Bergensche Baö-, Duin- en Boschboöe BIJBLAD, behoorenöe bij öe f®? iSa W iSi ANALOGIE Tweeöe Jaargang. No. 1. Vrijöag 2 Juni 1911. Reöacteur-Uitgever: C. NANNES GORTER. Aöres: Bureau „De Nieuwe Courant", Alkmaar door LUCIUS. Het was zomer, maar niet warm. Geen lichte maan, zoodat de avond stikkedonker was. Zij zaten in het locaaltreintje naar Bergen aan Zee, de laatste tram, die vrij laat aankomt. Het station Bergen was al voorbij, en te vergeefs trachtten zij door de vensters in de duisternis iets van de landstreek, waar zij doorspoorden, te zien. Eerst toen de trein stilstond en schril floot, terwijl de mede-passagiers zich gereed maakten om uit te stappen, bemerkten zij, dat ze te Bergen aan Zee waren. Nu ook ont dekten zij een olielamp, die het perron verlichtte. Brr, wat een „unheimische" boel, zuchtte het twintigjarig dochtertje, met verwijtenden blik papa aankijkend. Wij lijken wel op een onbewoond eiland aan te komen, zei mama, trachtende nog andere lichten te ontdekken, dan de olie-lamp op het perron en die in de wachtkamer van het station zelf. Het moet toch een groot hotel zijn, waar we onze kamers hebben, antwoordde papa, om ze ge rust te stellen. Inderdaad, het was donker, eenzaam en stil. Alleen boven op het duin, van de villa Ulysses, werd, toen zij den hoek bij het station omsloegen, een gezellig rose schijnend licht zichtbaar, en daarna ook twee aan twee boven elkander gelegen, regelmatige vakken, het schijnsel door de ramen van het trappenhuis van het hotel. Maar overigens overal duisternis en stilte, alleen van uit de verte hoorde men het regelmatig ruischen van de zee, rustig en bescheiden op dezen kalmen avond. Mama raakte een oogenblik van den straatweg en struikelde bijna in het mulle duinzand. Je kunt geen hand voor je oogen zien, riep ze nijdig uit. Ik wou, dat we net als het vorige jaar naar Ostende gegaan waren, voegde het dochtertje er aan toe. Ik heb zooveel goeds van Bergen aan Zee gehoord, antwoordde de vader en leider van het gezelschap, dat ik verstandig vind met mijn oor deel te wachten tot morgen, als het dag is. In het hotel „Nassau-Bergen" aangekomen, klaarde al dadelijk de stemming van de dames op, want de door gas verlichtte hall zag er allerge- noegelijkst uit en zij waren meer dan tevreden over hun kamers. Na zich wat opgefrischt te heb ben, teruggekeerd in de hall, kwam een jongmensch naar hen toe, een ontmoeting aan de ouders blijk baar welgevallig, maar die het jonge meisje geheel onverschillig liet. Ten minste, haar begroeting was koel en zij toonde weinig blijk van belangstelling. Den volgenden dag, 's middags na de lunch, was het plotseling warm zomer-weeriedereen ver langde naar rust. Ellen, het twintigjarige meisje, niet wetende wat ze uit verveling doen moest, zat in een badstoel. Ze had een prulromannetje, waarin ze niet erg opschoot, en dat niet de moeite waard was om haar aandacht te boeien. Zij probeerde te slapen, maar ook dat ging niet. „Onzalige gedachte om naar een kleine badplaats te gaan", zuchtte ze ten slotte. Voor moeder was het wel rustig, maar zij hield alleen van het groote stadsleven en van groote badplaatsen, met gezellige strijkjes in de restaurants, en waar je heel veel mooi aangekleede menschen ziet. Zij hield niet van zoo'n rustig le ventje, zij wilde afwisseling hebben, van het eene feest in het andere. [Zooals vandaag, zou zij nu vier weken moeten doorbrengen: verschrikkelijk vervelend! De eenige kennis, dien ze gisteren ontmoet had, was Willem van der Heuvel, dien haar ouders alleraardigst: vonden en wel wat aan haalden, maar voor wien zij absoluut niets gevoelde, evenmin als voor Bergen aan Zee. Waarom, dat wist ze niet, zij had weinig op den jongen aan te merken, het was nu eenmaal zoo'n idee van haar. Tevens scheen het haar toe, dat haar ouders hem wel een goede partij voor haar vonden, en haar principe was, dat ouders niets met zulke dingen te maken hebben en dat ze vrij wou blijven in de keuze van haar man. Dit alleen zou een reden zijn, om tegen zoo'n slachtoffer altijd koel en terughoudend te zijn. Zij had nooit moeite gedaan om hem beter te leeren kénnen. Het was bovendien ook net wat voor dien jongen, om zijn zomermaanden in zoo'n nest te slijten, in plaats van, rijk als hij was, zijn genoegens in vroolijker oorden te zoeken. Willem van der Heuvel, langs het strand wan delende, had Ellen in haar badstoel zien zitten en stapte regelrecht op haar af. Zij groetje hem be leefd, toch blij iemand te hebben, om eens een praatje mee te maken. Wat een gelukkig toeval tegelijk met U hier te logeeren, zeide hij. Hoe komt U er toch toe, U zelf zoo te ver bannen, was haar wedervraag. Ik ben hier uitsluitend voor mijn pleizier, Bergen aan Zee is een heerlijk oord, maar zelfs al was het niet zoo, zou dan Uw gezelschap niet alles vergoeden Altijd complimenteus, mijnheer van der Heu vel, ik dank U, maar denkt er aan, wij zijn niet op een diner, waar wij ons best moeten doen ons en de andere gasten te amuseeren. Waar zal ik hét genoegen hebben Uw ouders te ontmoeten Moeder zal dadelijk komen; zij heeft het te kwaad met de warmte en doet haar middagslaapje, en ik geloof, dat vader zoo onverstandig is te gaan wandelen. Gaat U maar zoolang tot hun terug komst in dien badstoel zitten. Willem van der Heuvel glimlachte, ging zitten, na zijn pantalon met keurige vouw op de hoogte van de knieën wat te hebben opgetrokken, en keek toen het jonge meisje aan. Altijd wanneer hij haar weer zag, was hij onder de bekoring van dit lieve wezentje. Hij zou, hij móest de overwinning be halen. In de stad gevierd, omringd door een groo- ten kring van jongelui, had hij nu het rustige besef haar voor hem alleen te hebben. Wat een hitte vandaag, zei ze toen opnieuw, men kon toch geen stommetje spelen eigen lijk ontevreden over zich zelf, om hem maar niet weg te laten gaan en bij haar te laten zitten, zon der dat zij wist, wanneer moeder komen zou. Net goed weer om te tennissen, antwoordde Willem. Kun-je tennissen in Bergen aan Zee, riep ze ineens uit met een van vreugde stralenden blik. Er zijn prachtige banen. Waar zijn die dan? Hier vlak bij. U schijnt nog niet op de hoogte van de genoegens van ditnest, voegde hij er lachend aan toe. Zondag groote tennis-wedstrijden. U heeft gelijk, antwoordde zij, nu veel vrien delijker, ik heb niets gedaan, sedert gisteren, dan gewandeld van het hotel naar het strand en van het strand naar het hotel Ik moet zeggen de eetzaal is gezelligIk heb eigenlijk het gevoel of ik een zeereis maak, waar je op de boot altijd maar weer blij bent als de etensbel luidt. Maar wat doet U den geheelen dag? Kijken naar de lucht, turen in zee, wandelen door de Berger bosschen en Schoorlsche duinen Ik wist niet, dat U zoo poëtisch wasof zoo lui, om daarmee Uw tijd te verdoen. Freule, antwoordde hij daarna, ik moet U eerlijk bekennen, dat U mij tegenvalt. Onwillekeurig beet Ellen op de lippen en dacht „brutale jongen". Hij moest oppassen met onhan digheden en brutaliteiten te zeggen. Toch kon ze niet nalaten hem even aan te kijken en zag op zijn anders zoo vroolijke gelaat een somberen trek. Had hij dus gemeend, wat hij zei? Dat spijt mij nu toch ontzettend, riep ze spottend, een beetje hoonend zelfs, uit. Hij keek haar vriendelijk aan en zei daarna be deesd Tracht U eens een oogenblik ernstig te zijn. Ik geloof, dat U somtijds in Uw oordeel te voorbarig bent, jat U de dingen veroordeelt, vóórdat U de moeite genomen hebt om ze te leeren kennen, om ze te doorgronden Ellen keek strak voor zich uit, zonder hem ge lijk te willen gevenmisschien voelde ze, dat hij gelijk hód. Ik kan mij begrijpen, ging hij voort, dat U in de stad aan niets dan aan diners en partijen denkt, want daar is geen natuur. Maar is dat ruischen van de zee niet de lieflijkste muziek die je kunt hooren. Voelt U nu heusch niets voorden aanblik van die oneindige watervlakte, telkens weer anders gekleurd, groen, blauw, lichtblauw, fonke lend van zilver? En kijkt U daar eens naar die prachtige heldere wolkenmassa's, ontzaggelijk groot, zooals ze daar midden in 't luchtruim zweven! Maar zelfs, al was uw hart daarvoor niet zoo ont vankelijk, wat ik niet kan gelooven zou 't dan niet gelukkig zijn, het schoone van de natuur te leeren kennen. Mag ik U wijzen op het mooie en het aangename van Bergen aan Zee? Ik ben overtuigd, dat uw vooroordeel dan zal verdwijnen. Ellen antwoordde niet, maar zat peinzend voor zich te staren. Zij had nooit gedacht, dat hij zoo vrijmoedig tegen haar durfde spreken, en dat zij door woorden van hèm zoo onder den indruk kon komen. Maar hij had misschien wel gelijkje moest de menschen en dingen leeren kennen. Waarschijnlijk, en ze moest bij deze gedachte even innerlijk glimlachen, had zij zich omtrent hem ook wel vergistZij keek hem, het hoofd oprich tende, even aan en zei... niets. Dag, mijnheer van der Heuvel, klonk ineens een bekende stem. Het was Ellen's moeder, die uitgerust, haar dochter op het strand kwam opzoeken. Ellen werd vroeg wakker, zij kon niet meer in slaap komen. De heldere zonneschijn scheen door het venster. Zij besloot op te staan en een wan deling langs het strand te maken. Het was zeven uur toen zij het hotel uitging en weldra was zij op het strand. Er was niemand te bespeuren. Een kalme rust lag over de natuur

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1911 | | pagina 5