Het lichten der Zee. VRIJDAG 30 JUNI 1911 TWEEDE JAARGANG. No. 5 REDACTEURUITGEVERC. NANNE8 GORTER ADRES: BUREAU „DE NIEUWE COURANT", ALSMAAR Korte berichten. Gedurende de warme dagen voor en tijdens Pinksteren heeft de zee aan het strand bijzonder mooi gelicht. Er was te Bergen aan Zee slechts één roep over dit prachtige, altoos opnieuw bekorende natuurtafreel Als de temperatuur straks, naar we hopen, wat zoeler wordt, zal het lichten der zee bijna avond aan avond te bewonderen zijn en daarom vestigen wij er speciaal de aan dacht op van de te Bergen-binnen vertoe vende badgasten. Als deze zich op warme zomeravonden naar het strand begeven, zullen zij mèt orrs nog beter voelen en be grijpen de schoonheid van de volgende poëzie Nu streelt de wind met zacht gesuis der duinen hoogsten rand, Nu zingt de zee haar avondzang, nu gloeit het vochtig strand. Tot aan de verre Westerkim een trillend lichtspoor blinkt En in een aureool van vuur de zonneschijf verzinkt. Zie hoe de dag in vollen glans zijn stervensuur begroet, De zee is louter smeltend goud, de hemel enkel gloed! De wind wordt stiller, slechts de zee nog hoorbaar ademhaalt Dan kwijnt het licht, de kim verbleekt en snel het duister daalt. De branding krult en breekt en schuift een vlokkig witten rand, Die telkens hooger streepen trekt op 't droge, bruine zand. En plotsling schiet een phosphorgloed hoog langs der breekers top En lost de schuimlijn zich in vuur, in vloeibaar zilver, op! O! wie genoot ooit lang genoeg dit heerlijk schoon gezicht! Zie golven-rijen achtereen, die spatten in dit licht! En als ik dralend huiswaarts keer, neem ik d'herinn'ring mee, Dat ik een wonder heb aanschouwd: het lichten van de zee. S. De heer C. J. Schotel Fzn., redacteur, van het Handelsblad, schrijft ons: Ge vraagt mij, vriend en collega, nu ik heenga van hier, in een paar woorden mijn indruk weer te geven van Bergen. Gaarne Bergen! Onbekend was het lieve dorpje mij niet! Een jaar of vijftien, twintig geleden logeerde ik er, als jongen, in „De Rustende Jager", toen, als ik me goed herinner, het eenige logement. Dat, en „Vrouwtje in 't Duin" was eigenlijk het eenige waar men zich kon neerzetten of logeeren. Een tramomnibus, die bij Vegnhuizen haar stand plaats had, onderhield de gemeenschap met Alk maar. En nuEen vriendelijk treintje brengt er u in een kwartiertje. Brengt u zelfs verder, naar Bergen aan- Zee, waarvan toen natuurlijk nog geen sprake was. Maar wel stond toen al in Bergen- binnen zooals vanzelf spreekt de Kerkrui'ne met den muur er omheen, die aan het dorp zoo iets merkwaardigs, ik durf wel zeggen, iets eigens geeft. Wel herinner ik mij de prachtige Sparrenlaan maar ge vraagt me om een indruk, niet om een herinnering. Welnu! Wie bosch wil en zee en duin, een heer lijke gezonde lucht waarin ge wandelen kunt, uren lang, zonder van vermoeidheid iets te bespeuren wie een omgeving wil om eens echt uit te rusten naar lichaam en geest hij zorge, dat zijn naam zoo spoedig mogelijk gedrukt staat in uw „Badbode" onder de lijst der logeergasten. Bosch en zee en duin! Een combinatie, die, dunkt me, toch wel ieder bevredigen moet. Bosch maar niet somber. Lichte open plekken telkens weer, en om u heen 't vroolijk gezang der vogels, 't geroep van den koekoek, 't gekwetter van de reigers in hun nesten. Duin maar begroeid met dennen en eiken, waartusschen haasjes wegijlen bij de nadering van den wandelaar. Een duingezicht als tusschen Bergen en Schoorl ge zult het elders tevergeefs zoeken. En dan, de zee! „Zacht zingt de* zee zangen van weemoed, „Zacht zingt de zee zangen van wee!" Dat waren, herinner ik me goed, de dichtregels die ge vroeger in onze gemeenschappelijke redactie kamer placht te citeeren. 't Zal mij benieuwen of ge nog zoo weemoedig gestemd zijt, wanneer ge haar in jonge, jolige kracht ziet aanbruischen en stormen op het strand van Bergen aan Zee, dat lieve „Benjaminnetje" onzer Hollandsche badplaatsen. Ge vraagt mij een indruk. Welnu, ziehier: Bergen heeft volgens mij zijns gelijke niet! In den „Berger Boekhandel" hebben de heer en Mevrouw T. v. d. Hoefvan Rossem éen interes sante tentoonstelling van hun werken 'geopend. Van Mevrouw v. d. Hoef hangen er verschillende groote bloemstukken in witte lijst waarvan vooral de azalea's en chrysanten de aandacht trekken. Verder zijn er eenige krijtteekeningen en in een donkere lijst vervatte stukjes van viooltjes, gouden regen, O.-I. kers enzgebatikt op perkament. De heer G. v. d. Hoef exposeert een fraaie in lichte tinten gehouden nieuwe Stadswijk, eenige Japansche poppen, een paar etsen en enkele andere schilderijen, die de belangstelling van velen ver dienen. Op een tafeltje zijn verschillende gebatikte voorwerpen tentoongesteld, boekenleggers, kussens, boekengordijntjes, enz. De te Bergen vertoevende vreemdelingen raden wij ten zeerste aan een kijkje te gaan nemen Dat Bergen hoe langer zoo meer een geliefd oord wordt voor de leden onzer huidige Regee ring bewijst wel het feit, dat na een bezoek van Minister Heemskerk, thans aan „de Haemstede" is afgestapt de heer J. J. de Waal Malefijt, minister van koloniën. Vaderlandsche en openluchtvoorstellingen volgen in Duitschland elkander meer en meer op; zij heb ben plaats in alle deelen des Rijks. Ook in ons land is dit het geval; de Studenten te Utrecht en Atevrouw Grothe te Hilversum zullen laten zien wat dilettanten op dit gebied vermogen. Te Bergen zal echter op 18 Aug. a.s. de eerste openluchtvoorstelling in de bosschen van „Oud- Kranenburgh" gegeven worden door een gezelschap van beroepsspelers, onder directie van den heer Willem Royaards. Deze en Mevrouw Royaards zullen in „Adam in ballingschap" de hoofdrollen vervullen. De vertooning zal plaats hebben des middags tusschen 4 en 6 uur, omdat dan de nuan ceeringen mooier zullen zijn dan tusschen 2 en 4 uur. De welbekende criticus van het N. v. d. D., de heer J. H. Róssing, vermeldt dit in zijn blad en voegt er aan toe, dat tegen half zeven 't in Aug. aanvangt lichtelijk te donkeren. Dit zal de stem ming voor het slot van „Adam in ballingschap" ten goede komen Men is reeds begonnen het terrein van „Oud- Kranenburgh" voor deze voorstelling in orde te maken. De heer Frits Lapidoth, tooneelcriticus van „de Nieuwe Courant" en letterkundige te "s Graven- hage, schrijft ons: „Tot mijn leedwezen ben ik er niet zeker van 18 Aug. in het land te zijn, maar zoo mogelijk, zal ik gaarne de opvoering van „Adam in balling schap" komen bijwonen. Het plan juich ik zéér toe, het kan prachtig worden! Als de Royaardsen voor zoo iets veel gevoelen, dan wordt het ook schitterend. Ik ken geen tweede paar idealisten, die zóó heerlijk hun idealisme in daden weten te uiten". De eerste uitvoering van het Berger Fanfare corps heeft kon het ook anders? succes gehad! Jammer dat het weer niet beter meewerkte De bezoekers zaten op de nieuwe stoelen onder

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Bergensche bad-, duin- en boschbode | 1911 | | pagina 1