TWEEDE JAARGANG- No. 12 ZATERDAG 19 AUGUSTUS 1911
REDACTEUR - UlfftETÊRC. NANNES GORTER
ADRES: BUREAU „DE NIEUWE COURANT ALKMAAR
BOUWTERREINEN.
ZONSONDERGANG.
LOSSE NUMMERS
van de „Bergensche Bad-, Duin- en Bosch
bode" en „Het liedje van den Bergenaar"
zijn te Bergen uitsluitend verkrijg
baar bij P. J. BROUWER, naast den
„Berger Kunsthandel", a 5 cent per nummer.
Te Bergen aan Zee is dit blad te ver
krijgen bij A. PASSER (Café Prins Maurits),
alwaar ook „Het Liedje van den Bergenaar"
is te bekomen a 10 cent.
Inlichtingen omtrent de Bouwgronden te
Bergen en Bergen aan Zee zijn te verkrijgen
op Huize „KRANENBURGH" en bij P. J.
BROUWER te Bergen.
Het is maar zeldzaam, het godenspel, dat
de zon speelt met de zee en haar golven
en haar schuim, met de wolken en de lucht,
met ons oog, ons denken en voelen, onze
ziel en ons hart.
Misschien zou veelvuldige herhaling, zelfs
van 'die weergalooze bekoring de toover-
kracht breken, haar macht verminderen;
het aangrijpende schoon minder doen uit
schitteren.
Maar nu blijft het hoogtij, blijft het 'n heel
groot feest, dat hemel en zee aan de aarde
bereiden, wanneer Bergen aan Zee zijn zons
ondergang heeft.
Want wel gaat de zon daar alle avonden
onder en kruipt zij na een vluchtig „goede
nacht" schier ongemerkt onder de golven
als een slaperig mensch onder de wol, maar
nu en dan lust het haar, zich even voor
het afscheid, na een langen, vroolijken,
mooien dag, te tooien in haar schitterend
gewaad van stralen en kleuren van goud
en vlammen, de wolken te grijpen, er violettèn
haarden van te maken met hoog vlammend
vuur, dat vuur nu eens te beteugelen tot
Smeuling, dan weer op te jagen tot sprin-
kelende vonken en liqjit-spatten van rood
en goud; dan weer de zee te kleuren, over
haar gansche onmetelijke lengte breede
forsche strepen te trekken van edel donker
blauw, bloedrood en purper, oranje, in geel
en zachtgeel vervloeiend.
Dan loopt er somtijds een forsche streep
kleur over hemel en zee, maar wat verder
is de kleurgrens scherp en duidelijk tusschen
zee en hemel en weer verder loopen alle
scheidingen evenwijdig met den horizon,
waar nochthans zee en hemel ineenvloeien;
verder, heel ver van het brandend spattend
goud van den vurigen bol worden de kleuren
egaler, rechts heel anders dan links dikwijls,
hier ernstig, diep blauw, daar grijs, maar
overal en tot aan den gezichtseinder aan
alle kanten is alles duidelijk beheerscht door
de bron van licht eh van alle sehoonheid
en heerlijkheid; nu en dan zendt zij een
paar matte lichtbundels over het heele uit
spansel en de heele zee, als om haar vol
strekte heerschappij zichtbaar te maken.
Mooi, netjes, precies op hef zilveren
draadje aan den verren horizon glijdt dan
een heel sierlijk geteekend scheepje, juist
waar het oog een stoffeering vraagt in het
rose of geel van den hemel en wat verder
op- het draadje, maar geen stukje verder
dan noodig is, weer een ander scheepje.
En telkens, maar geleidelijk, verandert dat
alles, dan krijgen de scheepjes zijn ze
er ook, als de zon haar wonderspel niet
speelt, hebben ze nog een andere reden
van bestaan en van daar te zijn dan in der
schoonheid dienst onze ziel te verkwikken?
dan krijgen de scheepjes een anderen
achtergrond, dan nemen stralen en strepen
een andere richting, dan komen er andere
tinten en schakeeringen, dan vloeien deze
ineen, en splitsen zich gene, dan worden
ze hier intenser, ginds vager en brokkelt
de zon zilveren staven aan kogeltjes en
schijfjes over alle kleuren en tusschen alle
goud.
Elke schakeering, elke straal en schitte
ring heeft zijn invloed in het menschelijk
gemoed, spreekt er zijn taal, zingt er zijn
lied, elke verandering in het beeld wordt
er weerkaatst, heel de ontwikkeling van het
spel van .kleuren en stralen, van schittering
en schoonheid leeft het hart mede.
En nuverschillen de mensehen en zijn
hun charten niet aan elkander gelijk, maar
geen is er nog gevonden, bestand tegen dë
bekoring' van- dit'kletirfestijn.
Het kind van .de'oérggn,..:voor het eerst
aan het zeestrand, opgetogen en de oude
visscher, die de zee en al wat zij te aan
schouwen geeft, al zooveel jaren ként, ge
niet, als de groote-stadsmensch, de provin
ciaal, de vreemdeling.
Daar staat op het strand een heel jonge
man in het heel erg wit flanel met zeer
hoog omgeslagen broekspijpen, boven bi
zonder hard-gele schoenen en de wolkjes
van een buitengemeen fijne sigaret komen
merkwaardig langzaam en zwak van tusschen
de opmerkelijk traag zich openende lippën.
Hij staart in de zee en een allerpoppigst
jong dametje staat naast hem en kijkt ocik
naar den gezichteinder.
En toen daar een breede straal van het
zuiverst, schitterend zilver uit de mengeling
van vuur en kleuren neerschoot en zich
snel een weg baande over het watervlak,
dwars door een zestal kleurgebieden heep
zijn scherp omlijnd stuk zilver leggend, toen
danste de heele fijne sigaret even op en neer
en de heel trage lippen ontsloten zich
„Tóch leuk
O zon, tel onder de oneindige zegepralen
op uw dagelijkschen tocht door het Heelal
deze overwinning niet te licht!
Bedenk, dat ge geen voetbal zljt en g'èen
paard, zelfs geen meisje en tracht te be
vatten, hoe wondere werkingde. uwe is,
hóe albeheerschend uw macht, dat gij ip
deze luxueuse, sportieve hersens een aan-
doeninghebt weten te wekken van schoonheid.
Weet, dat gij hier de betuiging van hoogste
tevredenheid hebt verworven, die voor u te
bereiken valt.
Waardeer, o zon, vooral het 'woordje
„tóch". Het beteekent: „al zijt ge dan oók
maar de alledaagsche, voor allen schijnende
en dus min of meer ordinaire zon, ik geef
gaarne toe, dat in deze uw Leistpng wel
iets te prijzen valt."
Zon, ik wensch u geluk met een zoo
groote zegepraalroept een correspondent
van de „N. R. Ct" uit, en wij zeggén het
hem volmondig na!
:s 5i /.')C
r