gaslantaarn, dat een helder brandende lamp boven de voordeur, de beste straatverlichting is en dat juist de groote bekoring, de poëzie van het leven in een land gemeente. schuilt in dat primitieve, doch daarom volstrekt niet minderwaardige middelenzich zelve helpen. Meer licht, dan het bestudeeren der verschil lende vormen van belasting, zou misschien een studie brengen van de beweging ten gunste dei- tuinsteden en dorpsehe nederzettingen. „Der Gartenstadtgedanke ist nahezu gleichzeitig in Deutschland, Schweden, England und Russland aufgetaucht, ein Beweis dafür, dass wir es hier nicht mit einem schonen Phanthasiebild, sondern mit einem Beitrag zurLösungder Wohnungsfrage zu thun haben, die uns die Logik der wirtschaft- lichen Entwickelung geradezu aufzwingt." Door een liefhebber van natuur en dorpsschoon werd on.s dezer dagen toegezonden een artikel uit de Zeister courant. Een gedeelte hiervan volgt hierbij .Man macht aber jede Villenkolonie zu einen Grossstadtfiliale. Da machen sich denn die baupolizeilichen Bestimmungen sofort wieder nötig, die das Bauen und Wohnen vertheuern, die Freiheit einschranken. Kanalisation, Strassenbau, u. s. w. verschlingen grosse Summen, und doch geniesst sie niemand unmittelbar; sie vertheuern aber das Wohnen. Also dörfische Siedelungsweisesie kann künst- lerisch, modern und unsern Lebensansprüchen genügend sein." Er bestaat geen vermakelijker menseh dan een stedeling, die buiten is gaan wonen. Verwend door de vele gemakken welke de steden aanbie den, klaagt hij -steen en been bij de geringste van die soms voorkomende ongeriefelijkheden, welke nu eenmaal aan het echte buitenleven verbonden zijn. Gaslicht, electrisch licht, rioleering, harde wegen, politietoezicht, reinigingsdienst, straatbesproeiing, scholen van allerlei aard, dit alles en nog meer moet er maar dadelijk wezen en wel zoo uitstekend mogelijk. Nooit is hij tevreden; altoos loopt hij te mopperen. Je mehr er hat, je mehr er will; Nie Schweigen seine Klagen still. Vooral de rioleering is zijn stokpaardje en na een flinke donderbui of bij plotseling invallend dooiweder bereikt zijn gejammer het hoogtepunt. Zijn ideaal schijnt wel te wezen, om zelfs bij het ergste liondeweer met keurige verlakte lage schoenen of rokken met het fijnste Brusselsche kant, smetteloos over de straten te kunnen gaan, en het zou geen verwondering baren wanneer zoo iemand, die eigenlijk niet waard is buiten te wonen, het gemeentebestuur verzocht om de lanen en „traten zijner woonplaats met glas te overkappen. Wanneer eindelijk alle wenschen vervuld zijn, het landelijke leven geheel voor het grootsteed- sche heeft plaats gemaakt, doch dientengevolge de belastingen verhoogd en drukkend zijn <»-e- worden, dan vraagt hij zich verwonderd, zoo niet berouwvol af, waarom hij dan die dure stad met de hooge belastingen verlaten heeft voor het landelijke dorpje, dat nu niet., landelijks meer heeft, doch een stad is geworden en wel een karakterlooze stad. Velen van dit soort menschen vertrekken dan weder, doch wat erger is, de ware liefhebbers van het buitenleven gaan zulk een oord voorbij en vestigen zich in streken, waar zij met Richard Wagner kunnen zeggen: „Ich wohne in einem ganzlich unentweichten Dorfe, -- ich bin der erste Stadter, die sich hier eingemietet hat." En zij, die bijtijds gewaarschuwd hebben en met nadruk er op gewezen dat alleen het, in

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1910 | | pagina 1